Haalbaarheidsonderzoek hydrologie

Wageningen Universiteit en researchcentrum

S. van der Schaaf en P.M.M. Warmerdam


Samenvatting

De Wageningse stadsgracht staat gemiddeld hoger dan de Rijn. Doordat de ondergrond tussen gracht en Rijn zeer doorlatend is, heeft de gracht waarschijnlijk gedurende zijn hele bestaan gemiddeld genomen water verloren naar de Rijn. Om dat verlies aan te vullen, is al in de Middeleeuwen de Dijkgraaf aangelegd. Deze watergang voerde kwelwater uit het Binnenveld naar de gracht. Rond 1963 is het laatste stuk Dijkgraaf in de bebouwde kom van Wageningen (Lijnbaanstraat) gedempt. De gracht werd daarna op peil gehouden met opgepompt grondwater. Het tegenwoordige beleid van de provincie Gelderland is echter gericht op terugdringen van het grondwaterverbruik. Daarom is de grondwaterwinning gestopt en wordt de gracht nu via een pomp en een buisleiding voorzien van water uit het Nieuwe Kanaal.

Als het hard en langdurig regent, kan de riolering het water niet verwerken. Een deel van die riolering loopt dan over in de gracht. De gracht bevat dan verdund rioolwater en ruikt niet al te fris. Zulke situaties komen in veel gemeenten voor. De Rijksoverheid heeft de gemeenten verplicht om vóór 2005 op dit punt bepaalde verbeteringen te realiseren. Deze verbeteringen staan bekend onder de term ‘basisinspanning’.

De bedoeling is, dat de Wageningse stadsgracht uiteindelijk schoon wordt en blijft. Dat betekent deels verminderen van de zogenaamde riooloverstortingen en deels toevoer van schoon water voor aanvulling van verliezen en voor doorspoeling. Een zekere doorspoeling van water in het stadscentrum blijft hoe dan ook nodig, omdat in stadswater altijd wel ongerechtigheden terechtkomen.

In het haalbaarheidsonderzoek is allereerst gekeken of en zo ja hoe er aan voldoende schoon water voor de gracht kan worden gekomen. Problemen daarbij zijn de verminderde kwelstroom van de Veluwe naar het Binnenveld en de grondwaterstand in het Binnenveld die dieper is dan vroeger. De verminderde kwelstroom heeft verscheidene oorzaken, zoals onttrekking van drink- en industriewater aan de Veluwe en grotere verdamping doordat grote delen van de Veluwe in de 20e eeuw zijn bebost. De lagere grondwaterstanden in het Binnenveld zijn vooral het gevolg van de ruilverkaveling die eind jaren ‘40 werd voltooid. In en nabij het bebouwde deel van Wageningen hebben ook stadsuitbreidingen aan de verlaging van de grondwaterstand bijgedragen.

Als gevolg van de verlaagde grondwaterstand staat het ongedempte deel van de Dijkgraaf nu bijna een halve meter lager dan de stadsgracht. Daardoor is de Dijkgraaf zonder kunstgrepen onbruikbaar om de gracht van water te voorzien, nog afgezien van de problemen in de bebouwde kom die het weer openmaken van deze waterloop met zich zou meebrengen. Aanvoer van water naar de gracht via een systeem dat grotendeels uit open water bestaat, is te verkiezen boven een buisleiding in verband met de wenselijkheid, voldoende zuurstofrijk water in de gracht te laten stromen.

Een andere mogelijkheid is het maken van een “nieuwe Dijkgraaf” langs de Bornsesteeg. Het terrein ligt er ongeveer twee meter hoger dan langs de Dijkgraaf. De grond- en slootwaterstanden liggen er ruim boven het peil van de stadsgracht, zodat het water onder natuurlijk verval naar de gracht zou kunnen stromen, mits er een verbinding wordt gemaakt. Een deel van zo’n verbinding is al aanwezig in de vorm van een duiker onder de Nijenoordallee en de Churchillweg die een sloot langs de sportvelden van De Bongerd en de waterpartij langs de Kennedyweg met elkaar verbindt. Het water langs de Kennedyweg kan dan als verder transportmiddel dienen tot aan een nog aan te leggen singel die het tracé van de Rooseveltweg volgt. Daarmee zou de Rooseveltsingel een centraal element in het watersysteem in de bebouwde kom van Wageningen worden.

