XII-465 Blijdenbergh, Jacob Cornelisz

Blijdenbergh, Jacob Cornelisz (= XII-471)


ouders: Cornelis Pietersz Bleijenbergh en Weijntge Cornelisdr Lijster


geboren Amsterdam ca 1588

gedoopt

overleden

begraven: Amsterdam 2-6-1665


beroep: koopman

woonplaats/adres: Amsterdam (1646, 1663) (Nieuwendijk, huis Bleijenbergh, 1612) (Koningsgracht = Singel, 1646; Lindengracht, 1649; Prinsengracht 1653; Kattenburg 1663; Singel, 1665)


relatie (1): ongehuwde partner van


Sophia Jansdr. alias Cijtgen Jans van Antwerpen alias Lucia Jans (XII-466)


ouders:


geboren

gedoopt:

overleden

begraven:


beroep

woonplaats/adres:


relatie (2): ondertrouwt Amsterdam 31-3-1632, trouwinschrijving Sloterdijk 19-4-1632


Pieternella Paulusdr van Toorenvliet (XII-472)

alternatieve spelling: Petronella, Peternella, Pieternelga, Peternelle, Pitronella, Pietronella; Pouwels, Pauwels, Poulus, Paulus; Doornvliet, Thorenvliet, van Torenvliet, van Thoorenvliet, van Thoornvliet, van Toornvliet,


ouders: Paulus Willemsz van Torenvliet en Eva/IJfgen Cornelisdr Raets/Rat


geboren: Leiden ca 1607

gedoopt:

overleden

begraven: Amsterdam 28-11-1670


beroep

woonplaats/adres: Amsterdam (Nieuwezijds Voorburgwal, 1670), Kortenhoef (1667), Utrecht (Nieuwegracht, 1669)

Zij hertrouwt Amsterdam 27-8-1667 Dirck Schadé, weduwnaar van Margrieta Kilsdonk


kinderen:

handtekening van Jacob Blijdenbergh en Petronella van Toorenfliet onder het testament van 1663

Biografische aantekeningen


Jacob Cornelisz Blijenberg is een zeer rijke koopman in Amsterdam. Hij handelt onder andere met blauwververs, en belegt een kapitaal in een Ierse zoutkeet en een schimmige Ierse handelsmaatschappij. Hij trouwt pas op zijn 44e, maar heeft op dat moment al een zoon en een dochter uit een ongehuwde relatie met Sophia Jans, en drie voor-echtelijke kinderen bij zijn bruid Petronella van Toornvliet. Het bewijs daarvoor is te vinden in de 'brieven van legitimatie', waarin Jacob Cornelisz Blijdenberch wettiging vroeg en verkreeg van de twee kinderen uit zijn ongehuwde relatie met Sophia Jans, en ook nu er twee testamenten zijn opgedoken waarin de kinderen worden genoemd. Zijn rijkdom blijkt onder andere uit zijn testament uit 1628, waarin hij fl 10.000 reserveert voor elk van zijn drie kinderen en voor de nog ongeboren vrucht van Petronella. Veertigduizend gulden voor vier buitenechtelijke kinderen dus.

Van geen van de kinderen heb ik de doopdatum gevonden. Dat kan er op duiden dat Jacob Blijdenbergh doopsgezind was of wellicht remonstrants; voor dat laatste zijn wel aanwijzingen: in het communicantenregister van de Remonstrantse kerk komt in 1635 Agata van Torenvliet voor, de vrouw van Jan van Torenvliet, die woont bij Jacob Cornelisz van Blijdenbergh.


Bronnen


Lit: C.W. Delforterie: 'Brieven van Legitimatie 1588-1794 (I)', in: Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 30, 1976, p. 180

* 1613, 9-2: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel, Nots. Palm Mathijs, gescande akte 19796: Jacob Cornelisz Blijenberch, erfgenaem van zijn vader Cornelis Pietersz Blijenberch machtigt Hendrick Suijvert, wonende te Zittert, om van de erfgename van Pieter Sijmens de gelden te incasseren die Sijmens hem blijkens de obligatie schuldig is.

* 1615, 20-3: Stadsarchief Amsterdam NA nots Jacob Jansz Westfrisius [akte 200212]: Jacob Cornelisz Blijdenberch, burger en coopman van Amsterdam, machtigt de welgeleerde Joannes Terck, notaris in Coesfelt om fl 138:4:- te vorderen van Jan Bresser te Coesfelt en fl 125:-:- van Berent Thomassen, burger van Coesfelt, die zij blijkens obligaties van 7 mei 1614 aan Blijdenbergh schuldig zijn.

* 1615, 26-9: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Jacob Westfrisius [?-, fol. 37v]: Jacob Blijenberch, coopman, curator en met-erfgenaem van zijns za: vaders Cornelis Pieters Blijenberchs achtergelaten boel, machtigt Harmen Roleffs te Steenwijk om namens de erfgenamen van Cornelis Pieters Blijenberch betaling op te eisen van de weduwe van Jan Allertsz, die tegenwoordig aan een andere man getrouwd is, en nu in Ruinen woont, vanwege de obligatie die Jan Allerts ten gunste van Cornelis Pieters Blijenberch heeft opgesteld

* 1620, 24-10: Stadsarchief Amsterdam: transportregisters [scan A11368000023]: Frans Jansse Haest verkoopt aan Jacob Cornelisz Blijenburch een tuin gelegen achter Vredenburg over de Amstel, breed doorgaans tien roeden, met een huis en getimmerte er op , naast het Gasthuisland aan de zuidzijde en het Leprozenland aan de Noordzijde, met Claes Garbrandsz erf oostwaarts tot aan Govert Dircksz Wuijtiers en het land van de erfgenamen van Willem Jacobsz Beut westwaarts. De sloten aan de zuidzijde en aan de noodzijde, beide wijd zestien voeten, zullen altijd zo wijd moeten blijven en worden onderhouden. [Op 18-2-1627 verkoopt Jacob Cornelisz Blijenbergh deze tuin aan Pieter Pietersz Can]

* 1621, 5-1: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Laurens Lamberti [akte A30912000154.jpg]: Francisco Massoni, koopman te Amsterdam, verklaart dat Jacob Cornelisz Blijenberch , poorter dezer stede, onder hem heeft staan de somme van fl 12.000:-, namelijk in een "Soutkeet tot Jochel in Irlant" de somme van fl 4000,- en de resterende fl 8000,- in zekere negotie ende koopmanschappen die Massoni drijft op de naam van Nanningh van Harler, residerende tot Jochel, niet tegenstaande dat zijn naam daarin niet bekend is, belovende Massoni hem Blijenberch de winning en profijt in de respectieve soutkeet en negotie na advenant de voorsz somme mede te laten genieten, conform de afgesproken verdeling. Massoni zal daarvan verantwoording afleggen, alsof zijn (Blijenbergs?) naam wel bekend was.

* 1621, 24-3: Stadsarchief Amsterdam, nots Palm Mathijs, akte 112899: Nicolaas van Broekhuijsen is fl 1130,- schuldig aan Jacob en Pieter Cornelisz Blijenberch wegens de aankoop van een partij indigo. Broekhuijsen heeft dat geld aan Ariaen Tack gegeven, die er de gebroeders Blijenberch mee zou betalen (maar dat kennelijk niet heeft gedaan).

* 1621, 20-7: Stadsarchief Amsterdam, nots Palm Mathijs, akte 117978: Jacob Cornelisz Blijenberch, koopman, machtigt Hendrick Dircksz uit Amsterdam een een schuld van fl 236,- te innen bij de verver Jan Spoormaecker te Borcken in Westfalen, die daarvoor een obligatie heeft uitgeschreven.

* 1621, 7-9: Stadsarchief Amsterdam, nots Palm Mathijs, akte 106815: Hendrick van Rosendael, die met het schip De Witte Beer voor ondercommies naar Oost Indië zal varen, bekent schuldig te zijn aan Jacob Cornelisz Blijenberch fl 262,- wegens geleende verfwaren. Hij belooft de schuld uit zijn eerste gage te voldoen.

