Samenvatting boek 'the return of the kosher pig' van I. Shapira

 Samenvatting/boekbespreking en vertaling van het boek ‘the return of the kosher pig’- Itzhak Shapira (klik hier voor meer informatie over dit boek zelf) 

Een aantal inleidende aspecten

-          In het ultra-orthodoxe jodendom is het chassidisme een belangrijke stroming. In het chassidisme vinden wij de volgende gedachte: de Messias en Zijn koninkrijk komen alleen, indien de waarheid zichzelf in de juiste context presenteert. De Hebreeuwse woorden hiervoor zijn respectievelijk orot (lichten --> waarheid) en kelim (instrumenten om de Messias te tonen[1]). Wij als gelovigen in de Messias, Yeshua (ook wel Jezus genaamd), hebben de waarheid in het Brit Chadasja (NT). Om de Joodse Messias Yeshua aan de rest volk te kunnen tonen, moeten wij die waarheid (orot) met de juiste instrumenten kunnen brengen (kelim). Dan ontstaan er zogenaamde goddelijke vonkjes (Gen. 1:26). Het koninkrijk zou, volgens deze gedachte, dan komen als alle vonkjes weer verzameld zijn[2].

-          In het boek komt het begrip chazal חזל veel voor. Dit is een Hebreeuwse acroniem[3] voor chachamenoe, zichronam livracha. Dit betekent: de wijzen, hun aandenken zij tot zegen. Het is dus een naam voor een groep mensen. Shapira kent autoriteit toe aan chazal. Dit lijkt tevens bevestigd te worden in Mat. 23: 1-3.

-          Shapira wil waken voor een conversatie met doven (sicha lecharshim). Met andere woorden: een discussie die geen vrucht draagt. Hij stelt dat als de Messias voor Joden niet herkenbaar is als de grote Admor (acroniem voor adonenoe, morenoe w-rabenoe[4]), dan zou hij de Messias voor niemand zijn.

-          Als wij claimen gezanten van de Messias te zijn, dan moeten we ons afvragen hoe we dat kunnen zijn, als we de zender niet begrijpen.

-          De titel is ‘de terugkeer van het koshere varken’. Varken is in het Hebreeuws chazir en heeft taaltechnisch een link met het werkwoord chazar. De orthodoxe joodse stroming Chabad heeft een folder uitgegeven waarin staat dat het varken (chazir) terug gaat keren (chazar) naar Israël. Shapira merkt hier in op, dat als iets terugkeert, dat impliceert dat het er al eerder is geweest. Anders kan het niet terug keren.

Op midrashisch niveau staat het varken voor Rome en heeft het een link met het christendom en de Messias.

-          Op Sod-niveau stelt men dat er in de hemelen een prins is, die de naam chazir-el heeft. Dit kun je vertalen als: het varken is god, of: varken van god. De reactie van de rabbijnen hierop is dat deze prins de vervolger van Israël was en dat God hem in de toekomst terug doet komen als de beschermer van Israël.

-          Een midrasj heeft niet dezelfde belangrijkheid als de Schrift zelf, maar het voorziet ons van een concept, een gedachte of idee dat in de tekst gevonden kan worden.

Rabbijnen

In discussies tussen gelovigen in Messias Yeshua en rabbijnen, wordt door laatstgenoemde groep nog wel eens gesteld dat wij sommige Psalmen aanhalen als profetisch, terwijl zij zeggen dat de Psalmen geen profetische belangrijkheid heeft. Er is echter een joods geschrift[5] die wél stelt dat de Psalmen profetisch kunnen zijn.

Hier zien we dus joden het niet altijd met hun eigen geschriften/leraren eens zijn. Shapira geeft aan dat aan de wijzen (chazal) de autoriteit is gegeven om de Schrift te interpreteren en om halacha vast te stellen. Maar, stelt hij, we moeten daarbij wel onderscheid maken tussen de autoriteit hiertoe hebben en ook daadwerkelijk de juiste interpretatie hebben. Niemand in het traditionele jodendom heeft een monopolie op de interpretatie op de natuur van de natuur van de Messias en zijn Godheid.

Er is een joodse organisatie, genaamd Jews for Judaism, die zich sterk richt op het bestrijden van gelovigen in Yeshua de Messias. Het is in feite een tegenbeweging op de Messiaans-christelijke organisatie Jews for Jesus.

Een rabbijn van die Jews for Judaism zegt dat we vóór elke discussie over de Messias een strikte definitie moeten vastleggen over wat een Messias is en wat zijn taak is. Daarbij zegt hij dat de Messias dé toekomstige Davidische Koning is. Hij suggereert daarbij dat dit de algemeen aanvaarde definitie van de joden is. Shapira zegt daarentegen dat er in de afgelopen 2000 jaar helemaal geen overeenstemming is gevonden in het definiëren van wat een Messias is en wat zijn taak is. Dat blijkt wel uit de vele valse messiassen die er zijn opgestaan en die ook daadwerkelijke joodse volgelingen hebben gehad. Ook zou de Talmoed geen systematische visie hebben op de persoon van de Messias.

Shapira stelt dat de aanpak om de ware natuur van de Messias te presenteren, moet gebeuren dóór het jodendom, niet langs of buiten het jodendom. Het jodendom heeft immers een systematische methode om de Schrift te interpreteren, namelijk ‘pardes’. Met deze methode refereert men gewoonlijk aan de geheimen van de Tora binnen het jodendom; verborgen zaken.

Voordat men diep in de geheimen van de Tora duikt, moet men eerst de ש''ס shas beheersen, dat is: de fundatie van de tekst zelf en de commentaren erop.

Pardes

Pardes is, zoals gezegd, de systematische methode om de Schrift te interpreteren. Het is een acroniem voor de woorden pshat, remez, drash en sod, die de elk naar de diepere laag verwijzen.

Pshat is de meest simpele, het staat namelijk voor de meest basis- en fundamentele laag in het begrijpen van de Hebreeuwse Bijbel. Het is dus niveau 1 qua interpretatie van de tekst.

Remez is de tweede laag qua interpretatie van de tekst van de Hebreeuwse Bijbel. Het woordje remez betekent zoiets als clue of aanwijzing. Die aanwijzing in de tekst kan zowel taalkundig van aard zijn, maar ook qua structuur. De aanwijzingen zijn het meest zichtbaar in de Hebreeuwse taal. Bij vertalingen gaan ze vaak verloren.

Drash staat voor het ondervragen/onderzoeken van de tekst. Dit wordt vaak gezien in allegorische interpretatie (zinnebeeldige voorstelling) van de Bijbel. In feite gaat het hier dus om de ‘preken’, de midrashim. Die kunnen we namelijk gebruiken in ons begrijpen en afleiden van het algemeen gevoel van de studie-aantekeningen van de rabbijnen.

Volgens Shapira moet er in de drash wel een connectie zijn met de pshat, met de meest simpele, basis-laag van de tekst.

Sod is Hebreeuws voor ‘geheim’ en dit verwijst naar het vierde niveau qua interpretatie. De geheimen van de Tora bevatten bijvoorbeeld waarheden over Gods natuur en hier valt bijvoorbeeld ook gematria, kabbala en Zohar[6] onder. Alleen mannen van boven de 40 jaar mogen dit volgens het jodendom bestuderen. De Zohar introduceert desalniettemin een uniek begrip van het concept ‘Messias’, namelijk zijn goddelijke natuur en doel.

In het boek van Shapira wordt een voorbeeld gegeven van de bekende Chabad-rabbijn, Yitzchak Ginzburg. Hij heeft namelijk een link gelegd tussen Abraham en Sara die zielen ‘verworven’ uit de natiën en hen deed enten op hemzelf, zoals de traditionele uitleg is bij Gen. 12:5, en de Messias die de natiën zal enten op Israël.

Shapira zegt dat joden die in Yeshua als Messias gaan geloven, door hun mede-joden wel eens als mumarim worden bestempeld, als mensen die een andere godsdient gaan aanhangen en een andere god dienen. Dit is echter een veel te makkelijk stempel door hen, want het Brit Chadasja (NT) is juist een joods boek! Het staat vol van getuigenissen van joden die een wereldbeeld[7] hadden waarin zij prima een goddelijke Messias konden verwachten. We moeten volgens hem een onderscheid maken tussen de joodse tekst die het Brit Chadasja is, en het historische gebruik ervan door de kerk en christenen in de geschiedenis.

Ontwikkeling van rabbijnse literatuur

Shapira geeft een overzicht van verschillende tijdperken waarin belangrijke rabbijnen leefden en werkzaam waren.

-          1-225 n. Chr. – tijdperk van de Tannaïm --> vanuit de plaats Yavneh werkten er zo’n 120 Tannaïm aan canonisatie van de Tenach. Voornamelijk van de ketoevim, de geschriften.

-          225-580 n. Chr. – tijdperk van de Amoraïm --> met 3000 man stelden zij de Talmoed vast. Dit gebeurde zowel in Israël als in Babylon.

-          590-690 n. Chr. – tijdperk van de Saboraïm --> in deze periode werd er commentaar op de Talmoed geleverd. Het woord Saboraïm komt van het begrip baäl sevara; iemand met diep verstand.

-          700-1080 n. Chr. – tijdperk van de Geoniem --> in deze periode werd de shut (acroniem voor she’elot utshuvot) vastgesteld. Dat is een lijst met documenten en argumenten over verscheidene halachische[8] regels, gebaseerd op de Talmoed.

-          1100-1500 n. Chr. – tijdperk van de Rishoniem --> de Rishoniem stelden de autoratieve joodse teksten vast, zoals de commentaren op de Tora van Rasji en bijvoorbeeld de Misjne Tora en het boek der geboden van de Rambam.

-          1500-1948 n. Chr. – tijdperk van de acharoniem --> in deze tijdsperiode werd de sjoelchan aroech vastgesteld, als een set van halachische regels binnen het traditionele jodendom.

Verder geeft Shapria aandacht aan het begrip targum. Een targum betekent letterlijk ‘vertaling’ en is autoratieve weergave (=musmach) van hoe de Tenach begrepen zou moeten worden in de juiste context.

Een voorbeeld is de Targum Onkelos, de vertaling van de Tora door meneer Onkelos. Hij laat soms ook al wel halachische interpretaties in zijn vertaling doorschemeren evenals midrashische interpretaties. Verder vermijdt hij de humanisatie en personificatie van Gods kenmerken en acties. We moeten dus kijken naar de gehele context van het joodse denken uit díe tijd en niet alleen maar kijken naar hoe het jodendom in de 21e eeuw de Tenach interpreteert.

Shapira geeft aan dat Paulus (Sha’ul) aan mondelinge overlevering deed, zoals we kunnen lezen in 2 Thes 2:15: ‘’Zo dan, broeders, staat vast en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief.’’

Onze argumenten vóór Yeshua de Messias, moeten gebaseerd zijn op Bijbels jodendom en níet op het rabbijnse jodendom, indien er een tegenstrijdigheid ontstaat in de interpretatie van de Bijbelteksten.

Shapira gelooft niet dat de Talmoed en de Zohar goddelijke geïnspireerd zijn. Dat komt bijvoorbeeld door de tijdsvoorspellingen die erin gegeven worden niet uit zijn gekomen. Zie pagina 48 van het boek, waar enkele voorbeelden gegeven worden, bijvoorbeeld over wanneer de Messias zou moeten komen en wanneer het Jaar des Heeren zou zijn.

Shapira geeft veel gewicht aan de letterlijke Tora-tekst zelf. Hij zegt dat de Hebreeuwse Bijbel door elke Jood gelezen en begrepen kan worden, zonder Rashi’s of Rambam’s commentaren.

Shapira vindt het belangrijk om alle Joodse bronnen te gebruiken in ons onderzoek naar- en de presentatie van bewijs voor de Messias. Die bronnen moeten we volgens hem echter niet zien als hemelse bronnen. We dienen ze te gebruiken als raamwerk dat ons helpt in onze zoektocht en patroon van denken bij het zoeken van de Messias. De Talmoed, is volgens hem een belangrijk commentaar op het Woord van God met velerlei gedachten en meningen erin.

De kennis, verstand en briljantie van de vele grote rabbijnse geleerden moet niet onderschat worden. Deze mannen hielden van God met hun hele hart, voor zover zij konden begrijpen. Denk bijvoorbeeld aan Rashi[9] en Ibn Ezra die vele commentaren op de Tora hebben geschreven en op andere Bijbelboeken. Ibn Ezra schreef het boek ‘book of the straight’.

De Ramban[10] had groot respect voor deze mannen, maar hij was wel hun grootste tegenstander, wat commentaren betreft. Hij schreef ook werken met bekende namen, zoals de Mishne Torah (halachisch werk) en ‘The guide for the perplexed’.

De Radak[11] is bekend van zijn commentaren op de profeten en was een taalexpert. Ha-Ari[12] en zijn discipel Chaim Vital zijn verantwoordelijk voor het werk etz chayim.

Eigenschappen van God

Mensen die tegen de goddelijkheid van Yeshua zijn, halen vaak Bijbelteksten aan zoals Num. 23:19, waar staat dat God geen mens is en zich zou moeten bekeren[13]. Maar, de Joodse mensen die dit vaak aanhalen, geloven (vaak) zelf wel wat er geschreven staat in Cholin 60b, waar God wordt beschreven als dat Hij gezondigd zou hebben en zich hiervan moet bekeren. We moeten hen dan vragen hoe het kan dat God zou zondigen, terwijl Hij geen mens is. We lezen immers in Deut. 32:3: ‘’Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gerichte. God is waarheid, en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij.’’

Verder wordt God menselijke eigenschappen tegekend in de Talmoed, Brachot 6a en 7a, waar wordt beschreven dat God zou bidden en tefilin[14] zou dragen.

Shapira beschrijft deze dingen om aan te tonen (denk ik) dat het Jodendom niet consistent is in haar Godsbeeld. God zou niet als mens kunnen verschijnen, als het om Yeshua gaat, maar toch verschijnt God wel in menselijke beschrijvingen in verschillende Joodse teksten (zoals hiervoor gezien), en in verschillende targumim[15].

Shapira geeft aan dat er eigenlijk maar twee opties zijn, als we trouw zijn aan de pshat (oppervlakkige betekenis) van de Bijbeltekst uit Num. 23:19. Er zijn eigenlijk volgens Shapira maar 2 opties:

1.       God is één (echad à samengestelde eenheid) en de Messias is goddelijk van aard, dus hij is dan niet compleet Ben Adam (menselijk).

2.       God is waarlijk één (jachid à unieke eenheid) en de Messias is een onderscheiden wezen dat geen deel is van God en de Messias is niet goddelijk.

De Messias

Het is volgens Shapira van levensbelang om te beseffen wie de Messias is, want in Joh. 5:24 en 39-40 leert Yeshua ons het volgende: ‘’Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven.

Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.’’

Shapira concludeert hieruit dat het leven alleen tot hen komt, die Yeshua als de Messias van Israël accepteren. Yeshua geeft immers het leven en plant dat in ons. Dat is vrij moeilijk om te bevatten als we dat tekst uit Num. 23:19 en Deut. 4:35[16] lezen.

Yeshua zag zichzelf als de eigenaar van alle autoriteit[17], blijkens Joh. 5:24: ‘’Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven.’’

Hij spreekt minstens namens God en verwijst er meerdere malen naar dat Hij de sleutels van het Koninkrijk in handen heeft[18].

Mensen zouden hier tegenin kunnen brengen, dat elke profeet in de Tenach ook namens God sprak en zij kunnen erop wijzen dat Yeshua nooit naar zichzelf verwees als Goddelijk van aard.

Uit Mat. 9:1-3 kunnen we leren dat Yeshua de volle, ongedeelde autoriteit had om leven te geven, de Thora te interpreteren en om zonden te vergeven. De vraag die we ons niet moeten stellen is of de Messias Elohim[19] is (dat leidt namelijk enkel tot verdere verwarring). We zien dat Elohim een enkelvoudig woord is, met een uitgang die meervoud aanduidt. Toch wordt met dit woord wel vaak een enkelvoudig werkwoord gebruikt.

Volgens een commentaar op het Bijbelboek Genesis[20] is de Geest van God die over de wateren zweefde in Gen. 1:2 de geest van de Messias. In de Bijbel lezen we dat God sprak, en het was er, maar rabbijn Yehuda zei dat God sprak met Zijn Memra[21].

Uit de targumim[22] leren we hoe die verzen uit de Thora in vroegere tijden werden geïnterpreteerd door het Jodendom:

-          Genesis 1:3. De Bijbel leert ons: ‘’En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht.’’

De targum geeft weer: ‘’De Memra van HaShem[23] zei: ‘Laat er licht zijn’ en er was licht bij Zijn Memra.

Verder worden alle creationele acties in Genesis uitgevoerd door de Memra.

-          Gen. 3:8. De Bijbel leert ons: ‘’En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags.’’

De targum Yerushalmi geeft weer: ‘’Zij hoorden de stem van de Memra van HaShem… En de Memra van HaShem riep de mens…’’

-          Gen. 18:1: De Bijbel leert ons: ‘’Daarna verscheen hem (Abraham) de HEERE aan de eikenbossen van Mamre, als hij in de deur der tent zat, toen de dag heet werd.’’

De targum geeft weer: ‘’En aan hem werd de Memra van HaShem geopenbaard.’’

-          Gen. 19:24: De Bijbel leert ons: ‘’Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, van den HEERE uit den hemel.’’

De targum Yerushalmi geeft weer: ‘’De Memra van HaShem regende neer op Sodom & Gomorra’’.

-          Ex. 13:21: De Bijbel leert ons: ‘’En de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht.’’

De targum geeft weer: ‘’de Memra van HaShem leidde hen gedurende de dag in een wolkkolom.’’

-          Deut. 32:39: De Bijbel leert ons: ‘’Ziet nu, dat Ik, Ik DIE ben, en geen God met Mij, Ik dood en maak levend; Ik versla en Ik heel; en er is niemand, die uit Mijn hand redt!’’

De targum Jonathan geeft weer: ‘Als de Memra van HaShem zal geopenbaard worden om zijn volk te verlossen’’.

Nog meer eigenschappen die aan de Memra worden toegedicht, vinden we in Gen. 3:8, waar de Memra in de tuin wandelde, in Gen. 15:6 waar de Memra met Gods Naam wordt genoemd en dat Abraham wordt gerechtvaardigd door zijn geloof in Hem[24] en verder in Deut. 33:27 waar de hele wereld door de Memra werd geschapen.

Verder haalt Shapira twee Bijbelverzen aan, waarin God wordt beschreven, maar met een meervoudig werkwoord, namelijk:

-          Psalm 149:2: ‘’Dat Israël zich verblijde in Dengene, Die hem gemaakt heeft…’’ In het Hebreeuws staat het woordje עֹשָׂ֑יו, dat vertaald moet worden met ‘zijn makers’. Dus meervoud.

-          Jes. 54:5: ‘’Want uw Maker is uw Man…’’. In het Hebreeuws staat בֹעֲלַ֙יִךְ֙ עֹשַׂ֔יִךְ dat vertaald moet worden met ‘uw makers (is) uw echtgenoot’. Dus meervoud.

Rabbi Shimon Bar Yochai[25] ondersteunt de gedachte van een samengestelde eenheid in de eenheid van God. Toch beschuldigt niemand hem ervan een afgodendienaar te zijn, terwijl men dat wel over Messiaanse Joden zegt, als zij beweren dat God zich op meerdere manieren kan manifesteren.

In de Zohar[26] staat zelfs het ‘shema’ uit Deut. 6:4 als zodanig vertaald: ‘De Heere is onze God, de Heere is één. Deze drie zijn één’.

Orthodoxe Joden zijn daarnaast gewoon om vóór het vervullen van een bepaald gebod een gebed te bidden[27], genaamd Leshem Yichud. Het gebed gaat als volgt: ‘’Geprezen, U, Eeuwige, Onze God, Koning van de wereld, voor het samenbrengen van de mitswa, moge de Heilige Die geprezen is en Zijn Sjechiena verenigd zijn in liefde tot degene die verborgen is in de naam van heel Israël’’.

Hier worden drie manifestaties genoemd: De Heilige, Die geprezen wordt, de Sjechiena (wordt vaak naar gerefereerd als de Heilige Geest) en degene die verborgen is.

Rabbijn Bachai stelt dat het woord Elohim is afgeleid van twee Hebreeuwse woorden: el hem (אל הם) à zij zijn God. De letter yod die hier in thuis hoort, haalt hij uit Pred. 12:1, waar staat: Gedenk Uw Schepper in de dagen van uw jeugd. Voor het woord ‘Schepper’ staat in het Hebreeuws ‘boreicha’ (בוראיך) en is een meervoud, dus letterlijk: uw Scheppers. Volgens de wijzen ziet dit op de Messias van Israël.

Hij zegt dus met andere woorden dat er tijdens de schepping een andere manifestatie van God aanwezig was, zodat er dus Scheppers waren.

De Zohar zegt dat we uit Dan. 7:13 kunnen leren dat God in meervoud kan verschijnen, we lezen adus: ‘’Verder zag ik in de nachtgezichten, en ziet, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen.’’

Verscheidene rabbi’s zien het Hebreeuwse woord voor begrip, namelijk ‘bina’ (בינה) als bestaande uit twee woorden, namelijk ben (בן), dat zoon betekent en Yah (יה), de korte vorm van Gods naam. Dus, de bina, het begrip, is de Zoon van God. Dat concept zien we ook weer in Spr. 30:4: ‘’Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet?’’

In het laatste vers zien we in het Hebreeuws een hint naar de naam van die Zoon, namelijk Yeshua. We zien namelijk in de vraag in het Hebreeuws ‘hoe is de naam van Zijn Zoon, zo gij het weet?’ (וּמַֽה־שֶּׁם־בְּנֹו כִּי תֵדָֽע) de letters voorkomen die samen de naam van Yeshua (ישוע) vormen.

We zien ook in het boek Or haThora, van rabbijn Menachem Mendel Schneerson, dat hij benoemt dat het woord bina spreekt over de zoon van God (Ben Yah)[28].

De wijzen begrepen de bijbeltekst ‘gedenkt uw Scheppers’ dus als sprekend over de Messias, die een directe taak heeft gehad in de schepping.

De Ramchal[29] geeft, volgens rabbijn Gal Tupaz, aan dat dit woordje voor scheppers verwijst naar het interne wezen van de Messias en dat hij de Genezer is van alle vlees en wonderen doet[30].

Joodse basisprincipes van geloof

De Rambam[31] heeft 13 stellingen opgesteld die tegenwoordig door het orthodoxe jodendom als het ware en valide framework voor jodendom worden geaccepteerd. Als je deze 13 stellingen niet kunt onderschrijven, word je als een ketter (kefira) beschouwd. Dit was vroeger wel anders. Niet alle joodse autoriteiten uit de geschiedenis konden deze 13 stellingen onderschrijven. Hij ging namelijk met zijn stellingen in tegen de geschriften van wijzen die vóór hem leefden, bijvoorbeeld tegen de Zohar en sommige midsrah-geschriften. Toch worden die ‘eerdere wijzen’ niet als ketters of godslasteraars beschouwd door het huidige jodendom. Dat is opmerkelijk, aangezien joden die in Yeshua als de Messias gaan geloven, wel als zodanig worden beschouwd. Omdat zij volgens het orthodoxe jodendom nu het ware joodse geloof verloochenen.

Laten we eens inhoudelijk kijken naar die 13 stellingen van Rambam. Neem bijvoorbeeld stelling 2, waar staat: ‘’Ik geloof met een volmaakt geloof, dat de Schepper enig is, dat er geen eenheid is als Hij, op welke wijze dan ook. Hij alleen is onze G'd, die was, is en zal zijn.’’

Bij het woord enig/één staat echter in Hebreeuws dat Rambam schreef, het woordje jachid (יחיד), en dat is een ander woord dan wat we in het Shema, de geloofsbelijdenis uit Deut. 6:4, tegenkomen. In het Shema belijden we namelijk dat God echad (אחד) is. Het is hoogst opmerkelijk dat Rambam hier dus een ander woord gebruikt. Het woordje jachid kunnen we namelijk benaderen als dat God geen samengestelde eenheid is, die Zich kan uiten in verschillende manifestaties, maar veeleer een uniek, enkelvoudig wezen dat niet kan verschijnen op de een of andere manier.

Tegenwoordig word je door het jodendom als ketter beschouwd als je je niet geheel conformeert aan Rambam’s stellingen, terwijl bijvoorbeeld Rabad[32] en rabbijn Shlomo min Ha’ar en nog vele anderen sterke objecties tegen zijn stellingen hadden. Er werd bijvoorbeeld gezegd dat Rambam wel beïnvloed was door Griekse filosofen.

Het is ook opmerkelijk dat messiaanse joden als ketters worden beschouwd, als zij Yeshua als deel van de echad zijn, maar als we dan kijken naar hoe de joodse stroming Chabad hun ‘Rebbe’ (rabbijn Schneerson) prijst, dan zien we dat hij als God en Adonai wordt gezien. Ook wordt hij wel beschouwd als nu overleden, maar dat hij op het punt staat om terug te komen. Zijn volgelingen worden door andere orthodoxe joden wel als ‘orthodoxe christenen’ beschouwd, vanwege sommige overeenkomsten in hun opvattingen wat betreft hun leider-figuur en hoe christenen/gelovigen naar Yeshua kijken. De volgelingen van ‘de Rebbe’ van Chabad verdedigen zichzelf, door te stellen dat ze geen on-joodse visie hebben. Sommigen van hen passen zelfs de welbekende schriftwoorden uit Jesaja 53 toe op die rabbijn. Zij baseren zich onder andere op de woorden van Chazal[33], de joodse wijzen, die volgens Yitzhak Shapria hebben geschreven dat HaShem de gestalte van een mens kan aannemen[34].

Anti-missionarissen, zij die vanuit de Bijbel proberen aan te tonen dat Yeshua níet de Messias, beschuldigen Messianen ervan slechte studenten van de geschriften te zijn en de Rabbijnse geschriften te misbruiken om in hun eigen straatje te laten passen. Doch, als je deze argumentatie zou doortrekken, zouden deze volgelingen van rabbijn Schneerson hier ook schuldig aan zijn.

We gaan nu de volgende vragen bespreken:

1.       Heeft Yeshua geclaimd goddelijk in natuur te zijn? Was Yeshua een ketter/godslasteraar?

2.       Zijn degenen die Yeshua volgen afgodendienaren?

3.       Zou de Messias goddelijk in natuur zijn, volgens de joodse schrijvers die vóór Rambam leefden?

4.       Als de Messias goddelijk in natuur is, moeten we Hem dan aanbidden?

Het bewijs

We gaan zien dat het joodse gedachtegoed de Messias beschrijft als iemand die groter zou zijn dan de avot (de aartsvaders) en dan de engelen die God dienen. In de Chassidische gedachte is er in elke generatie iemand die de Messias kan zijn. Dat idee wordt volgens Shapira ondersteund door de Hebreeuwse geschriften. Denk aan Noach, Avraham en Moshe die fungeerden als prototypes van de Messias, maar dé Messias is de Go’el van Israel (de losser/verlosser van Israel).

In Midrash Tanchuma wordt de profetie uit Zacharia 4: 1-7 aangehaald, waar wordt gesproken over een grote berg. Vers 7: ‘’Wie zijt gij, o grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld; want hij zal den hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven!’’

In de Midrash wordt dit gedeelte linkt aan Ps. 121, waar in vers 1-2 staat: ‘’Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp komt van de HEERE’’

De Midrash legt uit dat de berg de Messias is en hoger is dan voorgenoemde prototypes. In het geschrift Yalkut Shimoni[35] lezen we dezelfde conclusie, maar daar wordt de connectie gemaakt met Jes. 52:13: ‘’Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden.’’.

Concluderend is de Messias hoger dan de aartsvaders, maar ook dan de dienende engelen (malachei hasharet).

In het geschrift Metzudat David schrijft rabbijn David Altshuler ook dat de tekst uit Zach. 4:7 over de Messias gaat.

Rabbijn Don Itzhak Abarbanel zegt dat de Messias een vlakte wordt (zie vers 7), omdat Hij de volkeren richt en hen leidt in gerechtigheid, zoals beschreven in Jes. 2:4: ‘’En Hij zal rechten onder de heidenen, en bestraffen vele volken...’’

Hoe zou een mens de volkeren richten en de mensheid als geheel? Is dat niet de taak van God? Yeshua legt dit Zelf uit in Joh. 14:6: ‘’Yeshua zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij.’’

De Radak legt uit dat redding en verlossing waarover wordt gesproken in Zach. 4, alleen tot stand zal komen door HaShem’s geest en niet door onze eigen acties.

In Targum Yonathan staat bij Zach. 4: 6-7 niet dat het door de Geest zal geschieden, maar door Gods Memra. De Targum identificeert de bouwer van Israël die de Geest brengt als de Memra. De Memra = het Woord = de Messias.

Er is nog een mysterie in de tekst verborgen, namelijk de hoofdsteen die in vers 7 wordt genoemd. Een steen is in het Hebreeuws een (אבן) even en dat is één van de traditionele namen in het jodendom voor de Messias. Dit is o.a. gebaseerd op Gen. 49:24 waar we kunnen lezen dat de zoon van Yosef (ben Yosef) de herder zou zijn van het huis van Israël. Steen van Israël = huishouden van Israël.

Het woord (אבן) even is op te splitsen in אב av (vader) en  בןben (zoon). Denk hierbij aan wat Yeshua zegt in Joh. 10:30, waar Yeshua zegt: ‘’Ik en de Vader zijn een.’’ Deze twee woorden, vader en zoon in het Hebreeuws, zijn een eenheid in het woord voor steen (אבן).

De messiaanse rabbijn Lichtenstein legt een verbinding[36] tussen de steen die benoemd wordt in Jes.28:16 en de steen uit Zach. 3:9 en 4:7. Laten we die teksten eens bekijken:

-          Jes. 28:16: ‘’Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik leg een grondsteen in Sion, een beproefden steen, een kostelijken hoeksteen, die wel vast gegrondvest is; wie gelooft, die zal niet haasten.’’

-          Zach. 3:9 + 4:7: ‘’Want ziet, aangaande dien steen, welken Ik gelegd heb voor het aangezicht van Josua, op dien enen steen zullen zeven ogen wezen; ziet, Ik zal zijn graveersel graveren, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal de ongerechtigheid dezes lands op een dag wegnemen.

Wie zijt gij, o grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld; want hij zal den hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven!’’

Die steen is de Messias! Maar hoe zou de profeet kunnen beweren dat de Messias de fundatie van ons geloof is, als Hij slechts een mens zou zijn?

Lichtenstein legt verder een mooie link tussen die twee verzen uit Zach. 3:9 en 4:7 en Romeinen 9: 32-33, waar staat: ‘’…Waarom? Omdat zij die zochten niet uit het geloof, maar als uit de werken der wet, want zij hebben zich gestoten aan den steen des aanstoots; Gelijk geschreven is: Ziet, Ik leg in Sion een steen des aanstoots, en een rots der ergernis; en een iegelijk, die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.’’

Lichtenstein schrijft: ‘’Shaul combineert twee schriftgedeeltes in één. Hoeksteen is eigenlijk ‘test-steen’. Israël wordt getest, tetoetst, zoals goud ook getoetst wordt. Daarna haalt hij Jes. 8:14 aan en ook Rashi[37] bevestigt dat dit over de Messias gaat.’’[38]

In Joh. 3: 14-15 zegt Yeshua dat de Zoon des Mensen verhoogd moet worden, net zoals de slang in de woestijn. Hij geeft hier een clue (remez in Hebreeuws) voor de Hebreeuws-sprekenden, want het woord voor slang (נחש) en Messias (משיח) hebben in het Hebreeuws dezelfde getalswaarde, namelijk 358. Toen men in de woestijn door de slangen gebeten was en opkeek naar de koperen slang die Moshe had moeten maken in opdracht van God voor genezing[39], zo geneest Yeshua zijn volk Israël van haar geestelijk ziek-zijn, door een nieuwe Geest te geven. De profeet Zacharia en de oude rabbijnen maken duidelijk dat deze Geest alleen door de Messias en zijn Geest (beschreven als water) ontvangen kan worden. Zie hierbij ook Ez. 36: 25-26: ‘’Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen. En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven.’’

Jesaja en de Messias

Moshe Ibn Crispin ziet dat Jes. 52:13 over de Messias spreekt: ‘’Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden.’’ Vele uitleggers geloven dat dit vers spreekt over de ‘knecht Israël’ en niet over de Messias, aangezien Israël in Jes. 41:8 Gods knecht wordt genoemd. Maar hier in Jes. 52 wordt niet specifiek gezegd dat met deze Knecht Israël bedoeld wordt.

Voorlopige conclusie


We hebben hiervoor de Joodse uitleggers gelezen die bevestigen dat de Messias hoger is dan Moshe (van wie gezegd wordt dat zijns gelijke niet zal opstaan; Deut. 34:10) en dat hij hoger is dan de dienende engelen. Hoe kan een simpelweg mens dat ooit zijn? Dit toont aan dat men niet kan zeggen dat ‘heel het jodendom’ het idee verwerpt dat de Messias goddelijk en hoog verheven is.

Voor zover hebben we het volgende vastgesteld over de Messias:

-          Hij is groot en is meer verheven dan de vaders van het joodse geloof

-          Hij is groter dan Moshe en de dienende engelen

-          Hij corrigeert de volkeren door hun een Wet te geven

-          Hij is Middelaar tussen God en de mensen in tijd van nood en Zijn naam is uitwisselbaar met de Naam van God

-          Hij is degene die de Geest van God brengt, genezing voor het volk brengt

-          Hij wordt Evan genoemd, dat het geloof voor het joodse volk voor God bepaalt

Er wordt door critici wel gesteld dat Moshe Ibn Crispin niet serieus genomen kan worden met zijn uitleg over Jes.52:13. Als voorbeeld de criticus rabbijn Shulman, die zegt dat alle rabbijnen het er over eens zijn dat dit vers over Israël gaat. Deze criticus heeft het niet bij het juiste eind, kijk maar eens naar de volgende joodse geschriften:

-          De Talmoed in Sanhedrin 98a past Jes.52:13 (en daarbij behorend Jesaja 53, het welbekende hoofdstuk) toe op de Messias.

-          De Zohar, in parashat Wajacheel, verklaart dat de Messias zonden wegneemt door het offersysteem te vervangen door zijn eigen verzoening.

-          Peskita Rabbati bevat de tekst dat de Messias zal sterven voor de verzoening voor onze zonden.

-          Targum Yonathan verklaart Jes. 52:13 ook als gaande over de Messias.

-          Rabbijn Schneerson zegt dat dit vers over de Messias gaat[40].

Shapira zegt dat dit vers zowel over Israël gaat, als over de Messias. Beider paden zijn identiek.

