Hoe verhouden licht en heiligheid zich tot elkaar?

Licht en heiligheid

In deze studie probeer ik uit te diepen hoe heiligheid en onreinheid elkaars tegenpolen zijn en hoe Gods licht zich hiermee verhoudt. Wat wordt hiermee bedoeld en welke praktische implicaties heeft dit voor ons? Eerst wil ik een korte studie maken naar de betekenis van licht en heiligheid. Vervolgens kijken we naar wat de invloed is van gezelschap, met wie je omgaat, op jouw levenswandel. Daarna bekijken we de relatie tussen Gods licht en jouw lichaam en kunnen we een eindconclusie maken. Ik hoop dat deze studie praktisch en toepasbaar mag zijn voor jouw dagelijks leven.

Kolossenzen

Om te beginnen gaan we een passage uit Kolossenzen bekijken, namelijk 1: 9-14: ‘’Daarom houden ook wij niet op, vanaf de dag dat wij het gehoord hebben, voor u te bidden en te smeken dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God, terwijl u met alle kracht bekrachtigd wordt, overeenkomstig de sterkte van Zijn heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen. Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht. Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de zonden.’’

We leren hier een aantal belangrijke elementen voor het geloofsleven. Neem in ogenschouw dat Shaul een jood was, en blijft. Hij leefde een joods leven en had een joodse denkwijze. In Zijn publieke verdediging in het boek Handeling spreekt hij ook de Hebreeuwse taal[1]. Daarom is het belangrijk om de geschriften van Shaul te lezen door een ‘Hebreeuwse bril’. Ook bovenstaand citaat uit de brief aan de Kolossenzen moeten we dus op een joodse wijze interpreteren/lezen[2]. Rav. Shaul schrijft de volgende negen zaken:

1.      Hij wenst dat we vervuld mogen worden met de kennis (da’at - דעת) van Zijn wil, in alle wijsheid (chochma - חכמה) en geestelijk inzicht (tvoena roechanit – תבונה רוחנית)

2.      Hij wil dat wij wandelen op een waardige wijze, die God behaagt in alles

3.      Dat we vrucht dragen in goede werken

4.      Dat we groeien in de kennis van God    (da’at Elohim – דעת אלהים)

5.      Dat we bekrachtigd worden overeenkomstig de sterkte (gevoera - גבורה) van Zijn heerlijkheid (kavod - כבוד)

6.      Om met blijdschap te volharden in alles en daarbij ook nog eens geduld te oefenen

7.      Hij schrijft dat God ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht (nachalat ha-kdoshim ba-or – נחלת הקדשים באור).

8.      God heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis (choshech - חשך) en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon

9.      En door Hem hebben wij verlossing, namelijk vergeving van de zonden, door Zijn bloed..

Bij puntje 7 lezen we dat God ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht. Hier worden ‘heiligen’ en ‘het licht’ aan elkaar gekoppeld. Heiligheid en licht heeft dus met elkaar te maken. En daar willen we het in deze studie verder over gaan hebben.

Vader der Lichten

In het Brit Chadasha wordt God ‘de Vader der lichten’ genoemd. Jak. 1:17: ‘’Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten (avi ha-orot – אבי האורות), bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.’’

Hier zien we, met een Hebreeuwse bril op, voor het woordje ‘licht’ het Hebreeuwse equivalent ‘or’.

Wat is licht ?

In 1 Joh. 1: 5-7 kunnen we lezen dat God zelf Licht wordt genoemd: ‘’En dit is de boodschap die wij van Hem gehoord hebben en aan u verkondigen, dat God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is. Als wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben en wij toch in de duisternis wandelen, liegen wij en doen de waarheid niet. Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Yeshua Mashiach, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.

Hier lezen we ook dat we in het licht kunnen wandelen. Hoe moeten we dat zien? God is Licht. Hoe wandelen we dan in Hem, in het Licht?

In Ps. 119:105 lezen we: ‘’Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht (or - אור) op mijn pad.’’  God heeft ons Zijn Woord gegeven, en dat Woord wordt het licht (or - אור) genoemd.