* 1621, 27-9: Stadsarchief Amsterdam, nots Palm Mathijs, akte 123611: Jacob Cornelisz Blijdenberch, koopman te Amsterdam, machtigt Hendrick van den Hove te Coesvelt om de sententie te executeren ten laste van Jan Speckingh, en deze Spekkingh in arrest op apprehensie te nemen totdat het geld betaald is

* 1623, 20-10: stadsarchief Amsterdam: NA nots. Willem Cluijt [350, scan nr 576]: testament. Jacob Cornelisz Blijenberch, coopman, poorter, clouck ende gesont. Hij doet teniet en herroept zijn testament op 6-2-1621 voor notaris Ketel gemaakt [dat protocol is niet bewaard], en alle andere testamenten en codicillen. Hij legateert aan Theuntgen Rutgers, nagelaten dochter van wijlen Rutgert Cornelisz, zijn broer, fl 6.000,-. Hij legateert aan Claes Pietersz, de nagelaten zoon van wijlen Fuijsgen Cornelisdr, zijn zuster, eveneens fl 6000,-. In al zijn overige erfgoed legateert hij aan Pieter, Machtelt, Neeltgen en Grietgen, zijn broer en zusters. [NB: hier is nog helemaal geen melding van zijn onechte kinderen of van Sijtgen Jans - het lijkt erop dat de kinderen nog niet geboren waren]

* 1625, 12-8: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel, Nots. ?, [574-akte 17926]: huwelijkse voorwaarden: Jan Jacobsz Granaet, toekomende bruidegom, geassisteerd met zijn stiefvader Hendrik Abrahams en zijn moeder Willemtgen Hertochs en Dirckgen Jansdr zijn petemoei; en Teuntgen Rutgers, j.d., toekomende bruid, geassist met Aertgen Jaspers, haar bestemoeder, Jacob en Pieter Cornelisz Blijenbergh hare oomen, Jan Andriesz, ook haar oom en voogd, Haesgen Sijmons haer petemoei en Jacob Cornelisz Noorman, ook haar oom

* 1627, 9-2: Stadsarchief Amsterdam, transportregister scan A11364000083: Cornelis Willemsz, timmerman, verkoopt aan Jacob Corneliszn Blijenbergh een erf met bebouwing aan de Oude Singel of Koningsgracht, 22 voet breed en 80 voet lang, met als buren: Dirk Remmertsz Glasemaecker aan de Zuidkant en de erfgenamen van Dirk Heijn aan de Noordkant en de spijker van Andries Rijckaert aan de achterzijde. Bij de verkoop wordt vastgesteld dat de koper tal van beroepen niet mag uitoefenen op dit erf.

* 1627, 18-2: Stadsarchief Amsterdam, transportregister [5062-33, scan 82, fol. 82]: Jacob Cornelisz Blijenbergh scheldt kwijt aan Pieter Pietersz Can een tuin, met huis en getimmerte, gelegen achter Vredenburch over de Amstel, naast het Gasthuisland aan de Zuidzijde en het Leprozenland aan de Noordzijde.

* 1628, 17-1: Stadsarchief Amsterdam NA nots Jacobus Westfrisius [516-180673, fol. 234v]: Ik, notaris, heb mij getransporteert neffens de persoon van Jacob van Blijdenbergh, coopman, en uit naam van Lievert Lievertszn, mede koopman alhier, kopie of opeising verzocht van het contract tussen hen gepasseerd over zes balen crappe en zeven balen mee, door Lievertsz aan Blijdenbarch geleverd tegen twee vaten Macis, gemerkt 99 en 146, waarvan Blijdenbarch vat 99 onder David Franssen hadde gedaan arresteren, waarop Blijdenbargh antwoordde dat hij van geen schriftelijk contract wist, alleen dat hij een klein Zeeeltje (Zedeltgen?) had gekregen en dat hij nu n iet meer kan vinden, waarop niets anders stond dan dat Blijdenberg in zijn boeken had aangetekend, en dat het bewaren overbodig was; en bovendien was het arrest ontslagen zodra Lievertsz de obligatie zal hebben getekend

* 1628, 14-11: Stadsarchief Amsterdam, NA Nots Palm Mathijs [442, akte 291825, fol. 286]: Jacob Cornelisz Blijenberch, coopman binnen deser stede, cloeck en gesont (...) herroept alle eerdere testamenten, "specialijck de testamente voor den notaris Willem Cluijt ende seeckere getuijgen opten twintichsten October XVIc drieendetwintich gepasseert (...) heeft de voornoemde testateur gelegateert ende besproocken aen Theuntjen Rutgers, nagelaeten dochter van Rutger Cornelisz, sijn testateurs saliger broeder ende bij gebreecke van haer desselffs kint of kinderen die sij sal comen te natelaten de somme van drie duijsent gulden. Legateert mede aen Claes Pieterszoon, de nagelaten soon van Fuijsgen Cornelisdochter sijn testateurs zuster zal: ende bij gebreecke van hem desselffs wettige kint off kinderen die hij sal comen te procreren ende in leven natelaten in sijn plaets de somme van duijsent gelden. Legateert mede aen Geertruijt Jacobs ende Bartelmeus Jacobs, sijn naturelijcke dochter ende soon geprocreert bij Cijtgen Jans van Antwerpen elcx tien duijsent gulden. Legateert mede aen Eva Jacobs sijn natuerlijcke dochter geprocreert bij Peternella Pauwels van Leijden de somme van tien duijsent gulden. Ende alsoo deselve Peternella Pauwels bij hem testateur jegenwoordich weder swanger gaet soo ist dat hij testateur 't selve kint daer sij van bevrucht of swanger gaet ter werelt soude mogen brengen mede genieten sal Thien duijsent guld: eens, ende meer ter werelt komende over deselve bevruchtinge sal elk kint genieten tien duijsent gulden. Ende wil hij testateur dat deselve Peternella Pauwels soo lange sij ongehuwt blijft haer eerlijck comporteert de vruchten van dezelve haer kinderen sal genieten ten overstaen vande twee voochden dien hij testateur onder sijn handteecken apart sal nomineren" (...) zij moet de kinderen dan wel opvoeden, kleden en 'schoolgaen'. De goederen die Geertruid Jacobs, Bartholomeus Jacobs, Eva Jacobs en het nog ongeboren kind erven zullen, bij de dood van één van hen, overgaan op de anderen, zonder aftrek van kosten, en bij het overlijden van allen terug naar de familie van Blijenberch. De weeskamer wordt van bemoeienis expliciet uitgesloten. Indien hijzelf én de kinderen van Petronella Pauwels mochten overlijden, dan erft Petronella fl 2000,-. In de rest van zijn erfenis benoemt hij tot zijn erfgenamen: zijn broer Pieter en zijn zussen Machtelt, Neeltgen en Grietgen in gelijke portien.

* 1629, 23-6: Stadsarchief Amsterdam, transportregister scan A11212000188: Schepenen verkopen aan Jacob Cornelisz Blijenbergh een huis en erf buiten de Jan Rodenpoort op de Oude Singel, nu de Koningsgracht genaamd, met als buren de erfgenamen van Pieter Pietersz Carsseboom aan de Noordzijde en Reijnsche Pieters aan de Zuidkant. Het huis en erf heeft toebehoord aan Guillaume van de Steenwinckel, en wordt verkocht voor fl 10350,-

* 1630, 9-4: Stadsarchief Amsterdam, NA, Nots Palm Mathijs [444-257505]: Op verzoek van Jacob Cornelis Blijenberch en Matheus van Erpecum bezoekt de notaris de koopman Daniel de la Bare met een antwoord op de insinuatie die andersom is gedaan (door notaris J. Warnarts op 14-3-1630) op verzoek van De la Bare uit naam van Anthonio de Hubert. De twee kooplieden zeggen dat ze op 14-11-1629 van Hubert hebben gekocht tussen 90 en 100 balen duivelandsche billoenen, waarvan er ook enkele tot Hoorn zouden liggen. Maar toen de balen uit Zeeland aankwamen zater er andre balen tussen, korte, die ze niet gekocht hadden. De la Barre moet die vanuit Blijenberchs pakhuis komen ophalen, en dan kunnen ze de partij afrekenen die ze wel gekocht hebben. De la Barre verzocht kopie van deze insinuatie om aan zijn man in Zeeland te kunnen sturen.

* 1631, 14-8: Stadsarchief Amsterdam, transportregisters scan A11452000314: Hendrik Pietersz, roedrager, verkoopt aan Jacob Cornelisz Blijenbergh een huis en erve op de Prinsengracht, naast Engel Pietersz Habet aan de zuidzijde en Daniel de Labarne aan de noordzijde, en aan de achterzijde Dr. Claes Pietersz Tulp, raad en oud-schepen. De borgen voor de verkoper: de roedragers Andries Joostens en Jacob Martensz.

