XIII-943 van Thorenvliet, Pouwels

Pouwels Willemsz van Thorenvliet

alternatieve spelling: Pauwels, Pouwels, Pouels, Paulus, Pauls, Pouls; Thoornvliet, Torenvliet, Torvliet


ouders: Willem Pouwelsz van Torenvliet en Pietertgen Jansdr Nagtigael


geboren: 1566 <?> of 1577 <!> [hij is vijftien in 1581!]

gedoopt:

overleden:

begraven: Leiden 8-4-1613


beroep: waard in de "Boom" (1605)

woonplaats / adres: Leiden, Breda (poorter 15-10-1598), Den Haag (1611)


relatie: ondertrouwt Leiden 1-5-1598


Yeffken Cornelisdr Radt

alternatieve spelling: Eva; Rat, Raet


ouders: Cornelis Hendriksz Radt (ovl voor 1593, afkomst genoemd in akte 4-4-1606) en Cornelia Hagersdr (Cornelie Adriaen Peter Bouden Hagaerts, ovl na 1593 net als haar moeder Maria Cornelis Godertsz van Ghilse dr, eerst weduwe van wijlen Adriaen Peter Bouden Hagaerts en daarna van Niclaes Cornelisz)


geboren: Breda

gedoopt:

overleden: na 12-4-1620

begraven:


beroep:

woonplaats / adres: Breda, Leiden (1616), Breda


kinderen:

Biografische aantekeningen


Pouwels van Torenvliet is waard in 'De Boom' in Leiden en eigenaar geworden van herberg 'De Vergulden Hulck' in Bodegraven. 

Net als zijn dochter Pieternella, verwekt ook Paulus Willemsz van Torenvliet buitenechtelijke kinderen. Van Torenvliet wordt daarvoor voor het gerecht gedaagd. Het bezwangerde was- en dienstmeisje Willemptgen Maertens wordt op water en brood gezet; door het verbleken van de akte is onduidelijk of Van Torenvliet dankzij ontkenningen met de schrik vrijkomt. Wel wordt hij gestraft voor het beledigen van de rechtbank: hij weigerde zijn hoed af te nemen.

Vijf jaar later, in 1610, wordt hij, opnieuw wegens belediging van Justitie, uit Leiden, Haaglanden en omgeving verbannen. Nu had hij de Officier van Justitie met de dood bedreigd - wellicht uit woede over de vervolging van zijn broer Jan Willemsz van Torenvliet, die eerder voor moord veroordeeld was en nu opnieuw gevangen zat wegens inbraak en diefstal.


Bronnen


* 1581: Erfgoed Leiden e.o.: Lijfrenteregisters akte nr 8: Kapitaal fl 27.1.4, rente% achtste penning (= fl 3:7:8), te betalen op 11 december. De begunstigde is Pouwel Willemsz van Torenvliet, 15 jaar. Zijn ouder (sic! het zijn z'n grootouders) Pouwels Willemsz van Torenvliet (overl. voor 1592) en Maritgen Pietersdr (overl. in/voor 1596) - vanaf 1596 zijn het Maritgens erfgenamen die de heffing betalen, met 1605 als laatste jaar.

* 1595, 1-5: Erfgoed Leiden e.o.: Poorterinschrijvingen E [1266-115]: ontf 3:4:-, Jan Jarichszn van Amsterdam, is opte getuichnisse van Anthony van den Bosch en Pauwels Willemsz van Thoornvliet bij burgemeesteren deser stede tot het poortrecht vandien ontfangen

* 1598, 1-5: Erfgoed Leiden e.o.: DTB ondertrouw 1004 [4-D 38v]: Pouwels Willemszoon van Thorenvliet, van Leijden, jonghgesel, vergeselschapt met Willem Pouwelszn van Thorenvliet sijn vader ende Pouwel Pouwelszn van Thorenvliet, sijn Oom, Met Yeffken Cornelis Radtsdr, jongedochter van Breda, vergeselschapt met Cornelia Hagersdr haer moeder ende Pietertgen Jansdr haer bekende.