Nu is het belangrijk om een heel belangrijk concept uit de Bijbel te begrijpen: God schiep de wereld, zodat dit een parallelle werkelijkheid zou zijn van de hemelse realiteit, een soort van reflectie. Met andere woorden: God schiep de wereld zodat het een beeld, een reflectie, zou zijn van de hemelse realiteit.

Laat me dit uitleggen.

In Hebr. 8:5 lezen we over dat God tegen Moshe zei dat hij de tabernakel (mishkan in het Hebreeuws) moest maken, overeenkomstig de afbeelding die hem op de berg getoond is. Aan Moshe werd dus een afbeelding getoond van een tabernakel die reeds bestond, en die moest op aarde worden gebouwd. Ik geloof zelf dat aan hem de hemelse tabernakel werd getoond. In Hebr. 9:24 en Openb. 14:17 leren we dat er een hemels heiligdom bestaat. Het aardse moest een perfecte afspiegeling zijn van hoe de hemelse realiteit is. Hier zijn die twee teksten over het hemelse heiligdom:

-        Hebr. 9:24: ‘’Want Mashiach is niet binnengegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is en dat een tegenbeeld is van het ware, maar in de hemel zelf, om nu voor het aangezicht van God te verschijnen voor ons.’’

-        Openb. 14:17: ‘’En een andere engel kwam uit de tempel, die in de hemel is, en ook hij had een scherpe sikkel.’’

Naast het feit dat de tempel een aardse en hemelse realiteit heeft, zo heeft ook u een hemelse realiteit. Wanneer u opnieuw geboren wordt, wordt u geboren uit de geest (Joh. 3:3-6). Daarmee verbonden is dat u ook in hemelse gewesten, in de geestelijke wereld een bepaalde plaats krijgt. Dat lezen we namelijk in Ef. 2:6: ‘’God heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Mashiach Yeshua[3].’’
Door ons geloof in Yeshua worden we in de hemelse gewesten gezet. Je bent fysiek hier op aarde met jouw ziel, maar je hebt een connectie met jouw realiteit daarboven, in de hemelse gewesten.

Tot zover de verzen die spreken over de aardse realiteit, die een afschaduwing is van de hemelse realiteit. We kunnen dit doortrekken met de Torah, de instructies die God aan Israel gaf via Moshe. Die instructies komen bij God vandaan en weerspiegelen Zijn wil. Een voorbeeld ter illustratie: in de Bijbel worden Gods feestijden mo’adim (vastgestelde tijden) genoemd. Hiermee verbonden zijnde ceremoniën in de tempeldienst. De hele tempeldienst werd bepaald door de tijden die God vast heeft gesteld. Het ochtendoffer vond op een bepaalde tijd plaats, evenals het middagoffer. Ook was er op elke eerste dag van de maand een speciaal offer, en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Feit is dat er voor verschillende tijdstippen verschillende offers zijn in het aardse heiligdom.
Nu dat we weten dat er ook een hemelse tempel is, kunnen we de gevolgtrekking maken dat er in de hemelse gewesten op die vastgestelde tijden óók dingen plaatsvinden. Als er op aarde iets moet gebeuren op een mo’ed (een vastgestelde tijd), dan gebeurt er op dat moment ook iets in het hemelse heiligdom. Want: het aardse is een reflectie van het hemelse.
Yeshua is het hemelse heiligdom binnengegaan als hogepriester, en ik geloof dat dit een connectie heeft met Jom Kipoer (de Grote Verzoendag). Lees de brief aan de Hebreeën er maar op na. Nu er hier op aarde geen tempeldienst functioneert, wil dat niet zeggen dat we die vastgestelde tijden dan maar moeten veronachtzamen. Nee, de tempeldienst in de hemelse gewesten gaat gewoon door (zie ook Openb. 8:3-4).

Goed, wat is de connectie met licht? Want daar hadden we het toch over? Wel, we lazen in Psalm 119:105 dat Gods Woord licht is, en dat Gods Torah Zijn wil weergeeft. Dit betekent dat wij licht verspreiden als we Gods wil doen, dat is: als we Zijn Torah in acht nemen.

Yeshua leert ons om licht te verspreiden in Mat. 5: 14-16: ‘’U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.’’

Yeshua zelf is hier het perfecte voorbeeld van: Joh. 1:9: ‘’Dit (Yeshua) was het waarachtige licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht.’’

Yeshua verlicht de wereld. Hoe dan? Doordat hij Gods wil, de Torah, perfect uitwandelde.

God is licht

God zelf is ook verbonden met licht. In Psalm 104:2 lezen we: ‘’Hij hult Zich in het licht als in een mantel, Hij spant de hemel uit als een tentkleed.’’

God draagt dus als het ware kleding van licht. God straalt licht uit. Dit concept vinden we ook terug in de welbekende zegen uit Numeri 6: 23-26, waar staat: ‘’Spreek tot Aäron en zijn zonen en zeg: Zo moet u de Israëlieten zegenen, door tegen hen te zeggen: De HEERE zegene u en behoede u! De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten (ya’eer)  en zij u genadig! De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!’’

Gods aangezicht laat licht over ons stralen. We hopen straks verder te ontdekken wat dit nou concreet betekent.

Yeshua is verbonden met de Vader. En in Openbaring 21: 11 en 23 lezen we dan ook over het nieuwe Jeruzalem: ‘’Zij had de heerlijkheid van God, en haar uitstraling was als een zeer kostbare edelsteen, als een kristalheldere steen jaspis. En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp.’’

God verlicht de stad zonder zon en maan, maar door het Lam, dat is Yeshua. Hij is de lamp. Wat doet een lamp? Die straalt licht uit.

Tot slot nog een tekst uit Psalm 36:10: ‘’Want bij U is de bron van het leven; in Uw licht zien wij het licht.’’

Hier staat dat God licht heeft/is.

Praktisch

De Bijbel spreekt niet voor niets met beeldspraak. Dat is om ons een les te leren over een werkelijkheid door middel van het beeld. In dit geval wordt het beeld ‘licht’ gebruikt.
Laten we kort eens natuurkundig kijken wat licht is en doet. Licht verspreidt zich in een bundel en we zien het pas als het door weerkaatsing in ons oog terecht komt. Hier een simpele illustratie[4]:

Gewoon licht is in feite een samenstelling van alle kleuren. Heel simpel uitgelegd: Als een lichtbundel op een rood oppervlakte schijnt, dan weerkaatst de rode kleur en die zie je dan als de kleur rood.

Als er geen licht schijnt, dan is het donker, dan is er duisternis. Daar zien we ook sprekende teksten over in de Bijbel:

Licht tegenover duisternis

Spr. 4:18: ‘’Maar het pad van rechtvaardigen is als een schijnend licht, dat gaandeweg helderder gaat schijnen tot het volledig dag is geworden.’’

Luk. 11: 33-36: ‘’Niemand die een lamp aansteekt, zet die in het verborgene, en ook niet onder de korenmaat, maar op de standaard, opdat zij die binnenkomen, het licht kunnen zien. De lamp van het lichaam is het oog. Wanneer dan uw oog oprecht is, is ook heel uw lichaam verlicht; maar als het kwaadaardig is, is ook heel uw lichaam duister. Zie er dus op toe, dat het licht dat in u is, geen duisternis is. Als dus uw lichaam helemaal licht is, en geen enkel deel ervan duister is, zal het net zo geheel licht zijn als wanneer de lamp het met zijn schijnsel verlicht.’’

Joh. 3:19-21: ‘’En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liefgehad, meer dan het licht, want hun werken waren slecht. Want ieder die kwaad doet, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet ontmaskerd worden. Maar wie de waarheid doet, komt tot het licht, opdat van zijn werken openbaar wordt dat ze in God gedaan zijn.’’

Joh. 8:12; 9:5: ‘’Yeshua dan sprak opnieuw tot hen en zei: Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.
Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het Licht der wereld.’’

