Geofactoren bepalen hoe het landschap er uit ziet.
Berendsen geeft als definitie:
Het landschap wordt in de fysische geografie opgevat als een deel van het aardopppervlak, waarin de landschapsfactoren gesteente, reliëf, klimaat, bodem, water, lucht, plant, dier en mens onderling met elkaar in verband staan en een geïntegreerd geheel vormen.
Dan gaat hij verder:
Landschappen doen zich aan ons voor als ruimtelijk heterogene delen van het aardoppervlak. Die heterogeniteit is het gevolg van de afwisseling van ruimtelijk afgrensbare landschapselementen zoals bosjes, meren, sloten, vennen, bermen, graslanden, en akkers. Op dit schaalnivo vertonenen deze landschapselementen een homogene begroeiing en worden aangeduid als ecotopen. Het zijn de kleinste homogene landschapselementen, waarbinnen de landschapsfactoren samen een ecosysteem vormen. Ecotopen worden begrensd op grond van verschillen in reliëf, bodem, grondwater, danwel vegetatie en grondgebruik. Elk landschapstype heeft een eigen samenstelling en ruimtelijke groepering van ecotopen. Waar de samenstelling of rangschikking verandert, begint een nieuw lanschapstype.
Hij gebruikt een schema van waarin hij stelt dat op basis conditionele kernfactoren: gesteente en relief, klimaat en tijd, de factoren Mens, plant, dier, bodem, water, lucht op elkaar in werken en het landschap maken. Met name het substraat: relief, gesteente, water en bodem is de belangrijkste factor voor de verschillen in landschap in Nederland.
Grote verschillen in landschap hebben vrijwel steeds te maken met verschillen in substraat (gesteente en reliëf) bodem en waterhuishouding. Het ontstaan van het substraat (genenese) helpt om te begrijpen hoe de verschillende landschapstyepen zijn ontstaan.
De duinen zijn een aparte regio vanwege hun reliëf en hun lithologie (samenstelling gesteente) , terwijl ze vanwege hun genese ook tot de zeekleigebieden gerekent kunnen worden. Als je naar de lithologie kijkt kan je de duinen ook tot de zandgebieden rekenen. Omdat lithologie, reliëf, bodem, waterhuishouding en klimaat een eigen karakter hebben worden de duinen tot een eigen regio onderscheiden.
Bij de indeling van landschappen zou je uit kunnen gaan van Nederland toen de eerste bewoners het land aantroffen. Maar je kunt ook het handelen van mensen meebeschouwen. Berendsen kiest voor die optie omdat de invloed van de mens op het landschap erg groot is. De oorspronkelijke begroeiing van het land is sterk verandert onder invloed van de mens. Er is nog wel een verband tussen bodemgebruik en substraat, maar ook is er bijvoorbeeld door de verbeterde afwatering veel aan het landschap onderhevig. Bijv. als het gaat om wegen, treinverbindingen, kanalen, en uitbreidingen van steden. Het is dus bijna niet meer mogelijk om te spreken over natuurlijke landschappen.
Zo komt Berendsen tot 13 fysische geografische regio’s. Van het Zuid Limburgse Lössgebied tot het Noordelijk zeekleigebied Het klimaat is een te kleine factor hoewel er wel verschil is aan te wijzen als het gaat om neerslag, zon enz.. De factor mens is in de loop van de geschiedenis zeer groot. Er kan gesproken worden over het natuurlijk landschap, waarbij fysisch geografische factoren voorop staan en het moment dat de mens het landschap binnentreed. Maar vanaf dat moment heeft de mens invloed gehad op de vorming van het landschap. Er zijn allerlei betrekkingen tussen de genoemde factoren als planten, dieren en mensen. Genoemde factoren samen hebben bijv. invloed gehad in de 15e eeuw door de introductie van konijnen in het duingebied. Daardoor werd de vegetatie aangetast en ging het duin veel meer stuiven dan voorheen. Tenslotte stelt hij dat de indeling van de landschappelijke regio’s een te simpel model omdat gebieden onder invloed van elkaar staan. Als voorbeeld: In het rivierengebied komt er kwelwater voor dat als oorsprong heeft het zandgebied. Dit kwelwater zorgt voor een bepaalde begroeiing (veenvorming) in het rivierenlandschap.
De tekening van Alterra is een beoordeling van Nederlandse landschappen en hun internationale betekenis. Het laat ziend at Nederland met name uniek is als het gaat om de ligging aan zee en de beheersing van het water.
Niet alleen de wetenschappelijke beschrijving van wat een landschap is, is interessant. Ook de politieke vraag hoe het landschap bewaart en ontwikkeld wordt is aan de orde. Een aantal organisaties werken in Nederland samen om landschappen te beheren en te behouden. Zij hebben een manifest opgesteld om hun uitgangspunten duidelijk naar buiten te brengen. Hier een paragraaf uit de tekst:
Landschap is overal
Landschap is het resultaat van natuurlijke processen en menselijk handelen. Het gaat dus om natuurlijke landschappen, cultuurhistorisch waardevolle landschappen, landschappen waarin de nadruk op agrarische productie ligt, landschappen rond steden, en overige door mensen gemaakte landschappen (incl. de dorpen). Landschap is altijd dichtbij en overal aanwezig, maar niet steeds toegankelijk. De kwaliteit van de leefomgeving neemt toe als landschappen toegankelijk en beleefbaar zijn. Aandacht voor de kwaliteit is steeds van belang, niet alleen in de hoogwaardige en uitzonderlijke landschappen, maar ook in alledaagse en aangetaste.
Doel: In heel Nederland wordt het landschap mooier en voor de bevolking beleefbaar.
Op internet vindt je diverse manieren waarop over landschappen gesproken wordt.
De overheid onderscheid 20 landschappen die vragen om beheer en ontwikkeling.
Er wordt gesproken over de Canon van het Nederlandse landschap. Onderdeel hiervan is een fototentoonstelling met 100 levensgrote foto's van landschappen, maar ook de waterlinies worden als landschap gezien. http://www.canonvanhetnederlandselandschap.nl/
Landschapselementen
Om een landschap te leren kennen en herkennen is het handig om de verschillende landschapselementen te kunnen onderscheiden. Als het gaat om het veenlandschap kun je denken aan veenrivier, trilveen, strandwal, sloot, wiel, stroomrug, rivierduin, overlaat, molenvijver, kolk enz. Op de wikipediapagina landschapselementen vindt je verder uitleg.