[tot 1632 in register nagekeken]

* 1632, 20-3: Nationaal Archief: Archief Staten van Holland, invnr 1762 (brieven van legitimatie 1588-1794) [fol. 64]: Legitimatie voor Geertruijd en Bartholomeus Jacobsz.: (...) alsoo Jacob Cornelis van Blijdenberch, koopman tot Amsterdamme (...) zijnde een vrij ende ongehoudt persoon, aen Sophia Jansdr, twee kinderen verovert hadde, 't eene een dochterken met namen Geertruijd, ande het ander een soon genaempt Bartholomeus Jacobsz (...), soo wanneer hij suppliant hem mochte in huwelijcke koomen te begeven (...) [akte niet ingezien; transcriptie in Jb CBG 30]

* 1632, 30-3: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Matthijs [446- akte 272645, fol. 73]: huwelijkse voorwaarden. Gecompareerd d'eerzame Jacob Cornelisz Blijenberch, toekomende bruidegom, geassist met Mr. Troijanis de Magister, advocaat en goede bekende, en de eerbare Petronella Pouwels van Toorenvliet, toekomende bruid, geassiteerd met de heer Joannes Cristinus, docter in de rechten, haar schoonbroeder ter andere zijde. Ze willen een christelijk huwelijk aangaan; de bruid brengt een kapitaal van fl 2000,- in en de bruidegom alle resterende goederen die hij nu nog bezit. Als de bruidegom overlijdt voor de bruid, of er nu kinderen zijn of niet, dan krijgt zij die fl 2000,- terug plus de erfenissen die haar tijdens het huwelijk nog ten deel mogen vallen en de kleren en kleinodiën die ze draagt, en ze krijgt dan ook nog een duarie uit de gereedste goederen van de bruidegom van fl 16.000,- plus nog eens het vruchtgebruik van het kapitaal dat haar kinderen, die ze nu al heeft en nog uit dit huwelijk zal krijgen, zullen erven, maar "sonder dat deselve bruijt van de vruchten van de goederen die de twee geligittimeerde kinderen van de bruijdegom te erven ijets sall komen te genieten". Verder zal deze fl 16.000 die zij als duarie zal genieten na zijn dood, na haar dood georven worden door al zijn kinderen: gelegitimeerde kinderen, voorechtelijke kinderen van deze bruid en kinderen die uit het huwelijk nog geboren zullen worden. Akte opgesteld door de notaris, in het woonhuis van de bruid op de Rozengracht in het bijzijn van de genoemde assistenten.

* 1632, 31-3: Stadsarchief Amsterdam ondertrouw [DTB 672-106]: “Comp Jacob Corneliss van Blijenberg, van A., oud 44 jaren, op de Conixgragt (sic!), geen ouders hebbende, en Pieternella Pouwels, van Leijden, out 25 Jaeren, geen ouders hebbende, geasst met Catharina Pouwels , haar suster, woon op de Roosegragt. (w.g.: Jacob Cornelisz Blijdenberge; Pieternelga Poulus) (i.m.: dese persoonen sijn getrouwt te Sloten op den 19 April 1632, volgens de… etc)

* 1632, 22-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Matthijs [446- akte 304773, fol. 105v]: testament. Verschenen de eerzame Jacob Cornelisz Blijenberch, burger dezer stede, gezond en bij zijn verstand, herroept alle eerdere testamenten. Hij nomineert en institueert tot zijn erfgenamen Geertruijdt en Bartholomeus Jacobsz zijn twee geligittimeerde kinderen, daer moeder af is Lucia Jans, Eva, Cornelis ende Weijntgen Jacobs sijne drije kinderen die hij geprocreert heeft bij sijn iegenwoordige huisvrou genaempt Petronella Pauwels ende de kind of kinder die hij bij haar vorder sall comen te procreren in gelijke portie, waarbij ze allen op dezelfde manier behandeld worden alsof ze van één moeder zijn.

* 1632, 13-8: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Matrhijs [446-282117]: Sijtgen Vonck, weduwe van wijlen Adriaen Tack wijst zijn erfenis van de hand ('repudieert en stoot met de voet') en laat de boedel over aan de crediteuren, waarvan ze er drie bij naam kent: Jacob Cornelisz Blijdenbergh, Anna de Wael, en huijsheer Cornelis van Craen.

* 1633, 31-1: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Jacobus Westfrisius [518 - 281703]: De notaris vervoegt zich ten huize van Nicolaas van Sittert (die niet thuis is, maar zijn vrouwt hoort de notaris aan) en Jacob Cornelisz Blijenbergh, kooplieden, uit naam van Marten Creijnen Weijten koopman uit Zierikzee. Deze zegt dat hij aan Sittert en Blijenbergh 15 balen mede heeft verkocht, ten overstaan van makelaar Lienert Goudappel, en ook heeft geleverd op 16-11-1632, maar er is niet betaald, ondanks de belofte. Tot hun grote schade moeten Marten Creijnen Weijten en de eigenaar van de mede Ghijsebrecht de Wette helemaal naar Amsterdam komen. De huisvrouw van Sittert vraagt kopie, Blijenberch zegt dat hij Dirck van Sinnick heeft opgedragen in Zeeland op zicht te betalen.

* 1633, 26-2: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [447 - akte 268330, fol. 36]: Jacob Cornelisz Blijenberch, coopman, machtigt Peternelle Pauwels, zijn beminde huisvrouw, om uit handen van haar Edele voogden te Leijden de penningen te ontvangen die onder hen berusten, haar opgekomen en aenbesturven van haere bestemoeder en andere vrunden, als ook de erfenisse haer aenbestorven van haar broeder Willem Pauwels, en zijn (Blijenberchs) naam te verbinden als cautionaris bij het lichten van deze erfgoederen door Johannes Christunius en Jan van Doornvliet.

* 1633, 29-12: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Matrhijs [447-305519]: Jacob Cornelisz Blijenberch heeft zich voor en van wegen Aecht van Dorenvliet, vrouw van Jan van Dorenvliet "op de reijs naer Oost Indien sijnde" borg gesteld voor de goederen van haar en haar man die nog onder hun voogden berusten, met namen Jan Lucq en Willem Benningh. De goederen zullen uit hun handen gelicht worden, en Blijenberch garandeert dat ze weer teruggegeven worden als de rechter dat vraagt.

* 1634, 15-10: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [448 - akte 233725, fol. 127v]: Jacob Cornelisz Blijdenberch en Johannes Christenius, advc:, hebben elk als principael en samen onder renuntiatie van de benificien ordinis etc. beloofd Huijch Segersz van Campen, wonende te Leijden, te bevrijden en schadeloos te houden voor de borgtocht die Van Campen zal aangaan voor David Dircksz de Rijck X Maria Paulusdr. van Thorenvliet voor het lichten van het erfdeel dat De Rijck toekomt in de nalatenschap van Willem Paulisz van Thorenvliet die in Oostindien soude overleden sijn en die ter weeskamer van Leiden berust. Blijdenberch en Christenius zetten daarvoor hun persoon en goederen als onderpand in.

* 1635, 23-1: Stadsarchief Amsterdam, communicantenregister Remonstrantse Gemeente [arch 612-invnr 301]: Agata van Toorenvliet, huijsvrouwe van Jan van Toorenvliet, wonende op de Singel ten huize van Jacop Cornelisz Blijenburch.

* 1635, 9-3: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. Palm Mathijs [448 - 249446]: Hugo Ruijs, wijncooper, en Grietgen Blijenberch, ziek te bedde, maken hun testament. Ze laten hun goederen na aan elkaar, maar als zijn vader nog leeft op zijn overlijden, dan krijgt die zijn legitieme portie. Als hij eerst overlijdt [dit moet een vergissing zijn!], dan wil Grietje dat zíjn erfgenamen fl 1000,- betalen aan háár broer en zusters Pieter Cornelisz Blijenberch, Machtelt en Neeltgen Blijenberch en/of hun decendenten, en ook nog fl 400,- aan het kind van Claes Pietersz van Edam 'haer susters', en aan 't kind van Theuntien Blijenberch 'haer broeders dochter' fl 600,-. Mocht Hugo Ruijs na haar overlijden hertrouwen dan worden deze bedragen lager, namelijk geen fl 1000,- maar fl 800 voor haar broer en zussen, aan 't kind van Claes Pietersz fl 200,- en aan de kinderen (nu wel mv!) van Theuntien fl 400,-. Ze legateert verder aan Jacob Blijenberch de vordering die hij heeft van fl 1000,- plus rente blijkens de obligatie daarvan die berust onder Troijanis de Magister. Ze legateert aan haar petemoei Marietgen Lijsters fl 18,- jaarlijks haar leven lang. Alle kleren gaan naar haar zussen Machteld en Neeltgen, uitgezonderd de "beste huijck ende gouwen mouwen" die naar Geertruijt gaan, het dochtertje van haar broer Jacob Blijenberch. Testament opgesteld ten woonhuise van de testateurs op de Gelderse Kade, uithangende de Naerder Bes.

