God's Naam

Studie over ‘de Naam’

Inleiding

In deze studie hopen we in te zoomen op het onderwerp van het gebruik van Gods Naam. Getuige de vele discussies en zelfs scheuringen in gemeenten is dit een belangrijk onderwerp. Daarom leek mij een grondige studie op zijn plaats. In de artikel willen we een aantal onderwerpen bij langs gaan, waaronder namen in de Bijbel, de betekenis van ‘uw Naam worde geheiligd’, hoe ging het jodendom in de tijd van Yeshua om met het gebruik van Gods naam, en welk belang dat voor ons heeft. En natuurlijk willen we gaan bekijken wat Yeshua Zelf deed, en wat Zijn gezondenen (apostelen) deden.
Het motief is om een verdediging op te stellen voor die gelovigen die kennis hebben genomen van de verschillende theorieën en wellicht ook de verschillende mogelijke uitspraken van Gods Naam, en er toch bewust voor kiezen om de zogenoemde ‘vierletterige Naam’ van God niet uit te spreken.

Achtergrondinformatie

In Genesis 15:2 zien we onze aartsvader Avraham God aanspreken als Adonai J-H-W-H (אֲדֹנָי י-ה-ו-ה). God heeft in Exodus 3 een gesprek met Moshe en daar geeft Hij aan dat Zijn naam als volgt is, Ex 3:13-14: ‘’En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen?En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN (Ehje asher Ehje - אֶהְיֶה אֲשֶׁר אֶהְיֶה). Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.’’

Hier geeft God dus Zelf aan dat Zijn Naam ’Ehje asher Ehje’ is. Maar als we verder lezen komen we nog iets meer te weten, in vers 15: ‘’Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob, heeft mij naar u toe gezonden.’’

Voor de Nederlandse vertaling ‘de HEERE’ staat in het Hebreeuws: י-ה-ו-ה (Y-H-W-H).

In Exodus 3 zien we ook een mooie passage over Gods Naam, vers 13-14: ‘’En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen? En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.’’

Op de vraag van Mozes naar de naam van God, antwoordt God niet direct met de eigennaam HEERE, maar met de woorden ‘Ik ben, die Ik ben’. God omschrijft wie Hij is. De naam van God is niet zomaar een eigennaam, zoals wij mensen een eigennaam hebben. God maakt zich wel bekend, maar in die bekendmaking zegt Hij meer ‘Wie Hij is’ dan ‘hoe Hij heet’.

Doorslaggevend voor Joden om de naam van de HEERE met schroom te gebruiken of helemaal niet te gebruiken is niet vanwege het derde gebod (op het verbod van het ontheiligen van Gods Naam), maar veeleer het wezen van God zelf, zoals Hij zich aan Mozes heeft geopenbaard. God heeft aan Mozes niet zozeer een naam gegeven van Zichzelf, maar Hij heeft zijn wezen aan Mozes en het volk bekend gemaakt. De schroom aan joodse zijde om de naam van de HEERE uit te spreken is het ontzag dat men heeft voor het wezen van God. Het is onmogelijk met een naam uit te spreken wie Hij is.

In de joodse boeken staat een commentaar bij de vraag van Mozes uit Ex. 3:13, ‘wat moet ik tegen de Israëlieten zeggen als zij mij vragen: hoe is zijn naam?’ Dan staat er:
‘’Rabbi Abba bar Mammal zei: De Heilige Hij zij gezegend sprak tot Mozes: Je wilt mijn Naam leren kennen? Ik word genoemd in overeenstemming met mijn daden. Soms word Ik El Sjaddai genoemd, andere keren (Heer der) Heerscharen (tzevaot), of God (Elohiem), of HEER (vier letters) - wanneer Ik de schepselen oordeel word Ik God (Elohiem) genoemd; en wanneer Ik ten strijde trek tegen de wettelozen word Ik Heerscharen genoemd; en wanneer Ik Mijn oordeel over de misstappen van een mens uitstel word Ik El Sjaddai (Almachtige) genoemd; en wanneer Ik Mij barmhartig toon voor de wereld word Ik HEER (vier letters) genoemd.’’

Dit commentaar maakt duidelijk dat God naar zijn diepste wezen door middel van namen wel genoemd en aangesproken, maar niet ‘gevangen’ kan worden. Er is niet één naam (ook niet de allerheiligste naam) die heel Gods wezen uitzegt. Genoemd word Hij naar Zijn daden[1].

Toch kan de vraag rijzen hoe de Naam wordt uitgesproken. Sommigen zeggen dat Gods Naam wordt uitgesproken als Jah-weh en anderen als Je-ho-vah. Maar wat zegt God verder over Zijn eigen Naam?

Laten we eens verder kijken in het Woord:

-        Ex. 6:2: ‘’Ik ben aan Abraham, Izak en Jakob verschenen als God de Almachtige (El Shaddai), maar met Mijn Naam HEERE (Y-H-W-H) ben Ik hun niet bekend geweest.’’ --> Hier vinden we 2 benamingen: El Shaddai en de ‘vierletterige Naam’ Y-H-W-H.

-        Ex. 15:3: ‘’De HEERE is een Strijder, HEERE (Y-H-W-H) is Zijn Naam.’’ --> Hier lezen we dat Gods Naam Y-H-W-H is.

-        Ex. 34:14: ‘’Want u mag zich niet neerbuigen voor een andere god: de Naam van de HEERE is immers de Na-ijverige. Een na-ijverig God is Hij’’ --> Hier wordt door God Zelf gezegd dat Zijn Naam ‘de Na-ijverige’ is. Dat is in het Hebreeuws: Kana - כִּי י-ה-ו-ה קַנָּא שְׁמוֹ אֵל קַנָּא הוּא

-        Jes. 63:16: ‘’U, HEERE, bent onze Vader; onze Verlosser van oude tijden af is Uw Naam.’’ --> Gods Naam is ‘onze Verlosser van oude tijden af’, dat is in het Hebreeuws: Goalenoe mee-olam גֹּאֲלֵנוּ מֵעוֹלָם שְׁמֶךָ

-        Amos 4:13: ‘’HEERE, God van de legermachten, is Zijn Naam.’’ --> hier staat in het Hebreeuws Elohee tzevaot is Zijn Naam.