Net als op de stadsgracht wordt ook op het water langs de Kennedyweg af en toe rioolwater geloosd. Het spreekt vanzelf dat daaraan het nodige worden gedaan om te voorkomen dat het water al vervuild is voor het de gracht bereikt.

Uit onderzoek is gebleken dat de beschikbaarheid van kwelwater ook bij gebruik van het tracé langs de Bornsesteeg meestal voldoende zal zijn om de gracht door te spoelen. Er blijft meestal zelfs water over voor een zekere doorspoeling van waterpartijen in huidige en toekomstige bebouwde gebied in het westen van Wageningen. In de loop van een droge zomer kan het echter voorkomen dat te weinig water beschikbaar is. In zo’n geval zou gebruik kunnen worden gemaakt van gezuiverd water uit de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Bennekom. Omdat de afstand tot de gracht groot is, zo’n 3½ km, kan onderweg biologische nazuivering in de waterloop optreden. Vermoedelijk zijn hiervoor geen extra maatregelen nodig. Veiligheidshalve zou deze vraag echter toch aan een of meer deskundigen op dit gebied moeten worden voorgelegd.

Een verdere bron van water voor de gracht kan worden gevonden in het zogenaamde afkoppelen van regenwater van de riolering. Dat is een mogelijk onderdeel van de ‘basisinspanning’ waarover hiervoor is gesproken. Op het ogenblik wordt in Wageningen het meeste regenwater van daken en bestratingen nog op het riool geloosd. Als regenwater rechtstreeks op het open water wordt geloosd in plaats van op de riolering, zal dit leiden tot het minder vaak overstorten van de riolering en dus tot schoner water in de stad. Een andere mogelijkheid is het in de grond laten wegzakken van overtollig regenwater. Dat leidt tot een verhoogde grondwaterstand. Daarom is dit alleen mogelijk in de hogere delen van Wageningen waar de grondwaterstand diep genoeg is om grondwateroverlast uit te sluiten. De totale bijdrage van afkoppelen aan de watervoorziening van de gracht is in hoeveelheid uitgedrukt niet bijzonder groot. Toch is het een maatregel die het overwegen waard is. Dat komt doordat afkoppelen ook leidt tot minder lozing van rioolwater op het open water. Daarmee heeft afkoppelen op twee manieren een gunstig effect op het water in de stad.

Een eerste maatregel die wordt aanbevolen is het schoonmaken van de gracht. Daarin heeft zich in de loop der jaren een massa blad- en ander afval opgehoopt. Na uitbaggeren zal de gracht een waterdiepte hebben van gemiddeld ongeveer een meter bij een schone bodem.

Zolang overstortingen van rioolwater nog niet tot het verleden behoren, is in natte perioden een versnelde doorspoeling van de gracht en ander stadswater nodig. Die kan worden bereikt door de afvoer van het landelijk gebied ten noorden van de stad voor doorspoeling te gebruiken. De waterlopen langs de Bornsesteeg en de Rooseveltweg moeten zo worden ontworpen dat dit mogelijk is. Die langs de Kennedyweg heeft ruim voldoende afmetingen.

Afkoppelen van regenwater kan niet van de ene dag op de andere volledig worden gerealiseerd. Het meeste effect heeft het afkoppelen van water van daken. Dat komt voor bijna 100% in het riool terecht. Vooral het water van klinker- en tegelbestratingen zakt voor een belangrijk deel in de grond. Daarvan komt dus al minder in het riool.

Als laatste maatregel wordt het aanleggen van zogenaamde bergbezinkbassins bepleit. Dat zijn simpel gezegd grote bakken, waarin vuil uit het riool kan bezinken voor het op open water wordt geloosd. Bovendien geven zulke bassins enige extra berging van water, waardoor de op het open water overgestorte hoeveelheden rioolwater wat kleiner worden. Bergbezinkbassins zijn echter duur en minder effectief dan afkoppelen.