* 1598, 2-5: Erfgoed Leiden e.o.: DTB ondertrouw 1004 [87]: Pouls Willemszn van Torenvliet, jongesel van Leijden met IJefgen Cornelis Raets jongedochter van Breda.

* 1598, 15-10: Stadsarchief Breda: Poorterboek [2111-228]: Pauwels van Thornvliet van Leijden heeft ten staen van de buijten Burgemeester mr. Sebrecht Stgrauwtsz gedaan den Eedt als poorter deser stad en betaelt (etc) XVen Octobris 1598

* 1601, 18-4: Stadsarchief Breda, 1601 NA nots A. Dryven [18-37]: Jan Henrickx Rate en Pauwels van Torenvliet (man/voogd van Eva, wijlen Cornelis Henricx Ratedr, ook namens haar zus Adriaena en broer Cornelis Cornelis Henricx Rate dochter en sone) machtigen Adriaen van den Beemden en Geerijt Aertssen van Loon om metten anderen erffgenaemen van Cornelis Joostten van Ghilste te procederen tot scheiding en deling en hunlieder part te verkopen alles af te handelen met de andere erfgenamen van Peeter Cornelis Joosten op de verkoopdag te verkopen aan de meestbiedende of de partij die zij het meest geschikt vinden.

* 1601, 27-7: Stadsarchief Breda: Schepenbank, Vestbrieven 1601 [500-106]: Quamen: Peeter ende Gebrecht, zonen van Joost Peters van Ghilse, hun zuster Beatris X Lenaert Anthoniszn de Haen, hun zuster Maria X Willem Lambrecht Iooszn, voor zichzelf en in naam van Cornelis de jonge, zoon van wijlen Cornelis Joost Peterszoon van Ghilse, te samen als één partij, en Jan Henricx Rat zoon, Eva Cornelis Henricxz Rat dochter X Pauwels van Torenvliet, Adriane Cornelis Henricxz Rat dochter X mr. Michiel Willemszn en Jan Henricxz Rat ook nog als oom en voogd van Cornelis Cornelis Henricxz Rat zoon, als andere partij. Zij verklaren en bekennen aangaande de goederen nagelaten door Peeteren, zoon van wijlen Cornelis Joost Peterszn van Ghilse de oude, waarin ze blijkens het testament elk een zevende deel bezitten, minnelijk met elkaar geaccordeerd te zijn de erfenis te scheiden. De eerste partij krijgt de gehele erfenis, met uitzondering van wat de tweede partij krijgt. De eerste partij zal ook de actie volgen die de tweede partij heeft aan de goederen van wijlen Henrick Cornelis Joosten van Ghilse zoon (boven de kleren, goederen die deze Henrick aan wijlen zijn broer Peeteren heeft gelegateerd), waarvan de weduwe van Henrick op grond van een testament het eigendom claimt. De eerste partij zal moeten voldoen de legaten die Peeteren van Ghilse aan verscheiden personen heeft vermaakt plus de eventuele schulden. De tweede partij ontvangt de somme van penningen die zij op de coopdag van zijn haestelijke goederen besompt (= opgesomd) hebben. Ook krijgt de tweede partije alle goederen die Peeter van Ghilse in bezit had of gerechtigd was tot de nalatenschap van wijlen heer en mr. Peeter de Hooge, plus de goederen die Peeter van Ghilse uit de nalatenschap bezit van Cornelie Henricx Rat en in vruchtgebruik zijn bij haar man Henrick Lucas Adriaenszoon. En tenslotte betaalt de eerste partij nog aan de tweede partij een som van fl 350:-:- en fl 17:10:- die zij verteerd hebben ten huize van Hans de Raedt. Ook moet de eerste partij nog uitreiken aan de armen of aan de naaste vrunden van Peeter van Ghilse fl 30,-, de helft naar goeddunken van de tweede partij uit te reiken aan armen of aan schamele vrienden van Van Ghilse. De tweede partij bekent hiermee voldaen te zijn "van alle alsulcke penningen als de voorsz wijlen Cornelis Joost Peeters van Ghilse de oude heeft ontfanghen ende geprofiteert vuijt het sterffhuijs van de voorsz wijlen heer Peeter de Hooge die volgende desselfs heer Peeter de Hooges testamente moeten blijven, succederen oft versterven aen sijne gerechte erffgenaemen.

* 1605, 1-8: Erfgoed Leiden e.o.: 508 ORA Crimineel Klachtenboek [3+6, blad 31v]: Loth Huijgens Gael, schout der stad Leijden van 's Heren wegen in cas van delict beschuldigt voor Schepenen alhier Pouls Willemszn van Thorenvliet waerdt in den Boom, gehe in persoonhem aenseggen dat hoe well d'overspelen bij de polijtijcke ordonnantie van de Heren Staten van Hollant van den Jaeren LXXX swaerlijcken verboden sij, oock met den verhael dat sulcke schandelicke sonden de toorne Gordes verwecken ende ontsteecken over de lande ende volcke daer onder die Regieren ende ongestraft blijven daer van 't uijtgedruckte woort Godes <...> den overspeelderen mitter doot te doen straffen ende dat sulx bij deselver Heren Staten politique ordonnantie ver<...> ende gestatueert is, dat een gehuwelickte ... met een ongehuwelickte vrou'persoon overspel <...> bedrijven als der loos ende meijneedich mitter <...> daet verbeuren sall zij ofte <...> Indien hij eenich heeft dat hij <...> verclaert zall werden incapabel (verder verbleekt) [32]: vergeten heeft gehadt, dat hij mitte zelven 't zijnen huijze als elders vleijsschelick geconverseert ende oversulx mitten zelven overspell gecommitteert heeft deur welcke voorsz vleijschelicke conversatie zij bevrucht gew[eest] zijnde nu onlangs geleden van een jonge dochter verlost es ... (hij behoort daarom, anderen ten exempel, gestraft te worden, indien hij het feit bekent, en veroordeeld conform de politieke ordonantie, door de Schepenen: zij verklaren hem eerloos en meineedich en daarom incapabel van alle diensten en officien, en voorts tot een boete van fl 100,- plus alle justitiële kosten, als hij ontkent moet hij in besloten hechtenis genomen worden (verder verbleekt).) [32v]: Procureur Heemskerk protesteert allereerst tegen de bekentenis van Willempgen Maertens. De gedaagde (Pouls van Thorenvliet) ontkent de ten lasten legging. NB: op fol. 30v wordt Willemptgen Maertens gedagvaard; haar wordt verteld dat als een ongehuwd vrouwspersoon met een gehuwde man overspel pleegt, de vrouw de eerste keer voor 14 dagen op water en brood wordt gezet, de volgende keer voor vijftig jaar uit Holland gebannen. Willemptgen Maertens is enige keren gaan wasschen, en heeft ook een tijd als dienstmaecht gewerkt bij Pouls van Thorenvliet, waert in den Boom. De eis is 14 dagen water en brood; de schepenen houden de zaak in beraad, maar Willemptgen moet wel in hechtenis blijven 'ter tijt en wijle anders sal wesen geordonneert', dd 1-8-1605.

* 1605, 16-9: Erfgoed Leiden e.o.: 508 ORA Crimineel Klachtenboek [3+6, blad 36]: Loth Huijgens Gael, schout der stad Leijden van 's Heren wegen in cas van delict beclaecht voor dezen vierschaere Pouls Willemsz van Thorenvliet, ged <...> ter zaeke dat hij opten eersten Augusti voorleden gedachvaert zijnde in persoone voor desen vierschaere over zeekere overspel bij hem gecommitteert met Willempgen Maertensdr poorteresse deser stede hem niet ontfaem heeft tot versmaedenisse van de Justitie met gedeckte hoofde compareerde in de vierschaer, waar hem gelast werd zijn hoed af te nemen, waarop hij meermalen met ongebonden woorde overluijd gezegd heeft dat hij zulks niet wilde doen. Uiteindelijk heeft hij, geïrriteerd, zijn hoed voor de voeten van  Schout en schepenen geworpen - dat kan in een land waar justitie regeert, niet ongestraft voorbij gaan (verder verbleekt). Hij heeft de officier in elk geval 'zeer irreverentelick' bejegend. De Schepenen veroordelen de gedetineerde Pouls van Thorenvliet "alhier in openbaeren Vierschaere mit gebogen knieën en ongedeckten hooffde te verclaeren dat hem van herten leet is de bovengeroerde irreventie alhier ende ter deser plaetsse gedaen ende gepleecht te hebben, gelijck hem oock leet is den Officier vuijt hitte van bloede off anderssints te hebben gedreijcht biddende daerover van Godt Almachtich ende de Justitie van vergiffenisse" (en hij moet de Schepenen bedanken dat zijn straf lager is dan hij verdient)

* 1606, 3-7: Erfgoed Leiden e.o.: Registratie onroerend goed 501A - Bonboeken [6612-255v]: Adres: Gasthuijsvierendeel - Mandemaeckersteech Suijtoostzij (A 86/00 verso). Vanouds Pieter Huijgensz du Boijs ende is gesplist vant IIIIe voorgaende is belast als aldaer. 3-7-1606: Het pertije huijsinge is geteijckent mitte letter B is bij Pieter du Boijs vercoft aen Pouls van Thoornvliet Willemsz om XVIIc gld 25 gld daervan den coper IIIc gld hooftsoms tegens de penningh sestien op renten wert gehouden voorts te betaelen mit C gld gereet ende IIc gld tsjaers Meije 1607 t Ie.; Op 29-4-1610 Is bij Pouls van TRhoornvliet vercoft aen Anthonius Heerman, scheepscapiteijn belast mit een rente van XVIIIgld XV stvrs an Pieter Huijgen du Boijs <etc>.

* 1606, 4-4: Stadsarchief Breda: Schepenbank, Vestbrieven 1606 [505-52v]: Quamen: Jacob, wijlen Henrick van Baerle zoon, voor zichzelf en als voogd namens Cathelijn Laceloots van der, daer moeder af was wijlen Hillegonde Henricx van Baerle dochter, en gemachtigde (o.g.v. procuratie Rotterdam nots Jacob Duijffhuijssen dd 16-3-1606) namens Reinier Arents, ontvanger-generaal van de Admiraliteit te Rotterdam, wegens het erfdeel van zijn kinderen uit de moeder Lavicentia Henricx van Baerle dochter, wegens het huijs en erve nageroert. De vrouw van Henrick van Baerle was Eva mr. Jacobs de Hooge dochter. Verder kwam Mr. Michiel Michielsz als gemachtigde (o.g.v. akte voor Schepenen van Sommelsdijk dd 11-3-1606) en namens Jan Henrick Cornelis Ratten zoon, ook Eva Cornelis Henrick Rattendochter met Pauwels van Torvliet heuren man en voigt, Adriaentken des voorsz Cornelis Henrick Rattendochter metten voorsz Mr. Michielen Michielsz heuren man en voight, Cornelis, den voorsz Cornelis Henrick Ratten sone voor hem zelven. De moeder van deze Henric Rattenkinderen was Cornelie Jans de Hooge, dochter Geraert Geraert Havenrmans zone als vader en in de name van zijne kinderen daer moeder af was Genoviva Aert Aertssen van de Corputdochter. Noch in de naam van Jannen Aert Aertsz van de Corputzone en van Jenneken Aert Aertsz van de Corputdochter. Namens al deze partijen treedt hij op als erfgenaam van wijlen Peter d'Hooge, de volle broer van wijlen Mr. Jacob de Hooge en en Cornelie de Hooge en de halfbroer van Aert van de Corput. Hij verkoopt het huis, erve en achterliggende hof, waarvan de details door deze schepenbrief gestoken zijn, "kommerloos" aan Jenneken Peeter Jönsdochter weduwe van Michiel Cloe, en haar kinderen. De oudste bijgeleverde verkoopbrief dateert van 2-4-1541 en de laatste op 7-5-1545. Blijkens de volgende akte [fol 53v] ligt het huis in de Nieuwstraat in Breda, en is Jenneken Jöns de erfgenamen van Peeter de Hooghe nog fl 750,-  schuldig, te betalen in drie termijn: de eerste nu, de tweede op 4-4-1607 en het laatste op 4-4-1608. (in margine: Michiel Michielsz, chirurgijn, verklaart dat Jenneken de hier genoemde schuld op 4-4-1606 heeft voldaan; Geert Havermans, wachtmeester van de borgerij en Mr. Geerijt Havermans, griffier, en Mr. Michiel Michielsz chirurgijn, verklaren dat Jenneken Peter Jönsdr deugdelijk de tweede en derde termijnen heeft betaald, actum 18-6-1608)