We hebben verschillende beschrijvingen gevonden van Gods Naam. Daarom is het altijd goed om te specificeren over welke Naam je het hebt, als je spreekt over ‘de Naam’. Welke van de hierboven genoemde bedoel je dan?
Nu willen we gaan kijken naar wat de Bijbel ons nog meer leert over een naam.

Namen in de Bijbel

Je naam is in de Bijbel veel meer dan een paar klanken die uit je mond komen. Je naam is in feite wie je bent en wat je doet. Dat is: je reputatie, je karakter.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan het vers waarin staat dat God Zijn Naam bekend maakt, en vervolgens allerlei eigenschappen van Zichzelf noemt, Ex 34: 5-7: ‘’Toen daalde de HEERE neer in een wolk, ging daar bij hem staan en riep de Naam van de HEERE uit. à en wat is dan het vervolg? à Toen de HEERE bij hem voorbijkwam, riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.’’

We hebben zojuist in Ex 34:14 gezien dat God’s Naam met ‘IJveraar’ wordt benoemd (in sommige vertalingen wordt dit vertaald als ‘jaloers’). Is ijveraar of jaloers een Naam of een karaktereigenschap? Of is het aan elkaar gelinkt, waarbij een karaktereigenschap als Naam wordt gebruikt?
Je Naam is wat je doet, en dat volgt uit wie je bent, uit je karakter. Wat je doet komt voort uit je hart (Spr. 4:23).

Je naam en je reputatie worden soms één-op-één gebruikt in de Bijbel. Denk aan het voorbeeld uit 2 Sam. 7:9 waar we lezen dat God tegen David zegt: ‘’Ik heb een grote naam voor u gemaakt, zoals de naam van de groten die op aarde zijn.’’
David heette hier reeds David. God heeft hem hier geen nieuwe naam gegeven, maar er staat dat Hij voor hem een grote naam heeft gemaakt. Wat houdt dat in: een grote naam maken? Hij kreeg er geen extra letters bij, zodat zijn naam letterlijk groter werd. Nee, uit de context van dit hoofdstuk blijkt dat God David prijst om zijn leiderschap en hoe hij met Gods hulp Israël bevrijdde, een militaire overwinning. David’s reputatie wordt hier geroemd, en dat wordt omschreven als ‘een grote naam maken’. Als je het woord ‘reputatie’ invult voor het woord ‘naam’ dan vind je een interessante gelijkenis.

God zegt dat Hij voor Zichzelf een Naam maakt, in het verlossen van Israël.
2 Sam. 7:23: ‘’En wie is als Uw volk, als Israël, het enige volk op de aarde dat God is gaan verlossen om voor Hem een volk te zijn, om Zich een Naam te maken en voor u, Israël, deze grote en ontzagwekkende dingen te doen: voor Uw land, voor de ogen van Uw volk, dat U voor Uzelf uit Egypte verlost hebt van heidenvolken en hun goden.’’

Parallelismes

In het Bijbels-Hebreeuws kennen we zogenaamde parallelismes. Dat is een benaming voor 2 opeenvolgende verzen die met andere woorden een zelfde inhoud weergeven. Een voorbeeld vinden we in Psalm 105:1: ‘’Loof de HEERE (Y-H-W-H), roep Zijn Naam aan, maak Zijn daden bekend onder de volken.’’
Hier wordt het loven van de Heer en Zijn Naam aanroepen gelijkgesteld aan het bekendmaken van Zijn daden.

In Num. 6:23-27 vinden we een interessante passage waarin we lezen dat Gods Naam op het volk gelegd moet worden. Hoe kan een Naam op een volk worden gelegd? Dat is door die zegening uit te spreken, die gelinkt is aan Zijn karakter: het zegenen van anderen is Zijn karakter.

Laten we eens kijken: ‘’Spreek tot Aäron en zijn zonen en zeg: Zo moet u de Israëlieten zegenen, door tegen hen te zeggen: De HEERE zegene u en behoede u! De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig! De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede! Zo moeten zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen; en Ík zal hen zegenen.’’

Behoudenis in het aanroepen van de Naam

We kunnen als gelovigen discussies voeren over hoe de Hebreeuwse letters als een woord worden uitgesproken, met andere woorden: met welke klinkers de Vier-letterige Naam wordt uitgesproken. Maar is het onze taak om Gods Naam uit te spreken?

Sommigen menen van wel, omdat we door de Schift hier verwijzingen naar lijken te vinden. Bekende teksten zijn:

-        Joël 2:32: ‘’Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal.’’

-        Hand. 2:16, 21: ‘’Maar dit is wat gesproken is door de profeet Joël: … En het zal zo zijn dat ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zalig zal worden.’’

-        Rom. 10: 9, 12-13: ‘’Als u met uw mond de Heere Yeshua belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. Er is immers geen enkel onderscheid tussen Jood en Griek. Want Een en dezelfde is Heere van allen en Hij is rijk voor allen die Hem aanroepen. Want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden.’’

In eerste instantie lijkt het vers uit Joël een directe aansporing om Gods Naam uit te moeten spreken, de behoudenis ligt er zelfs in verbonden. Maar Paulus legt in Romeinen 10 een verband tussen dit vers en het belijden van Yeshua met de mond en met het hart geloven dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, dan zult u zalig worden. En hij besluit het stuk met ‘’want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden’’. Hij past het aanroepen van de Naam van de Heer dus toe op Yeshua. En dat is ook heel vanzelfsprekend als we naar het Hebreeuws kijken. De Naam Yeshua betekent namelijk dat de Heere redt. De redding van de Heere ligt verbonden in de Naam van Yeshua. Dit aspect wordt in het christendom vaak uitgelegd als dat het gaat om het geestelijk behouden zijn, het zalig worden. Maar er ligt mijns inziens ook nog een component van fysieke redding verborgen in deze Schriftteksten.

Redding/behoudenis

In het betreffende stuk uit Joël lezen we namelijk dat een ieder die de Naam van de Heere aanroept behouden wordt. Maar we moeten beseffen dat dit een vertaling is. Als we dit eens in het Hebreeuws bekijken, dan zien we dat er staat: ‘’ וְהָיָה כֹּל אֲשֶׁר־ יִקְרָא בְּשֵׁם י-ה-ו-ה יִמָּלֵט’’ --> het zal gebeuren dat een ieder die zal roepen in de Naam Y-H-W-H, ontkoming zal vinden.

