XII-472 van Toorenvliet, Pieternella

Pieternella Paulusdr van Toorenvliet (XII-472)

alternatieve spelling: Petronella, Peternella, Pieternelga, Peternelle, Pitronella, Pietronella; Pouwels, Pauwels, Poulus, Paulus; Doornvliet, Thorenvliet, van Torenvliet, van Thoorenvliet, van Thoornvliet, van Toornvliet,


ouders: Paulus Willemsz van Torenvliet en Eva/IJfgen Cornelisdr Raets/Rat


geboren: Leiden ca 1607

gedoopt:

overleden

begraven: Amsterdam 28-11-1670

beroep


woonplaats/adres: Amsterdam (Nieuwezijds Voorburgwal, 1670), Kortenhoef (1667), Utrecht (Nieuwegracht, 1669)


relatie (1): ondertrouwt Amsterdam 31-3-1632, trouwinschrijving Sloterdijk 19-4-1632


Blijdenbergh, Jacob Cornelisz (= XII-465 en 471)


ouders: Cornelis Pietersz Bleijenbergh en Weijntge Cornelisdr Lijster


geboren: Amsterdam ca 1588

gedoopt

overleden

begraven: Amsterdam 2-6-1665

beroep: koopman


woonplaats/adres: Amsterdam (1646, 1663) (Nieuwendijk, huis Bleijenbergh, 1612) (Koningsgracht = Singel, 1646; Lindengracht, 1649; Prinsengracht 1653; Kattenburg 1663; Singel, 1665)

ongehuwde partner van Sophia/Cijtgen/Lucia Jans


relatie (2): ondertrouwt Amsterdam 27-8-1667


Dirck Schadé,


ouders:


geboren:

gedoopt:

overleden: Utrecht 4-12-1684

begraven:

beroep: handelaar


woonplaats / adres:

weduwnaar van Margrieta Kilsdonk en Clementia/Emerentia Briot


kinderen:

begraven: Amsterdam 10-1-1641

overleden:, begraven: Amsterdam 3-12-1678

beroep:

woonplaats/adres: Amsterdam (Leidseplein bij de Leidsepoort, 1678)

relatie: ondertrouw Amsterdam 15-4-1656, trouwt Arnhem:

Johan van Schrieck(en) (Schrik), geboren: Arnhem

overleden: voor Wenefrida Blijdenbergh, na 1666

beroep: advocaat voor het Hof van Gelderland

woonplaats / adres: Arnhem (1656), Amsterdam (1658)

ouders:

overleden: na mrt 1667

beroep:

woonplaats / adres:

relatie:

overleden:, begraven: Amsterdam 16-1-1675

beroep: advocaat bij het Hof van Holland

woonplaats / adres: Amsterdam (Singel bij de Koningstraat, 1675)

relatie:

overleden:, begraven: Amsterdam 27-12-1669

beroep:

woonplaats / adres: Amsterdam (Nieuwezijds Voorburgwal 1669)

relatie: ondertr. Amsterdam 18-8-1655, 1e proclamatie Nijmegen 12-8-1655

Arnoud van Zeller (Arnold van Zelder), geboren: Nijmegen ca 1628

overleden: na december 1672

beroep: koopman in wijn

woonplaats / adres: Nijmegen (1655), Amsterdam (1665-1669)

ouders: Jan van Zeller en NN

weduwnaar van Bernarda Steenhouwers

overleden:, begraven: Amsterdam 10-1-1640

Biografische aantekeningen


Pietronella van Toorenvliet, dochter van een opvliegende kroegbaas in Leiden maar telg uit een respectabele familie, heeft kennelijk geen moeite met een buitenechtelijke relatie met een veel oudere man. Ze heeft al drie kinderen van Jacob Blijdenbergh voordat ze met hem trouwt en nog eens tenminste acht kinderen krijgt. Jacob heeft daarvóór ook al twee kinderen uit zijn buitenechtelijke relatie met Sophia/Sijtje Jans. 


Bronnen



* 1628, 14-11: Stadsarchief Amsterdam, NA Nots Palm Mathijs [442, akte 291825, fol. 286]: Jacob Cornelisz Blijenberch, coopman binnen deser stede, cloeck en gesont (...) herroept alle eerdere testamenten, "specialijck de testamente voor den notaris Willem Cluijt ende seeckere getuijgen opten twintichsten October XVIc drieendetwintich gepasseert (...) heeft de voornoemde testateur gelegateert ende besproocken aen Theuntjen Rutgers, nagelaeten dochter van Rutger Cornelisz, sijn testateurs saliger broeder ende bij gebreecke van haer desselffs kint of kinderen die sij sal comen te natelaten de somme van drie duijsent gulden. Legateert mede aen Claes Pieterszoon, de nagelaten soon van Fuijsgen Cornelisdochter sijn testateurs zuster zal: ende bij gebreecke van hem desselffs wettige kint off kinderen die hij sal comen te procreren ende in leven natelaten in sijn plaets de somme van duijsent gelden. Legateert mede aen Geertruijt Jacobs ende Bartelmeus Jacobs, sijn naturelijcke dochter ende soon geprocreert bij Cijtgen Jans van Antwerpen elcx tien duijsent gulden. Legateert mede aen Eva Jacobs sijn natuerlijcke dochter geprocreert bij Peternella Pauwels van Leijden de somme van tien duijsent gulden. Ende alsoo deselve Peternella Pauwels bij hem testateur jegenwoordich weder swanger gaet soo ist dat hij testateur 't selve kint daer sij van bevrucht of swanger gaet ter werelt soude mogen brengen mede genieten sal Thien duijsent guld: eens, ende meer ter werelt komende over deselve bevruchtinge sal elk kint genieten tien duijsent gulden. Ende wil hij testateur dat deselve Peternella Pauwels soo lange sij ongehuwt blijft haer eerlijck comporteert de vruchten van dezelve haer kinderen sal genieten ten overstaen vande twee voochden dien hij testateur onder sijn handteecken apart sal nomineren" (...) zij moet de kinderen dan wel opvoeden, kleden en 'schoolgaen'. De goederen die Geertruid Jacobs, Bartholomeus Jacobs, Eva Jacobs en het nog ongeboren kind erven zullen, bij de dood van één van hen, overgaan op de anderen, zonder aftrek van kosten, en bij het overlijden van allen terug naar de familie van Blijenberch. De weeskamer wordt van bemoeienis expliciet uitgesloten. Indien hijzelf én de kinderen van Petronella Pauwels mochten overlijden, dan erft Petronella fl 2000,-. In de rest van zijn erfenis benoemt hij tot zijn erfgenamen: zijn broer Pieter en zijn zussen Machtelt, Neeltgen en Grietgen in gelijke portien.