* 1606, 13-7: Erfgoed Leiden e.o.: NA nots Jacob van Tethrode [akte 94]: Pouls van Thoornvliet, waerdt in de Thoelast binnen de stad Leijden, out omtrent XXIX Jaren heeft op verzoek van Pouls van Hage, pachter van de impost van de manufacturen van Leijden, dat deze op 30 of 31 mei ll. met Jacob Cornelisz de Haes in zijn herberg overeengekomen de impost op de manufactuur zijner goederen voor fl 7:0:0 en een canne wijns int gelach. (w.g., onder meer, P. van Thoorenvliet)

* 1606, 29-11: Erfgoed Leiden e.o.: Registratie onroerend goed 501A - Bonboeken [6612-179v] Adres: VleijsHuijs, Corte Pieterskorstege (vet 34 v): Staat vanouds op naam van Marijtgen Claes Willem Nicasius weduwen huijs. Op 6-9-1591 staat aangetekend: Is bij Maerten Jacobsz speciael belast voort bewijs van sijn weeskinderen geteelt aen Marijtgen Willemsdr. Op 30-1-1604: Is bij Maerten Leest vercoft aen Jacob van Heemkerck. Op 29-11-1606 "Is bij Jacob van Heemskerck vercoft aen Pouels van Thoornvliet Willemsz vrij sonder opstal onr:. Op 30-4-1610: Is bij Pouels van Thoorenvliet vercoft aen Pienaer Eduwaert Koussemaecker om rn:

* 1610, 20-5: Erfgoed Leiden e.o.: Crimineel klachtenboek [invnr 3+6, f 212]: Loth Huijgensz Gael, Schoudt der stadt Leijden beclaegt voor schepenen alhier Paulus Willemszn van Thoorenvliet, wonende nu ter tijdt in 's Gravenhage, gedaegde in persoon hem aanzeggende dat hij, gedaagde, in den jare 1605 ter vierschare alhier gedagvaard was ter zake van zeker overspel, en zich toen zo irreverentelick gedragen heeft tegenover de Officier en de Schepenen, waarop hij honorabel gecondemneerd is. Maar hij heeft sindsdien steeds scheldig en injurieus gesproken over de Officier die dat, in hoop dat er vanzelf een eind aan zou komen, heeft laten passeren. Maar een week of acht geleden is hij aan het huis van de Officier gekomen en jegen hemzelven, hoewel die hem een vrindschapswijn inschonk, zeer scheldig uitvoer, wenste dat hij hem op een hoek alleen had en dan zou vermoorden, hij sloeg zich op de borst en pochte dat hij een Italiaanse heer had en nog wel wraak zou nemen, ter vergelding van zijn toenmalige procedure en van de apprehensie van zijn broer, en is daarom met Jan van Thoornvliet de oude op 15 mei j.l. ten eerste de Overwaerder Pieter Sanguijn "ter saecke, sij seijden, tot nadeele van haeren gevangen broeder Jan van Thoornvliet de jonge iet geseijt te sijn," zeer heftig aangesproken, hem in zijn herberg gevolgd en opgezocht om hem te mishandelen. Maar omdat ze hem niet vonden zijn ze naar de het huis Officier gegaan, die niet thuis was, maar in de herberg de Regenbooch bij zeker gezelschap; ze zochten hem op, drongen hem in een hoek en vroegen naar de reden van de detentie van hun broetr, maar de officier zei dat het de plaats noch het moment was om daar iets over te zeggen, maar dat hij wel zou horen waarvan hun broer verdacht was als hij terechtgesteld zou worden. De verdachte is daarop gaan schelden, ook toen de Officier zich weer bij zijn gezelschap voegde; hij heeft het verzoek van de waard om te vertrekken genegeerd, zodat de Officier tenslotte zelf is vertrokken, nadat hij zijn plaatsvervanger opdracht had gegeven tot arrestatie over te gaan. Pauwels van Thoornvliet verzette zich echter zo heftig tegen de arrestatie, met hulp van zijn broer, dat de plaatsvervanger en de politieagenten in levensgevaar raakten. Uiteindelijk is hij in hechtenis genomen, heeft in zijn ondervraging aanvankelijk gelogen en vervolgens niets meer geantwoord, tot zijn eigen schade. Dit moet bestraft worden, in landen waar de justitie een rol speelt. De Officier eist een lijfstraf en verbannen voor tien jaar uit Leiden, Rijnland, Haech en Haech-ambacht, met confiscatie van 1/3 van zijn bezit ten behoeve van de Grafelijkheid. De verdediging (Heemskerc als procureur) eist dat de Officier door de Schepenen veroordeeld wordt wegens de mishandeling, apprehensie en detentie van de gedaagde tot costeloos en schadeloosstelling, niet ontvankelijk verklaren van de Officier, ontslag van rechtsvervolging of tenminste dat de gedaagde vrijgelaten wordt en toestemming krijgt om zich door zijn procureur te laten vertegenwoordigen. De rechtbank velt geen vonnis, er worden over en weer stukken gedeeld, Pauwl van Thoornvliet woont in Den Haag en de zaak sleept zeker tot ver in september van 1610, vreemd genoeg. De pagina's in het protocol zijn zo verbleekt dat de afloop niet meer te ontcijferen is. [NB: op p. 210 gaat het over de beschuldiging tegen Jan Willemsz van Thoorenvliet, gevangene, die van jongs af al van quaeden aert was, en zich ergerlick gedragen heeft, waardoor zijn ouders hem zelfs al twee maal in het tuchthuis hebben geplaatst; acht jaar geleden is hij met z'n complices op het Rapenburg handgemeen geweest met jonkheer Barnardt Diederick van Waldouw, student en edelman uit Silesien, die doodgestoken is. Jan van Thorenvliet was voortvluchtig en is bij verstek veroordeeld tot eeuwige dagen uit Leiden, Rijnland, Haag en Haagambacht "op den hals gebannen", waarop hij nu met rappel is gepardonneerd. Maar hij gaat van quaet tot erger: in 1609, toen zijn brief van pardon nog niet getekend was, is hij heimelijk uit Utrecht naar Leiden gekomen, de stad waar zijn ouders en vrunden wonen, en heeft zich in gezelschap bevonden van Olphert Aelbrechtszn, een fameus dief, naar een herberg waar verscheiden andere fameuse dieven logeren. De troep trok de straat op en bereikte tegen middernacht Marendorp, omtrent de Rode Steen, waarop Jan van Thoornvliet op de uitkijk stond terwijl zijn maats in het huis van Salomon Leenaerts van der Waert een ruit ingeslagen hebben, ingebroken en verscheidene goederen hebben gestolen. Teruggekeerd in de herberg met het gestolen goed zijn ze de volgende dag door de Officier gearresteerd. Eis: hij wordt op het plein voor het Gravensteen gebracht om daar gegeseld te worden en vervolgens eeuwig uit Holland, Zeeland en Westvriesland verbannen, met confiscatie van al zijn goederen. Vonnis: verbanning van twee jaar uit Leiden, Rijnland, Haege en Haegambacht, uitgesproken op 2-6-1610 door Torenvliet (sic!!), Adriaen Mourijns gesurrogeert in plaatse van Banchem, Vesanevelt, Werff, Leeuwen, Aert de Bije in plaetse van Hoogeveen en Baersdorp, Schepenen. (ondertekend door C. <?> Thorenvliet).