Rom. 13:12: ‘’De nacht is ver gevorderd en de dag is nabijgekomen. Laten wij dus de werken van de duisternis afleggen en de wapens van het licht aandoen.’’

2 kor. 4:4: ‘’Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Messias, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen.’’

1 joh. 2:9: ‘’Wie zegt dat hij in het licht is en zijn broeder haat, die is tot nog toe in de duisternis.’’

Om bovenstaande teksten samen te vatten, kunnen we stellen dat licht het tegenovergestelde van duisternis is, en duisternis staat hier voor haat,  slechte werken, en kwaadaardigheid. Dit is het tegenovergestelde van Gods wil, die ons in de Torah wordt geopenbaard. Gods wil is liefde. Yeshua is de belichaming van de Torah en leert ons die perfect uit te wandelen en daarom wordt het volgen van Hem met licht vergeleken. Paulus, ook wel bekend als rav. Shaul, leert ons in Romeinen 7:13 dat de Torah ons heiligheid leert: ‘’Zo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.’’

We zien dus een overeenkomst tussen licht, Torah en heiligheid. Heiligheid kunnen we omschrijven als ‘het apart gezet’ zijn. Door licht wordt een voorwerp apart gezet van de duisternis, waar geen licht is.

Als we apart gezet zijn door heiligheid, dan zijn we dus apart gezet van mensen/dingen die niet heilig zijn. Daarom moeten we als gelovigen opletten in welk gezelschap wij ons bevinden. Waar voed je je mee?

Gezelschap

Allereerst lezen we in 1 Kor. 15:33: ‘’Dwaal niet: slecht gezelschap bederft goede zeden.’’

Maar ook in 2 Kor. 6:14 komt dit concept terug: ‘’Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met wetteloosheid, en welke gemeenschap is er tussen licht en duisternis?’’  Ziet u hier de vergelijking tussen licht en duisternis weer terug komen, in relatie tot wetteloosheid en gerechtigheid (dat is: de Torah volgen)?

Dat je moet opletten met wie je omgaat is niet een nieuw-Testamentisch principe, want ook in Psalm 1:1-2 lezen we dit al: ‘’Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters, maar die zijn vreugde vindt in de Torah van de HEERE en Zijn Torah dag en nacht overdenkt.’’

Met wie je omgaat heeft een grote invloed, het heeft in zekere zin invloed op wie jij bent/wordt.

Daarom lezen we ook in 2 Timotheüs 2:19-22: ‘’De Heere kent wie van Hem zijn, en: Ieder die de Naam van Mashiach noemt, moet zich ver houden van de ongerechtigheid. Maar in een groot huis zijn niet alleen voorwerpen van goud en van zilver, maar ook van hout en aardewerk. Sommige zijn voor eervol, maar andere voor oneervol gebruik. Als iemand zich dan hiervan reinigt, zal hij een voorwerp zijn voor eervol gebruik, geheiligd en van veel nut voor de Heere, voor elk goed werk gereedgemaakt. Maar ontvlucht de begeerten van de jeugd. Jaag rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede na, samen met hen die de Heere aanroepen uit een rein hart.’’

 

Je lichaam een vat

In de passage uit 2 Timotheüs hierboven leren we een ander concept, dat we nodig hebben om de relatie tussen heiligheid en Gods licht te begrijpen, namelijk dat het lichaam vergeleken wordt met een voorwerp, een vat.

Ook 1 Thes. 4:3-5 spreekt hierover[5]: ‘’Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht, en dat ieder van u zijn vat/voorwerp (lichaam) weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid, en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen, die God niet kennen.’’

In het Hebreeuwse denken wordt zo’n voorwerp een ‘kli’ genoemd. In Hand. 9:15 lezen we een omschrijving van Paulus, maar die is zodanig dat ook wij er iets van kunnen leren: ‘’Deze is voor Mij een uitverkoren instrument (kli chafetz) om Mijn Naam te brengen naar de heidenen en de koningen en de Israëlieten.’’