In het Hebreeuws staat er yimaleet יִמָּלֵט  (een vervoeging van מָלַט) in de zogeheten Nifal-vorm en dat wordt vertaald als ‘’wegglippen, ontsnappen, bevrijd worden’’

Als we dan kijken naar Rom 10:9, dan zien we dat het woordje ‘gered worden’ ‘sozo’ is, en dat kan vertaald worden als ‘’gespaard worden, veilig blijven en gered worden van gevaar of vernietiging. Maar ook: om te worden gespaard uit de straffen van het messiaanse oordeel.

Wat onderwijst Yeshua ons?

Als we de vertalingen van deze bovenstaande passages eens in de grotere context leggen, dan komen we tot verrassende inzichten.  Maar eerst moeten we eens kijken naar wat Yeshua zegt over Gods Naam. Hij zegt in het ‘Onze Vader’ (Mat. 6:9-10): ‘’Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome.’’ Beeld u eens in dat u een toehoorder bent in de tijd van Yeshua en Hem dit hoort zeggen. Dan zou je kunnen denken dat dit een overbodige uitspraak is, want God is toch al heilig? Zijn Naam is toch al heilig, zoals we kunnen lezen in Lev. 20:3? Hoe kunnen we een Naam die reeds heilig is heiligen? Als we beseffen dat de toehoorders van Yeshua nog geen Nieuw Testament in bezit hadden zoals wij dat hebben, dan moeten zij te rade gaan in hun Bijbel, dat is: de Tenach (het zogenaamde Oude Testament). Een tekst die hier direct aan te linken is, is Ezechiël 36. Daar lezen we namelijk over het heiligen van Gods Naam en hoe dat gebeurt. Lees maar eens mee:

-        Ez 36: 23-24: ‘’Ik zal Mijn grote Naam heiligen, die onder de heidenvolken ontheiligd is, die u in hun midden ontheiligd hebt. Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik de HEERE ben, spreekt de Heere HEERE, als Ik in u voor hun ogen geheiligd word. Ik zal u uit de heidenvolken halen en u uit alle landen bijeenbrengen. Dan zal Ik u naar uw land brengen.’’

In deze passage uit Ezechiël 36 leren we dat het heiligen van Gods Naam direct verbonden is met de terugkomst van Israël naar het land. Daaruit kunnen we opmaken dat God getrouw is. Dat is weer één van Zijn eigenschappen, die verbonden zijn met Zijn Naam. Ziet u de onderlinge samenhang?

Ontvluchten aan het oordeel

Wat is eigenlijk de reden dat Gods Naam verbonden is aan het land Israël en het ontkomen aan oordeel (zoals we reeds hiervoor lazen)?

De reden daarvoor maak ik op uit het volgende: Gods Woord zegt dat er een oordeel gaat komen over deze aarde.

Net zoals in de tijd van Noach en Lot er een oordeel moest komen over die kwade daden (zie Mat. 24:31-42 en Luk. 17:26-32), zo heeft God voorzegt dat er nog een oordeel gaat komen in de toekomst, namelijk een vuur-oordeel

2 Petr. 3: 3-7: ''In het laatste der dagen zullen er spotters komen, die naar hun eigen begeerten zullen wandelen en zeggen: Waar is de belofte van Zijn komst? (met andere woorden: waar blijft de wederkomst van Yeshua de Messias?) Want vanaf de dag dat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen zoals vanaf het begin van de schepping. Want willens en wetens is het hun onbekend dat door het Woord van God de hemelen er reeds lang geweest zijn, evenals de aarde, die uit water oprijst en in water vaststaat. Daardoor is de wereld die er toen was, vergaan, overspoeld door het water. Maar de hemelen die er nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd en worden voor het vuur bewaard tot de dag van het oordeel en van het verderf van de goddeloze mensen.''

Hier staat duidelijk dat de aarde door vuur verbrand gaat worden op de dag van het oordeel, tot verderf van de goddeloze mensen.

Hij gaat verder:

vers 10-12: ''Maar de dag van de Heere zal komen als een dief in de nacht. Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen verbranden. Als deze dingen dus allemaal vergaan, hoedanig behoort u dan te zijn in heilige levenswandel en in godsvrucht; u, die de komst van de dag van God verwacht en daarnaar verlangt, de dag waarop de hemelen, door vuur aangestoken, zullen vergaan en de elementen brandend zullen wegsmelten.'' 

Ook Psalm 50: 3 spreekt hierover, met betrekking tot de komst van de Heere: ''Onze God komt en zal niet zwijgen; voor Zijn aangezicht verteert een vuur, rondom Hem stormt het geweldig.''

Als we Openbaring 8:7 en 9:18 lezen, dan lijkt het erop alsof 1/3  van de mensen op aarde hierdoor om zal komen: ''En de eerste engel blies op de bazuin, en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en dat werd op de aarde geworpen. En het derde deel van de bomen verbrandde, en al het groene gras verbrandde. Door deze drie werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur, de rook en de zwavel. ''

In Jesaja 10:23 lezen we: ''Ja, een vernietigend einde – en dat is vast besloten – gaat de Heere, de HEERE van de legermachten, in het midden van heel het land ten uitvoer brengen.'' Een einde in het land.
'Het land' wordt in de Griekse vertaling van het 'Oude Testament' (de zogeheten Septuagint of LXX) als oikoumene benoemd (ook wel bekend bij ons als oecumene). Dit is in het Grieks aan aanduiding voor de toenmalige bewoonde wereld. Je kunt het ook vertalen als: het gebied waar de wereldmachten zich bevinden. De oikoumene is het gebied waar het vuuroordeel van God komt, het 1/3e deel van de aarde. De aanduiding oikoumene komt in het Boek Openbaring telkens terug als het gebied waar het vuuroordeel komt. Bijv. Openb. 3:10 “…de beproeving die over de oikoumene komen zal…”

Uitredding

Als we dit allemaal zo lezen, dan kan de schrik ons om het hart slaan. Als de aarde verbrandt, waar kunnen we dan ontkomen? 