* 1632, 30-3: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Matthijs [446- akte 272645, fol. 73]: huwelijkse voorwaarden. Gecompareerd d'eerzame Jacob Cornelisz Blijenberch, toekomende bruidegom, geassist met Mr. Troijanis de Magister, advocaat en goede bekende, en de eerbare Petronella Pouwels van Toorenvliet, toekomende bruid, geassiteerd met de heer Joannes Cristinus, docter in de rechten, haar schoonbroeder ter andere zijde. Ze willen een christelijk huwelijk aangaan; de bruid brengt een kapitaal van fl 2000,- in en de bruidegom alle resterende goederen die hij nu nog bezit. Als de bruidegom overlijdt voor de bruid, of er nu kinderen zijn of niet, dan krijgt zij die fl 2000,- terug plus de erfenissen die haar tijdens het huwelijk nog ten deel mogen vallen en de kleren en kleinodiën die ze draagt, en ze krijgt dan ook nog een duarie uit de gereedste goederen van de bruidegom van fl 16.000,- plus nog eens het vruchtgebruik van het kapitaal dat haar kinderen, die ze nu al heeft en nog uit dit huwelijk zal krijgen, zullen erven, maar "sonder dat deselve bruijt van de vruchten van de goederen die de twee geligittimeerde kinderen van de bruijdegom te erven ijets sall komen te genieten". Verder zal deze fl 16.000 die zij als duarie zal genieten na zijn dood, na haar dood georven worden door al zijn kinderen: gelegitimeerde kinderen, voorechtelijke kinderen van deze bruid en kinderen die uit het huwelijk nog geboren zullen worden. Akte opgesteld door de notaris, in het woonhuis van de bruid op de Rozengracht in het bijzijn van de genoemde assistenten.

* 1632, 31-3: Stadsarchief Amsterdam ondertrouw [DTB 672-106]: “Comp Jacob Corneliss van Blijenberg, van A., oud 44 jaren, op de Conixgragt (sic!), geen ouders hebbende, en Pieternella Pouwels, van Leijden, out 25 Jaeren, geen ouders hebbende, geasst met Catharina Pouwels , haar suster, woon op de Roosegragt. (w.g.: Jacob Cornelisz Blijdenberge; Pieternelga Poulus) (i.m.: dese persoonen sijn getrouwt te Sloten op den 19 April 1632, volgens de… etc)

* 1632, 22-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Matthijs [446- akte 304773, fol. 105v]: testament. Verschenen de eerzame Jacob Cornelisz Blijenberch, burger dezer stede, gezond en bij zijn verstand, herroept alle eerdere testamenten. Hij nomineert en institueert tot zijn erfgenamen Geertruijdt en Bartholomeus Jacobsz zijn twee geligittimeerde kinderen, daer moeder af is Lucia Jans, Eva, Cornelis ende Weijntgen Jacobs sijne drije kinderen die hij geprocreert heeft bij sijn iegenwoordige huisvrou genaempt Petronella Pauwels ende de kind of kinder die hij bij haar vorder sall comen te procreren in gelijke portie, waarbij ze allen op dezelfde manier behandeld worden alsof ze van één moeder zijn.

* 1632, 29-8: Stadsarchief Amsterdam: DTB dopen [41-208]: gedoopt IJfva, dochter van Jan van Torenvliet en Aechie van Torenvliet; get: Pietronelle Blijenbergh

* 1633, 26-2: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [447 - akte 268330, fol. 36]: Jacob Cornelisz Blijenberch, coopman, machtigt Peternelle Pauwels, zijn beminde huisvrouw, om uit handen van haar Edele voogden te Leijden de penningen te ontvangen die onder hen berusten, haar opgekomen en aenbesturven van haere bestemoeder en andere vrunden, als ook de erfenisse haer aenbestorven van haar broeder Willem Pauwels, en zijn (Blijenberchs) naam te verbinden als cautionaris bij het lichten van deze erfgoederen door Johannes Christunius en Jan van Doornvliet.

* 1633, 29-12: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Matthijs [447- akte 305519, fol. 275]: Jacob Corneliszn Blijenberch, heeft voor en van wegen Aecht van Doornvliet, procuratie hebbende van haar man Jan van Doornvliet op de reijs naer Oost indië zijnde, gesonstitueerd en borg gesteld voor de nog resterende goederen die berusten onder de voogden van haar en haar man, genaamd Jan Lucq en Willem Benningh (bij testament aangewezen). Blijdenbergh, aennemende en belovende sulkx zodane goederen als bij specificatie blijken zal bij dezelve Aecht van Dorenvliet uit handen van uit handen van deze voogden jegenwoordig uit heur handen gelicht die tot vermaning van deze voogden weer te restitueren, zo in toecomende tijden bij de rechter verstaan zoude mogen worden over dezelve Jan van Dorenvliets onmondigheid, die kwalijk gelicht zouden zijn geweest.

* 1634, 15-10: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [448 - akte 233725, fol. 127v]: Jacob Cornelisz Blijdenberch en Johannes Christenius, advc:, hebben elk als principael en samen onder renuntiatie van de benificien ordinis etc. beloofd Huijch Segersz van Campen, wonende te Leijden, te bevrijden en schadeloos te houden voor de borgtocht die Van Campen zal aangaan voor David Dircksz de Rijck X Maria Paulusdr. van Thorenvliet voor het lichten van het erfdeel dat De Rijck toekomt in de nalatenschap van Willem Paulisz van Thorenvliet die in Oostindien soude overleden sijn en die ter weeskamer van Leiden berust. Blijdenberch en Christenius zetten daarvoor hun persoon en goederen als onderpand in.

* 1635, 23-1: Stadsarchief Amsterdam, communicantenregister Remonstrantse Gemeente [arch 612-invnr 301]: Agata van Toorenvliet, huijsvrouwe van Jan van Toorenvliet, wonende op de Singel ten huize van Jacop Cornelisz Blijenburch.

* 1637, 8-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [450 - akte 302169, fol. 43]: Docter Joannes Chrestenius, getrouwd met Catalina Pouwelsdr van Torenvliet, d'eersame Jacob Cornelisz Blijenberch getrouwd met Peternella Pouwels van Torenvliet, en Gata Pouwelsdr van Torenvliet, huijsvrouwe van Jan van Torenvliet in Oost Indien zijnde en door hem gemachtigd; 't samen mede erfgenamen van Willem Powelsz van Torenvliet, zoone van Pauls Willemsz van Torenvliet ende Eva Cornelisdr Rat, haer comparanten schoonbroeder en broeder respective, als elcx van een gerechte vijfde part, machtigen Jan Carbe, klerk van de weeskamer van Leiden om bij de weesmeesters te verzoeken lichting van hun aandeel in de goederen die Willem Pouls van Torenvliet metter dood heeft nagelaten en die in de weeskamer berusten. Zij stellen zichzelf en hun goederen als onderpand en bovendien stelt Huijch Segersz van Van Campen zich hiervoor borg. 

* 1638, 20-5: Stadsarchief Amsterdam, transportregisters: Jacob Blijenbergh verkoopt voor fl 4500,- aan Pieter Sas, kistemaker, een huis en erf op de Haarlemmerstraat aan de Noordzijde, belend Herman Henriksz Tol aan de oostzijde en Joris Backer aan de westzijde en Jan Gerritsz Croock aan de achterzijde. Zijn borgen zijn Jan Jacobsz Granaet en Claes Claessen Frison, kleermaker.

* 1644, 20-9: Stadsarchief Amsterdam begraafregister [1055-17: Nieuwe en Engelse kerk]: Jacob Blijenburch op de Cingel, een kindt op dito, fl 4:-

* 1644, 25-10: Stadsarchief Amsterdam begraafregister [1055-18: Nieuwe en Engelse kerk]: Jacob Blijenburg een kint - f 4:-:-.

* 1647, 23-12: Stadsarchief Leiden, Notarieel, Nots Kaerl Outerman, invnr 440, fol. 189: Daniel Lommen, blauwverver, bekent schuldig te zijn aan Jacob Cornelisz Blijenberch, coopman tot Amsterdam, ruim fl 1200,-, ter sake van twee tonnen indigo.

* 1647, 20-4: Stadsarchief Amsterdam NA Nots Pieter de Barij [invnr 1661]: mutueel testament. Petronella van Torenvliet laat alles na aan haar man, Jacob Blijdenbergh de helft aan zijn vrouw en de andere helft aan zijn kinderen en zijn gelegitimeerde zoon Bartholomeus Jacobsz Blijdenbergh, die echter het huwelijksgeschenk daarvan af moet trekken.

* 1649, 3-7: Erfgoed Leiden, NA, nots Cornelis van Scharpenbrant [795-akte 60]: Samuel Lee, tabaksverkoper, stelt zich borg voor Thomas Jansz, wolverver, ten behoeve van Jacob van Blijenburg, coopman tot Amsterdam, voor het vonnis dat maadag jongstleden ten laste van Thomas Jansz en ten behoeve van Blijenburg door schepenen van Leiden is gewezen.

* 1653, 29-12: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel, Nots P. van Tol, invnr 2421B, fol. 347: Jacob Cornelisz Blijdenberch, koopman, machtigt de E. Matthijs Benninck, procureur, om zijn zaken te behartigen in Leiden.