De zohar beschrijft dat de Messias moet lijden vanwege Israëls zonden[41]. De Rambam refereert aan Jesaja 53 als hij schrijft dat HaShem ons zal vergeven door de verdienste van de Messias. Volgens Talmoed Sanhedrin 98b moeten we Jes. 53:4 interpreteren als presentatie van de Messias, Wiens naam zal zijn: Yinon (verwijzend naar Psalm 72). De tekst uit Jes. 53:4 is als volgt: ‘’Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was.’’

Messias’ autoriteit

God beschrijft Zichzelf als een jaloers God in Ex. 20:5: ‘’Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een na-ijverig God.’’ Dit na-ijverig zijn houdt in dat God jaloers is als mensen Hem alleen niet aanbidden.

Volgens het traditioneel jodendom is het een ketters idee om een Messias of andere entiteit te laten delen in de glorie van God.

Shapira laat ons daarentegen kijken naar de letterlijke tekst (pshat) van Daniël 7: 13-14 waar we lezen: ‘’Verder zag ik in de nachtgezichten, en ziet, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen.

En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.’’

Geen mens is ooit op de wolken des hemels gekomen. Het boek Daniël is helaas maar een korte periode als messiaans beschouwd, vanaf de 3e eeuw tot de middeleeuwen. Dit bovenstaande vers beschrijft twee entiteiten, namelijk één die verschijn als de Zoon des Mensen (de Messias) en één die de Oude van Dagen wordt genoemd (God zelf). Ook Rashi[42] en Metzudat David zien het onderscheid tussen die twee entiteiten in deze verzen.

Rabbijn Chaim Kramer gaat, mijns inziens, nog een stapje verder door te verklaren dat de ‘Zoon des Mensen’ de volle manifestatie van God in deze fysieke wereld representeert. Hij is geworteld in Atik (het grondwoord voor ‘de Oude’ in de zinssnede ‘Oude van Dagen’ à dat is God).

Uit Dan. 7:14 bleek verder dat iedereen deze Zoon des Mensen zal aanbidden. Daar staat in de grondtekst yiflichun (dat is Aramees) en het woordje shilton verwijst naar Zijn autoriteit als Rechter over de aarde.

Het Aramese woord yiflichun is te vergelijken met het Hebreeuwse word falach פלח. Dit woord komt ook voor in teksten als Dan. 3: 12, 14, 17-18 en Ezra 7:19.

Twee van deze voorbeeldteksten:

-          Dan. 3:12: ‘’Er zijn Joodse mannen, die gij over de bediening van het landschap van Babel gesteld hebt, Sadrach, Mesach en Abed-nego; deze mannen hebben, o koning! op u geen acht gesteld; uw goden eren zij niet (לא פלחין), en zij bidden het gouden beeld niet aan, hetwelk gij opgericht hebt.’’

-          Ezra 7:19: ‘’En geef de vaten, die u gegeven zijn tot den dienst (לפלחן)van het huis uws Gods, weder voor den God van Jeruzalem.’’

Dit woordje met als stamletters פלח is equivalent met het Hebreeuwse woord ‘avoda’ (עֲבוֹדָה), dat vertaald kan worden als aanbidding/dienst. Zie bijvoorbeeld:

-          Ex. 23:24-25: ‘’Gij zult u voor hun goden niet buigen, noch hen dienen (לא תעבדם); ook zult gij naar hun werken niet doen; maar gij zult ze geheel afbreken, en hun opgerichte beelden ganselijk vermorzelen.

En gij zult den HEERE uw God dienen (ועבדתם את י-ה-ו-ה אלהיכם), zo zal Hij uw brood en uw water zegenen; en Ik zal de krankheden uit het midden van u weren.’’

 Als de Messias slechts alleen mens zou zijn, dan zou het idee in de Daniël-tekst als afgodendienst (Avoda zara) bestempeld moeten worden.

Het 6e geloofspunt van Rambam houdt in dat alle woorden van de profeten wáár zijn, dus is de enige logische conclusie dat de Zoon des Mensen de volle autoriteit heeft, als een manifestatie van de Oude van Dagen à God Zelf.

In Daniël 7 lezen we over vier dieren die de vier opvolgende koninkrijken voorstellen, vervolgens wordt er gesproken dat Gods Koninkrijk op aarde zal komen. In Dan. 7:22 lezen we: ‘’Totdat de Oude van dagen kwam, en het gericht gegeven werd aan de heiligen der hoge plaatsen, en dat de bestemde tijd kwam, dat de heiligen het Rijk bezaten.’’

We hadden hiervoor gezien dat er met de Oude van Dagen werd verwezen naar God Zelf. Maar in dit vers moeten we ‘de Oude van Dagen’ interpreteren als de Zoon des Mensen die uit de hemel komt om Zijn koninkrijk op te richten en te heersen over de volkeren. Dat moet ook wel, want in Dan. 7:14 hadden we reeds het volgende gelezen over de Zoon des Mensen: ‘’Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.’’

Ook Sanhedrin 98a interpreteert het vers uit Dan. 7:22 als gaande over de Zoon des Mensen.

Het is opmerkelijk dat de Zoon des Mensen hier het gericht uitvoert, terwijl we in Ps. 7:12 lezen dat God Rechter is. Ook Rashi zegt dat de Messias alle volkeren zal richten, bij zijn interpretatie van Micha 5:1 en Zach. 4:7.

Verder is er nog een belangrijk onderwerp dat door Shapira wordt aangehaald, namelijk de joodse gedachte dat er over twee Messiassen wordt gesproken in de geschriften, namelijk de nederige en de strijdende. De gedachte is dat deze Messiassen voorwaardelijk zijn; als Israël het waardig is komt Hij met de wolken des hemels en als Israël het niet waardig is, komt Hij nederig, rijdend op een ezel.

Wij verwachten echter nog een tweede komst van de Messias, niet een tweede Messias (een ander persoon). Shapira laat zien dat die voorwaardelijke Messias niet Bijbels is. We lezen namelijk zowel over de Messias die komt met de wolken des hemels (in Daniël), maar ook over de nederige komst, op een ezelsveulen (in Zacharia). Volgens Rambam zijn de woorden van de profeten waar, maar dat kan niet zo zijn als ófwel Daniël waar is, ófwel Zacharia. Volgens het huidige joodse gedachtegoed moet één van deze profeten het onjuist hebben. Dat gaat dus in tegen de woorden van de Rambam.

Hij haalt ook de belangrijke geleerde, de Gaon van Vilna, aan, die ook beide Messiassen verwacht, dus niet de één of de ander.

Genesis

We hebben het zojuist over de autoriteit van de Messias gehad. We gaan nu naar een andere tekst die daar ook over spreekt, namelijk Gen. 3:15: ‘’En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de hiel vermorzelen.’’

Volgens de Targums gaat dit vers over het zaad van de vrouw, dat is de Messias, dat de slang (De Satan) zal overwinnen. Dat doet hij o.a. door het houden van de geboden.

Vele commentatoren verbinden het vermorzelen van de hiel met de Messiaanse Psalm 22[43], waar we bijvoorbeeld het volgende lezen:

-          Ps. 22: 16-17: ‘’Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods. Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.’’

Hier wordt over de lijdende Messias gesproken, wiens kracht is opgedroogd als een potscherf, en zijn tong kleeft aan Zijn gehemelte.

Zacharia

Rabbijn Moshe David Vali (de Ramad) identificeerde in zijn boek ‘sefer ha-lekoetim’ Yeshua van Nazareth als Messias Ben Yosef, maar in het geheim.

Volgens rabbijn Moshe Alsheich, Rashi en sommige Talmoed-geleerden[44] gaat Zach. 12:10 over Messias Ben Yosef en sterft Hij voor onze overtredingen. Laten we dat stuk eens lezen: ‘’Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene.’’

De Targums maken verbindingen tussen de geschiedenis uit het leven van Yosef en de Messias Ben Yosef (zoon van Yosef), namelijk dat Yosef (spreekwoordelijk) werd doorboord (Gen. 49:23) en dat het lijden leven bracht voor degenen die hem daarvoor verachtten (Gen. 50: 21-21).

Mensoffer

Een belangrijk kritiek-punt uit het jodendom, is dat God geen mensenoffers wil. Dat lezen we in Lev. 18:21 en Deut. 18:10. Hoe kan Yeshua dan voor onze zonden sterven? Dat kan in principe alleen als Hij niet alléén mens is.

Volgens Ibn Ezra en de Radak gaat dit vers uit Zach. 13:7 over de Messias: ‘’Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.’’

Het woordje voor metgezel is in het Hebreeuws amit en kan ook vertaald worden als ‘gelijke partner’. Dit duidt erop dat Hij verbonden is in autoriteit met God.

Rabbijn Y.G. ben Avraham zegt dat dit vers gaat over Yeshua die gekruisigd is, waarna de schapen verspreid werden, de ballingschap[45].

We kunnen niet spreken van ‘voorwaardelijke Messiassen’, want de profetieën zijn niet voorwaardelijk opgesteld. Volgens Rambam’s stellingen zijn de woorden van de profeten waar. De oplossing voor het mensoffer-probleem is namelijk dat de Messias niet volledig mens is, Hij heeft zelfs autoriteit om zonden te vergeven.

Hemelse tronen

In Dan. 7: 9-13 lezen we dat er twee tronen zijn in de hemel, namelijk één voor de Oude van Dagen en één voor de Bar Enosh (mensenzoon) en die mensenzoon wordt geassocieerd met de Oude van Dagen (Atik Yomaya): ‘’Dit zag ik, totdat er tronen gezet werden, en de Oude van dagen Zich zette. Verder zag ik in de nachtgezichten, en ziet, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen.’’

Ook rabbijn Akiva bevestigt dat hier over twee tronen wordt gesproken: één voor de Oude van Dagen en één voor David (dat is: de Messias)[46].

Als we de huidige rabbijnse mening bekijken, dan blijven er kritieke vragen onbeantwoord: hoe kan een mens samen met God de glorie van de Troon delen? Hoe kan een mens zitten op de hemelse rechter-stoel?

Dit kan allemaal wel, als we beseffen wat dat amit inhoudt, wat we zojuist lazen in Zach. 13:7. De wijzen zeggen dat de Messias een vol partnerschap -amit- met HaShem heeft. Zie ook Mark. 2: 5-10.

De profeten stellen duidelijk dat God nooit Zijn troon zal delen met, of het geven aan een andere entiteit. Dat wordt bevestigd in Fil. 2:6-9: ‘’Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn, Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden; En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises. Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is.’’

Vers 6 wordt in Aramese Bijbel als volgt benaderd:  ‘’Die, zoals Hij in de gelijkenis van Elohim was, het niet zondig vond om de gelijke van Elohim te zijn.’’ Gelijk zijn aan betekent in dezen niet identiek zijn aan, maar veeleer ‘van dezelfde substantie zijn’. Net zoals water en ijs dezelfde substantie hebben, maar niet identiek zijn. Yeshua is gemaakt van dezelfde goddelijke natuur als Y-H-W-H, maar kreeg een ondergeschikte functie door de aard van het feit dat hij mens was geworden.

Vers 9 sluit af met de woorden ‘’Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is.’’ Dat sluit natuurlijk mooi aan bij Jes. 52:13, waar we hadden gelezen dat de Knecht hoog verheven zal worden! De Messias moest eerst dienen en dan hogelijk verheven worden. Dat leert Zach. 9:9 ons ook.

De eigenaar van de Thora

De wijzen geven aan dat de Messias een eeuwige Thora brengt, die niet zal worden vergeten door Zijn volk, in tegenstelling tot de Thora die we nu hebben. Dit verschil is een teken, maar niet de reden tot… De huidige Thora gaat over aardse zaken, terwijl Messias’ Thora gevuld is met hemelse gedachten[47].

Nida 30b leert ons dat een baby de Thora bestudeert in de moederschoot, en als hij geboren is vergeet hij de Thora. Is de waarde van de Thora dan verloren gegaan? Nee, als we geboren worden, ontdekken we de Nieuwe Thora, maar in feite is die niet nieuw voor ons omdat we ze herinneren van onze moeder[48].

We moeten dus de Thora van Moshe bestuderen, zodat we de Thora van de Messias kunnen ontvangen, aldus rabbijn Weitzman.

Sanhedrin 91b onderwijst ons over de profetie waarin staat dat het licht van de maan zal worden als het licht van de zon etc. Dit verwijst volgens de geleerden naar het Messiaanse tijdperk. Zowel de geschriften van Rashi, de Tanya, de Likutei Torah en Tora’at Ohr leren ons dat er een ‘interne Thora’ bestaat, de geheimen van de Thora, die door de Messias geopenbaard wordt. Hij geeft dus het juiste begrip en de interpretatie van de Thora van Moshe, maar hoe komt Hij aan die autoriteit?

De wijzen linken dat aan Ruth 4: 18-22 waar Perez de Messias met Zijn eigenschappen representeert: ‘’Dit nu zijn de geboorten van Perez (zijn naam betekent zoiets als ‘doorbreken’): Perez gewon Hezron; En Hezron gewon Ram, en Ram gewon Amminádab; En Amminádab gewon Nahesson, en Nahesson gewon Salma; En Salmon gewon Boaz, en Boaz gewon Obed; En Obed gewon Isaï, en Isaï gewon David.’’

Eén van de namen van de Messias is namelijk Ben haPoretz (zoon van degene die doorbreekt[49]) en dat is Yeshua[50].

Maar, waarom wordt Hij zo genoemd en waar breekt hij doorheen? Dat gaan we nu zien.

Rabbijn Ginzburg ziet een remez in deze naam (ופרצת), namelijk getalswaarde 776. De term ‘komst van de Messias’ (ביאת המשיח) heeft in het Hebreeuws ook getalswaarde 776.

Hij ziet ook dat Jes. 9:5 over de Messias gaat en dat Hij volledig herstel brengt voor de zonde van de eerste Adam[51]: ‘’Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;’’

De naam Poretz (פורץ) heeft getalswaarde 376, net als het woord ‘shalom’ (שלום) en heeft ook dezelfde letters als het woord voor vogel, namelijk tzipoer (צפור). De hemelse hal waar de Messias verblijft wordt in het jodendom ook wel het vogelnest genoemd, ken-hatzipoer (קן הצפור). Dat vogelnest is de verblijfplaats van de Messias, zie ook Micha 2:13: ‘’De Doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun Koning zal voor hun aangezicht heen gaan, en de HEERE in hun spits.’’

Sommigen beweren dat Yeshua niet de Messias is, omdat er geen shalom is op aarde. Maar we moeten dan Joh. 16:33 lezen waar staat: ‘’Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen.’’

Hier benadrukt Yeshua Zijn hemelse natuur, als Hij zegt dat Hij de wereld overwonnen heeft. Dit duidt op de vrede die verkregen wordt door Zijn mogelijkheid om de yetzer ha-ra[52] te overwinnen.

Laten we teruggaan naar het vers uit Jes. 9:5-6. Het is niet alleen rabbijn Ginzburg die beweert dat dit vers Messiaans is. Ook de Targum Yonathan zegt dat. Er wordt gesproken over Sterke God, in het Hebreeuws ‘El Gibor’. Dit begrip wordt op nog 2 andere plaatsen in de Tenach gebruikt, namelijk in Deut. 10:17 en Jes. 10:21, waar we uit de context duidelijk kunnen afleiden dat dit naar God verwijst.

In Jes. 9:5-6 wordt ook het begrip Eeuwige Vader gebruikt, in het Hebreeuws Avi-ad. Ook in Jes. 63:16 lezen we over Eeuwige Vader. Dit begrip wordt in Jes. 9:5-6 dus op de Messias toegepast. De Messias wordt dus een Eeuwige Vader genoemd. De eeuwigheid van de Messias is gelijk aan de eeuwigheid van HaShem. Hoe kan dit van een mens ooit zo gezegd worden?

Voor degenen die er nog niet van overtuigd zijn dat Jes. 9:5-6 over de Messias gaat: ook de Gaon van Vilna, een van de grootste interpretators van de joodse wet, bevestigt dat dit over de Messias gaat[53].

Sommigen willen beweren dat er in die verzen uit Jes. 9:5-6 soms over God en soms over de Messias wordt gesproken, als twee losse entiteiten, maar daar biedt de Hebreeuwse tekst geen ruimte voor. Er staat namelijk: ‘’en men noemt Zijn Naam…’’. Daar staat in het Hebreeuws shemo (שמו[54]). Dat betekent dat al deze namen die volgen op één persoon moeten wijzen, want anders zou er de meervoudsvorm shemam (שמם) moeten staan.

Ook Yosi de Galileër bevestigt dat Jes. 9:5-6 over de Messias gaat, en volgens dit vers is Zijn koningschap voor eeuwig (ein ketz, zonder eind). Maar hoe kan dat als hij slechts alleen mens is?

Nu rest de vraag waarom de Messias de naam Poretz (doorbreker) heeft gekregen. Waar breekt hij doorheen?


Allereerst moeten we weten dat Ps.89 en Ps. 45 over de Messias gaat[55], en de Ramban legt uit dat de naam Poretz gelinkt is aan Ps. 89:28,30 waar we lezen: ‘’Ook zal Ik hem ten eerstgeboren zoon[56] stellen, ten hoogste (עֶלְיֹון) over de koningen der aarde. En Ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen.’’

Dit wordt gezegd in de context van de Koning die de eerstgeborene wordt genoemd. Hoe kan een menselijke koning eeuwig zaad hebben?

In Hebr. 1:8 lezen we: ‘’Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de scepter Uws Koninkrijks is een rechte scepter;’’.