Dit is mijns inziens de connectie van Gods Naam met de wederkomst van Israël naar het land. Sommige mensen geloven dat we als gelovigen door middel van een opname naar de hemel zullen gaan en als zodanig kunnen ontsnappen. Maar welk patroon zien we in de Bijbel? God heeft door heel de schrift heen laten zien dat Hij fysieke ontkoming biedt aan de gelovigen. Denk aan Noach die fysiek een ark moest bouwen om te ontkomen aan het oordeel, denkt aan Lot die fysiek moest vluchten voor het vuuroordeel en denk aan het volk Israël dat fysiek weg mocht trekken uit Egypte. Yeshua wees ons er in Lukas 17 op dat we moesten denk aan de vrouw van Lot. Waarom zouden we aan haar moeten denken als we opgenomen zouden worden naar de hemel? Dan zou Hij toch eerder gezegd hebben dat we moeten denken aan de Henoch? Hij werd immers opgenomen.
Nee, alles wijst erop dat we fysiek mogen wegtrekken.

Er staan talloze profetieën in de Bijbel die ons leren dat er een moment komt dat de nakomelingen van het Huis van Juda en het Huis van Israël, en de mensen die daarbij gevoegd zijn, fysiek mogen wegtrekken. Dat moment ligt nog in de toekomst, vóórdat het komende vuuroordeel gaat plaatsvinden. Maar waar zal dan de ontkoming aan dat vuuroordeel zijn?

Dat zal zijn in Jeruzalem, zoals we lezen in de volgende 3 teksten:

-   Obadja 1:17: ''Maar op de berg Sion zal ontkoming zijn: die zal een heilige plaats zijn; zij die van het huis van Jakob zijn, zullen hun bezittingen weer in bezit nemen.''

-   Jes. 14:32: ''De HEERE heeft Sion gegrondvest; en in haar vinden de ellendigen van Zijn volk een toevlucht.''

-   Joel 2:32: ''Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal.''


Merkt u op dat die tekst uit Joel 2:32 hier weer terugkomt? Eerder hadden we dit vers als gezien als een arugment dat sommigen aanhalen om Gods Naam uit te moeten spreken om behouden te worden. Maar nu zien we dat de reden waarom God Zijn volk terug doet keren, als doel heeft dat Zijn Naam daardoor geheiligd wordt. Hij doet dat onder andere omdat Hij de Zijnen kent, en hen wil sparen. Paulus verbond in Rom 10:9 het aanroepen van de Naam van de Heer aan het belijden van Yeshua. Het woordje ‘gered worden’ dat daar gebruikt wordt, is ‘sozo’ en kan (zoals eerder benoemd) vertaald worden als ‘’gespaard worden, veilig blijven en gered worden van gevaar of vernietiging. Ook: om te worden gespaard uit de straffen van het messiaanse oordeel’’. Dit alles hangt samen met bekering (Hebr. 12:14 en 1 Petrus 2: 9-11), dat is: het in acht nemen van Gods wil. En daarmee is ook de passage uit het ‘Onze Vader’ verbonden: Uw Naam worde geheiligd:
Want wij maken Zijn Naam bekend door heilig te leven, waarmee wij Hem heiligen (Zijn reputatie). En daarmee mogen terugkeren naar het land, waardoor Zijn Naam geheiligd wordt.

Toch de Naam uitspreken?
We hebben nu weliswaar de diepere connectie gezien tussen het heiligen van Gods Naam en de landsbelofte. Toch gaan we nu ook nog even inzoomen op de vraag of het onze taak is om die vierletterige Naam van God uit te spreken.

Wat zien we in de Schrift hier over terug?

In 2 Sam. 7:13 doet God een belofte aan David: ‘’(Jouw nakomeling) zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen.’’

Wie was die nakomeling van David? Dat was Salomo. Hij was degene die de tempel mocht bouwen. De tempel wordt hier door God Zelf ‘een huis voor Zijn Naam genoemd’. Een huis voor een Naam? Wat houdt dat in? Waar moet je dan aan denken?

Daar werpt een andere Schrifttekst meer licht op. Namelijk 1 Kronieken 13:6, waar we lezen: ‘’Toen trok David met heel Israël naar Baäla, dat is naar Kirjath-Jearim, dat aan Juda toebehoort, om vandaar de ark van God de HEERE, Die tussen de cherubs troont, op te halen, de ark waar de Naam wordt aangeroepen.’’

We zien hier dus heel duidelijk een Schriftuurlijk bewijs dat Gods Naam bij de ark wordt aangeroepen. Dat is gelinkt aan de tekst die we hiervoor zagen, dat de tempel een huis voor Zijn Naam is. De ark kwam namelijk in de tempel terecht, in het ‘heilige der heiligen’. Over het heilige der heiligen is bekend dat daar slechts éénmaal per jaar, één persoon mocht komen, dat is: de hogepriester op Grote Verzoendag. Als we voorgaande twee teksten aan elkaar verbinden, hebben we een basis voor de stelling dat Gods Naam slechts op één plek  werd uitgesproken. Dat is dus in de tempel. Maar we zouden ook kunnen zeggen: bij de ark, welke staat in het heilige der heiligen, waar alleen de hogepriester mocht komen.

Deze interpretatie is ook gemeengoed in het jodendom. En dat is belangrijk om te weten, want Yeshua was een Thora-getrouwe jood, die leefde in het land Israël. In Lukas 2: 10-11 lezen we: ‘’En de engel zei tegen hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal, namelijk dat heden voor u geboren is de Zaligmaker, in de stad van David; Hij is Messias, de Heere.’’
De Messias is een titel voor de Joodse Man die het volk Israël zou gaan verlossen. We kunnen Yeshua dus niet loskoppelen van de Joodse context. Hij leefde een Joodse levensstijl; Hij ging naar de tempel, had intern-Joodse discussies, nam de Wetten uit de Thora in acht en vierde de Bijbelse feesten.

De heiligheid van God vraagt erom dat Zijn Naam alleen met de grootste eerbied wordt behandeld. En wie zijn naam uitspreekt moet beseffen dat zijn wezen meer is dan alleen de klank van een naam. Wie de naam uitspreekt staat voor de Heilige. Voor de joden doet dit niets af aan de vertrouwelijke omgang met God. God is voor hen niet een verre God. En ook de joden noemen God Vader, net zoals wij dat doen in het spoor van Yeshua. Alleen willen de joden er diep van doordrongen blijven dat Hij heilig in hun midden is.

Daarom is goed om nu kennis te nemen van hoe de praktijk van het uitspreken van Gods Naam in Yeshua’s tijd was.