Paulus is een kli chafetz, een uitverkozen instrument/voorwerp. Dat mogen wij ook zijn. Als we terugdenken aan het voorbeeld over licht, dan is een belangrijk aspect dat we moeten onthouden dat we pas iets kunnen zien als er licht op dat voorwerp kaatst en door je oog wordt geregistreerd. Om de werkelijkheid te aanschouwen is er dus licht nodig (projectie) en een voorwerp waar het licht op schijnt. God is in deze analogie de projector, Hij straalt licht uit en wij zijn het voorwerp, zoals we zojuist in de Bijbel lazen. Wij zijn dat voorwerp waar Gods licht op straalt. Wij mensen moeten Gods licht weerkaatsen en zo kunnen wij licht voor de wereld zijn. Licht voor de wereld om ons heen.

Hier spreekt Psalm 97:11 over: ‘’Licht is gezaaid voor de rechtvaardige en blijdschap voor de oprechten van hart.’’

De zon

God is ontzagwekkend groot en Hij is met niets te vergelijken. Om echter een beeld te kunnen vormen van de Bijbelse beeldspraak over licht en heiligheid, gaan we God op het dit moment even vergelijken met de zon. God heeft de zon geschapen om licht uit te stralen. Hij laat de zon opgaan over iedereen, over goede en slechte mensen. Iedereen kan deel hebben aan zonlicht. We kunnen er als mensen echter voor kiezen om niet in het licht te zijn, door bijvoorbeeld in een kamer in huis te gaan zitten. Zo scherm je jezelf af tegen het licht. De afwezigheid van licht wordt duisternis genoemd. En duisternis heeft in geestelijke zin een negatieve betekenis, zoals we in de teksten hierboven al geleerd hadden.
God straalt licht uit. Overvloed. Hij is liefde en wil iedereen graag bereiken. Wij als mensen kunnen dat licht echter blokkeren door in ‘de schaduw’ te gaan zitten, zodat het licht jou niet kan bereiken. Dan zit je in de verkeerde plaats. Het is de bedoeling dat jij een heilig ‘voorwerp’ bent, zodat je een projectie geeft van Gods licht.

Stromen van zegen

God wil Zijn licht laten schijnen, dit is een synoniem voor zegenen. Hij wil ons zegenen. Zoals we een aantal pagina’s terug al lazen, leert Yeshua ons: ‘’En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen.’’

Met andere woorden: als je een kaars of lamp hebt en je bedekt hem vervolgens met een korenmaat, dan blijft de lamp wel schijnen, hij blijft wel licht uitstralen. Maar toch zit je in de duisternis. Het licht is zelf niet veranderd, maar jij wel. Jij hebt een blokkade gemaakt voor het licht. Dit is eigenlijk een beschrijving van wat er gebeurt als iemand heilig leeft en vervolgens naar een staat van toema (onreinheid) gaat.

In Deuteronomium 28 lezen we voorwaarden die gesteld worden zodat God Zijn zegen kan geven. Daar is dus gehoorzaamheid en heiligheid voor nodig (zie Deut. 28:1-2, 9). We zien dat er vloek komt als we God niet gehoorzamen (Deut. 28:45).

Als we God geboden doen, dan creëren we eigenlijk een voorwerp (kli) waarop Gods licht kan schijnen (een soort scherm waar licht op kan schijnen). Daarmee brengen we heiligheid in de wereld. Wij hebben dus een grote invloed op de vraag of er zegen of vloek komt.

Poorten

Om dit concept nog beter te begrijpen moeten we eerst beseffen dat er zogeheten poorten bestaan in de geestelijke gewesten. Allereerst wil ik het vers uit Jak. 1:17 nog eens herhalen: ‘’Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten (avi ha-orot – אבי האורות), bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.’’

Goede gaven en volmaakte geschenken (dat zijn zegeningen) dalen neer van boven. Van God. Er is dus een beweging van boven naar beneden. Om van een hemelse realiteit naar een aardse realiteit te komen, moet de zegen eigenlijk een soort poort passeren.

In Psalm 100:4 lezen we: ‘’Ga Zijn poorten binnen met een lofoffer, Zijn voorhoven met een lofzang; loof Hem, prijs Zijn Naam.’’ Op letterlijk niveau zou je deze tekst kunnen interpreteren als dat het gaat over de poorten van de tempel, waar je binnengaat met een lofoffer. Maar zoals we al geleerd hebben, bestaat er ook een hemels heiligdom. Als we dan lezen in Hebr. 13:15: ‘’Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden.’’ Dan moeten we denken aan geestelijke lofoffers brengen. Dan gebeurt er iets in de geestelijke gewesten. Dan gaan wie die poort van lof binnen, uit Psalm 100.

Die poorten worden in het Hebreeuws she’arim (שערים) genoemd. Ze kunnen wel vergeleken worden met pijpleidingen. Denk aan een leiding waar water doorheen stroomt. Dat water is in deze vergelijking de zegen. De zegen stroomt naar ons toe, maar de leiding kan verstopt raken. Dan kan de zegen niet stromen. Dan heb je afwezigheid van licht en zit je dus in de duisternis, dat is vloek. Die pijpleidingen heten in het joodse denken tzinorot (צינורות). Als er een blokkade in de pijpleiding zit, moet die weggehaald worden, net zoals een loodgieter kan doen. De zegen moet weer stromen. Daar is bekering voor nodig, je omkeren tot God en Zijn wil gaan doen. Dan wordt de blokkade weggenomen en kan de zegen weer stromen. Dan gaan de poorten open.

Enkele voorbeelden van verstopte ‘leidingen’ of open ‘leidingen’ vinden we in de schrift:

-        Yeshua leert ons in Mat. 6: 14-15 dat als wij niet vergeven, dat wij dan ook niet vergeven worden. Het niet-vergeven zorgt dus voor blokkade in de ‘pijpleiding’ van vergeving.

-        Yeshua leert ons in Luk. 6:38 dat als wij geven aan een ander, dat er ook aan ons gegeven zal worden. Een goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende maat zal men u in de schoot geven. Het geven zorgt voor een geopende tzinor (pijpleiding), zodat er zegen naar jou zal gaan.
Hij zegt er achteraan: ‘’ met dezelfde maat waarmee u meet, zal er bij u ook gemeten worden’’. Dit wordt in het Hebreeuwse denken ‘mida ke-neged mida’ (מדה כנגד מדה) genoemd.

-        In Mal. 3:10 lezen we over ‘vensters in de hemel’ waardoor de zegen uitgegoten wordt. Dit hangt samen met het afdragen van de tienden aan Gods dienst. Dus gehoorzaamheid aan het gebod van tienden afdragen zorgt voor een open tzinor waardoor de zegen over de landbouw kan komen.

-        Er worden oorzaak-gevolg-aspecten beschreven rondom gebedsverhoring. Er kunnen verstoppingen in de leiding komen waardoor je gebed niet verhoord wordt. Een aantal van die blokkades vinden we in de volgende teksten:

Spr. 28:9: ‘’Van hem die zijn oor afkeert van het luisteren naar de wet (Torah), is zelfs zijn gebed een gruwel.’’
1 Petr. 3:7: ‘’Mannen, woon met begrip met haar samen; geef de vrouw, als de zwakkere, haar eer; u bent immers ook mede-erfgenamen met haar van de genade van het leven; opdat uw gebeden niet verhinderd worden.’’
Joh. 16: 23-24: ‘’Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven. Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn Naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden.’’ Dit aspect heet in het jodendom ‘hitkashrut la-tzadik’ à verbonden zijn met de Rechtvaardige (tzadik).

-        In Deut. 28:19 lezen we dat dankbaarheid en blijdschap nodig zijn om zegen te kunnen ontvangen: ‘’Omdat u de HEERE, uw God, niet gediend zult hebben met blijdschap en hartelijke vreugde, vanwege de overvloed van alles … ‘’ en dan volgen er vloeken.