De ‘doorbreker’ refereert aan het doorbreken uit het denken van het normatieve jodendom. De Messias brengt vernieuwing en begrip van de Thora. Hij wordt gekend door Gods Naam: Micha 2:13.

Yeshua toont Zijn autoriteit als de eigenaar van de Thora (Baäl Thora) in Mat. 5: 17-20, als Hij vervolgens uitbreekt uit het normatieve jodendom om vervolgens de correcte zienswijze op de Thora te geven. De letter en de geest van de wet zijn gelijkwaardig en van gelijke belangrijkheid. Die jota of tittel waar Yeshua het over heeft, verwijst naar het rabbinale begrip van de focus blijven houden op de details, want yod is de kleinste letter[57].

De Messias heeft de autoriteit om geestelijke vernieuwing aan de Thora te geven en het te herdefiniëren. Denk bijvoorbeeld aan de Sabbatsrust in Mat. 12:1-8.

Ook de chabad-bibleotheek verwijst naar Pesachim 110a om Messias’ verbinding tussen het hemelse en aardse te tonen. Hij verlaat Gan Eden (=hemel) om naar het ‘vogelnest’ (ken hatzipur) te gaan en verschijnt in Galilea (p.156)

Hij is niet alléén een aardse koning, zie ook:

- Jes. 6:5: ‘’Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden van een volk dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen, gezien.’’

- Jes. 24:23: ‘’En de maan zal schaamrood worden en de zon zal beschaamd worden, als de HEERE der heirscharen op den berg Sion regeren zal en te Jeruzalem, en voor Zijn oudsten zal heerlijkheid zijn.’’

- Jes. 44:6: ‘’Zo zegt de HEERE, de Koning Israëls, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God.’’

- Jer. 10:10: ‘’Maar de HEERE God is de Waarheid, Hij is de levende God en een eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid beeft de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet verdragen.’’

- Zach. 14:9: ‘’En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE één zijn, en Zijn Naam één.’’

- Zach. 14:17: ‘’En het zal geschieden, zo wie van de geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den Koning, den HEERE der heirscharen, te aanbidden, zo zal er over henlieden geen regen wezen.’’

- Ps. 47:3: ‘’Want de HEERE, de Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde.’’

De koning is dus de God van Israël.

Volgens Rambam zowel is dat zowel God als de Messias (zie p. 157-158).

Ibn Ezra zegt in zijn commentaar op Psalm 2:6 dat de Messias aanbeden zal worden. Hij legt een link met Zach. 14:17. De Messias draagt daar Gods naam. Hij impliceert dus dat de Messias HaShem zelf is. Daarmee gaat hij dus in tegen de 13 principes van Rambam.

Een andere remez naar Messias identiteit vinden we in 2 Kron. 15:3: ‘’Israël nu is vele dagen geweest zonder den waren (emet) God en zonder een lerenden priester en zonder de wet’’.

Israël was zonder emet. Emet is gelinkt aan de Messias. Merk op dat de laatste letters van de eerste 3 woorden in Gen. 1:1 ‘emet’ vormen.

Ook in Jer 10:10 lezen we over emet: ‘’Maar de HEERE God is de Waarheid (Emet), Hij is de levende God en een eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid beeft de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet verdragen.’’

Hier wordt God emet genoemd.


De waarheid over de Messias wordt vervolgens in Dan. 8:12[58] op de aarde geworpen (volgens R. Gold) Want de mensheid ontvangt volgens deze rabbijn eeuwige shalom naar de waarheid, die bekend is onder de naam Messias Ben David. Hij is de vredevorst en brengt nieuw begrip en waarheid over de Thora.

Zie hier de getalswaarden die overeenkomen:

 Emet (אמת) = 441 = וזה משיח בן דוד

Shalom (שלום) = 377 = neerwerpen (והשליכו)

In Hosea 4:1 staat: ‘’HOORT des HEEREN woord, gij kinderen Israëls; want de HEERE heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw (emet), noch weldadigheid, noch kennis Gods in het land is.’’

Zie ook deze teksten die daarmee in verbinding staan:

Joh. 8:32: ‘’En zult de waarheid (kan vertaald worden met emet) verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.’’

Joh. 14:6: ‘’Yeshua zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid (kan vertaald worden met emet), en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij.’’

We hadden het over de naam ‘doorbreker’, waar deze naam vandaan kwam. We vonden die tekst in Gen. 38:29: ‘’Maar het geschiedde als hij zijn hand weder intoog, zie, zo kwam zijn broeder uit; en zij zeide: Hoe zijt gij doorgebroken? Op u is de breuk. En men noemde zijn naam Perez..’’

Rambam heeft bijna dezelfde commentaar op Gen 38:29 als wat er in Ef. 2:12 staat.


Ef. 2:12-15: ‘’Dat gij in dien tijd waart zonder Messias, vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld. Maar nu in Messias Yeshua, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Messias. Want Hij is onze Vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgemaakt, namelijk de wet der geboden in inzettingen bestaande; opdat Hij die twee in Zichzelven tot één nieuwen mens zou scheppen, vrede makende.’’

In Efeziërs wordt Yeshua als de Poretz beschouwd, waarbij de mens’ relatie tot de Thora wordt her-gedefineerd, door de tussenmuur die scheiding maakte af te breken. Het vers gaar niet over het al dan niet afschaffen van de Thora, maar het geeft een nieuwe definitie van- en begrip van de Thora die vrede brengen.

In Pesikta Rabbati staat geschreven dat de Thora terug zal komen en vernieuwd worden gedurende het tijdperk van de Messias. Dus geen nieuwe Thora, maar een nieuwe liefde ervoor vanuit ons.

Dit wordt ook bevestigd in Yalkut Shimoni, bij het commentaar op Jesaja 26, namelijk remez 429.

Sommige wijzen schrijven dat de Messias de feesten zal teniet doen[59], behalve Poerim. Shapira stelt dat we op basis van Zach. 14:16 kunnen concluderen dat de Messias de feesten niet zal teniet doen, maar van een beter begrip en grotere volheid zal voorzien.

Zach. 14:16: ‘’En het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenen die tegen Jeruzalem zullen gekomen zijn, die zullen van jaar tot jaar optrekken om aan te bidden den Koning, den HEERE der heirscharen, en om te vieren het feest der loofhutten.’’

Dit zegt R. Vaali ook in zijn commentaar op Jes. 52:13: ‘’Zie, Mijn Knecht zal verstandiglijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden.’’

4e Remez – De Messias en Zijn Goddelijke oorsprong.

Ha’ari schreef in Sha’ar Hagilgolim (13de hoofdstuk) dat wanneer de Messias zichzelf openbaart slechts een paar Hem zullen herkennen. Later zal Hij ten volle onthuld worden en zal iedereen Hem herkennen en tot Hem verzameld worden.

Anti-missionarissen[60] zeggen dat de Messias op de Sinaï aanwezig moest zijn geweest, teneinde Hem als Goddelijk te kunnen beschouwen. De vraag die we nu gaan behandelen is dus:

Was de Messias aanwezig bij Schepping, bij de Exodus en op de Sinaï?

Het boek Henoch stelt dat de naam van de Zoon des Mensen bekend was van vóór de schepping. Metzudat David stelt in het commentaar op Dan. 7:13 dat de Zoon des Mensen de Messias is (dus niet alleen Israël zoal anti-missionarissen beweren).

 Dan. 7:13: ‘’Verder zag ik in de nachtgezichten, en zie, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen.’’

Deze interpretatie wordt bevestigd door R. Itzhak Abarbanel[61], als hij commentaar geeft op

Ps. 80:18, waar staat geschreven: ‘’Uw hand zij over den Man Uwer rechterhand, over des mensen Zoon, Dien Gij U gesterkt hebt.’’

Ook de Talmoed[62] en Pesikta Rabbati[63], stellen dat de Naam van de Messias reeds vóór de schepping bestond.

In Jes. 9:5-6 komt een begrip voor, namelijk Avi-ad, dat door Targum Yonathan wordt vertaald als de Messias, die er was vóór het begin van de tijd.

‘’Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid (Avi-ad), Vredevorst; Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen.’’

Sommige anti-missionarissen zeggen echter dat de targum niet letterlijk genomen moet worden[64].

Laten we eens verder kijken:

Gen. 1:2: ‘’De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods (Ruach Elohim) zweefde op de wateren.’’

De Geest Gods wordt door sommigen[65] geïnterpreteerd als de Geest van de Messias die er al vóór de schepping was. De Maharal schrijft in Ner Hamitzva dat die de Geest de Geest van Koning Messias is, want hij zag een link tussen het gebruik van het woord ‘Ruach’ (Geest) in Gen. 1:2 en in Jes 11:2, waar we lezen: ‘’En op Hem zal de Geest des HEEREN (Ruach van Adonai) rusten: de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN.’’


Jes. 11:2 wordt als verklaard als een ‘Messiaans vers’ door Sanhedrin 93b en Midrash Ruth Rabba Parasha 7.

Jes. 11:2 gaat verder in vers 3 en dat vers toont volgens Radak aan dat de Messias bovennatuurlijk vermogens heeft om de harten van de mensen te ‘ruiken’, te beoordelen. Jes. 11:3: ‘’En Zijn rieken zal zijn in de vreze des HEEREN; en Hij zal naar het gezicht Zijner ogen niet richten, Hij zal ook naar het gehoor Zijner oren niet bestraffen.’’


Zie hierbij ook Mat 9:3-4: ‘’En zie, sommigen der schriftgeleerden zeiden in zichzelven: Deze lastert God. En Yeshua ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten?’’


Rabbijn Nachman van Breslev schrijft[66] dat iemand niet kan leven zonder Messias’ Geest in hem. Dat impliceert dat de Messias de autoriteit heeft om iemand eeuwig leven of dood te schenken. Dat baseert hij o.a. op Klaagl. 4:20: ‘’De adem onzer neuzen, de gezalfde des HEEREN, is gevangen in hun groeven; van welken wij zeiden: Wij zullen onder zijn schaduw leven onder de heidenen.’’


Een anti-missionaris, genaamd Eli Cohen, zegt dat het een valse lering is dat er een barrière is tussen ons en God, die alleen door Yeshua overbrugd kan worden. Zij zeggen dat dit impliceert dat je geen directe relatie met je Schepper kan hebben. Rabbijn Nachman is het niet eens met die visie van Eli Cohen, want we hebben zojuist gelezen dat Nachman beweert dat er geen leven in ons is, buiten de Messias om.

Het punt is dus niet zozeer of je al dan niet een relatie met God kan hebben, maar het punt heeft betrekking op leven en dood.

De wijzen begrepen dat Gen. 18:25 over de Messias gaat; de Rechter: ‘’Het zij verre van U zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige met den goddeloze, dat de rechtvaardige zij gelijk de goddeloze; verre zij het van U; zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?’’


Niemand kan dus tot God komen tenzij hij eerst geoordeeld wordt door de Messias.

R. Yair Gizbar[67] en R. Kri Amos Shreki zien in Ps. 9:8-9 dat de Messias degene is die oordeelt en dat Hij daar de God van Jacob wordt genoemd: ‘’Maar de HEERE zal in eeuwigheid zitten; Hij heeft Zijn troon bereid ten gerichte. En Hij Zelf zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken oordelen in rechtmatigheden.’’


Ps. 72:17 hint naar de Messias en Zijn Naam Yinon (zie p. 11): ‘’Zijn Naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is, zal Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in Hem gezegend worden; alle heidenen zullen Hem welgelukzalig roemen.’’

Merk ook op hoe buitengewoon Zijn macht is.

Het punt is dat de Messias l’olam was, dus al vóór de schepping. Dit wordt bevestigd door Midrash Mislei 8:22 en Genesis Rabba 63.


R. Pinchas Shapira zegt zelfs in Midrash Pinchas dat Ps.72 ons onderwijst dat de Messias in essentie al gecreëerd was vóór de schepping van de wereld.

Concluderend is de Messias goddelijk, niet geschapen, want Hijzelf nam deel aan de schepping als Schepper.


R. Abarbanel schrijft[68] dat de volgende teksten over de Messias gaan:

- Zach. 4:7: ‘’Wie zijt gij, o grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbábel zult gij worden tot een vlak veld; want hij zal den hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven.’’

- Jes. 52:13: ‘’Zie, Mijn Knecht zal verstandiglijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden.’’

Hij leerde van R. Moshe haDarshan dat Zach. 6:12 en Jes. 53:2 ook over Hem gaan:

- Zach. 6:12: ‘’En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heirscharen, zeggende: Zie, een Man, Wiens Naam is SPRUITE, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal des HEEREN tempel bouwen.’’

- Jes. 53:2: ‘’Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte dat wij Hem zouden begeerd hebben.’’


In Midrashei Geula staat dat de Messias in de hemelse yeshiva zit en dat Hi jmet ‘de Naam’ aangesproken zal worden.


Rashi verbindt Micha 5:2 met Ps. 72:17 als Messiaans zijnde en linkt dit ook nog met Ps. 118:22, waar over De Hoeksteen, rosh pina, wordt gesproken.

- Micha 5:2: ‘’Daarom zal Hij henlieden overgeven tot den tijd toe dat zij die baren zal, gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls.’’

- Ps. 72:17: ‘’Zijn Naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is, zal Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in Hem gezegend worden; alle heidenen zullen Hem welgelukzalig roemen.’’

- Ps. 118:22: ‘’De steen dien de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks (rosh pina) geworden.’’


Het begrip hoeksteen komt ook voor in:

- Zach.10:4: ‘’Van hetzelve zal de hoeksteen, van hetzelve zal de nagel, van hetzelve zal de strijdboog, tezamen zullen van hetzelve alle drijvers voortkomen.’’

- Mat. 21:42 ‘’Yeshua zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De Steen Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een Hoofd des hoeks; van den Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?’’

Malbim zegt dat in Zach. 10:4 de hoeksteen een verwijzing is naar de Messias en de Koning. De goede Herder wordt hier yated genoemd, het geen stok of nagel (spijker, pin) wordt genoemd. Die spijker is een remez naar de dood van de Messias.

Hij wordt ook Heerser (nogesh) of Moshel genoemd, net als Zach.9:8: ‘’En Ik zal Mij rondom Mijn huis legeren vanwege het heirleger, vanwege den doorgaande en vanwege den wederkerende, opdat de drijver (נֹגֵשׂ) niet meer door hen doorga; want nu heb Ik het met Mijn ogen aangezien.’’

Ook in Mich. 5:1 komen we dit concept tegen: ‘’En gij Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser (מוֹשֵׁל) zal zijn in Israël en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid.’’

En in Gen. 49:10: ‘’De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.’’

Silo is volgens Targum Onkelos de Messias.


Rashi zegt dat Ps. 76:12 gaat over de Messias die geschenken krijgt: ‘’Doet geloften en betaalt ze den HEERE uw God, allen gij die rondom Hem zijt; laat hen Dien Die te vrezen is, geschenken brengen.’’

Yavo shilo = 358 = Messias (משיח) = slang (נחש) .

Messias vernietigt de kop van de slang en vernietigt het kwaad voor eens en altijd:

Gen. 3:15: ‘’En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen vermorzelen.’’

Joh. 14:6: ‘’Yeshua zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij.’’

Hij linkt Gen. 49:10 met Ps. 2:9 en Ps. 2:9 op zijn beurt weer met Jes.11:4:

- Gen. 49:10: ‘’De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.’’

Ps. 2:9: ‘’Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.’’

- Jes. 11:4: ‘’Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden.’’

Volgens Bereshit Rabban 98:9 zullen de natiën Koning Messias als eerst ontvangen.

In Jes. 51:12 staat dat dat God de trooster is, maar de wijzen van de Talmoed geven de Messias de naam Menacham[69] (=Trooster).

Jes. 51:12: ‘’Ik, Ik ben het, Die u troost; wie zijt gij, dat gij vreest voor den mens, die sterven zal? En voor eens mensen kind, dat hooi worden zal?’’


Kan het zijn dat de Messias Zelf een manifestatie van God is? Volgens dat Talmoedgedeelte is Hij namelijk ook melaats en neemt Hij de zonden op zich. Maar hoe kan een mens dat doen zonder de Thora geweld aan te doen?

Verder:

In Gen. 1:4 lezen we het volgende: ‘’En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis.’’

Pesikta Rabbati 62; Yalkut 56 zegt dat dit het licht van de Messias is (eeuwig licht). In de Aramese Targum wordt niet het Hebreeuwse woord voor ‘licht’ gebruikt (or), maar ‘nehora’; het grote licht van de Messias. Dat sluit weer perfect aan bij de volgende teksten uit het Brit Chadasha:

- Mat. 4:16: ‘’Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen die zaten in het land en de schaduw des doods, denzelven is een licht opgegaan.’’

- Joh. 8:12: ‘’Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen die zaten in het land en de schaduw des doods, denzelven is een licht opgegaan.’’

- Joh. 8: 56-58: ‘’Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien en is verblijd geweest. De Joden dan zeiden tot Hem: Gij hebt nog geen vijftig jaren, en hebt Gij Abraham gezien? Yeshua zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Eer Abraham was, ben Ik.’’

Joh. 8:23-24 leert ons ook over Yeshua’s autoriteit, als een niet te scheiden deel van God: ‘’En Hij zeide tot hen: Gijlieden zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt uit deze wereld, Ik ben niet uit deze wereld. Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft dat Ik Die ben, gij zult in uw zonden sterven.’’.