In de tijd van Yeshua

Kunnen we erachter komen hoe de praktijk was rond het uitspreken van de Naam van God in Zijn tijd en of Yeshua daar in mee ging? Jazeker, daar hebben we historische bronnen voor.

De Mishna

De Mishna is eigenlijk de mondelinge overlevering die vanaf de tijd van Ezra en Nehemia doorgegeven werd. Volgens het jodendom werd deze overlevering ook via de profeten doorgegeven en vervolgens via de zogeheten wijzen-paren (denk aan de bekende Hillel en Shammai). De Mishna werd dus mondeling doorgegeven, maar is na de verwoesting van de 2e tempel opgeschreven, omdat men toen de verstrooiing weer in ging en men bang was dat deze kennis verloren zou gaan.

In de Mishna vinden we besprekingen tussen mannen die onder anderen leefden vóórdat Yeshua geboren was. De inhoud daarvan moet dus logischerwijs in Yeshua’s tijd bekend zijn geweest. In Yeshua’s tijd was het dus ook niet ongewoon dat deze mondelinge leer werd bediscussieerd. In latere tijden werd de inhoud van de Mishna verder geanalyseerd en besproken. Die besprekingen worden Gemarra genoemd en Mishna en Gemarra tezamen noemen we Talmoed. Het is dus een geheel aan overlevering van joodse rabbijnen, van de tijd vóór Yeshua tot ongeveer de vierde/vijfde eeuw, de eeuw van Constantijn de Grote.

We kunnen lezen over het gebruik van Gods Naam in de tijd van de Tweede Tempel, dat is de tijd waarin Yeshua leefde.

-        Sota 7:6: ‘’Hoe wordt de priesterlijke zegening gereciteerd? Op het platteland, dat wil zeggen buiten de tempel, reciteert de priester de verzen als drie zegeningen, waarbij hij tussen elk vers pauzeert terwijl de mensen antwoorden: amen. En in de tempel reciteren de priesters alle drie de verzen als één zegen, waarna het volk antwoordt: Gezegend zij de Heer, God, de God van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid, zoals de gebruikelijke reactie op zegeningen in de tempel is. In de tempel spreekt de priester de naam van God uit zoals die in de Thora staat geschreven, dat wil zeggen het Tetragrammaton, en in het land gebruiken ze de vervangende naam voor Zijn heerschappij [dat is: A-donai]. In het land heffen de priesters tijdens de zegening hun handen op, zodat ze op één lijn liggen met hun schouders. En in de tempel tillen ze ze boven hun hoofd, behalve de Hogepriester, die zijn handen niet boven de voorplaat uitsteekt.’’

-        Als aanvulling daarop Sotah 38a:10: ‘’Men zou kunnen denken dat zelfs in de afgelegen gebieden, buiten de tempel, deze onuitsprekelijke naam wordt gebruikt. Hier staat, met betrekking tot de priesterzegening: "Zo zullen ze mijn naam noemen", en daar staat, met betrekking tot de plaats waar men offers moet brengen: "De plaats die de Heer, uw God, uit alle uw stammen kiest om Zijn naam daar te vestigen” (Deuteronomium 12:5). De verbale analogie leert dat, net zoals daar de uitdrukking "om Zijn naam daar te vestigen" verwijst naar de Tempel, zo geldt ook hier de mitswa van "zo zullen ze Mijn naam plaatsen" van toepassing is in de Tempel en niet ergens anders.’’

-        Yoma 6:2: ‘’De Jom Kipoer-dienst gaat verder: de Hogepriester komt naar de zondebok, legt er beide handen op en bekent. En hij zou als volgt zeggen: Alstublieft, God, Uw volk, het huis van Israël, heeft gezondigd, kwaad gedaan en tegen U in opstand gekomen. Alstublieft, God, schenk alstublieft verzoening voor de zonden en voor de onrechtvaardigheden en voor de opstanden dat zij hebben gezondigd en onrecht hebben gedaan en in opstand zijn gekomen voor U, Uw volk, het huis van Israël, zoals geschreven staat in de Torah van Mozes, Uw dienaar, zeggende: “Want op deze dag zal verzoening voor u gedaan worden om u van al uw zonden te reinigen; voor het aangezicht van de Heer zult u gereinigd worden” (Leviticus 16:30). En de priesters en de mensen die op de binnenplaats van de Tempel stonden, wanneer zij de expliciete Naam uit de mond van de Hogepriester hoorden komen, wanneer de Hogepriester niet een van de vervangende namen voor God gebruikte, knielden en wierpen zich ter aarde en vallen op hun gezichten en zeggen: Gezegend is de naam van Zijn koninklijke majesteit voor eeuwig en altijd.’’

Dus samenvattend leren we uit de drie citaten hierboven dat in het jodendom van de tijd van Yeshua het uitspreken van Gods Naam alleen plaats vond in de tempel, zoals we ook al lazen in 2 Sam. 7:13 en 1 Kronieken 13:6. Buiten de tempel gebruikte men een andere aanduiding, zoals A-donai (het Hebreeuwse woordje A-donai komt trouwens ook letterlijk in de Hebreeuwse Bijbel voor als een verwijzing naar God, zie bijv Gen 15:2 en Jer. 1:6).

Philo

Laten we nog eens een andere bron bekijken om te zien hoe het jodendom in de tijd van Yeshua omging met het gebruik van Gods Naam. Philo van Alexandrië was een Joodse filosoof uit de 1e eeuw (hij leefde van 10-50 n. Chr.) uit Alexandrië, Egypte. Hij beschreef o.a. het geloof in zijn tijd, waarvan we kunnen lezen in zijn boek: Life of Moses, boek 2, vers 114, waarin hij over de hogepriester en zijn kleding schrijft: ‘’Er werd ook een stuk gouden plaat uitgehouwen in de vorm van een kroon met vier insnijdingen, die een Naam weergeven die alleen degenen wier oren en tongen gezuiverd zijn, mogen horen of spreken in de heilige plaats, en geen andere persoon, noch in enige andere plaats.’’

