Vraag over druk:
Vragen over krachten.
1 Op tafel staat een vaas met bloemen. De zwaartekracht werkt op de vaas.
Als alleen de zwaartekracht op de vaas werkte, zou de vaas naar beneden vallen.
Welke kracht zorgt ervoor dat de vaas met bloemen op de tafel blijft staan en niet naar beneden valt?
□ A de nettokracht
X B de normaalkracht
□ C de spankracht
□ D de zwaartekracht
2 Een auto heeft een massa van 740 kg. De auto staat geparkeerd en beweegt niet.
Hoe groot is de nettokracht op de auto?
X A 0 N
□ B 740 N
□ C 7400 N
□ D 74 000 N
3 Je wilt twee krachten van 2000 N en 3000 N tekenen.
Welke krachtenschaal is het meest geschikt?
x A 1 cm ^ 500 N
□ B 1 cm ^ 50 N
□ C 1 cm ^ 5 N
□ D 1 cm ^ 0,5 N
(2000 N : 500 N/cm = 4 cm bij andere krachtenschaal is de pijl langer dan een A4tje. )
Open vraag.
4 Een pakje boter ligt op tafel. Het pakje meet 12 cm bij 7 cm bij 4 cm en weegt 250 g
a Hoe groot is de zwaartekracht op het pakje boter?
b Op welke zijde moet het pakje liggen om de druk op de tafel zo groot mogelijk te maken?
c Bereken de oppervlakte van die zijde.
d Bereken de druk die het pakje dan op de tafel uitoefent.
Antwoord.
a m = 250 g = 0,25 kg Fz = m x g = 2,5 x 10 = 2,5 N
b Op de kleinste zijde van 7 bij 4 cm.
c A = 4 ´ 7 = 28 cm2
d p = F : A p = 2,5 N : 28 = 0,089 N/cm2
5. Sjaak gebruikt een spierkracht van 100 N om met behulp van een nijptang een spijker door te knijpen. Zie figuur.
a Geef in figuur 4 met een stip het draaipunt aan.
b Bereken de kracht waarmee de nijptang in de spijker knijpt.
Antwoord
De arm rechts is 12 : 3 = 4 keer zo klein. De kracht rechts is dus 4 keer zo groot. De kracht is dus 4 ´ 100 = 400 N.
Terug: Hoofdstuk 1
Menu: Start pagina