* 1654, 5-9: Erfgoed Leiden e.o.: NA nots H.M. Brasser [408-208]: Jeremias Vredeland, predikant te Seijst, Catarina van Torenvliet, wed. van za: Dirc Segerszn van Campen, wonende aan de Bredestraet, juffr Petronella van Torenvliet, huijsvr van Jacob van Blijenburch, seggende speciale last te hebben van haren man, mitsgaders van Do Johannes Christenius, professor tot Harderwijc als getrout hebbende haer suster Catarina van Torenvliet, uijtwijsende procuratie (die ze ter weeskamer heeft vertoond) voor nots Petrus van Tol tot Amsterdam; Quiring Claesz Moij, veertig in de raad dezer stad, getrouwd met Machtelt van der Nouga, voor hemzelf en als voogd over de nagelaten kindern van Susanna van der Nouga (...) ende noch Mathijs Benning, notaris, voor zich en voor zijn vader Willem Benning. Deze getuigen verklaren erfgenamen te zijn van Jan van Torenvliet die naar Oost Indië is getrokken en verondersteld wordt te zijn gestorven; ze hebben de goederen ter weeskamer gelicht, die bedragen fl 2181:11:8,- plus een rentebrief en een obligatie. Ze machtigen Matthijs Benning om namens hen die papieren te incasseren en de opbrengst eerlijk te verdelen.

* 1655, 19-11: ORA Enschede SG.025.349: Hindrick Becker, volmr: van seigneur Blijenberch tot Amsterdam bespreeckt Jochem van Lochem voor een somma van een hondert twaelff carglds: <...> cum interesse, versocht onder protest van costen ineischinge et si non compareat, contuamciam. Becklaeghte per filium versocht 14 daege. [Dit kan niet anders dan Jacob Cornelisz Blijdenbergh betreffen! De hier genoemde Jochem van Lochem is KWS-115 en -117]

* 1656: Stadsarchief Amsterdam, transportaktes: Jacob Blijdenbergh treedt op in KWS 1656 als borg voor de verkoop van een huis uit de boedel van Henrick Hamel en Aeltje Drijvers

* 1660, 6-8: Stadsarchief Amsterdam Notarieel, Nots. Pieter van Tol, invnr 2424B, fol 13: Op 6-8-1660 Comp Mr. Eduardus Blijdenbergh, advocaet, als last en procuratie hebbende van Jacob Cornelisz Blijdenbergh, coopman alhier, ter eenre, en Abraham Bastingius, coopman te Leijden, jegenwoordig gegijselt in ’t Reijgertje alhier vanwege een schuld van 1100,- die Bastingius aan Jacob Blijdenb. heeft. Ze komen overeen dat er 800 betaald zal worden: 500 nu en 300 over drie maanden, en dat Bastingius zelf de kosten van de gijzeling betaalt. Voor die 300 gulden staat borg Martin Delv, schoonzoon van Bastingius.

* 1661, 30-12: Stadsarchief Amsterdam begraven [DTB 1055-132]: Jacob Blijdenberg op de Secgel - kint, fl 4:-:-

* 1663, 14-7: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2425A, fol. 109: een verklaring van twee oude mannen (w.o. Henr. Henr. Bunschoten) op verzoek van Jac Corns Blijdenbergh over huisjes in de Passementsteegh bij de Heiligeweg, die zij heel goed kennen.

* 1663, 29-9: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Pieter de Barij [invnr 1670]: mutueel testament. Gecompareerd: Jacob Cornelis Blijenbergh en Petronella Paulus van Thoorenvliet. Ze herroepen oudere testamenten, waaronder het testament van 20-4-1647 en het codicil van 15-11-1657 beide voor nots Pieter de Barij, en het door hen beiden opgestelde codicil van 1-9-1660, alsmede de huwelijksvoorwaarden die voorafgaand aan hun huwelijk hebben opgesteld. Als zij eerst sterft, dan erft hij alles. Als hij eerst sterft, erft zij de helft. "Instituerende mits desen hij testateur om redenen hem bewegende, de naergelaten kinderen van Bartholomeus Blijenbergh, sijn overleden gelegitimeerden soon bij representatie in hun vaders plaats alleen in hunne bloote ende naeckte legitieme portie nae 'talderscherpste van 'trecht. Wel verstaende dat deselve kinderen aleer de legitieme portie te genieten schuldich ende gehouden sullen sijn alvooren in sijnen boedel in te brengen soodanige sommen van penningen als hij Bartholomeus Blijenbergh genoten heeft ten huwelijck ende bij uijtsettinge, mitsgaders nae dat hij getrout ende naerderhandt bij de Ed Heeren van den Gerechte van sijne huijsvr Maria Hamels gesepareert is van bedde en bijwoning, volgens 't bewijs daer van sijnde, alles met interes van dien totte volle ende effectuele betalinghe. Ten waere van de voorsz Bartholomeus kinderen ofte derselver naergenoemden vooghden de testatrice ende sijn testateurs hier onder genoemde erfgenamen remitterende de openinge van sijnen boedel (etc)". Tot executeurs stelt hij prof. Johannes Christenius en Cornelius Noorman. Hij prelegateert zijn zes jongste kinderen, namelijk Eduard, Sophia, Geertruijd, Maria, Cornelis en Jacobus Blijenbergh elk fl 1000,-. ter compensatie van soodanige penningen als de twee oudste kinderen, Wenefrida en Paulus, eerder al ontvingen.