Yeshua Zelf

Goed, dit waren buiten-Bijbelse bronnen die weliswaar Bijbelse gebeurtenissen beschrijven. Nu gaan we eens kijken naar wat de Bijbel zelf hier verder over zegt. En wel over wat we lezen over Yeshua. Als het goed is, zijn wij discipelen van Yeshua. Als we het joodse concept ‘discipelschap’ in ogenschouw nemen, is het veelzeggend om te zien hoe de discipelen van een bepaalde rabbijn hun leven leiden. Discipelen worden in het Hebreeuws talmidim genoemd en dit woord heeft als stam lamad (למד) hetgeen ‘gedisciplineerd leren, met een specifiek doel’ betekent. Discipelschap vereist dus studie, gedisciplineerde studie.

Het discipelschap betekent niet alleen het ‘worden als’ de leraar (bijvoorbeeld in karaktervorming), maar óók het imiteren van de leraar. De dingen doen zoals hij dat doet.

Hierbij moeten we denken aan 1 Kor. 11:1, waar Paulus schrijft: ‘’Wees navolgers van mij, zoals ik navolger van Messias ben.’’ We moeten dus zowel leren van onze Messias, maar ook van degenen die Hij gezonden heeft (gezondene = apostel).

Discipelschap in de joodse context houdt ook in dat je jouw rabbi nauwgezet in de gaten houdt. Je kijkt naar wat hij doet, hoe hij communiceert met mensen, hoe hij onderwijst, hoe hij bidt en hoe hij de Torah uitleeft. Bij de uitvoering van elk gebod moet de discipel zich afvragen hoe zijn rabbi dat gebod zou uitvoeren. Dit moet de leidraad voor hem zijn. Zoals de rabbi het doet, wil ik het ook doen.
De kern van discipelschap kunnen we dus linken aan een bekend christelijk gezegde: ‘’what would Jesus do (WWJD)?’’ In feite dekt dit gezegde nog niet geheel de lading, want we zouden ons veeleer moeten afvragen ‘’what did Yeshua do (WDYD)?’’.

Lukas 4

In Luk. 4: 16-22 lezen we dat Yeshua werd opgeroepen om een stuk uit de profeten te lezen in de synagoge. Het is goed om iets te weten over twee belangrijke groeperingen in Zijn tijd, namelijk de Farizeeën en de Sadduceeën. De Sadduceeën (tzadukim) gingen in principe niet naar een synagoge, maar dit was iets wat de Farizeeën deden. Farizeeën hielden over het algemeen vast aan de overleveringen van de vaderen, die toelichting geven op de Tora. We hebben zojuist in de buiten-Bijbelse bronnen gezien hoe het jodendom in Yeshua’s tijd functioneerde ten aanzien van het gebruik van Gods Naam. Daaruit leerden we dat Gods Naam alleen in de tempel werd uitgesproken en dat dit buiten de tempel niet werd gedaan. Het is bovendien opmerkelijk dat Yeshua wel naar de synagoge ging. Dat zou Hem meer aan de kant van de Farizeeën plaatsen, dan van de Sadduceeën.

Als we in Luk. 4 op de details letten, dan kunnen we een aanwijzing vinden wat Yeshua deed, vers 18-22, Hij las in de synagoge een passage uit Jesaja: ‘’De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen wie gebroken van hart zijn, om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid, om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken.
En toen Hij het boek dichtgedaan en aan de dienaar teruggegeven had, ging Hij zitten, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gevestigd. Hij begon tegen hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan. En zij betuigden Hem allen hun instemming en verwonderden zich over de woorden van genade die uit Zijn mond kwamen,’’

Wat valt op? Yeshua leest voor uit Jesaja, daar staat in 61:1: ‘’De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft…’’
Hier staat in de grondtekst tweemaal de Vierletterige Naam van God. Nu kunnen we twee scenario’s bedenken. Ofwel Yeshua sprak de Naam uit zoals Hij daar geschreven staat, ofwel Hij volgde het gebruik zoals we lazen in Sota 7:6, waar de aanduiding A-donai wordt gebruikt. In deze passage uit Lukas 4 zien we ook dat iedereen hun instemming betuigde. Dat is een aanwijzing dat wat Yeshua deed, volgens het algemeen voorkomende gebruik was. Want als we het eens omdraaien, als we voorstellen dat Yeshua wél de vierletterige Naam uitsprak zoals die geschreven staat, dan moet dat, gelet op de geloofsbeleving van die tijd, een oproer teweeg hebben gebracht. Maar daar lezen we niet over. Integendeel, men betuigde hun instemming.

Johannes

Maar, zou iemand daar tegenin kunnen brengen, in Johannes 17:26 lezen we: ‘’En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en zal die bekendmaken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, en Ik in hen.’’
Wat bedoelt Yeshua hier? Zou Hij de discipelen Gods vierletterige Naam hebben bekend gemaakt? Of zouden we hier ook Gods karakter kunnen substitueren (zoals we hiervoor reeds hebben gezien)? Ik denk het laatste. Indien we zouden stellen dat Yeshua hier wél Gods Naam aan de discipelen bekend maakte, dan zou het vreemd zijn dat Hij daarna zegt dat Hij die bekend zál maken. Dat is alleen steekhoudend als de discipelen vergeetachtig zouden zijn. Waarom zou immers anders de Naam bekend gemaakt zijn, en het vervolgens nodig zijn om die nogmaals bekend te maken?
Nee, als we context van dit hele hoofdstuk erbij pakken, dan wijst alles erop dat het gaat om Gods karakter, om Zijn eigenschappen die Yeshua bekend maakt aan de discpelen, en ook om het volgen van Gods Woord en heiligheid, zoals we ook hiervoor al hebben geleerd (zie bijv. vers 1,3, 6-8, 11-12, 17, 26).

Onze Vader

Wat valt verder op in dit bekende hoofdstuk uit Johannes en de rest van het ‘Nieuwe Testament’? We zien dat Yeshua God niet met ‘de Naam’ aanspreekt in Zijn gebed, maar dat Hij God aanspreekt als Vader.
Hij geeft tevens de opdracht om in gebed ‘Onze Vader’ te zeggen (Mat. 6:9), maar nergens zien we een opdracht van Yeshua om De Naam te gebruiken. En dit een heel belangrijk gegeven, want wij moeten als discipelen onze Rabbi navolgen. En hoe intiem is het dat we God ‘Vader’ mogen noemen?

