Holy Sonnet XI

HOLY SONNET XI by John Donne

Spit in my face you Jewes, and pierce my side,

Buffet, and scoffe, scourge, and crucifie mee,

For I have sinn’d, and sinn’d, and onely hee,

Who could do no iniquitie, hath dyed:

But by my death can not be satisfied

My sinnes, which passé the Jewes impiety:

They kill’d once an inglorious man, but I

Crucifie him daily, being now glorified;

Oh let mee then, his strange love still admire:

Kings pardon, but he bore our punishment.

And Jacob came cloth’d in vile harsh attire

But to supplant, and with gainfull intent:

God cloth’d himselfe in vile mans flesh, that so

Hee might be weake enough to suffer woe.

HOLY SONNET XI - Vertaling door Frank Despriet

(Spit in my face you Jewes, and pierce my side,)

Spuwt in mijn gezicht, gij joden, en doorboort mijn flank,

Slaat, en beschimpt, geselt, en kruisigt mij,

Want ik heb gezondigd, en gezondigd, en alleen is hij,

De rechtvaardige, gestorven als teken van ’s werelds dank.

Hij werd veroordeeld door een volkse rechtbank,

Verraden door zondaars niet goddelozer dan wij:

Ik kruisig hem dagelijks, onze vergevende koning, zij

Doodden eens een onbeduidend man, genageld aan een plank.

Oh laat me bewonderend naar zijn vreemde liefde kijken:

Hij leed voor ons en droeg gelaten onze straf,

Als beloning legden we hem levenloos in het graf.

Jakob ging gekleed in lompen om zichzelf te verrijken,

God ging gekleed in het arme vlees van een mens,

Die stierf voor ons ter vervulling van zijn wens.