* 1663, 5-10: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2425A, fol. 171: Hendrikje Hermans, j.d., 28 en Giertje Dircx, j.d. 25, verklaren op verzoek van Petronella Thorenvliet, huijsvrouw van de koopman Jacob Cornelis Blijenberch, dat zij Lysbeth Rijckmans wel kennen. Rijckmans was de oud-dienstmaagd van Thorenvliet, die is weggelopen van het huis van Thorenvliet. Toen ze dreigde dat te zullen doen zei Thorenvliet: “ik raede jou niet datje gaet”, en anders wordt er op je huur gekort. Rijckmans heeft, volgens de meiden, vaak gezegd dat Thorenvliet haar hele familie te schande maakte en injureerde, dat ze schold en lasterde. (mede ondertekend met een weinig zwierige handtekening van “Jacob Blijdenbergh”)

* 1663, eind okt: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2425A, fol. 206: Cornelis de Rijser, koopman, 34, vertelt op verzoek van Jacob Cornelisz Blijdenburch dat de dienstmaagd van Francois van de Cappellen, gewezen verwer en failliet, hem diverse malen gevraagd heeft om het “cleijn clieckje” dat De Rijser nog aan Cappellen schuldig is te betalen, maar De Rijser betaalt alleen aan de curator, niet aan de falliete Cappellen. Daarop heeft de moeder van Cappellen voor het huis van De Rijser veel rumoer gemaakt.

* 1665, 27-2: Stadsarchief Amsterdam, Not.Arch, nots Pieter van Tol, invnr 2426A, fol. 37: Jacob Cornelisz Blijdenbergh machtigt, vanwege zijn hoge ouderdom, zijn zoon Mr. Eduard Blijdenbergh, advokaat, om al zijn zaken te behartigen (w.g. Paulus Blijdenbergh (getuige?) en Jacob Blijdenbergh)

* 1665, 2-6: Stadsarchief Amsterdam begraven [DTB 1055-160v Nieuwe en Engelse kerk]: 3 1/2 (uren de klok geluid), Jacob Blijenberch op de Sencgel, fl 8:-:-

* 1666, 14-4: Stadsarchief Den Haag, notarieel, notaris Johan Hacquart: blijkens de index is hier een akte over wijlen Jacob Blijenberch X Petronella van Thoornvliet en hun dochter Winefried Blijenberch, getrouwd met Jan van Schriek.

* 1666, 18-9: Stadsarchief Amsterdam ondertrouw [DTB 489-145]: Hendrick Bresser, van Calcar, Rentmeester, out 26 Jare, geassist met sijn broeder Harmen Bresser en verclaerde d'professor Christenius dat de bruijdegoms vader consent in dit houwelijck droegh, woont tot Calcar, ende Geertruijd Blijdenbergh, van A. 26 Jare, geasst met haer moeder Petronella van Toornvliet woon op de Zingel (w.g. Hendr Bresser Schalq..., Geertruda Blijdenbergh)

* 1667, 14-3: Stadsarchief Amsterdam, NA, nots A. van den Ende [3659, fol 87]: testament van juffr Petronella van Thoornvliet, weduwe van salige Jacob Blijdenberg in sijn leven coopman tot Amsterdam. Ze herroept haar eerdere testamenten, m.n. het mutueel testament voor nots Pieter de Barij dd 29-9-1663. Haar universele erfgenamen zijn haar acht kinderen, met name: Wenefrieda, Paulus, Eduard, Sophia, Geertruid, Maria, Cornelis en Jacobus Blijdenberg, elk voor 1/8 deel. Daarbij wordt bepaald dat haar zoons Paulus en Cornelis geen rechtstreekse zeggenschap krijgen over hun erfdeel, maar een jaargeld ontvangen. De vier dochters, die alle vier getrouwd zijn krijgen, zo lang hun echtgenoten in leven zijn, slechts het vruchtgebruik en na de dood van die echtgenoot de gehele erfenis - of als zij eerder overlijden dan hun mannen, dan krijgen hun kinderen de hele erfenis. Voorts begeerde de testatrice dat dochter Wenefrieda gedurende haar leven zal genieten de huurpenningen en vruchten van het hoekhuis op het Leidseplein, waar de Backer woont, welk huis na Wenefriedes dood door haar broers en zusters georven zal worden. Ze sluit de weeskamer van bemoeienis met de nalatenschap uit, en behoudt het recht om codicillen toe te voegen. (w.g. Pieternella van Toorenvliet, wedu Jacob Blijdenbergh, get: prof.dr. Johannes Christonius en Johannes van den Broeck, nots Abraham van den Ende)

* 1667, 3-5: Stadsarchief Amsterdam, transportaktes: Gecomp. Petronella van Toornvliet, weduwe van Zal. Jacob Blijenbergh, geassist met de heer professor Joannes Christenius [hij is de man van wijlen Catharina van Toornvliet] etc, hare vierendelen soo men die naast conde gekrijgen heeft verkocht voor fl 6600,- aan Barend Holleman, koopman, een erf nr. ..., met stenen wal, heij- en metselwerck, vrije schuttinge en loods, gelegen op de nieuwe heerengracht, in ’t Park A.

[Volgens het Jb. Amstelodamum 48 (1956) p.47, had Jacob Blijenberg dit perceel op 23-5-1664 van de gemeente gekocht voor fl 4490, het erf naast dat van Adriaan van Loon. Er was dus al flink wat werk verricht, maar het was nog niet klaar. Het huis, nu Herengracht 901, kwam in 1670 gereed.]