* 1637, 20-1: Stadsarchief Amsterdam, transportregisters KWS [5073, invnr 926, fol 119]: De weduwe en erfgenamen van Augustijn Pas verkopen een tuin aan Jacob Blijenberch, buiten de heiligewegspoort, aan de Zuidzijde van de weg met drie woningen (getekend 6, 7 en 8) met nog een tuinhuisje in de tuin (getekend nr 9). Deze tuin is bereikbaar via de poort daar Louvesteijn op placht te staan tot op de Heiligeweg. "Onder conditie dat men opden voorsz thuijn niet hoger en mach timmeren als achthien voeten hooch om de molenaers de windt van haere molens niet verhinderen". Koopprijs fl 800,-.

* 1637, 8-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [450 - akte 302169, fol. 43]: Docter Joannes Chrestenius, getrouwd met Catalina Pouwelsdr van Torenvliet, d'eersame Jacob Cornelisz Blijenberch getrouwd met Peternella Pouwels van Torenvliet, en Agata Pouwelsdr van Torenvliet, huijsvrouwe van Jan van Torenvliet in Oost Indien zijnde en door hem gemachtigd; 't samen mede erfgenamen van Willem Powelsz van Torenvliet, zoone van Pauls Willemsz van Torenvliet ende Eva Cornelisdr Rat, haer comparanten schoonbroeder en broeder respective, als elcx van een gerechte vijfde part, machtigen Jan Carbe, klerk van de weeskamer van Leiden om bij de weesmeesters te verzoeken lichting van hun aandeel in de goederen die Willem Pouls van Torenvliet metter dood heeft nagelaten en die in de weeskamer berusten. Zij stellen zichzelf en hun goederen als onderpand en bovendien stelt Huijch Segersz van Van Campen zich hiervoor borg. 

* 1638, 1-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [450 - akte 286177, fol 149v]: Jacob Cornelisz Blijenberch machticht Bartelemeus van den Broeck te Dordrecht om van de erfgenamen van Dirck Gerrits, in zijn leven verver geweest in Deventer, fl 520:13:- te vorderen voor geleverde verfwaren volgens rekening.

* 1638, 20-5: Stadsarchief Amsterdam, transportregisters: Jacob Blijenbergh verkoopt voor fl 4500,- aan Pieter Sas, kistemaker, een huis en erf op de Haarlemmerstraat aan de Noordzijde, belend Herman Henriksz Tol aan de oostzijde en Joris Backer aan de westzijde en Jan Gerritsz Croock aan de achterzijde. Zijn borgen zijn Jan Jacobsz Granaet en Claes Claessen Frison, kleermaker.

* 1644, 20-9: Stadsarchief Amsterdam begraafregister [1055-17: Nieuwe en Engelse kerk]: Jacob Blijenburch op de Cingel, een kindt op dito, fl 4:-

* 1644, 25-10: Stadsarchief Amsterdam begraafregister [1055-18: Nieuwe en Engelse kerk]: Jacob Blijenburg een kint - f 4:-:-.

* 1645, 22-12: Stadsarchief Amsterdam, transportregisters KWS [5062, invnr 42, fol. 104]: Jacob Blijenberg koopt een huis en erve aan de Zuidzijde van de Heiligenweg voor fl 525,- van Jacobgen Jobs weduwe van Pietyer Claesz Varendman, wonende in Zunderdorp

* 1647, 23-12: Stadsarchief Leiden, Notarieel, Nots Kaerl Outerman, invnr 440, fol. 189: Daniel Lommen, blauwverver, bekent schuldig te zijn aan Jacob Cornelisz Blijenberch, coopman tot Amsterdam, ruim fl 1200,-, ter sake van twee tonnen indigo.

* 1647, 20-4: Stadsarchief Amsterdam NA Nots Pieter de Barij [invnr 1661]: mutueel testament. Petronella van Torenvliet laat alles na aan haar man, Jacob Blijdenbergh de helft aan zijn vrouw en de andere helft aan zijn kinderen en zijn gelegitimeerde zoon Bartholomeus Jacobsz Blijdenbergh, die echter het huwelijksgeschenk daarvan af moet trekken.

* 1649, 3-7: Erfgoed Leiden, NA, nots Cornelis van Scharpenbrant [795-akte 60]: Samuel Lee, tabaksverkoper, stelt zich borg voor Thomas Jansz, wolverver, ten behoeve van Jacob van Blijenburg, coopman tot Amsterdam, voor het vonnis dat maadag jongstleden ten laste van Thomas Jansz en ten behoeve van Blijenburg door schepenen van Leiden is gewezen.

* 1653, 29-12: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel, Nots P. van Tol, invnr 2421B, fol. 347: Jacob Cornelisz Blijdenberch, koopman, machtigt de E. Matthijs Benninck, procureur, om zijn zaken te behartigen in Leiden.

* 1655, 19-11: ORA Enschede SG.025.349: Hindrick Becker, volmr: van seigneur Blijenberch tot Amsterdam bespreeckt Jochem van Lochem voor een somma van een hondert twaelff carglds: <...> cum interesse, versocht onder protest van costen ineischinge et si non compareat, contuamciam. Becklaeghte per filium versocht 14 daege. [Dit kan niet anders dan Jacob Cornelisz Blijdenbergh betreffen! De hier genoemde Jochem van Lochem is KWS-115 en -117]

* 1656: Stadsarchief Amsterdam, transportaktes: Jacob Blijdenbergh treedt op in KWS 1656 als borg voor de verkoop van een huis uit de boedel van Henrick Hamel en Aeltje Drijvers

* 1660, 6-8: Stadsarchief Amsterdam Notarieel, Nots. Pieter van Tol, invnr 2424B, fol 13: Op 6-8-1660 Comp Mr. Eduardus Blijdenbergh, advocaet, als last en procuratie hebbende van Jacob Cornelisz Blijdenbergh, coopman alhier, ter eenre, en Abraham Bastingius, coopman te Leijden, jegenwoordig gegijselt in ’t Reijgertje alhier vanwege een schuld van 1100,- die Bastingius aan Jacob Blijdenb. heeft. Ze komen overeen dat er 800 betaald zal worden: 500 nu en 300 over drie maanden, en dat Bastingius zelf de kosten van de gijzeling betaalt. Voor die 300 gulden staat borg Martin Delv, schoonzoon van Bastingius.

* 1661, 30-12: Stadsarchief Amsterdam begraven [DTB 1055-132]: Jacob Blijdenberg op de Secgel - kint, fl 4:-:-

* 1663, 14-7: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2425A, fol. 109: een verklaring van twee oude mannen (w.o. Henr. Henr. Bunschoten) op verzoek van Jac Corns Blijdenbergh over huisjes in de Passementsteegh bij de Heiligeweg, die zij heel goed kennen.

* 1663, 29-9: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Pieter de Barij [invnr 1670]: mutueel testament. Gecompareerd: Jacob Cornelis Blijenbergh en Petronella Paulus van Thoorenvliet. Ze herroepen oudere testamenten, waaronder het testament van 20-4-1647 en het codicil van 15-11-1657 beide voor nots Pieter de Barij, en het door hen beiden opgestelde codicil van 1-9-1660, alsmede de huwelijksvoorwaarden die voorafgaand aan hun huwelijk hebben opgesteld. Als zij eerst sterft, dan erft hij alles. Als hij eerst sterft, erft zij de helft. "Instituerende mits desen hij testateur om redenen hem bewegende, de naergelaten kinderen van Bartholomeus Blijenbergh, sijn overleden gelegitimeerden soon bij representatie in hun vaders plaats alleen in hunne bloote ende naeckte legitieme portie nae 'talderscherpste van 'trecht. Wel verstaende dat deselve kinderen aleer de legitieme portie te genieten schuldich ende gehouden sullen sijn alvooren in sijnen boedel in te brengen soodanige sommen van penningen als hij Bartholomeus Blijenbergh genoten heeft ten huwelijck ende bij uijtsettinge, mitsgaders nae dat hij getrout ende naerderhandt bij de Ed Heeren van den Gerechte van sijne huijsvr Maria Hamels gesepareert is van bedde en bijwoning, volgens 't bewijs daer van sijnde, alles met interes van dien totte volle ende effectuele betalinghe. Ten waere van de voorsz Bartholomeus kinderen ofte derselver naergenoemden vooghden de testatrice ende sijn testateurs hier onder genoemde erfgenamen remitterende de openinge van sijnen boedel (etc)". Tot executeurs stelt hij prof. Johannes Christenius en Cornelius Noorman. Hij prelegateert zijn zes jongste kinderen, namelijk Eduard, Sophia, Geertruijd, Maria, Cornelis en Jacobus Blijenbergh elk fl 1000,-. ter compensatie van soodanige penningen als de twee oudste kinderen, Wenefrida en Paulus, eerder al ontvingen.