Conclusie

We begonnen deze studie door te stellen dat licht en heiligheid aan elkaar gekoppeld zijn. Dat lazen we in Kol. 1: 9-14. God is licht en Hij zendt licht. Yeshua is het licht en hij geeft ons licht. Wij zijn het licht en een licht dat bedekt is kan niet goed schijnen. Het licht is er wel, maar is bedekt waardoor het niet-functioneel is.
We hebben verder gezien dat deze aarde een parallelle werkelijkheid is van de hemelse realiteit, een reflectie. God heeft deze wereld geschapen, zodat het een beeld, een reflectie, zou zijn van de hemelse realiteit.

Door ons geloof in Yeshua worden we in de hemelse gewesten gezet. Je bent fysiek hier op aarde met jouw ziel, maar je hebt een connectie met jouw realiteit daarboven, in de hemelse gewesten.

We verspreiden licht als we God wil doen, want Zijn wil weerspiegelt wie Hij is. En Hij is de Vader der lichten. De Torah wordt ook licht genoemd. Dus als wij de Torah in acht nemen, verspreiden wij het licht. Als er geen licht schijnt, dan is het donker, dan is er duisternis.
Vervolgens leerden we dat fysiek licht zich verspreidt in een bundel en dat we het licht pas zien als het door weerkaatsing in ons oog terecht komt.

Aansluitend kwamen tot de ontdekking dat het omgaan met mensen een grote invloed heeft in wie jij bent en wordt. Een tekst die daarbij aansloot was 2 Tim. 2: 19-22, waarin we lazen dat we een voorwerp (kli) kunnen zijn voor eervol gebruik, geheiligd. Een voorwerp is ook nodig om het licht op te laten schijnen, zodat we het licht kunnen zien. Een lichtprojectie die nergens op valt is nutteloos, want als er geen reflectie is, zie je geen licht. Zo mogen wij een uitverkozen vat/voorwerp zijn, voor Gods dienst.
We kunnen er echter voor kiezen om op de verkeerde plek te zijn, weg van het licht. We kunnen er als mensen echter voor kiezen om niet in het licht te zijn, door bijvoorbeeld in een kamer in huis te gaan zitten. Zo scherm je jezelf af tegen het licht. De afwezigheid van licht wordt duisternis genoemd. En duisternis heeft in geestelijke zin een negatieve betekenis. God wil zegenen, maar in de duisternis kan de zegen jou niet bereiken. Dit wordt in Deuteronomium de zegen of de vloek genoemd. De zegen kan komen als de poorten open staan (of met de woorden van een andere analogie gesproken: of de pijpleiding begaanbaar is) en op het openstaan van de poorten of pijpleidingen hebben wij zelf invloed. Namelijk door onze levenswandel.

Als er een blokkade in de pijpleiding zit, dan moet die weggehaald worden. De zegen moet weer stromen. Daar is bekering voor nodig, je omkeren tot God en Zijn wil gaan doen. Dan wordt de blokkade weggenomen en kan de zegen weer stromen. Dat is dan ook een van de redenen waarom we in het Woord lezen dat het evangelie gepredikt moet worden, namelijk bekering van zonden en het mogen weten dat er vergeving mogelijk is door het volbrachte werk van Messias Yeshua[6]. We lezen immers in 1 Tim. 2:4: ‘’God wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.’’
Heeft u deze boodschap al ter harte genomen? Zo niet, dan is het nog niet te laat. Kies dan heden, vandaag, wie u zult dienen!

 


[1] Zie Hand. 21: 39-40 en 22:1 en 24:14-16 en 25:8, 19 en 26:5, 22 en 28:17

[2] Ik heb gebruik gemaakt van de Hebreeuwse vertaling van het Brit Chadasha van de hand van F. Delitz.

[3] Zie ook Fil. 3:20

[4] Afbeelding via https://betavakken.nl/2-vwo/2v-licht/2v-licht-en-kleuren.html

[5] En ook 2 Kor. 4:7

[6] Zie Mat. 28:19 en Luk. 24:47