* 1667, 20-5: HUA, DTB begraafregisters [711 125-159]: begraven Buerkerk Margaretha van Kilsdonck, huijsffr van Dirck Schade aen St Jansdam naerl: haer man en unmondige kinder , begr Buerk B, 8 gl 12 dr

* 1667, 27-8: Stadsarchief Amsterdam, DTB ondertrouw [490-391]: …. Sijn ingetekent op acte van NN tot Mijtrecht: Dick Schade, wedr. Van Margrita Kilsdonk, woont tot Mijtrecht, ende Petronella van Toornvliet, wed. Jacob Blijenburgh, woon tot Cortenhoef

* 1668, 15-5: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel, nots A. van den Ende, invnr 3660: Compromis: Gijsbertus van Diemen, bewoonder van het huis op de Singel bij de Cooningstraat, toebehorende de weduwe van Jacob Bleijenbergh, ter eenre, en Juffr Petronella van Thoorenvliet eerder weduwe van Jacob Bleijenbergh en jegenwoordigh huisvrouw van Dirk Schade, als administratrice van de goederen per huwelijkse voorwaarden in het huwelijk gebracht en onder haar beheer vallend, ter sake van incommoditeiten en ongelegentheijt die Van Diemen door ’t timmeren van t nieuwe huijs naest het huis bij hem bewoont

* 1668, 11-12: Het Utrechts Archief, Notarieel: Pitronella van Doornvliet, weduwe en boedelhoudster van Jacob Blijenberch, in leven coopman te Amsterdam, machtigt haar zoon Mr. Eduard Blijenberch, advocaat bij de Hove van Holland, om geld te ontvangen van de mombers over de onmondige kinderen van Reijnart Jans, in leven linnen blauwverver, gewoond hebbende tot Lier bij Emden; hij op zijn beurt machtigt de procureur Wesselis Oeneke te Lier om die vordering van fl 149,10,- te incasseren, (w.g.: Peternella van Toorenvliet; Mr. Eduard Blijdenbergh)

* 1668, 16-12: Het Utrechts Archief, Notarieel: andersom machtigt Mr. Eduard Blijenberch zijn moeder Petronella van Doornvliet om namens hem geld te incasseren bij Christiaen Haijer, verver tot Zwoll, en bij Willem Bender, verver tot Lier, wegens geleverde waren. Getuige: Jacobus Blijdenbergh en Johannes van de Water.

* 1669, 2-3: Het Utrechts Archief, NA nots C. van Schuijlenborch [34-4.U056a006 akte 48]: Petronella van Thoornvliet, een weinig ziekelijk van lichaam, X Dirck Schade, Nieuwegracht te utrecht: prelegaat aan haar vier dochters Wenefrida, Geertruijt, Sophia en Maria van Bleyenberch van al haar lijfgoed en juwelen. Codicil bij testament dd 14-3-1667 nots A. van den Ende te Amst.

* 1670, 28-11: Stadsarchief Amsterdam begraven [DTB 1056-39 Nieuwe en Engelse Kerk] Pietronella van Toornvliet opt nieuwesijts Verburghw: fl8,-.

* 1671, 15-10: Stadsarchief Amsterdam, transportaktes: Gecomp prof. Joannes Christemius etc, als bij Schepenappoinctement dd 10-12-1670 (geregistreerd Schepenminuutregister 296 vo) executeurs van het testament van Petronella van Toornvliet, weduwe van Jacob Blijenberg, verkopen aan Cornelis en Jacob Blijenburg 7/9 parten in een huis en erf, nr. 3, zijnde een pakhuis, staande en leggende int Zaaijerstraatje bij de Heijbrug op t Singel (= Dubbeleworststeeg), waarvan de kopers de overige twee negende delen bij deling zijn te beurt gevallen

* 1672, 24-12: Stadsarchief Amsterdam, 5075 NA nots D. van Doornik [1963 akte NOTD02645, fol 307]: Compareerden voor mij Davd Doornick Notaris publicq, bij den Hove van Hollandt geadmitteert, residerende binnen Amstelredamme ende den getuijgen naergenoemt, de Heer en Mr. Johan van Loemel, advocaet ende Aernout van Zelder, Coopman binnen dese Stadt, Ende verclaerden dat sij luijden Comparanten hebben gesien ende geexamineert de acte van Accoort, repartitie, ontfangh, quitantie, ende cautie mitsgaders vorder inhouden vandien, bij wijlen de Heer ende Mr. Johannes Christinius, in sijn leven Prossessor inde rechten alhier gepasseert voor mij Notario ende zeeckere getuijgen op den xxxen. Martij xvjc: Achten Sestigh ende dat sijluijden (ingevoegd: te weten de voorsz heer Loemel voor hem selven) niet alleen als mede erffgenaen van d'selve heer Christenius zalr. (ingevoegd: ende dvoorss. van Zelder als vader ende voochdt van sijne kinderen, mede erffgenamen van wijlen Catharina van Torenvliet in haer leven huijsvrou van de voorn heer Christenius zalr:) den inhouden van de gemelte acte ende tgeene daer bij door den selven Heer Christenius soo voor hem selven als mede Crediteur vanden boedel ende nagelaten goederen van wijlen Gillis Jansz Valckenier als oock als last ende procuratie hebbende van Juffr. Petronella van Torenvliet, Weduwe van Jacob van Blijenbergh ende voor haer caverende, mede Creditrice als vooren is gedaen ende belooft, approberen, ende sulcx oock beloven te presteren, maer dat mede sijluijden Comparanten, hen tezamen ende elcx bij sonder ende ijder voor ‘t geheel, als oock een ijegelijcken van hen beijden in sijn prive hebben geconstitueert ende gestelt, gelijck sij doen bij desen tot borgen ende Cautionarissen inde plaetsen van Sr: Pieter van Cotteren ende de heer Martinius Birrius Doctor inde Medicijnen, die hen bij d' voorsz. acte tot borgen hebben geinterponeert gehadt, Aennemende ende belovende derhalven sijluijden Comparanten (onder renunciatie van het benefitiem ordinis, civisionis et exxcussionis, den effecte vandien wel verstaende :) te presteren, te voldoen ende te betalen alles wat door de voorss. Pieter van Cotteren ende Dr. Martinus Birrius in ende bij de bovengenoemde acte is belooft ende waer voor sijluijden hen aldaer tot borgen gestelt gehadt hebben, even als off sij Comparanten ten dien tijde selffs waren gecompareert geweest ende hen alsdoen daer vooren tot borgen geinstitueert hadden, Daer vooren verlindende hen Comparanten respective persoonen ende goederen geen uijt gesondert, de selve submitterende alle rechten ende rechteren; Voors compareerde voor ons Notaris ende getuijgen, Sr. Johannes Jansonius van Waesberghen in qualite als inden voorsz. acte staet uijtgedruckt, Ende verclaerde te accepteren de voorsz. borghtoghte vande gemelte eerste Comparanten, ende daer op mede gequiteert ende ontslagen te hebben, gelijck hij oock doet bij desen, den voorss. Pieter van Catteren ende Dr. Martinus Birrius, van de borghtoghte door henluijden, aen ende ten behoeve van hem Waesberghe ende sijne principalen bij d'voorsz. acte gedaen: met belofte van henlijden ter zaecke dies, noijt te sullen manen ofte aenspreecken, maer oock dienaengaende van alle aanspraecke te bevrijden. Alles ter goeder trouwen ende onder verbandt als na rechte Aldus gedaen binnen Amstelredamme ter presentie van Johannes Ten Hove ende Job de Jonge Inwoonders deser Stede als getuijgen hier overgestaen den xxiiij Decembris xvic. TweenSeventigh.

* 1684, 4-12: HUA: DTB begraven [711 126-524]: Aangebracht den 8 Decemb 1684 - Catharijnekerk, begraafdatum 4 Xd. Dirck Schade laet nae mondige kinderen aen de oude graft bij de gadebrugh ga.. mits gevende 9:9:0.


Openstaande vragen / discussie


Petronella Paulusdr van Torenvliet is afkomstig uit Leiden. Haar vader, de waard Paulus Willemsz van Torenvliet was de zoon of de kleinzoon van de schrijnwerker Pouwel Willemsz X Leiden 1541 Maritje Pietersdr. Bij huwelijkse voorwaarden geeft haar vader, Pieter Cornelisz Kunst aan zijn dochter een deel van een groot pand aan de Nieuwe Rijn; de bruigom brengt de inventaris van een kistenmakerij mee, ter waarde van zeshonderd guldens. Bij kistenmakerij is hierbij niet te denken aan transportkisten, doch aan de bergmeubels uit die tijd. De andere helft van het pand werd bewoond door Maritjes broer Adriaan Pietersz X Maritjen Jan de Wijzendochter en hun zoon Cornelis Adriaansz Cuper.

Pieter Cornelisz. Kunst (ca 1490-1560/61) is een vermaard kunstenaar uit de vroege 16e eeuwse renaissance. Hij trouwde in 1509 met de rijke Maritgen Gerritsdr van Dam en hij was de oudste zoon van de schilder Cornelis Engebrechtsz (ca. 1462-1527).

lit: Jaarboekje Oud Leiden 1961, p. 63 ev.


Petronella's zwager, Johannes Christenius, was een vooraanstaande academicus in Amsterdam.

lit: Dirk van Miert, Humanism in an Age of Science: The Amsterdam Athenaeum in the Golden Age 1632-1704 (Leiden, 2009), p. 76: Johannes Christenius: meldt dat hij geboren is in Noord-Duitsland (1599 of 1600), in Hamburg op school ging en onder andere in Helmstadt studeerde voordat hij in 1627 in de Leidse universiteit de lessen van Heinsius en Cunaeus volgde. Hij reisde naar Frankrijk en keerde waarschijnlijk in 1631 terug; op 8 en 9 januari 1632 woonde hij de inaugurele redes bij van Barlaeus en Vossius. Hij gaf privé-lessen, schreef zich op 15 april 1637 opnieuw in in de Leidse Universiteit, om een maand later zijn proefschirft en dortoraal examen te kunnen afleggen. in juni '37 kreeg hij (dankzij familiebanden met het Deventer stadsbestuur) een docentschap aan het Athenaeum in Deventer. Maar hij woonde in Amsterdam - waarschijnlijk ononderbroken tussen 1632 en 1637. In 1648 werd hij weggekocht door Harderwijk, waar hij de openingsspeech mocht houden van de gloednieuwe "Universiteit". Maar al een jaar later werd hij docent aan het Athenaeum van Amsterdam, waar een veel beter salaris werd betaald (fl 1800,- tegenover fl 800,- per jaar).

* 1672, 5-4: Amsterdamsche Courant: Op den 1 April Oude of den 11 Nieuwe-stijl, en volgende dagen, sal tot Amsterdam verkocht werden de naergelaten Bibliotheecq van de Heer Ioh. Christenius, in sijn leven vermaert Professor in de Rechten: waer van de Catalogus te bekomen zijn in 't Sterf-huys van den gemelden Heer, op de Singel by de oude Luyterse Kerck, en by Adriaen van Gaesbeeck , Boeckverkooper, tegen over de Nieuwe Kerck; tot Leyden , by Daniel en Abram van Gaesbeeck; in 's Gravenhage, by Hermanus Gael, en tot Uytrecht, by Iohannis Ribbius, Boeckverkoopers, en op andere Plaetsen meer.


lit: Oud Holland 1890 [p.215]: N. de Roever, transcriptie van een brief van J. Christenius: AAN BURGEMEESTEREN VAN AMSTERDAM, BERICHTENDE AANNEMING VAN ZIJN BEROEP AAN DE DOORLUCHTE SCHOOL. 25 SEPTEMBER 1659.  Edele Hooch Achtbaare, Eerentveste, Hoochwyse, Seer voorsienige Heer en Burgermeesteren ende Regierders der stadt Amstelredamme. Mijne Hoochgeerde Heeren, UWE Ed. Hooch Achtbs Missive van beroepinge is mij gisteren morgen behandiget, die ick met de hoogste eerbiedigheyt hebbe gelesen. Bedanckende vooreerst Uwe Ed. HoochA.A. ootmoedelijck voor het goetgunstig oordeel, dat Uwe Ed. Hooch A.A. gelieft heeft van mijne geringe gaven en hoedanigheden te nemen, sijnde mij van herten aengenaem, dat door sonderbaare bestieringe des Alwijsen Gods mij gelegentheyt gegeven wort wederom te keeren tot die Stadt, daer mijn herte altijt gewoont heeft, ende aldaer den overigen tijdt mijns levens in so eerlijcke bedieninge te besteden. Sal daerop mijne Heeren Curatoren van de Geldersche Academie, die nu op den Landtdag tot Arnhem tegenwoordig sijn, gelijck mijnen schuldigen plicht vereischt, dese saecke met alle behoorlijcke reverentie schriftlijck bekent maecken ende alle dienstige reden bijbrengen, dat Haere Wel Ed. mijne genegentheyt tot dese roepinge ten goede mogen nemen ende mij endelijck, gelijck anderen professooren, die van dese Academie sijn beroepen geweest, eene goetwillige dimissie wedervaren laeten. Sal oock verder mijne saecken soodaenig dirigeren en spoedigen, dat Uwe Ed. Hooch A. A. begeerte tot dienst van de leergierige jeugt met den eersten mag voldaen werden, doch sal van te vooren in de naestcomende weecke bij Uwe Edd. Hooch A. A. als Godt wil, mij present sisteren, om over mijn verplaetsen naeder te spreecken. Twijvele niet, of Uwe Edd. Hooch Achtb: sullen nae haere hooge wijsheyt en gewoonlijcke goedertierentheyt mijne dienste sodanig recognosceren, dat ick met gerustheyt mijne bevoolen ampt nae behooren mag waernemen. Waerop mij verlatende sal niet ledig staen den Almogenden Godt vieriglijck te bidden Edele, Hooch Achtbaare, Eerentveste, Hoochwijse, seer Voorsienige Heeren, Mijne Hoochg’eerde Heeren, Uw Edd. Hooch A.A. in sijne heylige bewaaringe te nemen en uwe regieringe insonderheyt bij dese gevaerlijcke tijden meer ende meer voorspoedig te maecken. Dit wenscht van grond sijns harten Uwer Edelheden en Hooch Achtbaarheden onderdanigen en getrouwen dienaer JOHANNES CHRISTENIUS. Harderwijck, den 25 September, stilo novo, in’t jaer 1659. (Voetnoot: Nadat Professor Albertus Rusius, de tweede hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid te Amsterdam, op

25 Juli 1659 te Leiden benoemd was, volgde op 18 September het beroep van den Harderwijker hoogleeraar CHRISTENIUS in zijne plaats. Aan zijne levensbeschrijving, gelijk die in v.d. Aa Biogr. Woordenhoek voorkomt, kan ik de volgende bijzonderheden toevoegen. Uit den hier gegeven brief blijkt, dat hij vroeger reeds te Amsterdam gewoond had. Inderdaad had hij zich, na nog niet gansch volbrachte studiën, hier nedergezet en zich in 1632 met Sigfridus Succus en Jacques CARPENTIER verbonden, om voor gezamenlijke rekening gedurende 6 jaren eene drukkerij uit te oefenen. CHRISTENIUS zou corrector zijn tegen 4,5 gl in de week, Süccus zou de pers en de letters aanbrengen en CARPENTIER, die lettergieter was, de nieuwe letters leveren. Vier jaren later was hij gehuwd met eene Dortsche juffrouw Catharina van Torenvliet, die hem eenig fortuin schijnt te hebben aangebracht, zoodat hij weldra in eigendom heel de zeker niet groote drukkerij kon overnemen, welke hij door CARPENTIER liet beheeren, maar na diens dood schijnt te hebben van de hand gedaan, kort nadat hij te Deventer als Hoogleeraar beroepen was (1637). twoorlc vrouw Maria Vot.kees;. die hii als

Hij overleed kinderloos, in 1672 (na Februari) na ook zijne tweede vrouw Maria Volkers, die hij als weduwe gehuwd had, te hebben overleefd en na minstens de zes laatste jaren zijns levens ziekelijk te hebben doorgebracht. Zijne nalatenschap, ongeveer fl 29000, liet hij aan twee zusters kinderen na. Hij was seer bevriend met Abraham Faber, Eloq. et Hist. Rom. Prof., in 1674 zijn opvolger geworden, over wiens zoontje hij zelfs als peter had gestaan.)