Zie ook Jes. 51:4: ‘’Luistert naar Mij, Mijn volk, en Mijn lieden, neigt naar Mij het oor; want een wet zal van Mij uitgaan, en Ik zal Mijn recht doen rusten tot een licht der volken (amim).’’

Hier wordt het begrip amim gebruikt, dat is: alle naties, behalve Israël.

De Nehorah brengt een vernieuwde Thora naar de volkeren, als Ba’al Thora.

Dan. 2:22: ‘’Hij openbaart diepe en verborgen dingen; Hij weet wat in het duister is, want het licht (nehora) woont bij Hem.’’

Dit gedeelte uit Daniël 2, bevat ook het woord ‘nehora’ in de grondtekst en gaat volgens Bereshit Rabba 1:6 over de Messias.

Zie hierbij ook weer Joh 8:12: ‘’Yeshua dan sprak wederom tot henlieden, zeggende: Ik ben het Licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.’’


Eeuwig = סוף אין = 207

Licht = אור = 207

Meester van de wereld = אדון עולם = 207


Zach. 14:6 verwijst ook naar het licht van de Messias: ‘’En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht en de dikke duisternis.’’

Dat legt de orthodoxe Breslev-groepering o.a. ook zo uit.

Zie ook de overeenkomst met Jes. 60:19: ‘’De zon zal u niet meer wezen tot een licht des daags, en tot een glans zal u de maan niet lichten; maar de HEERE zal u wezen tot een eeuwig Licht, en uw God tot uw Sierlijkheid.’’

Hier wordt God het eeuwige licht genoemd. Chabad verwijst hier naar de Messias en de Rambam ook. Het licht is dus hetzelfde, van Messias en van God à van hetzelfde wezen.


Zijn licht brengt genezing[70]:

- Mal. 4:2: ‘’Ulieden daarentegen die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen als mestkalveren..’’

- Jes. 30:26: ‘’En het licht der maan zal zijn als het licht der zon, en het licht der zon zal zevenvoudig zijn, als het licht van zeven dagen; ten dage als de HEERE de breuk Zijns volks zal verbinden, en de wond waarmede het geslagen is, genezen.’’


Zach. 12:10-11 gaat ook over de Messias, namelijk Messias Ben Yosef (aldus Moshe Alsheich): ‘’Doch over het huis Davids en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden, en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben; en zij zullen over Hem rouwklagen als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene. Te dien dage zal te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, gelijk die rouwklage van Hadadrímmon, in het dal van Megíddon.’’


Vijfde remez – de goddelijke Goël (verlosser).

In Rambams 13 stellingen staat o.a. een verwijzing naar Deut. 34:10: ‘’En er stond geen profeet meer op in Israël gelijk Mozes, dien de HEERE gekend had van aangezicht tot aangezicht.’’

Ramam herdefinieert dit als ‘Er is niemand als Moshe’, hoewel we toch lezen dat een van de taken van de Messias is dat Hij een vernieuwde Thora brengt, zoals we reeds hebben gezien.

In Rabbijnse literatuur wordt Messias ook wel 2e Moshe genoemd. Hoe kan Messias dan groter dan Moshe zijn in tegenstelling tot wat er in Deut. 34 staat?

De geleerde Ralbag legt dat uit. Er zal namelijk geen profeet meer opstaan in Israël gelijk Moshe, maar Ralbag legt uit dat de Messias een profeet voor de volkeren zal zijn, dus nog groter dan Israël. Moshe zorgde ervoor dat Israël HaShem ging dienen, maar de Messias zorgt ervoor dat alle volkeren HaShem gaan dienen.

Moshe was de verlosser van Israël, maar de Messias is de toekomstige Verlosser van Israël. In Shemot Rabbah 2:4 lezen we dat Moshe Israëls verlosser was en ook de toekomstige zal zijn. Maar hoe kan dat? Moshe komt uit Levi terwijl de Messias uit Juda komt. Moshe is een prototype van de ultieme verlosser (Goël). De ‘2de Moshe’, de laatste Verlosser, brengt een vernieuwde Thora, geschreven op het hart[71].


Hij verlost zowel Israël als de volkeren en is daarom een grotere Verlosser. Yeshua verwijst naar zichzelf als de 2de Moshe in Joh. 5:46-47: ‘’Want indien gij Moshe geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij geschreven. Maar zo gij zijn Schriften niet gelooft, hoe zult gij Mijn woorden geloven?[72]’’

Let op wat Moshe zei in Deut. 18:15: ‘’Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE uw God verwekken; naar Hem zult gij horen.’’

Merk weer op wat de Ralbag over Hem zegt, namelijk dat de volkeren dóór de Messias HaShem gaan aanbidden. Er is namelijk een belangrijke les uit Pred. 1:9, namelijk: ‘’Hetgeen dat er geweest is, hetzelve zal er zijn; en hetgeen dat er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon.’’

Er zijn drie gebieden waar parallellen zijn tussen de eerste en de laatste Verlosser.

1.       Rijdend op een ezel:

Ex. 4 :20: ‘’Mozes dan nam zijn vrouw en zijn zonen, en voerde hen op een ezel en keerde weder in Egypteland; en Mozes nam den staf Gods in zijn hand.’’

Zach. 9:9: ‘’Verheug u zeer, gij dochter Sions, juich, gij dochter Jeruzalems; zie, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen.’’

2.       Brood uit de hemel brengend:

Ex. 16:4: ‘’Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik zal voor ulieden brood uit den hemel regenen; en het volk zal uitgaan en verzamelen elke dagmaat op haar dag, opdat Ik het verzoeke, of het in Mijn wet ga of niet.’’

Ps. 72:16 (+context): ‘’Is er een handvol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde.’’

3.       Water uit een bron brengend:

 Ex. 2:16: ‘’Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood voor Farao’s aangezicht en woonde in het land Midian, en hij zat bij een waterput.’’

Joël. 3:18: ‘’En het zal te dien dage geschieden dat de bergen van zoeten wijn zullen druipen, en de heuvelen van melk vlieten en alle stromen van Juda vol van water gaan; en er zal een fontein uit het huis des HEEREN uitgaan, en zal het dal van Sittim bewateren.’’

De midraj spreekt ook over ‘varken’ חזיר, die het koninkrijk terugbrengt להחזיר  aan de rechtmatige eigenaar.

We gaan nu bovenstaande 3 punten bekijken:

1.       Ezel = חמר (chamor) ->hiervan is afgeleid חמר (chomer) -> materialisme en substantie, menselijke verlangens en krachten van de wereld. De ezel representeert in het Jodendom het wereld-systeem.

Er wordt een diepere les uit Gen. 22:3 gehaald: ‘’Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongens met zich, en Izak, zijn zoon; en hij kloofde hout tot het brandoffer, en maakte zich op en ging naar de plaats die hem God gezegd had.’’

We kijken hier naar de ezel die voorkomt in deze geschiedenis van de akeda (de binding van Yitzchak).

De ezel werd gebonden, en dat staat symbool voor onze menselijke verlangens die gebonden moeten worden (de overeenkomst hierboven, tussen chamor en chomer). Dat binden van die menselijke verlangens komt door 2 parameters: De ziel (neshama; geestelijke wereld) en lichaam (de fysieke wereld). Hieruit kunnen we de gevolgtrekking maken dat Abraham daar bovenuit steeg en de hoogste graad van heiligheid in dit leven bereikte.

Volgens Rashi is de ezel die we in Ex. 4:20 een typebeeld van de ezel van Avraham en Messias en ziet hij dus thematische connecties, rondom het voorkomen van de ezels in deze geschiedenissen.

Ex. 4:20: ‘’Mozes dan nam zijn vrouw en zijn zonen, en voerde hen op een ezel en keerde weder in Egypteland; en Mozes nam den staf Gods in zijn hand.’’

De Messias bereikte deze hoge graad van heiligheid continu, in tegenstelling tot Avraham, die dat een moment had.

Dat de profetie van de ezel uit Zach. 9:9 ook Messiaans van karakter is, wordt bevestigd door Rashi, in zijn commentaar op Jes. 26:6. Het wordt ook bevestigd door Saadia de Gaon, die Zach. 9:9 verbindt met de bekende Schriftwoorden uit Dan. 7:13, waar staat geschreven: ‘’Verder zag ik in de nachtgezichten, en zie, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen.’’

De Ramban verbindt Zach. 9:9 met de verworpen Messias en met Jes. 53:7: ‘’Als dezelve geëist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open.’’

Hij zegt dat dit gaat over Zijn eerste komst. Wij geloven ook dat dit over Yeshua’s eerste komst gaat. Sommige anti-missionarissen halen hierbij echter Job 25:4 aan, waar staat: ‘’Hoe zou dan een mens rechtvaardig zijn bij God, en hoe zou hij zuiver zijn die van een vrouw geboren is?’’

Er was een rabbijn die dit vers aanhaalde om zich tegen Shapira te verdedigen en zei daarbij dat niemand gerechtvaardigd kan worden als rein voor God.

Shapira vraagt zich daarbij dan af, dat als de Messias alleen maar mens zou zijn, en niet goddelijk, hoe zou Hij dan kunnen rijden boven de wereld, zoals we gezien hebben dat joodse wijzen zeiden over de Messias?

Nee, in Zach. 9:9 lazen we over de Messias, die op een ezel (chamor) rijdt en zo’n intense openbaring van HaShem geeft, dat we een nieuwe realiteit kunnen ervaren, dat gebaseerd is op het vlees (chomer), maar op de Geest, zoals Shimon Kefa ook zo mooi beschrijft in 1 Petr. 3:18: ‘’Want Messias heeft ook ééns voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Die wel is gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest.’’

Yeshua heeft overwonnen en is verheven bóven het vlees (chomer). Wij zijn door Hem gerechtvaardigd om ook op te stijgen tot boven het vlees, met Hem!

Nee, Yeshua is degene die rijdt op een ezel (boven de wereld), toen Hij zei in Joh. 8:23: ‘’En Hij zeide tot hen: Gijlieden zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt uit deze wereld, Ik ben niet uit deze wereld.’’

Hier verklaart Hij zelf Zijn afkomst, dat Hij van boven komt. Hij is boven de wereld, boven de chomer. Dat is hij continu, niet slechts een beperkte tijdsperiode, hij is Elyon, de Allerhoogste.

De Maharal begrijpt dit concept van ‘rijden op de ezel’ als in: volledige controle hebben over ‘de wereld’. Hij rijd op de materie dat is volgens het jodendom alle aspecten die geregeerd worden door de ‘slechte aandrang’. De Messias heeft alleen de Yetzer haTov, volgens hem. Volgens de Maharal is één van Messias’ namen chivra (melaats in Aramees), want de melaatse is verworpen uit Israels kamp én Hij behoort niet tot de wereld, zoals geschreven in lev. 13:46.

De Messias zal volledig afgescheiden zijn van deze wereld en zal daarom op een melaatse lijken[73]; zie ook Rom. 12:2: ‘’En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is.’’   

De Messias komt dus van boven en is volledig afgescheiden van de chomer van deze wereld.

Ook R. Yosef Itzchak Schneerson zegt dat de Messias boven de natuur staat naar aanleiding van Jes.11:2: ‘’En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten: de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN.’’

Hij verklaart dat Hij de HEERE is, Die was, Die is en zal zijn, boven de natuur; zo ook is de Messias boven de natuur[74].

2.       Net zoals er via Moshe brood uit de hemel kwam, zo zal de Messias dat ook doen, als groter dan Moshe zijnde. Yeshua vergelijkt zichzelf in het nieuwe testament met Moshe als hij zegt dat hij het brood des levens is, terwijl Moshe brood gaf aan de kinderen Israels (Ex.16:4: ‘’Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik zal voor ulieden brood uit den hemel regenen (מַמְטִיר); en het volk zal uitgaan en verzamelen elke dagmaat op haar dag, opdat Ik het verzoeke, of het in Mijn wet ga of niet.’’)


Volgens een Chassidische gedachte representeert brood opstandingskracht, ook representeert het een ‘hemelse vonk’ waar het gelijk wordt gesteld met de wederopgestane geest. Yeshua is de verbinder tussen hemel en aarde door de ‘levensvonk’! God liet het brood in de woestijn uit de hemel komen, maar Yeshua verklaart Zichzelf het daadwerkelijke brood en geeft dat vanuit de hemel , in Joh. 6: 32-35: ‘’Yeshua dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, Mozes heeft u niet gegeven het brood uit den hemel, maar Mijn Vader geeft u het ware Brood uit den hemel. Want het Brood Gods is Hij Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood. En Yeshua zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.’’.

Het vanuit de hemel neer laten dalen van brood en hagel etc. is in het Hebreeuws ‘hemtir’ (doen neerdalen).

 Dat woord wordt gebruikt in het zojuist gelezen vers in Exodus 16:4, maar ook in Gen.19:24: ‘’Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sódom en over Gomórra regenen (הִמְטִיר), van den HEERE, uit den hemel.’’

 

Deze verzen worden door Midrasj Exodus Rabbah[75] verbonden. Het ‘boek der Schepping[76]’ schrijft dat dit neerdelen geschiedt door de genade van HaShem en Zijn macht. Dat woordje macht wordt daar binah genoemd en kan ook worden vertaald als ‘Ben Yah’ = Zoon van God. Het wordt ook nog verbonden met Ps. 147:18: ‘’Hij zendt Zijn woord, en doet ze smelten; Hij doet Zijn wind waaien, de wateren vloeien heen.’’ Denk hierbij aan wat we eerder hebben gelezen over het Woord van God, over wie dit gaat.

 

3.       De laatste Verlosser brengt water uit de bron, net als de eerste Verlosser. Er wordt vanuit Rabijnse gedachte veel aandacht geschonken aan de bron in Ex. 2:15: ‘’Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood voor Farao’s aangezicht en woonde in het land Midian, en hij zat bij een waterput.’’

Vergelijk dit met Joh. 4:14: ‘’Maar zo wie gedronken zal hebben van het water dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven.’’

De eerste Verlosser zat bij de bron, de Laatste is de Eigenaar van de Bron. Water representeert leven en wederopstanding ( denk aan de verdorrende bomen die water krijgen en weer opbloeien) zie ook Ps. 36:10 en Spr. 30:4:

-          Ps. 36:10: ‘’Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht.’’ 

-          Spr. 30:4: ‘’Wie is ten hemel opgeklommen en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet?’’

 

Makor is het woord voor bron (volgens Metzudat Sion de levende bron van water), maar ook voor de levensbron (zie Jer.2:13 en 17:13).

-          Jer. 2:13, 17:13: ‘’Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, de Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.

O HEERE, Israëls Verwachting, allen die U verlaten, zullen beschaamd worden; en die van mij afwijken, zullen in de aarde geschreven worden; want zij verlaten den HEERE, de Springader des levenden waters.’’         

 

Zie ook Openb. 21:6: ‘’En Hij (Die op de troon zat) sprak tot mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet.’’

De verborgen manifestatie van HaShem wordt Binah genoemd en is niemand minder dan Messias zelf die Ben -Yah ( zoon van Gd) wordt genoemd[77].

In het gebed voor Lag Ba’omer[78] wordt Rashbi als Messias ben Yosef aangeduid en de Messias wordt aangeduid als ‘amodah damechitzah’ (de middelste pilaar) de middelaar die hemel en aarde samen brengt. De term ‘amodah damechitzah’ komt ook terug in het Aramese gebed dat de Sabbatsmaaltijd begint, genaamd Athenu Seudatah. Er zijn traditioneel 3 mitswa-maaltijden op Sjabbat; die verwijzen naar Yitzhak (vrijdagavond), Avraham (Sjabbat) en Jaakov (derde maaltijd op Sjabbat)[79].

Over wat voor water wordt er in Jes.55:1 gesproken?

Jes. 55:1: ‘’O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja, komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk.’’


Volgens rabbi Bar Ami gaat dit over het water dat de wereld doet wederopstaan. Volgens Yalkut Shimoni over het eeuwige leven. Midrash Tanchuna zegt dat dit gaat over Messias ben Yosef. Zie ook Joh.7:37-38: ‘’En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Yeshua en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien.’’

Het is niet verrassend dat Yeshua deze uitspraak deed tijdens Soekot. Dat was de tijd waarop men Jes. 12:3 proclameerde[80]: ‘’En gijlieden zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils (יְשׁוּעָֽה).’’


Zie ook Jes.58:11 en Joel 3:18 in deze context:

-          Jes. 58:11: ‘’En de HEERE zal u geduriglijk leiden, en Hij zal uw ziel verzadigen in grote droogten en uw beenderen vaardig maken; en gij zult zijn als een gewaterde hof en als een springader der wateren, welker wateren niet ontbreken.’’

-          Joel 3:18: ‘’En het zal te dien dage geschieden dat de bergen van zoeten wijn zullen druipen, en de heuvelen van melk vlieten en alle stromen van Juda vol van water gaan; en er zal een fontein uit het huis des HEEREN uitgaan, en zal het dal van Sittim bewateren.’’

Yeshua is niet ‘slechts’ mens. Kijk naar al de eigenschappen die de Messias worden toegekend in het authentieke jodendom, die normaliter alleen aan God worden toegekend.

De begrippen Moshe leeft (משה חי) en HaMashiach (המשיח) hebben dezelfde letters en getalswaarde, namelijk 363. Moshe was een prototype van de Messias.

De Bijbelteksten Deut. 18:15 en 18 lezen we in onze vertaling als volgt: ‘’Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren.

Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken.’’

Deze teksten worden door de Targum Yerushalmi echter vertaald met: ‘door de Heilige Geest’ zal Hij opstaan. Dat kan volgens Shapira een hint zijn naar dat Hij mens én God is.                       

