In dit gedeelte bespreken we een aantal modellen betreffende de regeling van het glucoseniveau in het bloed.
De eerste modellen hebben betrekking op de regeling hiervan bij gezonde personen. Daarna behandelen we een model voor personen met diabetes.
De doelstelling van dit gedeelte is om te laten zien hoe modelvorming kan plaatsvinden, en hoe deze gebruikt zou kunnen worden. Voor het opstellen van goede modellen is een goede inhoudelijke expertise nodig. De informatie waarop de modellen gebaseerd zijn, is voornamelijk afkomstig uit de sterk vereenvoudigde informatie op het internet; inhoudelijke toetsing door een medisch/biologisch expert heeft niet plaatsgevonden.
Belangrijk: de modellen die hier gebruikt worden zijn alleen bedoeld om het principe van modellering te illustreren. Deze modellen zijn een sterke vereenvoudiging van de realiteit, zijn niet gecontroleerd op hun medische correctheid, en zijn niet bedoeld voor medisch gebruik.
Voor het eerste model gaan we uit van een eenvoudige beschrijving van de regeling van het glucoseniveau bij gezonde personen. Deze omzetting wordt beschreven in de volgende tekst uit Wikipedia:
De bloedglucosespiegel varieert over de dag. Vlak voor het eten zal deze wat lager zijn dan zo'n anderhalf uur na de maaltijd. Dit komt doordat er glucose uit het voedsel in het bloed komt. Alle cellen in het menselijk lichaam gebruiken glucose als energiebron.
Het hormoon insuline, geproduceerd door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier, stimuleert de opname van glucose in de cellen zodat de bloedglucosespiegel niet te hoog wordt. Verder zorgt insuline ervoor dat glucose dat teveel is in het bloed, in lever- en spiercellen omgezet wordt in glycogeen, zodat de bloedglucosespiegel zo weinig mogelijk schommelt. Het glycogeen wordt opgeslagen in die cellen, zodat het weer omgezet kan worden in glucose wanneer er een tekort is aan glucose in het bloed (glycogenolyse). Dat gebeurt onder andere onder invloed van de hormonen glucagon (ook geproduceerd door de eilandjes van Langerhans) en adrenaline. Ook kan het lichaam indien er te weinig glucose is, glucose maken via de gluconeogenese.
Op basis van deze beschijving maken we eerst een conceptueel model. Vervolgens proberen we dit conceptuele model te kwantificeren, en om te zetten in een model waaraan we kunnen rekenen (simuleren). Door middel van simulaties moeten we het model eerst valideren, door het gesimuleerde gedrag onder verschillende omstandigheden te vergelijken met het gedrag in de praktijk. Mogelijk moeten we op basis van deze validatie onderdelen van het model herzien.
Een conceptueel model
De eerste stap is het maken van een conceptueel model. Het resultaat is weergegeven in de bijgaande figuur. (Door deze aan te klikken krijg je een grotere versie.)
Dit model is gebaseerd op de volgende elementen:
Enkele aspecten we in dit sterk vereenvoudigde model buiten beschouwing laten:
Naar een kwantitatief model
Het bovenstaande model is kwalitatief; wij willen graag een kwantitatief model waarmee we kunnen rekenen en simuleren. De gegevens voor een kwantitatief model zijn veel moeilijker te vinden dan de bovenstaande kwalitatieve gegevens. Echter, het maken van zo’n kwantitatief model geeft je wel richting bij je onderzoek – zowel onderzoek van de bestaande literatuur, eventueel op internet, als onderzoek in de praktijk.
In een aantal van de gevallen maken we aannames om het model te vereenvoudigen, of omdat we nog onvoldoende gegevens hebben. Deze aannames moeten we toetsen aan de werkelijkheid; in eerste instantie toetsen we deze aan de bestaande literatuur.
We proberen hieronder een eerste kwantitatief model te maken, met daarbij een redelijk groot aantal aannames – die we in het vervolg verder moeten onderzoeken.
1. De hoeveelheid glucose, glucoseAmount, verandert volgens
glucoseAmount (t) = glucoseAmount (t-deltaT)
+ carbhydr (t-deltaT)*deltaT
+ mono(t-deltaT)*deltaT
- activity (t-deltaT)*deltaT
- poly (t-deltaT)*deltaT
2. De omzetting van glucose in de polymeer glycogeen hangt af van de hoeveelheid (concentratie) insuline; we nemen aan dat deze bovendien afhangt van de hoeveelheid glucose. We nemen bovendien aan dat er in beide gevallen sprake is van een lineaire afhankelijkheid; de factor Kpoly geeft de grootte van deze lineaire afhankelijkheid.
poly (t) = insulinAmount (t)*glucoseAmount (t) * Kpoly
3. De omgekeerde omzetting hangt af van de hoeveelheid (concentratie) glucagon. We nemen aan dat er voldoende glycogeen beschikbaar is. Verder nemen we aan dat er sprake is van een lineaire afhankelijkheid, met Kmono als factor:
mono (t) = glucagonAmount (t)*Kmono
4. We nemen aan dat de hoeveelheid insuline die vrijkomt, evenredig is met het verschil tussen de balanswaarde voor glucose (glucoseTarget) en de actuele waarde. Bovendien nemen we aan dat er voldoende insuline beschikbaar is. (In werkelijkheid verloopt het vrijkomen van insuline veel complexer; zie onder andere http://en.wikipedia.org/wiki/Insulin_release_oscillations.)
De hoeveelheid insuline die vrijkomt per tijdseenheid is aan een maximum gebonden; bovendien is er een minimum (nl. 0).
insulingGain (t) = Kinsgain * max (0,
min (insulinMax, glucoseAmount-glucoseTarget))
5. De afbraak van insuline is afhankelijk van de hoeveelheid; de haldwaardetijd is ca 4-6 minuten
6. Voor glucagon maken we vergelijkbare aannames. (In werkelijkheid kan er verschil zijn tussen de manier waarop deze beide hormonen vrijkomen; het is ook niet gezegd dat de balanswaarde voor beide gelijk is.)
glucagonGain (t) = Kglugain * max(0,
min (glucagonMax, glucoseTarget-glucoseAmount))
7. De afbraak van glucagon is afhankelijk van de hoeveelheid; de halfwaardetijd is 5-10 minuten (volgens anderen 3-6 minuten?).
8. Voedsel laten we in eerste instantie buiten beschouwing; deze zullen we later in een apart kolom handmatig invoeren.
9. Fysieke activiteit laten we in eerste instantie buiten beschouwing; later voeren we deze handmatig in.
http://en.wikipedia.org/wiki/Blood_sugar
http://en.wikipedia.org/wiki/Glycogen
Meestal wordt de concentratie van glucose gebruikt, bijvoorbeeld bij een glucose monitor; deze wordt uitgedrukt in mmol/l.
Aanvullingen en verbeteringen:
Een volgend model is dat van een diabetes-patient, waarbij er geen insuline aangemaakt wordt. (Hoe zit dat overigens met glucagon, bij diabetespatienten?)
NB: diabetespatienten hebben meestal ook een spuit met glucagon voor noodgevallen; in de meeste gevallen is het glucose-niveau wel omhoog te krijgen door het innemen van glucose, maar in sommige gevallen, bijvoorbeeld bij bewusteloosheid, is dat niet mogelijk.
Aanvullende opmerkingen: