Jozef en Yeshua
De parasha van deze week gaat over het leven van Jozef. De messiaanse leraar Dr. Baruch onderwees dat wij meer over Yeshua’s bediening kunnen leren door te kijken naar Jozef’s leven. Het toont ons ook meer over Gods verlossingsplan en getrouw blijven aan God. We zien een profetie voor onze tijd.
Wat is dan één van Yeshua’s taken? Nou, allereerst zien we in het typebeeld, Yosef, in Gen. 45:7 waar over hem gesproken wordt: ‘’God heeft mij voor uw aangezicht henen gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden, door een grote verlossing.’’
Yosef moet dus ene overblijfsel stellen op aarde en om hen in leven te behouden door een grote verlossing. Bij behoud en verlossing denken we natuurlijk direct aan Yeshua grote offer. Maar dat overblijfsel. Waar doet ons dat aan denken?
Jes. 49:5-6: ‘’En nu zegt de HEERE, Die Mij Zich van moeders buik af tot een Knecht geformeerd heeft, dat Ik Jakob tot Hem wederbrengen zou; maar Israël zal zich niet verzamelen laten; nochtans zal Ik verheerlijkt worden in de ogen des HEEREN, en Mijn God zal Mijn Sterkte zijn. Verder zeide Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om weder te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.’’
Overblijfsel = שְׁאֵרִית en dat is een restje zaad dat een boer bewaart om volgend jaar weer uit te zaaien. Het is niet zomaar zaaigoed, maar het beste dat overbleef van dit jaar.
Dat doet mij weer denken aan Joh. 11:52 en Mat. 15:24. Laten we dat ook met elkaar lezen:
- Joh. 11:49-52: ‘’En een uit hen, namelijk Kajafas, die deszelven jaars hogepriester was, zeide tot hen: Gij verstaat niets; En gij overlegt niet, dat het ons nut is, dat een mens sterve voor het volk, en het gehele volk niet verloren ga. En dit zeide hij niet uit zichzelven; maar, zijnde hogepriester deszelven jaars, profeteerde hij, dat Jezus sterven zou voor het volk; En niet alleen voor dat volk, maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot een zou vergaderen.’’
- Mat. 15:24: ‘’Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israëls.’’
Net zoals Yosef het volk verloste en fysiek in leven behield. Zo geloof ik de tekst ook een profetische lading heeft en dat wij als overblijfsel dat ook mogen meemaken.
Wat leren we nog meer uit de parasha?
Yosef sprak geloof, emoena. Hij zag Gods hand in de dingen die hem overkwamen: Vers 8: ‘’Nu dan, gij hebt mij herwaarts niet gezonden, maar God Zelf, Die mij tot Farao's vader gesteld heeft, en tot een heer over zijn ganse huis, en regeerder in het ganse land van Egypte.’’
Ze mochten gaan wonen in het land Goshen, dat door de BLB vertaald kan worden als ‘naderen’.
Wat zien we verder nog in het leven van Yosef. Gen. 46: 27b-28: ‘’Al de zielen van het huis van Jakob, die in Egypte kwamen, waren zeventig. En hij zond Juda voor zijn aangezicht heen tot Jozef, om voor zijn aangezicht aanwijzing te doen naar Gosen; en zij kwamen in het land Gosen.’’
Juda kreeg dus te taak om de broeders naar Goshen te brengen, vrij vertaald naar de plek waar men moet naderen.
Waarom ging men in Goshen wonen en niet onder de rest van de Egyptenaren?
34: ‘’Zo zult gij zeggen: Uw knechten zijn mannen, die van onze jeugd af tot nu toe met vee omgegaan hebben, zo wij als onze vaders; opdat gij in het land Gosen moogt wonen; want alle schaapherder is den Egyptenaren een gruwel.’’
Waarom een gruwel? Omdat schapen door hen als goden worden beschouwd.
Ibn Ezra zegt: ‘’De Egyptenaren van die tijd waren vegetariërs zoals moderne hindoes.’’
Vervolgens lezen we in Gen. 47:4: ‘’Wij zijn gekomen, om als vreemdelingen in dit land te wonen; want er is geen weide voor de schapen, die uw knechten hebben, dewijl de honger zwaar is in het land Kanaän; en nu, laat toch uw knechten in het land Gosen wonen!’’
Waar doet ons dit aan denken? Er was geen weide voor de stammen, voor de schapen in het land Israël door hongersnood.
Als we hier een hint in zien, dan kunnen we denken aan de wegvoering van de stammen Israëls.
Ez. 34:31 leert ons over de link tussen schapen en mensen: ‘’Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide! gij zijt mensen; maar Ik ben uw God, spreekt de Heere HEERE.’’
Wat voor hongersnood was er in Israël? Wat was de reden dat de stammen werden weggevoerd, jaren nadat deze geschiedenis zich afspeelde?
Amos 8: 11-12: ‘’Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere HEERE, dat Ik een honger in het land zal zenden; niet een honger naar brood, noch dorst naar water, maar om te horen de woorden des HEEREN. En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot het oosten; zij zullen omlopen om het woord des HEEREN te zoeken, maar zullen het niet vinden.’’
Is dat niet een directe connectie met de haftara-lezing? In Ezechiël 37:24-25 lezen we: ‘’En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn; en zij zullen allen te zamen een Herder hebben; en zij zullen in Mijn rechten wandelen, en Mijn inzettingen bewaren en die doen. En zij zullen wonen in het land, dat Ik Mijn knecht Jakob gegeven heb, waarin uw vaders gewoond hebben; ja, daarin zullen zij wonen, zij en hun kinderen, en hun kindskinderen tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal hunlieder Vorst zijn tot in eeuwigheid.’’
Er is honger naar Gods woord. Daarin leren we hoe we God kunnen dienen. Daarin leren we ook dat de Heere ons hart wil. De waarde van iedere daad die je doet in het dienen van God hangt volledig af van hoeveel iemands hart hiertoe bewogen is, zoals er geschreven staat in Spr. 23:26: ‘’Mijn zoon, geef mij je hart…’’
Hij wil een relatie met ons. Hij wil ons leiden als schapen. De Heere is onze Herder, ons zal niets ontbreken. Hij doet ons nederliggen in grazige weiden; Hij voert ons zachtjes aan zeer stille wateren.
Hij gaat Zijn overblijfsel verlossen en terugbrengen naar het land. Zef. 3:18-20: ‘’ Wie bedroefd zijn vanwege de samenkomst (mo’ed) zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de smaad drukt als een last op hen. Zie, in die tijd ga Ik optreden tegen al uw verdrukkers. Ik zal verlossen wie mank gaat, bijeenbrengen wie verdreven is. Ik zal hen maken tot lof en tot een naam in heel het land waar zij beschaamd waren. In die tijd zal Ik u hierheen brengen, namelijk in de tijd dat Ik u zal bijeenbrengen. Voorzeker, Ik zal u maken tot een naam en tot lof onder alle volken van de aarde, wanneer Ik voor uw ogen een omkeer in uw gevangenschap breng, zegt de HEERE.’’
Als we dan geloof mogen hebben dat we dat overblijfsel zijn, dan heeft dat consequenties. Deut. 6:18: ‘’En gij zult doen, wat recht en goed is in de ogen des HEEREN; opdat het u welga, en dat gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft;’’
Er zijn dus wel voorwaardes aan verbonden. Zoals ik al zei: De Heere dienen met het hart, en doen wat recht en goed is in Zijn ogen.