Ook Ps. 2:7 wijst erop dat de Messias op bovennatuurlijke wijze in de wereld zal komen: ‘’Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt.’’

Zie ook de oorsprong van de Messias zoals Micha 5:1 uitlegt: ‘’En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein om te zijn onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen (מִימֵי עוֹלָֽם) af.’’

Messias’ oorsprong is dus vanaf de tijd vóór de schepping en de Joodse verklaarder Radak verbindt deze uitdrukking ‘mimei olam’ (מִימֵי עוֹלָֽם) met spr. 8:23: ‘’Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest, van den aanvang, van de oudheden der aarde aan.’’

De Joodse verklaarder Malbim legt uit dat de 10 stammen in de eindtijd ‘ontwaken’ en dat Koning Messias ben Yosef hen zal uitleiden. De Joodse verklaarder Metzudat david concludeert dat die heerser in Micha 5:1 de Koning Messias is en het Joodse geschrift Pesachim 54a legt uit dat ‘van oude tijden af’ refereert naar (een van de) namen van de Messias die bekend was, van voor het begin der wereld.

Ook Targum Yonatan ben Uziel vertaalt in Micha 5:1 het woordje ‘heerser’ als Messias en gebruikt de woorden ‘meyomee alma’ om de oorsprong van de Messias aan te duiden, namelijk van vóór het begin der tijden.

Rashi verbindt in zijn commentaar op de Jeruzalemse Talmoed, in Brachot 17b allerlei teksten die over de Messias gaan, met de kernteksten Micha 5:1, maar ook met Ps. 118:22, waar staat: ‘’De steen dien de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks (hoeksteen) geworden.’’

Deze teksten verbindt hij ook weer met Ps. 72:17: ‘’Zijn Naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is, zal Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in Hem gezegend worden; alle heidenen zullen Hem welgelukzalig roemen.’’

Hier wordt ook Zijn eeuwige oorsprong weer benoemd en dat alle naties Hem erkennen, terwijl Israël Hem verwerpt ( zoals we reeds eerder gezien hebben).

in Ps. 2:7 en Hebr. 1:5 lezen we dat Gd Zelf Zijn Zoon heeft gebaard.

-          Ps. 2:7: ‘’Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt.’’

-          Hebr. 1:5: ‘’Want tot wien van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd? En wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot een Zoon zijn?’’

Volgens rabbijn Hayon is Zijn ziel hemels van oorsprong en óók volgens Rambam gaat Ps.2:7 over de messias en zijn superioriteit!

Ook in de Babylonisch Talmoed, namelijk Soeka 52a refereert men naar deze passage als Messiaans zijnde, hoewel ze zeggen dat dit over Messias ben David gaat en niet over Messias ben Yosef.

Toch is hun ziel (neshama) één en dezelfde. Echter, in plaats van dat er twee Messiassen komen, zijn er twee manifestaties van dezelfde Messias (namelijk de Lijdende Knecht en de Overwinnaar-Koning[81]). In Soeka 52a wordt ook aan Ps. 21:5 gerefereerd als messiaans zijnde: ‘’Het leven heeft hij van U begeerd, Gij hebt het hem gegeven; lengte van dagen, eeuwiglijk en altoos.’’

We kunnen geen termen gebruiken als ‘hét jodendom gelooft’ of ‘hét jodendom accepteert’ etc. want de gedachten en ideeën in het jodendom zijn heel divers. Wat we duidelijk maken is dat ‘christelijke’ concepten als ‘Goddelijke Messias’ en ‘tweede komst’ etc. óók binnen het jodendom bestaan.

Yeshua geeft Zijn oorsprong duidelijk weer in Joh. 17:5: ‘’En nu, verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid die Ik bij U had eer de wereld was.’’

 De Messias was geschapen vóór de schepping van de wereld, zie ook weer onze eerdere verwijsteksten uit Micha 5 en Spr. 8, maar ook de volgende Joodse geschriften: b. Nedarim 39b, Pesachim 54a en Bereshit Rabbah 82 en 86.

In Ex. 4:14-16 zien we dat Moshe Elohim wordt genoemd over Aaron: ‘’Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes en Hij zeide: Is niet Aäron, de Leviet, uw broeder? Ik weet dat hij zeer wel spreken zal; en ook, zie, hij zal uitgaan u tegemoet; wanneer hij u ziet, zo zal hij in zijn hart verblijd zijn. Gij dan zult tot hem spreken en de woorden in zijn mond leggen; en Ik zal met uw mond en met zijn mond zijn, en Ik zal ulieden leren wat gij doen zult. En hij zal voor u tot het volk spreken; en het zal geschieden dat hij u tot een mond zal zijn en gij zult hem tot een god zijn.’’

Dit betekent dat Moshe de uiteindelijke autoriteit van Aäron is. Op die wijze is de Messias gelijk als Elohiem over Israël en de volkeren, aldus Shapira. In Ps. 110: 1-4 wordt volgens Sforno en Ginzburg over de Messias gesproken: ‘’EEN psalm van David. De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit tot Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten. De HEERE zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden. Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilige sieradiën; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn. De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.’’


Hij wordt hier Bina ( zoon van Gd) genoemd. Het zitten ter rechterhand is de verbinding tussen het koninkrijk van God en de Messias. Hij is de Verbinder tussen de aarde het koninkrijk van God. Zie ook Mat. 25:34, waarin de gezegenden door de Messias worden verbonden met Gods koninkrijk: ‘’Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.’’

Ginzburg verbindt Ps. 2:7 met Ps. 110: 3-4 en ook met Jes. 52:13. Dat laatste vers gaat als volgt: ‘’Zie, Mijn Knecht zal verstandiglijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden.’’  

Hij zegt dat de Messias de eeuwige Hogepriester over Israël is. Maar hoe kan een gewoon mens dat zijn?

Merk op: dit is geen christelijke uitleg, maar de verklaring van een van de belangrijkste rabbijnen uit de 20e eeuw die zegt dat de Messias ter rechterhand Zijns Vader zit en de volledige autoriteit heeft om mensen in Gods koninkrijk te brengen. Net zoals de eerste Verlosser, Moshe, Israël verenigde in één lichaam gedurende de uittocht, zo zal volgens de Joodse verklaarder de Maharal de Messias ook de Verbinder/eenmaker van Israël worden genoemd.

We hebben nu gezien dat de eigenschappen van de Messias die van een mens overstijgen. Nu moeten we de relatie tussen Messias en God vaststellen en Zijn uiteindelijke rol en hoe die wordt bereikt, én hoe zich dat zal uiten op aarde.

In het gebedenboek voor Rosh haShana wordt de naam Sar haPanim ( prins van het gezicht of prins van de aanwezigheid) genoemd als naam voor Yeshua van Nazareth[82].

Deze dienaar/engel wordt ook Metatron ( boodschapper van het gezicht van God) genoemd. In het gebed wordt gevraagd of het blazen op de sjofar[83] geaccepteerd mag worden door God, in verdienste (zechut) van Yeshua Sar haPanim. Dus in wezen is het vanwege de Middelaar Yeshua/Metatron dat ons gebed door Gd ontvangen wordt.

Dus Yeshua is de Hogepriester en Middelaar van onze gebeden tot God. Welk niveau van autoriteit heeft deze Sar haPanim dat Hij tot Gods volle aanwezigheid kan ingaan en deze verzoeken bij Hem brengen? Hoe kan een gewoon mens zelfs staan in de aanwezigheid van God?

Zie de volgende teksten die ons hier perspectief in geven:

-          Ex. 33:20: ‘’Hij zeide verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien en leven.’’

-          Jes. 6: 2-3: ‘’De serafs stonden boven Hem; een iegelijk had zes vleugelen: met twee bedekte ieder zijn aangezicht en met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij. En de een riep tot den ander en zeide: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen; de ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol.’’

In het jodendom wordt vaak gezegd dat we geen middelaar nodig hebben en direct tot God kunnen gaan, bijvoorbeeld in gebed. Maar volgens rabbijnse geschriften en de Thora zien we dat een middelaar een directe vereiste is. Het is alleen door de kracht vam Degene die ‘Yeshua de Prins van Aangezicht’ wordt genoemd, die van aangezicht tot aangezicht met God kan komen, dat we verhoord worden en uiteindelijk verzoening ontvangen van de HEERE der genade.

Denk ook aan de joodse gebruiken om bij graven van rechtvaardigen te bidden om, zoals zij geloven, ons dichter in verbinding met God te brengen.

Is deze Yeshua onze Yeshua en staat deze naam in de oorspronkelijk gebedstekst? Soms wordt hij Messias Ben Yosef genoemd (hij die stierf voor Israëls zonden) en soms ‘de Zoon’. Sommigen zeggen dat het Jehoshua uit Zach. 3:8 en Ezra 3:2 is en een enkeling zegt zelfs dat het een fout is door de hand van kopiisten die bekeerd waren tot het christendom en zo de tekst manipuleerden. Dit laatste klopt echter niet! Shapira geeft hier argumenten voor op p.233-234 van zijn boek.

Rabbijn Nachman van Breslov zegt dat alle gebeden van de kinderen Israëls direct naar de Messias gaan.

Tussenconclusie

De rol van Sar haPanim is om onze gebeden rechtstreeks tot God te brengen, zodat wij vergeving kunnen ontvangen tijdens de tijd van oordeel. Deze Sar haPanim wordt volgens het gebed ‘Yeshua’ genoemd. De bron dateert uit de 1e en 2e eeuw, de tijd van de Tannaïm. Hij fungeert als middelaar tussen Israël en HaShem en wordt soms ‘Zoon’ genoemd. Geen enkel mens kan in de aanwezigheid van God van aangezicht tot aangezicht komen, of ‘de stem van genade’ tot God brengen, volgens de Thora. Het jodendom ondersteunt het idee dat we middelaars nodig hebben die onze gebeden omhoog brengen.


Sar haPanim is Prins van het Aangezicht. Komen we deze titel eigenlijk in de Bijbel tegen?

in Jes. 63:9 wordt een ‘engel van zijn aangezicht’ genoemd, die Israël redt en hen draagt en hun pijn draagt. Hij is de Verlosser van Israël: ‘’In al hun benauwdheid was Hij benauwd; de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost. Door Zijn liefde en door Zijn genade heeft Híj hen bevrijd; Hij hief hen op en droeg hen al de dagen van weleer.’’


Hoe kan Hij hen dragen voor eeuwig, indien Hij slecht een mens zou zijn? In Ex. 33:11-20 wordt de identiteit van de engel bekend gemaakt als ‘de HEERE’ zelf.

In Jes. 63: 7-10 zien we deze engel verbonden met HaShem (v.7) die de genade houdt en de Engel die Israël redt en verlost (v.9) en de Heilige Geest die bedroefd is (v.10)  Deze 3 manifestaties van God werken dus samen in perfecte harmonie.      

Vier eigenschappen van deze Engel (die dus Yeshua genoemd wordt in het Rosh-HaShana-gebed) zijn redden (yasha) verlossen (ga’al) dragen (natal) en meedragen (nasa).


- Hij is dus de Redder van Israël, terwijl we de volgende teksten in de Tenach lezen: Jesaja 43:13-14 & 49:26. Hier staat dat de HEERE de Redder/Verlosser is, de Heilige van Israël.

- Die Engel is dus ook de Verlosser van Israël terwijl we de volgende teksten lezen: Ps. 103:2-4; Jes. 59:20; Rom. 11:26. De HEERE is Verlosser.

- Hij is de Drager van Israëls ziekte en pijn en zonde.

- Hij is de ‘Meedrager’ van Israëls ziekte en pijn en zonde, maar volgens Jes. 53:4-5 is dat de Knecht. En volgens Mat.8:17 gaat dit over Yeshua.

Kan dit alles over Yeshua van Nazareth gaan? Het lijkt er wel op, want in Jes. 63: 10 lezen we dat de natie Israël zich tegen Sar haPanim zal keren en daarmee de Heilige Geest bedroeft wordt. Volgens Rambam gaat Jes. 53:1 over de Messias en hij verbindt die tekst met Jes. 63:12.

Shapira verbindt Ex. 33:14-15, waar staat dat Gods panim voor het volk uitgaat (Sar haPanim), met Ex. 13:21 waar staat dat de HEERE voor het volk uitgaat (lifneehem).

-          Ex. 33:14-15: ‘’En Hij (God) zei: Moet Mijn aangezicht (panaj, van het woord ‘panim’) meegaan om u gerust te stellen? Toen zei hij (Moshe) tegen Hem: Als Uw aangezicht niet meegaat, laat ons dan van hier niet verder trekken.’’

-          Ex. 13:21: ‘’De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen, en 's nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken.’’

 

Daaruit concludeert Shapira dat Sar haPanim niets anders is dan een manifestatie van God Zelf. Dit kan dus niet over een mens gaan (zelfs niet de meest rechtvaardige), want hij draagt Gods volledige en complete autoriteit.

Metatron

We lazen over Metatron en dat die Yeshua Sar haPanim wordt genoemd (in Sefer haYovel). Hij zal Israël verlossen en het Joodse volk redden en dragen. In dat boek wordt gezegd dat Metatron degene is die bij Abraham was in Kanaän (Gen. 17:1, 18:1, 22:11-12), die Izak verloste en met Jacob worstelde (Gen. 32:31+ Ex. 23:20-21 Pniël = panim van God) en Israël leidde in de woestijn 40 jaar lang.

In de teksten zien we dat dit over haShem gaat. Hij is de middelaar tussen Israël en God en heeft Zijn volle autoriteit en wordt ook wel El Shaddai genoemd. Hij spreekt als een manifestatie van God op aarde.

Als Hij slechts een engel zou zijn, waarom wordt Hij dan bij haShems Naam genoemd en moeten we naar Hem luisteren? De Boodschapper is echter een manifestatie van God zelf. We moeten namelijk trouw blijven aan de ‘p’shat[84]’ van de tekst.

God is geen mens dat Hij zou liegen, Hij is een jaloers God. Waarom zou Hij Zijn Naam geven aan een gewone boodschapper/engel? Waarom vertelt Hij ons om Hem te gehoorzamen? Jes. 63:9 leert ons dat Hij Israëls zonden en lijden draagt en haar Verlosser is.

We lezen echter niet dat Hij aanbeden moet worden, alhoewel we wel moeten horen (shema) naar Zijn stem, wat in Joodse gedachte een vorm van dienstbaarheid en aanbidding representeert. Is dat afgoderij?              

Nee, het enige mogelijke en logische antwoord is dat Sar haPanim, Yeshua, Metatron Gods complete autoriteit en kenmerken draagt. Als we dus Zijn stem moeten gehoorzamen dan moeten we óf 2 goden accepteren (God verhoede) óf accepteren dat Yeshua een manifestatie van haShem is.

Metatron wordt ook wel Sar haPanim genoemd in hechalot rabbati en in Enoch 3, H10 wordt Hij de kleine/mindere YHWH genoemd (haShem katan), evenals in hechalot rabbati. Hij draagt ook de kroon van het koninkrijk, maar hoe kan dat als er slecht één goddelijke Koning is? Zie ook de meervoudige tronen in Dan. 7:9: ‘’Ik keek toe totdat er tronen werden geplaatst, en de Oude van dagen Zich neerzette. Zijn gewaad was wit als de sneeuw en het haar van Zijn hoofd als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen en de wielen ervan waren laaiend vuur.’’

In het kabbalistische boek Kol haTor lezen we dat Messiach Ben Yosef van boven Metatron is, de prins van het aangezicht. Metatron wordt ook Henoch genoemd, zie onder andere Targum Jonathan bij Gen.5:24.

-          Gen. 5:24: ‘’Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg.’’

-          Targum Jonathan bij Genesis 5:24: ‘’En Chanoch diende in de waarheid voor de Heer; en zie, hij was niet bij de bijwoners van de aarde; want hij was teruggetrokken, en hij steeg op naar het uitspansel door het Woord voor de Heer, en zijn naam werd Metatron de Grote Saphra genoemd.’’

De getalswaarde van Metatron en Shaddai is gelijk volgens Rashi, in Ex. 23:21.

-          Ex. 23: 20-21: ‘’Zie, Ik zend een Engel voor u uit om over u te waken op de weg en u te brengen naar de plaats die Ik gereedgemaakt heb. Wees op uw hoede voor Zijn aangezicht en luister naar Zijn stem. Verbitter Hem niet, want Hij zal uw overtredingen niet vergeven, omdat Mijn Naam in het binnenste van Hem is.’’    

-          Rashi bij Ex. 23:21: ‘’WANT MIJN NAAM IS IN HEM - Deze passage moet verband houden met het begin van het vers: Pas op voor hem enz. - want (כי) Mijn Naam is geassocieerd met de zijne (d.w.z. wat hij ook doet, hij dat doet in Mijn Naam). Onze rabbijnen zeiden dat hij (de engel) Metatron (מטטרון) is wiens naam gelijk is aan de naam van zijn Meester, want מטטרון heeft de numerieke waarde van שדי “de Almachtige” (Sanhedrin 38b).’’

Hij wordt de Shomer Yisrael (bewaarder van Israël) genoemd. Het leger boven en beneden is onder Zijn autoriteit en Hij wordt Zoon genoemd, maar ook Dienaar.

Volgens hem wordt er naar Metatron verwezen in Ps. 37:25 als er staat: ‘’Ik ben jong (na’ar) geweest, ik ben ook oud geworden, maar ik heb de rechtvaardige nooit verlaten gezien, of zijn nageslacht op zoek naar brood.’’