* 1663, 5-10: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2425A, fol. 171: Hendrikje Hermans, j.d., 28 en Giertje Dircx, j.d. 25, verklaren op verzoek van Petronella Thorenvliet, huijsvrouw van de koopman Jacob Cornelis Blijenberch, dat zij Lysbeth Rijckmans wel kennen. Rijckmans was de oud-dienstmaagd van Thorenvliet, die is weggelopen van het huis van Thorenvliet. Toen ze dreigde dat te zullen doen zei Thorenvliet: “ik raede jou niet datje gaet”, en anders wordt er op je huur gekort. Rijckmans heeft, volgens de meiden, vaak gezegd dat Thorenvliet haar hele familie te schande maakte en injureerde, dat ze schold en lasterde. (mede ondertekend met een weinig zwierige handtekening van “Jacob Blijdenbergh”)

* 1663, eind okt: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2425A, fol. 206: Cornelis de Rijser, koopman, 34, vertelt op verzoek van Jacob Cornelisz Blijdenburch dat de dienstmaagd van Francois van de Cappellen, gewezen verwer en failliet, hem diverse malen gevraagd heeft om het “cleijn clieckje” dat De Rijser nog aan Cappellen schuldig is te betalen, maar De Rijser betaalt alleen aan de curator, niet aan de falliete Cappellen. Daarop heeft de moeder van Cappellen voor het huis van De Rijser veel rumoer gemaakt.

* 1664, 3-7: Stadsarchief Amsterdam, transportregisters KWS [5062, invnr 54]: Jacob Blijenbergh koopt voor fl 1100,- een tuin buiten de Heiligewegspoort, gelegen aan het Sint Pieterspad, van de makelaar Nicolaes Verhaeg.

* 1665, 27-2: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2426A, fol. 37: Jacob Cornelisz Blijdenbergh machtigt, vanwege zijn hoge ouderdom, zijn zoon Mr. Eduard Blijdenbergh, advokaat, om al zijn zaken te behartigen (w.g. Paulus Blijdenbergh (getuige?) en Jacob Blijdenbergh)

* 1665, 2-6: Stadsarchief Amsterdam begraven [DTB 1055-160v Nieuwe en Engelse kerk]: 3 1/2 (uren de klok geluid), Jacob Blijenberch op de Sencgel, fl 8:-:-

* 1666, 14-4: Stadsarchief Den Haag, NA, notaris Johan Hacquart [0372-01, invnr 620, pg. 21]: Op huijden den veertienden april 1666 Compareerden (…) d’heer Nicolaes Verhack ende Jouffr Maria Couslandt sijnde huijsvr mitsgaders Pieter van der Burch, coster van de Groote ofte St Jacobskerck alhier ende Johan van Dijck, mede notaris, ende Maria Notten, sijne huijsvr:, alle wonende alhier inden Hage, ende verclaerden bij dese ten ernstigs versoucke van Jouffr Wenefrida Blijdenberch, getrouwt met Jan van Schrieck, geassisteert met Jouffr Petronella van Toornvliet, wed. wijlen Jacob Blijdenberch, haere moeders dat het waerachtich is dat int naejaer 1663 off begin van 1664 zonder inden precijss tijt te willen sijn behaelt, den voorn: Jan van Schrieck (door behulp van den voorsz Pieter van der Burch die hij daertoe ser hadde versocht, soo hij Vander Burch verclaert) gecomen is ten woonhuijse van de voorn Nicolaes Verhaeck ende sijn huijsvro: achter de Groote Kerck alhier, in de kamer daer de voorn: personen nevens mede Paulus ende Maria Blijdenberch des requirt:es broeder ende suster met den anderen aen tafel saeten. Ende aldaer in hunlieder ende d’selve sr. Paulus ende Maria Blijdenberchs presentie sich neder op den gebogen knijs met ongedeckte hoofde ter aerde heeft begeven ende alsoo van de voornde Petronella van Toornvliet met overvele demodige gesten ende supplierende woorden d’selve seer langwijlich heeft gebeden om vergeten ende vergeving van alles waer noch weder aennemingh om weder met de requir”te te mogen huijshouden ende leven, ten minsten maer voor elen proeve (p.22) ende noch een besouck. Ende niet tegemoet siende te kunnen obtineren ende het bevorens stratijff besoucken hem bij haer Petronella van Toornvliet geobjicueert sijnde ende seggende dat hij nu alles opgeholpen hadde ende vragende waer sijluijden van souden leven ende seggende dat sij nu weder quam nu sij vuijterlijck geen raedt meer wijt, naer welcke woorden sij antwoorde dat sulcx wel waer konde sijn, dat sij alsdan d’voors geheele Compagnie, dien sij voort imetrendeel <?> tot mede doogend schreijde bevoechde heeft gebeden tot sijne voorspraeck, soo als die oock vuijt commusecatie waeren doende. Twelck de deposanten mits het instantel: versoucken interativelijck hete herieuselijck aen henlu: gedaen, te weten sijnde des noodt ende geadmitteert zijnde met eede te bevestigen. Consenterende daerom den deposanten. Aldus gedaen ende gepoasseert ’s Gravenhage (…) ter presentie van Adriaen van Haes ende Anthonij Roeraels beijde als gets ten deses versocht. (w.g. Niclaes Verhack; Maria Crouslant; P.v. Burgh; … van Dijcke, Maria Notten; Anthonij Reuraerdt; Adriaen van der Haes, Quod attestor…)

*1666, 18-9: Stadsarchief Amsterdam ondertrouw [DTB 489-145]: Hendrick Bresser, van Calcar, Rentmeester, out 26 Jare, geassist met sijn broeder Harmen Bresser en verclaerde d'professor Christenius dat de bruijdegoms vader consent in dit houwelijck droegh, woont tot Calcar, ende Geertruijd Blijdenbergh, van A. 26 Jare, geasst met haer moeder Petronella van Toornvliet woon op de Zingel (w.g. Hendr Bresser Schalq..., Geertruda Blijdenbergh)

* 1667, 14-3: Stadsarchief Amsterdam, NA, nots A. van den Ende [3659, fol 87]: testament van juffr Petronella van Thoornvliet, weduwe van salige Jacob Blijdenberg in sijn leven coopman tot Amsterdam. Ze herroept haar eerdere testamenten, m.n. het mutueel testament voor nots Pieter de Barij dd 29-9-1663. Haar universele erfgenamen zijn haar acht kinderen, met name: Wenefrieda, Paulus, Eduard, Sophia, Geertruid, Maria, Cornelis en Jacobus Blijdenberg, elk voor 1/8 deel. Daarbij wordt bepaald dat haar zoons Paulus en Cornelis geen rechtstreekse zeggenschap krijgen over hun erfdeel, maar een jaargeld ontvangen. De vier dochters, die alle vier getrouwd zijn krijgen, zo lang hun echtgenoten in leven zijn, slechts het vruchtgebruik en na de dood van die echtgenoot de gehele erfenis - of als zij eerder overlijden dan hun mannen, dan krijgen hun kinderen de hele erfenis. Voorts begeerde de testatrice dat dochter Wenefrieda gedurende haar leven zal genieten de huurpenningen en vruchten van het hoekhuis op het Leidseplein, waar de Backer woont, welk huis na Wenefriedes dood door haar broers en zusters georven zal worden. Ze sluit de weeskamer van bemoeienis met de nalatenschap uit, en behoudt het recht om codicillen toe te voegen. (w.g. Pieternella van Toorenvliet, wedu Jacob Blijdenbergh, get: prof.dr. Johannes Christonius en Johannes van den Broeck, nots Abraham van den Ende)

* 1667, 3-5: Stadsarchief Amsterdam, transportaktes: Gecomp. Petronella van Toornvliet, weduwe van Zal. Jacob Blijenbergh, geassist met de heer professor Joannes Christenius [hij is de man van wijlen Catharina van Toornvliet] etc, hare vierendelen soo men die naast conde gekrijgen heeft verkocht voor fl 6600,- aan Barend Holleman, koopman, een erf nr. ..., met stenen wal, heij- en metselwerck, vrije schuttinge en loods, gelegen op de nieuwe heerengracht, in ’t Park A.

