Antwoorden bij vragenboekje.
Vraag 4.1 Een apparaat is aangesloten op een elektrische spanning van 6 Volt. De stroom die is 1 Ampère. Hoe groot is het vermogen van het apparaat?
P = U x I = ……6 V………. X ……1 A…………...… = …6 W………………..
Vraag 4.2 Een apparaat heeft een spanning nodig van 220 V. Na het aansluiten meten we een stroom van 2 ampère. Hoe groot is het vermogen van het apparaat.
_____________ P = U x I _________________________________________
_______________ P = 220 V x 2 = 440 W _____________________________
Vraag 4.3 Een kachel heeft een vermogen van 2,3 kW. Dit is 2300 W (2300 Watt). We sluiten deze aan op een Wand Contact Doos (WCD) met een spanning van 230V. Hoe groot is de stroom?
P = U x I -> I = P : U -> I = 2300 W / 230 V = 10 A
Vraag 4.4 Op een boormachine staat: 300 W. Hoe groot is het vermogen P?
______ P = 300 W _________________________________________________
Vraag 4.5 We hebben een meetopstelling gemaakt. We meten de stroom naar een
apparaat en de spanning. Wat kunnen we nu uitrekenen?
We weten de spanning U en de stroom I , dus kunnen we uitrekenen P = U x I
We kunnen zo het vermogen uitrekenen.
Vraag 4.6 Hoe groot is het vermogen van het apparaat uit vraag 5, als I = 10 A en U = 10 V?
P = U x I = 10 V x 10 A = 100 W
Het elektrische_energieverbruik kunnen we uitrekenen met de formule:
E = P x t (Energie = Vermogen x tijd)
Vraag 4.7 Een apparaat heeft een vermogen van P = 100 W. We schakelen de installatie in voor t= 1 uur. Hoe groot is het energieverbruik?
E = P x t = 100 W x 1 h = 100 Wh
Vraag 4.8 Het vermogen van een kachel is 3 kW. (3000 W) We laten de kachel een uur aan staan. Hoeveel energie heeft de kachel verbruikt?
E = P x t = 3 kW x 1 h = 3kWh of E = P x t = 3000 W x 1 h = 3000 Wh
Vraag 4.9 Een kachel en een lamp staan beide voor een uur aan. De kachel heeft een vermogen van 1 kW en de lamp een vermogen van 100 W. Hoe groot is het totale vermogen?
Kachel = 1 kW = 1000 W; Lamp = 100 W;
Totaal: Ptotaal = 1000 W + 100 W = 1100 W
Hoeveel is het energieverbruik?
E = P x t = P totaal x t = 1100 W x 1 h = 1100 Wh (= 1,1 kWh)
Vraag 4.10 Iemand wil graag twee kachels in een kamer ophangen en aansluiten op een wandcontactdoos. De spanning die op de wandcontactdoos staat is 230 V. De kachels hebben elk een vermogen van 2300 W. Hoeveel stroom moet de wandcontactdoos minimaal kunnen leveren?
Ptotaal = 2300 W + 2300 W = 4600 W
P = U x I => I = P / U => I = 4600 W / 230 V = 20 A
Vraag 4.11 Iemand gaat meten aan een zonnecollector. De zonnecollector heeft een vermogen van 36 W. De spanning die de zonnecollector geeft is 12 Volt. Hoe groot is de stroom die de zonnecollector geeft bij de meting?
P = U x I => I = P / U
I = 36 W / 12 V = 3 A
Vraag 4.13 Een lampje is aangesloten op een accu. In de schakeling is ook een stroommeter opgenomen om de stroom door het lampje te meten. Hieronder zijn twee schakelschema’s getekend.
In welk(e) van de schema’s is de meter juist geschakeld?
A) Alleen in schema 1
B) Alleen in schema 2
C) Zowel in schema 1 als in schema 2
Vraag 3.14 Een elektrische deurbel (8V; 0,5 A) is via een transformator op het lichtnet (230V) aangesloten. Hoe groot is het vermogen van deze bel?
A) 4 W ( P = U x I = 8 V x 0,5 A = 4 W)
B) 16 W
C) 115 W
D) 0,06 W
E) 29 W