Is dit een Messiaans vers? Daar lijkt het op het eerste gezicht niet op.

Volgens rabbijn Horowitz (de Sh’la) wordt de Metatron ook wel de bewaarder van de poort/de deur genoemd. Hij noemt Hem ook met de naam Yeshua.

Denk hierbij aan Joh. 10: 1-3: ‘’Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie de schaapskooi niet door de deur binnengaat, maar van elders naar binnen klimt, die is een dief en een rover. Maar wie door de deur naar binnen gaat, die is herder van de schapen. Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen zijn stem, en hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.’’

Een andere naam voor de Metatron en ook voor de Messias is ha-Na’ar, dat vertaald kan worden als ‘jongeman’ of ‘jeugdige’.

De term na’ar heeft een grote betekenis in de identificatie van de Messias en zijn oorsprong. Het is immers één van Zijn namen. Hij wordt echter vaker ha-Na’ar (de Na’ar) genoemd in tegenstelling tot na’ar (zonder lidwoord ‘de’).


Na’ar (נער) kan geïnterpreteerd worden als acroniem voor:  רחם על נחלתך:’’Heb genade met uw erfdeel’’.

R. Weiss en R. Moshe Chaim Luzzatto concluderen dat Hosea 11:1 (ALS Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte geroepen) gaat over de Messias, niet over Israël. Gods Zoon is volgens Shapira zowel Israël als de Messias, want Israël moet hetzelfde patroon volgen als de Messias. Dus de Midrashische toepassing van Hosea 11:1 in Mattheus 2:15 (En was aldaar tot den dood van Herodes; opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet, zeggende: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen) is niet on- Joods. In de autoratieve Otzar Midrashim staat dat de Na’ar’s ultieme kenmerk rachamim (barmhartigheid) is. Deze uitspraak doet de fundamenten rammelen, want alleen God is de HEERE van barmhartigheid, terwijl de Messias de volle autoriteit heeft om barmhartigheid te tonen aan het Huis Israël (Jesaja 54:7 Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen.)

Er zijn meer geheimen in joodse geschriften met betrekking tot de Naam voor de Messias: na’ar. Laten we deze eens bij langs gaan:

1.       In Malachei Ha- Elyon lezen we dat de Na’ar, wiens naam is Metatron, een tabernakel bouwt waar de zielen van de rechtvaardigen offeren om verzoening voor Israël te brengen gedurende hun ballingschap. Dus zonder die tabernakel en het offeren (dat wordt gedaan door de hogepriester) is er geen verzoening voor heel Israël. Let op: volgens dat geschrift vindt dit offeren plaats in de tabernakel van de Na’ar. Hierbij moeten wij natuurlijk denken aan Hebr. 8:1 en 9:11: ‘’De hoofdzaak nu van de dingen waarover wij spreken, is dit: Zo’n Hogepriester hebben wij, Eén Die Zich heeft gezet aan de rechterhand van de troon van de Majesteit in de hemelen.

Maar toen is Messias verschenen, de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze schepping is.’’


Deze gedachte vinden we ook in het geschrift Bamidbar Rabba.

Leviticus 16:6 is een afschaduwing van de goddelijke natuur van de Messias (Na’ar) , die géén verzoening voor Zichzelf hoeft te bewerken: ‘’Daarna zal Aäron den var des zondoffers die voor hem zal zijn, offeren, en zal voor zich en voor zijn huis verzoening doen.’’

Hij is degene die dient als de eigenaar, deurbewaarder, poortwachter, bewaker en enige autoriteit in de hemelse tempel.


2.       In de Heechalot- literatuur zien we dat Messias= metatron= na’ar= hogepriester. In Yoma 6b lezen we dat gedurende Jom Kippoer de hogepriester Gods naam 10x noemde in het Heilige der Heiligen. In de ‘Synopsis’ voor Heechalot lezen we dat de Na’ar dit doet, terwijl HaShem tot hem spreekt. Welk ‘gewoon mens’ kan zoiets indrukwekkends vervullen in het spreken met God namens ons, als onze Hogepriester? Is deze Na’ar de Messias of zijn dit 2 afzonderlijke wezens?


3.       R. Moshe Alsheich schreef als commentaar bij Hooglied 2:11-12 (‘’Want zie, de winter is voorbij; de plasregen is over, hij is overgegaan. De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land.’’) dat de 2 bloemen staan voor Messias Ben Yosef en Messias Ben David, zoals er in Midrash Elijah geschreven staat: ‘’De Na’ar die ik deed herleven/ weder opwekte, dat is Messias ben Efraim (Yosef)’’

Dit duidt erop dat deze twee Messiassen reeds verschenen zijn op aarde. Dit gaat dus in tegen een ‘voorwaardelijke komst’ zoals de Talmoed stelt.

Alsheich gaat verder door te stellen dat Messias Ben Yosef eerst zal komen en dan Messias Ben David. De wijzen begrepen[85] dat Messias Ben Yosef net als Jona zou wederopstaan, door toedoen van Elijah. Hij is de Messias Ben Efraim.


4.       De bekende rabbijn Luria zegt: ‘’de Na’ar die Ik weder op deed staan is Messias Ben Yosef, omdat hij stamt van Yosef. Daarom zal hij Messias Ben Yosef zijn, spoedig in onze dagen.[86]’’

Vergelijk dit met Lukas 24: 36-46: ‘’En als zij van deze dingen spraken, stond Yeshua Zelf in het midden van hen, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden.  En zij verschrikt en zeer bevreesd geworden zijnde, meenden dat zij een geest zagen. En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen zulke overleggingen in uw harten?

Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf. Tast Mij aan en ziet, want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet dat Ik heb. En als Hij dit zeide, toonde Hij hun de handen en de voeten. En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets om te eten? En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honingraten.

En Hij nam het en at het voor hun ogen. En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak als Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes en de Profeten en Psalmen.

Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden; En zeide tot hen: Alzo is er geschreven, en alzo moest de Messias lijden, en van de doden opstaan ten derden dage.’’


Zie ook Lukas 24: 5-7: ‘’En als zij zeer bevreesd werden en het aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den Levende bij de doden?

Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Gedenkt hoe Hij tot u gesproken heeft, als Hij nog in Galiléa was, Zeggende: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in de handen der zondige mensen, en gekruisigd worden, en ten derden dage weder opstaan.’’


Psalm 16:10: ‘’Want Gij zult Mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten dat Uw Heilige de verderving zie.’’


5.        De Na’ar is ook bekend als haBen van God, dus de Zoon van God.      

 Psalm 2: 1-12 gaat volgens Rashi over de Messias en vers 7 ook, volgens Ibn Ezra:

Ps. 2: 1-12: ‘’WAAROM woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?

 De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen tezamen, tegen den HEERE en tegen Zijn Gezalfde, zeggende:

 Laat ons Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen.

Die in den hemel woont, zal lachen; de Heere zal hen bespotten.

Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.

Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.

 Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.

Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.

Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.

Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde.

Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving.

 Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen die op Hem betrouwen.’’

Vergelijk Psalm 2:6 met Jesaja 24:23 en Psalm 45:7-8

-          Ps. 2:6: ‘’Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.’’


-          Jes. 24:23:  ‘’En de maan zal schaamrood worden en de zon zal beschaamd worden, als de HEERE der heirscharen op den berg Sion regeren zal en te Jeruzalem, en voor Zijn oudsten zal heerlijkheid zijn.’’

-          Ps. 45: 7-8: ‘’Uw troon, o God, is eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid. Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid; daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met vreugdeolie boven Uw medegenoten.’’

Hier zien we dus dat die Koning uit Ps. 2 verdere kenmerken wordt toegeschreven.

Hoe kan die Koning (De Messias) puur menselijk zijn als Zijn naam YHWH wordt genoemd?

Hij is de aardse manifestatie van HaShem zelf. De Zohar zegt in dit verband: ‘’Er is een mens (als je hem mens kunt noemen), die een Malach is, Hij is Metatron, Shomer Israel (de bewaarder van Israel). Hij is een portret van God, Metatron is God; we kunnen niet zeggen dat hij geschapen, gevormd, of gemaakt is. Zie hierbij Jer. 23: 5-6: ‘’Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID.’’ ‘’[87].


In Psalm 2 wordt er een remez (een hint) gemaakt bij het volgende vers, vers 7: ‘’Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt.’’


Het remez is namelijk ‘’ik doe hem geboren worden in de tempel (heechal), uit een heilig zaad en hij zal geboren worden in geheim. Hij wordt publiekelijk benoemd, maar zal geboren worden ‘in het geheim’.’’

Psalm 2:11 leert dat we God moeten dienen (ivdu), door de Zoon te kussen; dat is: Hij die zal regeren op de berg Sion. Zij die de toevlucht bij Hem nemen zullen gezegend en veilig zijn. Als je het niet doet, dan ‘verdwaal je op de weg’ vers 12.


Hoe kan dit als Hij niet HaShem zelf is? Anders zou hier toch sprake van avoda zara (afgodendienst) zijn?

Hoe weten we eigenlijk dat het woordje ‘bar’ over ‘zoon’ gaat in de Hebreeuwse tekst van Psalm 2? Bar is namelijk Aramees. Ibr Ezra verklaart dit als ‘zoon’ net als in spreuken 31:2. Ook Ginzburg ziet dit alzo. De daad van iemand kussen representeert het hoogste symbool van verbinding en toewijding (devekoet) in het Jodendom. In huwelijk en verbinding tussen ons en HaShem. Hoe kunnen we dan de Zoon kussen, terwijl Jesaja 5:1 zegt dat HaShem de Liefhebber van onze ziel is?

De psalmist suggereert dat het verbond niet alleen met de God van Israël is, maar ook met de Messias van Israël.

Zie Jeremia 17:5,7: ‘’Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man die vertrouwt op een mens, en die een schepsel tot zijn arm stelt, terwijl zijn hart van de HEERE afwijkt.

Gezegend is de man die op de HEERE vertrouwt, wiens vertrouwen de HEERE is.’’

De Messias wordt met verschillende namen genoemd maar is Degene in wie wij ons vertrouwen moeten stellen. Hij is immers niets anders dan een manifestatie van YHWH.

Vergelijk Psalm 2:12 met Johannes 14:6-7 -> de weg.

-          Ps. 2:12: ‘’Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!’’

-          Joh. 14: 6-7: ‘’Yeshua zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Als u Mij gekend had, zou u ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu af kent u Hem en hebt u Hem gezien.’’

De Zohar leert dat de Messias ‘getrouwe herder’ wordt genoemd, van Hem wordt gezegd: ‘’‘kus de zoon’, u bent de rabbi van Israël, de HEERE van de dienende engelen, de zoon van YHWH en de Shechina (Heilige Geest). Verwelkom hem als Koning en HEERE.[88]’’

 

Volgens de bekende geleerde ‘de Gaon van Vilna’ is het Bijbelvers Jesaja 9:6 Messiaans: ‘’Aan de uitbreiding (Hebr.: lemarbe, zie in Hebreeuwse tekst hieronder onderstreept) van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid, de na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.’’


Er zit een hint in, namelijk een mem-sofit in op een plek waar dat niet hoort:


לםרבה [לְמַרְבֵּ֨ה] הַמִּשְׂרָ֜ה וּלְשָׁל֣וֹם אֵֽין־קֵ֗ץ עַל־כִּסֵּ֤א דָוִד֙ וְעַל־מַמְלַכְתּ֔וֹ לְהָכִ֤ין אֹתָהּ֙ וּֽלְסַעֲדָ֔הּ בְּמִשְׁפָּ֖ט וּבִצְדָקָ֑ה מֵעַתָּה֙ וְעַד־עוֹלָ֔ם קִנְאַ֛ת יְהוָ֥ה צְבָא֖וֹת תַּעֲשֶׂה־זֹּֽאת

De wijzen leggen uit dat de memמ  staat voor de manifestatie van het koninkrijk van God, dat we kunnen zien en waarnemen door onze zintuigen. Het heeft ook getalswaarde 40 en dat staat voor schepping. Een baby blijft 40 weken in moeders buik, 40 dagen en 40 nachten van de vloed, 40 jaar in de woestijn, 40 dagen voor het ontvangen van de Thora. Het relateert ook aan mayim (water) dat leven aan alles geeft.

Verder hint de letter naar de Messias die het levend water geeft (Jesaja 55:1 & Amos 8:11).

De mem-sofit daarentegen is gesloten aan alle hoeken en representeert de manifestatie van HaShem en Zijn koninkrijk dat niet zichtbaar voor ons is; namelijk de hemelse elementen van Zijn koninkrijk (zie Johannes 3:12: ‘’Als Ik aardse dingen tegen u zei en u niet gelooft, hoe zult u geloven als Ik hemelse dingen tegen u zeg?’’)

In rabbijnse geschriften representeert de laatste gesloten mem (mem stumah) de 2 gesloten deuren (het lijkt op twee keer de letter dalet in elkaar) van de hemelse tempel, die wordt geopend door de Messias zelf. Zie Spreuken 8:34: ‘’Welzalig is de mens die naar Mij luistert, door dag aan dag te waken aan Mijn poorten, door Mijn deurposten te bewaken.’’

De wijzen leggen verder uit dat de reden van deze mem-sofit is omdat de Messias geboren zal worden uit ‘rechem satum’ (gelsoten baarmoeder) door een maagd die geen man gekend heeft[89]. Dit (de gesloten baarmoeder) verwijst naar de Messias die bovennatuurlijk op aarde zal komen, door één van de grootste hemelse geheimen. Zijn oorsprong is in het ‘hemelse water’, gerelateerd aan de Heilige Geest. In Genesis 1:7 lezen we over 2x water. Het hemelse water is volgens de wijzen gerelateerd aan de mem-sofit, terwijl het water beneden aan ons, aardbewoners, geopenbaard wordt.

Rabbijn Ginzburg relateert Jesaja 9:5-6 aan het Chanoeka-feest, waar namelijk 8 kaarsen aangestoken worden. Hij ziet een link met de 8 namen voor de Messias, te weten: Pele-Yoëtz, El-Gibor, Avi-Ad en Sar-Shalom.


Een andere connectie tussen de mem-sofit en de lijdende Messias die op een ezel rijdt (zie Zach. 9:9: ‘’Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin.’’) komt omdat die mem-sofit ם uit 2 daletsד  bestaat. De letter dalet staat symbool voor deur (dus hier 2 deuren), maar ook voor דלת  dalot à armoede. Arm zijn linkt weer naar de Messias, omdat Hij arm is in wereldsgezindheid, omdat Hij boven de materie en deze wereld staat[90].

Een andere afwijkende letter mem vinden we in Nehemia 2:13: ‘’Ik ging 's nachts door de Dalpoort de stad uit, voorbij de Drakenbron, naar de Mestpoort, en inspecteerde de muren van Jeruzalem, waarin bressen waren geslagen en waarvan de poorten door vuur waren verteerd.’’

Hier verwachten we een sluit-mem ם , maar zien we een gewone mem מ bij het woord perotzim (afgebroken). Radak verbind Jesaja 9:6 met dit vers als hij uitlegt dat de Messias zal verschijnen als de muren van Jeruzalem weer dicht zijn, door herstel vanuit de muur. Dit is gerelateerd aan de uiteindelijke tikoen (het herstel) dat Hij zal brengen. Zie  Amos 9:11 en link dit aan Handelingen 15:16:

-          Amos 9:11: ‘’Op die dag zal Ik oprichten de vervallen hut van David. Zijn scheuren zal Ik dichtmaken, en wat aan hem is afgebroken, zal Ik oprichten, Ik zal hem opbouwen als in de dagen van oude tijden af;’’

-          Hand. 15:16: ‘’Hierna zal Ik terugkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, en wat daarvan is afgebroken, weer opbouwen en Ik zal hem weer oprichten,’’

De hut/tabernakel van David zal door de Messias gesloten worden bij zijn eerste fysieke verschijning op aarde, terwijl Hij daarna als hemelse verschijning komt en de deuren van de hemelse tempel opent. Dus: Hij komt de 1e keer openlijk en zichtbaar, de 2e keer vanuit de hemel.

Deel 5- de verzoening tussen volgelingen van Yeshua en het traditionele jodendom

We hebben hiervoor kunnen zien dat we een goddelijke-Messias-verwachting in het jodendom zien vanaf de tijd van de Tanaïm tot en met de tijd van de Achronim.

We hebben ook al gelezen dat God Zichzelf kan ‘reduceren’ om Zich te manifesteren in de schepping. Hij kan de vorm van een mens aannemen; hetgeen in het Hebreeuws tzimtzum genoemd wordt.

We kunnen dit volgens dr. Tsvi Sadan onder andere afleiden uit de teksten waarin we lezen dat God afdaalde naar de aarde:

-          Genesis 11:5: ‘’Toen daalde de HEERE neer om de stad en de toren te zien die de mensenkinderen aan het bouwen waren,’’

-          Exodus 19:11: ‘’Op de derde dag zal de HEERE namelijk voor de ogen van heel het volk neerdalen op de berg Sinaï.’’

-          Exodus 34:5: ‘’Toen daalde de HEERE neer in een wolk, ging daar bij hem staan en riep de Naam van de HEERE uit.’’

-          Jesaja 31:4: ‘’Want zo heeft de HEERE tegen mij gezegd: Zoals een leeuw of een jonge leeuw gromt boven zijn prooi – al wordt tegen hem een menigte herders samengeroepen, hij ontstelt niet door hun stemgeluid en hij krimpt niet ineen voor hun menigte – zo zal de HEERE van de legermachten neerdalen om te strijden om de berg Sion en zijn heuvel.’’       