[Volgens het Jb. Amstelodamum 48 (1956) p.47, had Jacob Blijenberg dit perceel op 23-5-1664 van de gemeente gekocht voor fl 4490, het erf naast dat van Adriaan van Loon. Er was dus al flink wat werk verricht, maar het was nog niet klaar. Het huis, nu Herengracht 901, kwam in 1670 gereed.]

* 1667, 27-8: Stadsarchief Amsterdam, DTB ondertrouw [490-391]: …. Sijn ingetekent op acte van NN tot Mijtrecht: Dick Schade, wedr. Van Margrita Kilsdonk, woont tot Mijtrecht, ende Petronella van Toornvliet, wed. Jacob Blijenburgh, woon tot Cortenhoef

* 1668, 15-5: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel, nots A. van den Ende, invnr 3660: Compromis: Gijsbertus van Diemen, bewoonder van het huis op de Singel bij de Cooningstraat, toebehorende de weduwe van Jacob Bleijenbergh, ter eenre, en Juffr Petronella van Thoorenvliet eerder weduwe van Jacob Bleijenbergh en jegenwoordigh huisvrouw van Dirk Schade, als administratrice van de goederen per huwelijkse voorwaarden in het huwelijk gebracht en onder haar beheer vallend, ter sake van incommoditeiten en ongelegentheijt die Van Diemen door ’t timmeren van t nieuwe huijs naest het huis bij hem bewoont

* 1668, 11-12: Het Utrechts Archief, Notarieel: Pitronella van Doornvliet, weduwe en boedelhoudster van Jacob Blijenberch, in leven coopman te Amsterdam, machtigt haar zoon Mr. Eduard Blijenberch, advocaat bij de Hove van Holland, om geld te ontvangen van de mombers over de onmondige kinderen van Reijnart Jans, in leven linnen blauwverver, gewoond hebbende tot Lier bij Emden; hij op zijn beurt machtigt de procureur Wesselis Oeneke te Lier om die vordering van fl 149,10,- te incasseren, (w.g.: Peternella van Toorenvliet; Mr. Eduard Blijdenbergh)

* 1668, 16-12: Het Utrechts Archief, Notarieel: andersom machtigt Mr. Eduard Blijenberch zijn moeder Petronella van Doornvliet om namens hem geld te incasseren bij Christiaen Haijer, verver tot Zwoll, en bij Willem Bender, verver tot Lier, wegens geleverde waren. Getuige: Jacobus Blijdenbergh en Johannes van de Water.

* 1669, 2-3: Het Utrechts Archief, Notariele akte: Petronella van Thoornvliet, een weinig ziekelijk van lichaam, X Dirck Schade, Nieuwegracht te utrecht: prelegaat aan haar vier dochters Wenefrida, Geertruijt, Sophia en Maria van Bleyenberch van al haar lijfgoed en juwelen. Codicil bij testament dd 14-3-1667 nots A. van den Ende te Amst.

* 1670, 28-11: Stadsarchief Amsterdam begraven [DTB 1056-39 Nieuwe en Engelse Kerk] Pietronella van Toornvliet opt nieuwesijts Verburghw: fl8,-.

* 1671, 15-10: Stadsarchief Amsterdam, transportaktes: Gecomp prof. Joannes Christemius etc, als bij Schepenappoinctement dd 10-12-1670 (geregistreerd Schepenminuutregister 296 vo) executeurs van het testament van Petronella van Toornvliet, weduwe van Jacob Blijenberg, verkopen aan Cornelis en Jacob Blijenburg 7/9 parten in een huis en erf, nr. 3, zijnde een pakhuis, staande en leggende int Zaaijerstraatje bij de Heijbrug op t Singel (= Dubbeleworststeeg), waarvan de kopers de overige twee negende delen bij deling zijn te beurt gevallen

NB: Joannes Christenius is 1631 getrouwd met Catharina van Toornvliet, Petronella's zuster. Er is ook nog een zus Aeghte van Toornvliet.

* 1682, 13-3: Stadsarchief Amsterdam, transportaktes: Huis op het Leidseplein, gebouwd door Jacob Blijdenbergh, met "Blijdenbergh" in de gevel. “Gecomp. is Hendrick Bresser, Reeckenmeester van zijne Keurvorstel. vorst van Brandenburch, wonende tot Cleeff, als gemachtigde van Joan van Schriek, meerderj. Jonghman, volgens speciale volmacht onder de hand, en heeft opgedragen en quijtgescholden aan Alexander Lintman, een huis en erve staande en gelegen aan de Noordzijde van het Leidseplein, daer Blijdenbergh in de gevel staet, gecomen uit den boedel van wijlen Jacob Blijdenbergh, die het erf zelfs Ao 1667 den 22 Junij van de heeren Burgemeesteren gekogt heeft en het huijs daer op zelfs heeft getimmert, zijnde hetzelve huijs en erve na t overlijden van Jacob Blijdenbergh gedevolveert en bij scheijding zijn dochter Wenefrieda Blijdenbergh, die de moeder geweest is van Joan van Schrieck op en aengecomen. Belend: Arnold van Zeller (sic!) (een put en pomp in een gang: gemeen is met alle vier de huijsen daer Blijdenbergh in de gevel staet)


kind 2: Geertruida Blijdenbergh

filiatie en bestaan ontleend aan informatie van Redmer Alma, bevestigd door Jb CBG 30 (zie hierboven: 20-3-1632) en testament Jacob Cornelisz Blijdenberg 1628

- Geertruid Blijenburch, begraven Amsterdam 11-6-1639 Nwe Kerk [1054-124] (“KKKKKK Geertruijt Blijenburch op de Singel op 11 ditto, fl 8:-)


kind 3: Iva Blijdenbergh

filiatie aangetoond door testament van de vader in 1628. 

* 1644, 6-2: Stadsarchief Amsterdam: DTB begraven Nieuwe Kerk [1055-12v]: KKKKKK [6 klokken geluid]. Iva Blijenburgh op de Singel 6 dito [6 februari], fl 8,-.


kind 4: Cornelis Blijdenbergh

filiatie niet aangetoond. Ontleend aan informatie van Redmer Alma.

* 1641, 6-11: Stadsarchief Amsterdam: DTB begraven Nieuwe Kerk [1054-141v]: KKKK Cornelis van Blijenburch, fl 10:13:-


kind 5: Wenefrida Blijdenbergh

* 1656, 15-4: Stadsarchief Amsterdam ondertrouw [DTB Amsterdam 475-238v: ondertr 15-4-1656: Joan van Schrieken, van Arnhem, advoct voor den Hove van Gelderland, en daer wonende, geassist met Jan Frans Huijsman, X Wijnefriede Blijdenbergh, van A., oud 23 jaer, woonde op de Koninksgraft (SIC!), geassist met Jacob Blijdenbergh haer vader. im: De geboden zijn tot Arnhem gegaan. w.g.: Johan van Schrieck en Wenefrida Blijdenberch].

* 1656, 2-10: Gelders Archief, 2003 ORA Arnhem, invnr 513, fol. 27: Gecompareerd dr. Johan van Schrieck als volmachtiger van Anthonis Lienden, coopman tot Antwerpen, heeft het recht om al diens zaken tot de sententie en executie incluis te behartigen, blijkens machtiging dd 30-6-1656 voor burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem.

* 1678, 3-12: Stadsarchief Amsterdam begraven [DTB 1056-159 Nieuwe en Engelse kerk]: 4 (klokken). 3 (december). Wenefrieda Blijenbergh, wede. Joh.s van Schrieck, bij Leijtse poort f 8,-. (graf) D 119.