Het is trouwens ook belangrijk nog kort stil te staan bij Romeinen 8:15: ‘’Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!’’
Door de Geest van God gaan wij God als ‘Abba, Vader’ aanroepen. Het is goed om op te merken wat hier niet staat: er staat niet dat wij door de Geest God bij Zijn vierletterige Naam gaan aanroepen. Nee, door de Geest gaan wij God als Vader aanroepen. Als het echt heel belangrijk was geweest dat men de vierletterige Naam zou gaan gebruiken (we hebben gezien dat dat niet het gebruik was in die tijd), dan was dit een uitgelezen kans om daar op in te gaan. Dan zouden we verwachten dat Paulus zou schrijven dat de Geest ons ingeeft dat we God bij Zijn vierletterige Naam zouden gaan aanroepen. Maar dit staat er niet.

De volgelingen

We kunnen mede een antwoord op de vraag ‘’Hoe stond Yeshua ten opzichte van het gebruik van Gods Naam?’’ vinden door te kijken naar wat Hij zelf deed, maar ook door te kijken naar wat Zijn talmidim (discipelen) deden. Daarmee komen we bij het volgende aspect van onze studie:

Wat zien we de apostelen doen? In Hand. 13:13-47 is Paulus buiten het land Israël in een synagoge en daar haalt hij allerlei Bijbelteksten aan, maar nergens zien we dat hij de vierletterige Naam gebruikt. Dat is dan misschien ook wel zo omdat het om een vertaling gaat. Maar ook uit de context kunnen we dit opmaken. We weten namelijk reeds uit de mishna hoe men in het jodendom omging met de Naam van God buiten de tempel. Als Paulus allerlei Bijbelteksten aanhaalt (bijv. in 13:47 haalt hij Jes. 42:6 aan, waar in de Hebreeuwse grondtekst Y-H-W-H staat) en als hij daarbij de vierletterige Naam zou uitspreken, dan moet daar, gelet op de godsdienst van die tijd, een punt van worden gemaakt. Maar niets van dat alles zien we. We zien wel dat men een punt maakt van Yeshua, dat Hij de Zoon van God is, de Messias, en dat door Hem vergeving der zonden mogelijk is.

Welja, kan men zeggen, wij als gelovigen in Yeshua, hebben toch niets van doen met de overleveringen van het jodendom? Ik denk toch dat het antwoord wat genuanceerder ligt. Ik heb een uitgebreide studie geschreven over de relevantie van de joodse overlevering voor ons als messiaanse gelovigen, maar voor nu wil ik 2 Bijbelteksten aanhalen die erop wijzen dat de apostelen niet tegen de joodse overlevering waren. En die joodse overlevering besprak ook hoe men om diende te gaan met het uitspreken van Gods Naam.

Hand. 6: 13-14 over Stefanus: ‘’En zij lieten valse getuigen optreden, die zeiden: Deze man houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige plaats en tegen de wet, want wij hebben hem horen zeggen dat die Yeshua de Nazarener deze plaats zal afbreken en de gebruiken zal veranderen die Mozes ons overgeleverd heeft.’’
De valse getuigen melden dat Stefanus zou hebben gezegd dat Yeshua de gebruiken van Mozes zou veranderen. Dit zelfde woordje voor ‘gebruiken’ staat in enkelvoud in Joh. 19:40 waar de begrafenisgebruiken van de joden wordt beschreven. Dit zou er dus op kunnen wijzen dat Yeshua juist wel voor bepaalde gebruiken was. Want het waren immers valse getuigen die zeiden dat Yeshua die gebruiken zou veranderen. Dus het omgekeerde is waar.

Soms zeggen mensen dat Paulus een eigen godsdienst was begonnen, eentje die afweek van het jodendom. Maar we lezen in Hand. 25:19 iets interessant, als Paulus zich moet verdedigen bij Festus, waarna hij zegt: ‘’zij hadden met hem enkele geschilpunten over hun eigen godsdienst en over een zekere Yeshua, die gestorven was, maar van wie Paulus beweerde dat Hij leeft.’’
Dus van de joden die eenklacht tegen Paulus inbrachten, lezen we dat zij toch nog steeds als in dezelfde godsdienst als Paulus worden beschouwd. Dat betekent dat Paulus een jood was en bleef. Maar wel een jood die in Yeshua als Messias gelooft. En dat is een groot verschil met het normatieve jodendom, waarin dat over het algemeen niet wordt geloofd. Maar nergens zien we in de Schrift dat Paulus ervan wordt beschuldigd dat hij de vietletterige Naam gebruikt, wat we wel zouden verwachten, gelet op de godsdienst-beleving uit die tijd (zie mishna-citaten hiervoor). Ook zien we nergens dat Paulus een nieuwe boodschap brengt waarin hij oproept dat men moest gaan beginnen met het uitspreken van de vierletterige Naam van God. Als dit van de gelovigen werd verwacht, dan had dit toch duidelijk benoemd moeten worden. Want het gebruik was om de Naam juist niet uit te spreken. Als het gebruik van die tijd fout was, als men de teksten uit de Tenach over Gods Naam verkeerd interpreteerde; als we als gelovigen de Naam wél zouden moeten uitspreken, dan zou die opdracht gegeven moeten worden in het Nieuwe Testament. Dan was er namelijk duidelijk iets recht te zetten, wat door de jaren heen krom gegroeid zou zijn. Maar niks van dat alles.
Sterker nog, als we in Hand. 28:17 kijken, dan zien we dat Paulus nogmaals heel duidelijk verklaar dat hij niks heeft gedaan dat tegen de voorvaderlijke gewoonten ingaat. En wat was een voorvaderlijke gewoonte? Om buiten de tempel de vierletterige Naam te vervangen door A-donai.
Hand. 28:17: ‘’En het gebeurde na drie dagen, dat Paulus hen die de voornaamsten van de Joden waren, bijeenriep. En toen zij bijeengekomen waren, zei hij tegen hen: Mannenbroeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de gewoonten van de vaderen, ik ben uit Jeruzalem als gevangene overgeleverd in de handen van de Romeinen.’’

Wat ook interessant is, is op te merken wat er staat in Hand. 24:5: ‘’Ons is namelijk gebleken dat deze man (Paulus) een pest is en iemand die oproer verwekt onder al de Joden in heel de wereld, en een vooraanstaand persoon is binnen de sekte van de Nazarenen.’’