Yeshua is volgens Shapira dus niet een vergoddelijkt mens, maar een ‘reductie van de goddelijke Zoon van God’. Zie hierbij ook Filippenzen 2:5-7: ‘’Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Messias Yeshua was, Die, terwijl Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden.’’

Een heel duidelijk voorbeeld vinden we in Genesis 18:1-2: ‘’Daarna verscheen de HEERE aan hem bij de eiken van Mamre, toen hij in de ingang van de tent zat en de dag heet werd. Hij sloeg zijn ogen op, en keek, en zie, er stonden drie mannen voor hem. Toen hij hen zag, liep hij hun snel uit de ingang van de tent tegemoet en boog zich ter aarde.’’

 Deze passage is op 2 manieren te verklaren:

1.       De ontmoeting was een droom/ visioen, want engelen kunnen geen fysiek lichaam aannemen volgens het jodendom (dit is de visie van Rambam).

2.       De ontmoeting vond plaats in de fysieke wereld (dit is de visie van Ramban).

 

Een andere verklaring die Shapira oppert, is dat God Zich openbaart als El Shaddai (God de Almachtige), als een gereduceerde manifestatie van Y-H-W-H (haShem).

We lezen bijvoorbeeld in de Bijbel de volgende verzen:

-          Gen. 17:1: ‘’Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de HEERE aan Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Almachtige (El Shaddai)! Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht.’’

-          Gen. 35: 10-11: ‘’God zei toen tegen hem: Uw naam is Jakob, maar uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël zal uw naam zijn; en Hij gaf hem de naam Israël. Verder zei God tegen hem: Ik ben God, de Almachtige (El Shaddai). Wees vruchtbaar en word talrijk. Een volk, ja, een menigte van volken zal uit u ontstaan; koningen zullen uit uw lichaam  voortkomen.’’

-          Ex. 6: 2-3: ‘’Ik ben aan Abraham, Izak en Jakob verschenen als God de Almachtige (El Shaddai), maar met Mijn Naam HEERE (Y-H-W-H) ben Ik hun niet bekend geweest. Ook heb Ik Mijn verbond met hen gesloten om hun het land Kanaän te geven, het land van hun vreemdelingschap, waarin zij als vreemdeling verbleven.’’

De aardse tzimtzum zou dan volgens Shapria bekend zijn onder verschillende namen, zoals: Engel des Heeren[91], de God Die ziet[92] en HaShem[93] etc.[94]

Een ander voorbeeld vinden we in Jozua 5:14, waar we lezen over een verschijning van iemand met een getrokken zwaard: ‘’Hij zei: Nee, maar Ik ben de Bevelhebber van het leger van de HEERE. Nu ben Ik gekomen. Toen wierp Jozua zich met het gezicht ter aarde, boog zich neer en zei tegen Hem: Wat wil mijn Heere tot Zijn dienaar spreken?’’

Dit wordt door de Radak geïnterpreteerd als zijnde de Messias.

Shapira gaat verder met het bespreken van de schijnbare tegenstelling in Exodus 33:11 en vers 20 en een vers uit Numeri 23:19:

-          Ex. 33:11, 20: ‘’De HEERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt. Daarna keerde hij terug naar het kamp, maar zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jongeman, week niet uit het midden van de tent.

Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.’’

-          Num. 23:19: ‘’God is geen man, dat Hij liegen zou, of een mensenkind, dat Hij ergens berouw over hebben zou. Zou Híj iets zeggen en het dan niet doen? Zou Híj spreken en het niet gestand doen?’’

Het was volgens hem El Shaddai die aan Moshe verscheen. HaShem kan dus elke vorm aannemen die Hij wil, zolang het Zijn woord niet tegenspreekt.

Shema

Shapira ziet een hint in het bekende bijbelvers, het Shema (Deut. 6:4), waar wordt benoemd dat God één is (echad), maar zijn Naam toch 3x benoemd wordt (2x Y-H-W-H en 1x als Elohim). Dus God kan zich op meerdere manieren manifesteren. Waarom staat er anders niet het Hebreeuwse woordje yachid in plaats van echad?

Ook in Genesis 1:26 zit een hint: ‘’En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen!’’

Hier staat dat God zei dat Hij de mens schiep naar ons evenbeeld, terwijl het werkwoord in enkelvoud staat. Het woordje ons zou hierbij dan een verwijzing naar de Messias zijn, Hij was immers de enige andere entiteit die aanwezig was gedurende de schepping.

De belangrijke 20e-eeuwse Hebreeuwse poeet en verklaarder Samuel Gordon en de bekende verklaarder Ibn Ezra zeggen dat deze meervoudsvorm Gods eer en glorie aanduidt. Het probleem is echter dat het Hebreeuwse dat taalgebruik (majesteitelijk meervoud) niet kent, in tegenstelling tot het Latijn.

Een andere tegenwerping vinden we van rabbijn Y.G. Avraham. Hij zegt namelijk dat in Psalm 96:4-9 en Deut. 8:19 de (af)goden ook in meervoud genoemd worden. Als we de redenatie van Gordon en I. Ezra zouden volgen, dan zou de Bijbel dus hier ook eer geven aan de afgoden…

Nee, echad kan wel degelijk een samengestelde eenheid zijn, zie de volgende Bijbelverzen:

-          Genesis 1:5: ‘’En God noemde het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: En het werd avond en het werd morgen; de eerste (echad) dag.’’

-          Genesis 2:24: ‘’Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één (echad) vlees zijn.’’

-          Ezra 3:1: ‘’Toen de zevende maand aanbrak en de Israëlieten zich in de steden gevestigd hadden, verzamelde het volk zich als één (echad) man in Jeruzalem.’’

We zien hier verscheidene voorbeelden van verschillende entiteiten die één worden en als echad worden bestempeld; 2 dagdelen zijn één dag (echad), een man en een vrouw zijn 2 wezens maar worden één (echad) en een verzameling van volk, dat zijn dus verschillende mensen, die als één (echad) wordt beschouwd.

Een andere aanwijzing vinden we in Psalm 149:2 & Prediker 12:1 waar we zien dat er naar scheppers (dus meervoud) wordt verwezen. Dit zien we in de Nederlandse vertaling niet terug, maar wel in de Hebreeuwse grondtekst:

-          Ps. 149:2: ‘’Laat Israël zich verblijden in zijn Maker (= Makersעֹשָׂ֑יו ) , laten de kinderen van Sion zich verheugen over hun Koning.’’ à יִשְׂמַ֣ח יִשְׂרָאֵ֣ל בְּעֹשָׂ֑יו בְּנֵֽי־צִ֝יּ֗וֹן יָגִ֥ילוּ בְמַלְכָּֽם

-          Pred. 12:1: ‘’Denk aan uw Schepper (= Scheppers בּ֣וֹרְאֶ֔יךָ ) in de dagen van uw jeugd, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen waarvan u zeggen zult: Ik vind er geen vreugde in.’’ --> וּזְכֹר֙ אֶת־בּ֣וֹרְאֶ֔יךָ בִּימֵ֖י בְּחוּרֹתֶ֑יךָ עַ֣ד אֲשֶׁ֤ר לֹא־יָבֹ֙אוּ֙ יְמֵ֣י הָֽרָעָ֔ה וְהִגִּ֣יעוּ שָׁנִ֔ים אֲשֶׁ֣ר תֹּאמַ֔ר אֵֽין־לִ֥י בָהֶ֖ם חֵֽפֶץ

Yeshua bevestigt de traditionele geloofsbelijdenis, het Shema, in Markus 12:28-31: ‘’En een van de schriftgeleerden, die hen hoorde redetwisten en wist dat Hij hun goed geantwoord had, kwam naar Hem toe en vroeg Hem: Wat is het eerste van alle geboden? En Yeshua antwoordde hem: Het eerste van alle geboden is: Luister, Israël! De Heere, onze God, de Heere is één. En u zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod groter dan deze.’’

De eindconclusie

Het was God Zelf, Die de vorm van een mens aannam, door het proces van reducties; om verlossing, redding, verzoening en vrede te bewerken.

Zie hierbij ook Spreuken 30:1-5: ‘’De woorden van Agur, de zoon van Jake: de last. De man spreekt tot Ithiël, tot Ithiël en Uchal. Voorzeker, ik ben onverstandiger dan iemand anders, ik heb geen menselijk inzicht. Ik heb geen wijsheid geleerd en de kennis van heiligen niet bezeten. Wie is er naar de hemel opgestegen en vandaar neergedaald? Wie heeft de wind in Zijn handen verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft alle einden der aarde vastgesteld? Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon, u weet het immers? Ieder woord van God is gelouterd, Hij is een schild voor hen die tot Hem de toevlucht nemen.’’

Yeshua is de Binah, de Zoon van Adonai (zie uitleg p.7).



[1] Kelim is meervoud voor ‘kli’. In Hand. 9:15 lezen wij in de Hebreeuwse vertaling dat we een kli-chefetz moeten zijn, ‘een uitverkoren vat’.

[2] Mat. 23: 37-39

[3] Een acroniem is een afkorting die bestaat uit de beginletters van meerdere woorden, die samen een nieuw uitspreekbaar woord vormen.

[4] Admor betekent in het Nederlands ‘Onze Heere, Leraar en Rabbijn’.

[5] Dit geschrift is bekend onder de naam ‘midrash shocher tov’.

[6] Gematria is ‘getallenleer’, kaballa verwijst naar de joodse mystiek en de Zohar is een werk uit de joodse mystiek en is geschreven door rabbijn Shimon Bar Yochai, afgekort tot Rashbi.

[7] In het Hebreeuws hasjkafat olam genoemd

[8] Halachisch heeft betrekking op het begrip halacha, hetgeen letterlijk staat voor ‘de manier waarop men wandelt’. Het verwijst naar de interpretatie van de geboden uit de Tora. Hoe men de geboden uitvoert.

[9] Rashi is een acroniem voor rabbi Shlomo Yitzchaki

[10] Rabbi Moshe ben Nachman

[11] Rabbi David Kimki

[12] Rabbi Isaac Luria

[13] Volledige tekst uit de SV: ‘’God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken?’’

[14] Gebedsriemen, gebaseerd op Deut. 6:4 e.v.

[15] Vertaling en verklaring van Bijbelteksten uit oude tijden

[16] Waar staat: ‘’U is het getoond, opdat gij wetet, dat de HEERE die God is; er is niemand meer dan Hij alleen!’’

[17] In het Hebreeuws heet dit begrip Ba’al Samchut

[18] Luk. 1:32, Mat. 5:20, Joh. 3:5

[19] Elohim is het Hebreeuwse woord dat in onze vertalingen doorgaans als ‘God’ wordt vertaald.

[20] Genesis Rabbah 1:2

[21] Dit is een Aramees woord en is de equivalent van het Hebreeuwse woord ‘davar’. Het betekent ‘Woord’.

[22] Een targum betekent letterlijk ‘vertaling’ en is autoratieve weergave van hoe de Tenach begrepen zou moeten worden in de juiste context. Zie ook: http://www.jewishencyclopedia.com/articles/10618-memra

[23] HaShem is Hebreeuws voor ‘de Naam’ en verwijst naar de Hebreeuwse Gods-naam Y-H-W-H, die de Nederlandse vertalingen meestal weergeven als HEERE.

[24] https://www.sefaria.org/Genesis.15.6?lang=en&with=Targum%20Jonathan%20on%20Genesis&lang2=en

[25] Een befaamde rabbijn die kort na de verwoesting van de Tweede Tempel in Israël werd geboren. Hij leefde grofweg van 100-170 n. Chr.

[26] Een belangrijk kabbalistisch werk

[27] Genaamd Leshem Yichud: Leshem Yichud is geen bracha, het is een "kavannah" die kan worden gereciteerd voorafgaand aan de uitvoering van een mitswa, tsitsiet, tefilin, een munt geven aan Tzedakah enz.

[28] Menachem Mendel Schneerson, Or HaTorah. Brooklyn: Otzar Hachasidim, n.d., 206. En Zohar, parashat Nasa, p. 123

[29] Acroniem voor Rabbijn Moshe Hayyim Luzzatto

[30] Aldus rabbijn Gal Tupaz die zei dat hij dit inzicht van Ramchal heeft geopebaard gekregen

[31] Acroniem voor Rabbijn Moshe ben Maimon, ook wel bekend als Maimonides.

[32] Acroniem voor Rabbijn Avraham ben David, een belangrijke Frans-Joodse poseek uit 1120-1198

[33] Chazal is een acroniem voor chachamenoe, zichronam livracha à de wijzen, hun nagedachtenis zij tot zegen.

[34] Baba Batra 75b

[35] Remez nr. 2:571

[36] Rabbi Yechiel Tzvi Lichtenstein. Derech HaKodesh (Jeruzalem: Keren Ahavah Meshehit, 2007), 131

[37] Rashi schrijft in zijn commentaar op de Talmoed bij Sanhedrin 31a dat Jes. 8:14 als Messiaans geïnterpreteerd moet worden

[38] Lichtenstein. Commentary on selected portions from the News Testament, 215.

[39] Num. 21:9

[40] Rabbi Menachem Mendel Schneerson, Torat Hamenachem, Hitvadhut, 272-273

[41] Zohar, deel 2, p. 212a

[42] The Judaica Press Complete Tanach with Rashi, edited by rabbi A.J. Rosenberg

[43] Sommigen betwisten of Psalm 22 Messiaans is, maar het 8e-eeuwse geschrift Pesikta Rabbati onderwijst dit wel als zodanig.

[44] B. Soeka 52a

[45] Avraham. Jewish Theology, 58

[46] Chagiga 14a en Yalkut Shimoni, remez תתרסה

[47] Merk op dat het Hebreeuwse woord Thora zowel kan verwijzen naar de eerste vijf boeken van Mozes, maar ook naar ‘onderwijzing’.

[48] Dit doet mij persoonlijk denken aan wedergeboorte, dat de Thora ‘verinnerlijkt’ wordt.

[49] Zie Gen. 38:29: ‘’Maar het geschiedde als hij zijn hand weder intoog, zie, zo kwam zijn broeder uit; en zij zeide: Hoe zijt gij doorgebroken? Op u is de breuk. En men noemde zijn naam Perez.’’

[50] Zie Zijn geslachtsregister in Mat. 1:3

[51] Rabbi Yitzchak Ginzburg. Commentary on Parashat Vayetzeh.

[52] De kwade aandrang in een mens.

[53] Shapira, blz. 146-147

[54] Dit woord wordt ook gebruikt in Jes. 7:14, een andere Messiaanse profetie.

[55] De wijzen, de Targums en Rashi bevestigen dit.

[56] Die eerstgeborene gaat zowel over Israël als over de Messias (zie Exodus Rabbah 19:7).

[57] Zie ook Minchot 34a

[58] In Dan.8:12 staat: ‘’En het heir werd in den afval overgegeven tegen het gedurig offer; en hij wierp de waarheid ter aarde, en deed het en het gelukte wel.’’

[59] Rabad, J-talmoed, Midrasj Sjocher tov bij Spr. 9

[60] Veelal joodse mannen die vanuit de Bijbel proberen aan te tonen dat Yeshua níet de Messias.

[61] Sefer Mashmia Yeshuah, mevasser tov, 16

[62] Pesachim 54a & Sanhedrin 96b

[63] Vinna 1880, Piska 33

[64] Terwijl we op pagina 3 reeds het volgende hadden gelezen: ‘’Een targum betekent letterlijk ‘vertaling’ en is autoratieve weergave (=musmach) van hoe de Tenach begrepen zou moeten worden in de juiste context.’’

[65] Bereshit Rabbba, R. Shimon Ben Lakish, Pesikta Rabbati 33

[66] In ‘The personal Messiah’.

[67] Yeshivat Mercaz Harav

[68] Mashmieh Yeshuah p. 50

[69] b. Sanhedrin 98b

[70] Sanhedrin 91a

[71] Jeremia 31

[72] Zulke redenaties vinden we ook in Rabbijnse literatuur en wordt kal ve-chomer genoemd (van licht naar zwaar).

[73] Maharal. Netzach Yisrael, hoofdstuk 41

[74] Likutei Devarim , ח''ב ,י''ח

[75] Parasja beshelach; parasja 25

[76] Een Buitenbijbels mystiek joods geschrift.

[77] Zohar: Wayikra, parashat tzav, 26a

[78] De 33e dag van de omertelling

[79] Deze traditie is o.a. gebaseerd op Ex. 16:25 en Talmoed shabbat 118a.

[80] Zie toelichting Shapira op p.213 boek.

[81] Tussen haakjes is toevoeging van mijzelf: RRvdW

[82] Volgens rabbijn Yehuda Liebes

[83] Het Hebreeuwse woord ‘shofar’ is gelinkt aan ‘shafar’ dat staat voor het vruchtwater in de baarmoeder. Het blazen op de shofar vertegenwoordigt dus een soort ‘opnieuw geboren worden’.

[84] De ‘simpele’ lezing van de tekst.

[85] Pirké de rabbi Eliezer, H.10

[86] Y. Luria; Sha’ar hagilgolim, introductie op H32.

[87] Citaat uit Etnachta – Readings in the weekly parashah – R. B. Lau (Tel Aviv: Miskal, 2009). 19-20

[88] Zohar: Hashmatot, 267 en Shemot, Parashat Vaerea 25a

[89] Boek Shapira, p. 261

[90] Sanhedrin 94, of boek Shapira, p. 262

[91] Gen. 16: 7-13

[92] Gen. 16:13

[93] Ex. 13:21

[94] Zie pagina 272 boek Shapira