* 1678, 3-12: Stadsarchief Amsterdam, weeskamer begraafregister: Wenfrida Bleijnbergh opt Leijtsepleijn 3 xd. – 1 (kk). Den 1 martij 1679 heeft Hendrick Bresser de vooght ende cuteur vertoont het testament van de overledene gepasseert voor den notaris Jacobus Hellerus op den 31 october 1673 daerbij de weeskamer is gesecludeert [testament niet digitaal beschikbaar]


kind 6: Paulus Blijdenbergh

filiatie ontleend aan testament Petronella van Torenvliet

* 1672, 17-2: Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Nieuwe Kerk [1056-77]: Paulus Blijdenbergh op de Nieuwe Zijts Voorburghwal, fl 8:-


kind 7: Eduard Blijdenbergh

filiatie aangetoond door testament van zijn moeder, 1667

* 1665, 3-4: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2426A, fol.57: Mr. Eduard Blijdenbergh, advokaat, koopman, overhandigt de notaris wissels uit Luik ontvangen, waarop Jean Wallieux uit Dordrecht fl 523,- aan Blijdenbergh moet betalen, maar dat niet doet.

* 1675, 16-1: Stadsarchief Amsterdam, begraven [DTB 1056-104 Nieuwe en Engelse Kerk]: “3 ½ [uren klok geluid]. 16 [januari]. Eduward Blijenbergh op de Singel. F 8,-“

* 1675, 16-1: Stadsarchief Amsterdam, Weeskamer begraafregister: Eduard Blijnberch advct, Singel bij de Coningstraat – 16 dito. [gezocht in de collaterale successie, maar niet gevonden]


kind 8: Sophia Blijdenbergh
filiatie aangetoond door huwelijksacte

* 1655, 18-8: Stadsarchief Amsterdam ondertrouw [DTB 682-321]: Arnoud van Zelder, van Nimwegen en daer wonende, oud 27 Jaer, weduwnaar van Bernarda Steenhouwers, geassist met Bartholomeus Bleijenbergh, X Sofia Blijdenbergh (in de plaats van doorgehaald: Bleijenberch) van A., oud 19 Jaer, geasst. met haer moeder Piternella van Torenvliet, woonde op de Koninxgraft. w.g.: Arnold van Zellen, Sophia Blijdenbergh].

* 1663, 23-10: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2425A, fol.176: Arnold van Zeller, koopman in wijn, verklaart op verzoek van Dijonijs Manay, koopman te Luijk, dat hij in augustus op verzoek van de zoon Anthoni Manay een vat of vier oxhoofden wijn naar Luik heeft verzonden, zoals uit Zellers grootboek blijkt.

* 1665, 13-4: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2426A, fol. 82: Arnold van Zeller machtigt Sophia Blijdenbergh, zijn huisvrouw, om alle schulden in te vorderen

* 1669, 27-12: Stadsarchief Amsterdam begraven [DTB 1056-21 Nieuwe en Engelse Kerk] 3 1/2 (uren klok geluid) Sophia Blijenbergh op de Nieuwe Zijts Voorburghwal fl 8,-

* 1669, 27-12: Stadsarchief Amsterdam, begraafregister Weeskamer: Sophia Bleijnbergh NZ Voorburchwal over de Kolck. Dito. – 7 (kk). Den 22 Januari 1676 heeft Arent van Zeller, de weduwnaer vertoont het testament van sijn overleden huijsvrouw, gepasseert voor de Notaris Mr. Pieter van Tol op den 12 Julij 1656, daerbij de weescamer is gesecludeert … tot hertrouwen… daar mee Hendrik Bresser den oom consenteerde.

* 1671, 23-5: Gelders Archief, 2003 ORA Arnhem [invnr 514-fol 241]: Comp Arnold van Zeller, coopman tot Amsterdam, machtigt procurator Rijck Muijs om in al zijn zaken namens hem op te treden.


kind 9: Cornelia Blijdenbergh

filiatie niet aangetoond. Ontleend aan informatie van Redmer Alma.

* 1640, 10-1: Stadsarchief Amsterdam: DTB begraven Nieuwe Kerk [1054-129]: (geen klokken) Cornelia Blijenburgh op de Singel den 10 ditto fl 10:13:-.


kind 10: Geertruid Blijdenbergh


kind 11: Maria Blijdenbergh

* 1664, 21-8: familysearch, ondertr. Nijmegen 21-8-1664: "Hermannus van Zeller, van N., met Maria van Blijenburg van Amsterdam. T. Parentes; att gegev na OverAsselt den 11 7bris 1664"

* 1664, 29-8: Stadsarchief Amsterdam ondertrouw [DTB 686-118]: ...sijn ingeteeckent op de acte van E. Beeckman, pred tot nieuwegen Harmanus van Zellert van Nimwegen, coopman woont tot Nimwegen, en Maria van Blijenberg van A., out 25 Jare, geassist met Jacob Blijenberg, haer vader, woont op d'Zingel.


kind 12: Cornelis Blijdenbergh

* 1663, 23-2: Archief Leiden en omstreken, NA nots Johannes [Jansz.] van der Eijcke [982, akte 14]: Abraham van den Kellenaer, verver te Leiden, machtigt Cornelis Blijdenbergh, koopman te Amsterdam, om uit zijn naam fl 293 in te vorderen bij de weduwe van Jan Clausung, te Amsterdam, vanwege ververloon.


Openstaande vragen / discussie


Het is voor mij onduidelijk waarom ik van geen van de kinderen een doopaantekening kan vinden. Dat lijkt er op te duiden dat de familie doopsgezind was, waardoor de kinderen zich (desgewenst)  pas als volwassenen lieten dopen. Ik kom ze echter niet in de registers van de Amsterdamse doopsgezinde kerken tegen. Ook de 'onechte' kinderen Bartholomeus en Geertruijd Blijdenbergh passen niet erg bij de strenge morele opvattingen die de doopsgezinden er op na hielden.

De afkomst van Sophia Jansdr. zal wel altijd in nevelen gehuld blijven. De geciteerde brieven van legitimatie uit 1632 waren lang mijn enige bron, totdat ik het testament uit 1628 ontdekte. Er is vóór 1615 in de Amsterdamse doopregisters geen Sophia te vinden, die de dochter is van een Jan.

Ik kom in de archieven wel een Sophia Jans tegen die haar eventueel (en met veel slagen om de arm) zou kunnen zijn. Op 14-3-1626 ondertrouwt Sophia Jansdr, van de Vreburg, oud 25 jaar, geen ouders hebbende, geassisteerd met Wijberch Pouwels, haar nicht, woont op de Camper stijger, met Marten Jacobszn trompetter van de Steur, geen ouders hebbend, 27 jaar, NZ Houttuinen, geassisteerd met zijn oom Baerent Martensz. [opmerkelijk is hier een nicht die NN Pouwels heet, dus net als Petronella van Toornvliet en haar zuster Catharina Pouwels]. Sophia Jansdr, weduwe van Marten Jacobsz Struijck, hertrouwt 29-12-1635 met Frans Fransen van Wassenberch, weduwnaar van Annetje Aerjaens, kleermaker op de zeedijk. Zij hebben beiden de weeskamer voldaan, hij met bewijs, zij met verklaringe.

Op 10-7-1640 verklaren Frans Fransz, kleermaker, 36, en Sophia Jans, weduwe van Marten Jacobsz, 50, beide wonende op de Zeedijk, voor notaris Hendrik van der Schaef dat Wijbrich Pouwels de huisvrouw is van Claes Claesz en woont op de Campersteiger in de Hamborgher Roeijer is, wie ze zegt te zijn. Want ze gaan al meer dan twintig jaar familiair met elkaar om, en hebben aangetrouwde maagschap.

Op 21-8-1652 maken Frans Fransz Wassenberch en Sophia Jans hun testament op voor nots. Laurens Lamberti: Hij nomineert bij zijn vooroverlijden zijn twee zoons Frans Wassenberch en Casper Wassenberch, uit zijn huwelijk met Annetgen Arians, tot zijn erfgenamen, zij benoemt hem tot universeel erfgenaam, maar legateert aan haar zusje Annetje Jans fl 50,-.

Jacob Cornelisz Blijenbergh is bij een huwelijk in 1646 de oom van Wendel Pieters Blijenborch (die trouwt met notaris Pieter van Tol) en van Immerentia Pieters. Jacob moet dus een broer Pieter Blijenbergh hebben gehad, die blijkens die huwelijksakte voor 1646 is overleden, maar wiens vrouw nog op de Nieuwendijk woont.

De achternaam van Jacob's moeder, Weijntje Cornelisdr Lijster, heb ik nergens aangetroffen: hij komt uit de stamreeks Alma op Internet.