Paulus was een kopstuk binnen de sekte van de Nazarenen. De Nazarenen worden vernoemd naar onze Messias, Yeshua van Nazaret! Dus de Nazarenen waren in feite Messianen. Wat weten we nog meer over die groepering? Daar hebben we een aantal historische bronnen voor en ik wil kort een citaat met u delen. De vierde-eeuwse “kerkvader” Epifanius geeft een gedetailleerde beschrijving; “Maar deze aanhangers van de sekte...noemden zich niet Christenen --maar “Nazareners,” … Hoewel ze gewoon volledig Joods zijn. Ze gebruiken niet alleen het Nieuwe Testament, maar ook het Oude Testament, net zoals de Joden doen … Ze hebben geen afwijkende opvattingen, maar belijden alles precies conform de Wet en de Joodse gebruiken--met uitzondering van hun geloof in de Messias, zoals u belieft! Want zij erkennen zowel de opstanding van de doden als de goddelijke schepping van alle dingen, en verklaren dat God één is en dat Jezus de Messias Zijn zoon is. Ze zijn geschoold in nauwkeurig Hebreeuws. Want onder hen worden de volledige Wet, de Profeten, en de… Geschriften... in het Hebreeuws gelezen, net zoals de Joden dat doen. Ze zijn anders dan de Joden, maar alleen in het volgende anders dan de Christenen; Zij zijn het niet eens met de Joden omdat ze tot geloof zijn gekomen in de Messias; maar aangezien ze nog steeds belemmerd zijn door de Wet--de besnijdenis, de Sabbat, en de rest--zijn ze het niet eens met de christenen…. Ze bezitten het Goede Nieuws volgens Mattheüs volledig in het Hebreeuws. Want het is duidelijk dat ze dit nog steeds bewaren, in het Hebreeuwse schrift, zoals het oorspronkelijk werd geschreven.”[2]


Opmerkelijk is dat deze Messianen in niet verschilden van de joden, alleen op het punt dat Yeshua de Messias is. Maar het gebruik van de vierletterige Naam wordt hier niet genoemd en dat zou wel te verwachten zijn als men dat zou doen. Het was immers niet het gebruik om Gods Naam buiten de tempel uit te spreken. Dat zou een ’revolutie’ geweest zijn. Maar we lezen er niets over.

Samenvatting

De naam van God is niet zomaar een eigennaam, zoals wij mensen een eigennaam hebben. God maakt zich wel bekend, maar in die bekendmaking zegt Hij meer ‘Wie Hij is’. We hebben in de Bijbel verschillende beschrijvingen gevonden van Gods Naam. We hebben tevens gezien dat we vanuit het Bijbelse denken kunnen stellen dat een naam is in feite wie je bent en wat je doet. Dat is: je reputatie, je karakter.
We hebben verder gezien dat God voor Zichzelf een Naam maakt, in het verlossen van Israël. En die verlossing was gelinkt aan het aanroepen van de naam van Yeshua, waar de profeten het hebben over de Naam van de Heere. Daaraan verbonden is het gespaard worden uit de straffen van het messiaanse oordeel. Wij maken Zijn Naam bekend door heilig te leven, waarmee wij Hem heiligen (Zijn reputatie). En daarmee mogen terugkeren naar het land, waardoor Zijn Naam geheiligd wordt.

We lazen verder in de Tenach dat Gods Naam een huis kreeg (de tempel) en dat Gods Naam wordt aangeroepen bij de ark. We konden daaruit opmaken dat Gods Naam alleen in de tempel werd uitgesproken.

Vervolgens hebben we een inkijkje gekregen naar hoe het jodendom in de tijd van Yeshua omging met het gebruik van de Naam van God. Dit was belangrijk, omdat Yeshua en bijvoorbeeld ook Paulus, Tora-getrouwe joden waren die naar de synagoge en tempel gingen. In die tijd werd Gods vierletterige Naam alleen in de tempel uitgesproken en daarbuiten werd de aanduiding ‘A-donai’ gebruikt.

We hebben gekeken naar wat Yeshua ons onderwijst. En dat is belangrijk voor ons, omdat wij Zijn discipelen zijn. Hij onderwijst ons dat we in gebed ‘Onze Vader’ moeten zeggen. En dat Gods Naam geheiligd wordt. Dat geheiligd worden was direct verbonden met de terugkomst van Israël naar het land. Daaruit konden we opmaken dat God getrouw is.

Verder merkten we op dat Yeshua Jes. 61 voorlas in de synagoge en dat men hun instemming betuigde. Gelet op het jodendom uit die tijd, en het feit dat dit in een synagoge is, waar in principe alleen Farizeeën heen gingen, vinden we een sterke aanwijzing dat Yeshua hier ‘A-donai’ uitsprak, in plaats van de vierletterige Naam.

Tevens hebben we gezien de Geest van God ons ertoe leidt om God als Vader aan te roepen. Nergens zien we in het Nieuwe Testament een aansporing om het joodse gebruik van die tijd los te laten en de vierletterige Naam wel te gaan uitspreken. Integendeel. We zien bschrijvingen van de joodse volgelingen van Yeshua waar staat dat zij niet tegen de overgeleverde gebruiken waren.

We hebben heel veel informatie verwerkt. Ik heb gepoogd een lans te breken voor de gelovigen die er bewust voor kiezen om Gods vierletterige Naam niet uit te spreken. Ook hebben we verschillende argumenten behandeld. Nu zou u misschien tegen één of ander argument een tegenargument kunnen inbrengen. Maar ik denk dat de kracht ligt in het geheel. Niet in de afzonderlijke argumenten op zichzelf. Het totaalplaatje dat ik heb geprobeerd te schetsen, laat mijns inziens heel duidelijk zien dat de gelovigen die ervan overtuigd zijn dat ze Gods vierletterige Naam wél willen uitspreken, vanuit de Schrift gezien alle vrijheid kunnen geven aan de mede-gelovigen die de vierletterige Naam bewust níet willen uitspreken. Er is geen veroordeling nodig.

Studie onder andere gebaseerd op een aantal inzichten van stichting Kerk & Israël, maar ook op onderwijzingen van Izzy Avraham, bijvoorbeeld deze studie: https://youtu.be/xlg4Rb7ENyI?si=NA5rjy-BHgLBc7dn  .


[1] Citaten van https://www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel/voi44-2c.php

[2]  (Epifanius; Panarion 29)