Petronella Paulusdr van Torenvliet is afkomstig uit Leiden. Haar vader, de waard Paulus Willemsz van Torenvliet was de zoon of de kleinzoon van de schrijnwerker Pouwel Willemsz X Leiden 1541 Maritje Pietersdr. Bij huwelijkse voorwaarden geeft haar vader, Pieter Cornelisz Kunst aan zijn dochter een deel van een groot pand aan de Nieuwe Rijn; de bruigom brengt de inventaris van een kistenmakerij mee, ter waarde van zeshonderd guldens. Bij kistenmakerij is hierbij niet te denken aan transportkisten, doch aan de bergmeubels uit die tijd. De andere helft van het pand werd bewoond door Maritjes broer Adriaan Pietersz X Maritjen Jan de Wijzendochter en hun zoon Cornelis Adriaansz Cuper.

Pieter Cornelisz. Kunst (ca 1490-1560/61) is een vermaard kunstenaar uit de vroege 16e eeuwse renaissance. Hij trouwde in 1509 met de rijke Maritgen Gerritsdr van Dam en hij was de oudste zoon van de schilder Cornelis Engebrechtsz (ca. 1462-1527).

lit: Jaarboekje Oud Leiden 1961, p. 63 ev.

Petronella's zwager, Johannes Christenius, was een vooraanstaande academicus in Amsterdam.

lit: Dirk van Miert, Humanism in an Age of Science: The Amsterdam Athenaeum in the Golden Age 1632-1704 (Leiden, 2009), p. 76: Johannes Christenius: meldt dat hij geboren is in Noord-Duitsland (1599 of 1600), in Hamburg op school ging en onder andere in Helmstadt studeerde voordat hij in 1627 in de Leidse universiteit de lessen van Heinsius en Cunaeus volgde. Hij reisde naar Frankrijk en keerde waarschijnlijk in 1631 terug; op 8 en 9 januari 1632 woonde hij de inaugurele redes bij van Barlaeus en Vossius. Hij gaf privé-lessen, schreef zich op 15 april 1637 opnieuw in in de Leidse Universiteit, om een maand later zijn proefschirft en dortoraal examen te kunnen afleggen. in juni '37 kreeg hij (dankzij familiebanden met het Deventer stadsbestuur) een docentschap aan het Athenaeum in Deventer. Maar hij woonde in Amsterdam - waarschijnlijk ononderbroken tussen 1632 en 1637. In 1648 werd hij weggekocht door Harderwijk, waar hij de openingsspeech mocht houden van de gloednieuwe "Universiteit". Maar al een jaar later werd hij docent aan het Athenaeum van Amsterdam, waar een veel beter salaris werd betaald (fl 1800,- tegenover fl 800,- per jaar).

* 1672, 5-4: Amsterdamsche Courant: Op den 1 April Oude of den 11 Nieuwe-stijl, en volgende dagen, sal tot Amsterdam verkocht werden de naergelaten Bibliotheecq van de Heer Ioh. Christenius, in sijn leven vermaert Professor in de Rechten: waer van de Catalogus te bekomen zijn in 't Sterf-huys van den gemelden Heer, op de Singel by de oude Luyterse Kerck, en by Adriaen van Gaesbeeck , Boeckverkooper, tegen over de Nieuwe Kerck; tot Leyden , by Daniel en Abram van Gaesbeeck; in 's Gravenhage, by Hermanus Gael, en tot Uytrecht, by Iohannis Ribbius, Boeckverkoopers, en op andere Plaetsen meer.

lit: Oud Holland 1890 [p.215]: N. de Roever, transcriptie van een brief van J. Christenius: AAN BURGEMEESTEREN VAN AMSTERDAM, BERICHTENDE AANNEMING VAN ZIJN BEROEP AAN DE DOORLUCHTE SCHOOL. 25 SEPTEMBER 1659.  Edele Hooch Achtbaare, Eerentveste, Hoochwyse, Seer voorsienige Heer en Burgermeesteren ende Regierders der stadt Amstelredamme. Mijne Hoochgeerde Heeren, UWE Ed. Hooch Achtbs Missive van beroepinge is mij gisteren morgen behandiget, die ick met de hoogste eerbiedigheyt hebbe gelesen. Bedanckende vooreerst Uwe Ed. HoochA.A. ootmoedelijck voor het goetgunstig oordeel, dat Uwe Ed. Hooch A.A. gelieft heeft van mijne geringe gaven en hoedanigheden te nemen, sijnde mij van herten aengenaem, dat door sonderbaare bestieringe des Alwijsen Gods mij gelegentheyt gegeven wort wederom te keeren tot die Stadt, daer mijn herte altijt gewoont heeft, ende aldaer den overigen tijdt mijns levens in so eerlijcke bedieninge te besteden. Sal daerop mijne Heeren Curatoren van de Geldersche Academie, die nu op den Landtdag tot Arnhem tegenwoordig sijn, gelijck mijnen schuldigen plicht vereischt, dese saecke met alle behoorlijcke reverentie schriftlijck bekent maecken ende alle dienstige reden bijbrengen, dat Haere Wel Ed. mijne genegentheyt tot dese roepinge ten goede mogen nemen ende mij endelijck, gelijck anderen professooren, die van dese Academie sijn beroepen geweest, eene goetwillige dimissie wedervaren laeten. Sal oock verder mijne saecken soodaenig dirigeren en spoedigen, dat Uwe Ed. Hooch A. A. begeerte tot dienst van de leergierige jeugt met den eersten mag voldaen werden, doch sal van te vooren in de naestcomende weecke bij Uwe Edd. Hooch A. A. als Godt wil, mij present sisteren, om over mijn verplaetsen naeder te spreecken. Twijvele niet, of Uwe Edd. Hooch Achtb: sullen nae haere hooge wijsheyt en gewoonlijcke goedertierentheyt mijne dienste sodanig recognosceren, dat ick met gerustheyt mijne bevoolen ampt nae behooren mag waernemen. Waerop mij verlatende sal niet ledig staen den Almogenden Godt vieriglijck te bidden Edele, Hooch Achtbaare, Eerentveste, Hoochwijse, seer Voorsienige Heeren, Mijne Hoochg’eerde Heeren, Uw Edd. Hooch A.A. in sijne heylige bewaaringe te nemen en uwe regieringe insonderheyt bij dese gevaerlijcke tijden meer ende meer voorspoedig te maecken. Dit wenscht van grond sijns harten Uwer Edelheden en Hooch Achtbaarheden onderdanigen en getrouwen dienaer JOHANNES CHRISTENIUS. Harderwijck, den 25 September, stilo novo, in’t jaer 1659. (Voetnoot: Nadat Professor Albertus Rusius, de tweede hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid te Amsterdam, op

25 Juli 1659 te Leiden benoemd was, volgde op 18 September het beroep van den Harderwijker hoogleeraar CHRISTENIUS in zijne plaats. Aan zijne levensbeschrijving, gelijk die in v.d. Aa Biogr. Woordenhoek voorkomt, kan ik de volgende bijzonderheden toevoegen. Uit den hier gegeven brief blijkt, dat hij vroeger reeds te Amsterdam gewoond had. Inderdaad had hij zich, na nog niet gansch volbrachte studiën, hier nedergezet en zich in 1632 met Sigfridus Succus en Jacques CARPENTIER verbonden, om voor gezamenlijke rekening gedurende 6 jaren eene drukkerij uit te oefenen. CHRISTENIUS zou corrector zijn tegen 4,5 gl in de week, Süccus zou de pers en de letters aanbrengen en CARPENTIER, die lettergieter was, de nieuwe letters leveren. Vier jaren later was hij gehuwd met eene Dortsche juffrouw Catharina van Torenvliet, die hem eenig fortuin schijnt te hebben aangebracht, zoodat hij weldra in eigendom heel de zeker niet groote drukkerij kon overnemen, welke hij door CARPENTIER liet beheeren, maar na diens dood schijnt te hebben van de hand gedaan, kort nadat hij te Deventer als Hoogleeraar beroepen was (1637). twoorlc vrouw Maria Vot.kees;. die hii als

Hij overleed kinderloos, in 1672 (na Februari) na ook zijne tweede vrouw Maria Volkers, die hij als weduwe gehuwd had, te hebben overleefd en na minstens de zes laatste jaren zijns levens ziekelijk te hebben doorgebracht. Zijne nalatenschap, ongeveer fl 29000, liet hij aan twee zusters kinderen na. Hij was seer bevriend met Abraham Faber, Eloq. et Hist. Rom. Prof., in 1674 zijn opvolger geworden, over wiens zoontje hij zelfs als peter had gestaan.)