* 1611, 15-1: Erfgoed Leiden e.o.: Rechterlijk Archief Leiderdorp Nr. 302 folio 207v.: Pouwels van Thoornvliet wonende ’s-Gravenhage verkoopt aan Willem Willemsz. ’t Jong zijn zwager wonende Leiden ⅓ van f 2.200 uit een schuldbrief tlv. Mr. Barent Jacobsz. van Ruijending wonende Leiden, in dato 07-05-1610 verleden tbv. de verkoper, diens vader Willem van Thoornvliet Pouwelsz. en de koper.

* 1611, 15-1: Erfgoed Leiden e.o.: Rechterlijk Archief Leiderdorp invnr 10, Nr. 25 folio 19: Pieter Jansz. Vermeulen student in de rechten op de Universiteit van Leiden met procuratie van Pieter Anthonisz. van den Heuvel president schepen en Cornelis Anthonisz. van den Brouck koopman mede wonende te Delft, voogden over de kinderen van Jan de Man Gerritsz. van Heemskerk brouwer in de Dubbelde Beugel te Delft, verwekt bij Vranckgen Jansdr., verkoopt aan Willem Pouwelz. van Thoornvliet 5 morgen 363 roe land (zijnde een gedeelte van de Houven), gekomen van de Regulieren monniken in de Monnikenpolder, belend volgens de oude brieven ten N: de stad Leiden met het resterende gedeelte van de Houven, ten O: de kade met de Dwarswatering, ten Z: Sijmon Hendricksz. c.s. en ten W: de kade. Betaald met een schuldbrief van f 1.900.
* 1611, 6-5: Erfgoed Leiden e.o.: Rechterlijk Archief Leiderdorp invnr 10, Nr. 26 folio 20: Volgt een schuldbrief met hijpotheek op het gekochte. Waarborgen: Willem Dircksz. t Jong apotheker en Dirck Segersz. van Campen, beiden te Leiden voor hun schoonvader.

* 1612, 18-2: Erfgoed Leiden e.o.: NA nots Jacob J. Verwij [?-54]: Willem Pauwels van Thoorenvliet, burger binnen Leijden, verklaart dat, alzo Pieter Flooren, waard in de Hulck in Bodegraven, overgedaan heeft aan Pauweles Willemsz van Thoorenvliet, zijn zoon, de huur van zes morgen lands aan de noordzijde achter het dorp Bodegraven, aankomende de weduwe of erfgenamen van Heijnrik Gerrit Louffs voor de tijd van één jaar. De transactie is me wat onduidelijk, het lijkt alsof Pieter Florisz het land gebruikt en dus de huur en alle lasten moet betalen, en daarop "hem afhoudende vier maenden hikijshuijrs van de voorsz herberge van den Hulck, ter saecke hij Pieter Flooren nu ten eersten daer uijt scheijden en sijn voorsz soon daerinne laeten comen soude, soe verclaerde hij comparant" dat hij zich borg stelt voor vier maanden huur van zijn zoon (w.g. Willem van Thorenvlijet Pouwelsz)

* 1613, 8-4: Erfgoed Leiden e.o.: 0501A DTB begraven [1315, f 104v]: St. Pancraes [begraven] Pouwels Willemsz van Toorenvliet, opde Maren.

* 1616, 1-3: Stadsarchief Breda: Schepenbank, vestbrieven [515-30v]: Jan Henrick Rattensone, Cornelis Cornelis Henrick Rattensone, Adriaene de voorsz Cornelis Henrick Ratten dochter met mr. Michiel Reijers heuren man en voight, voor henzelf en als last en procuratie hebbende van Eva Cornelis Henrick Rattendochter, weduwe wijlen Pauwels van Thorenvliet (procuratie 17-11-1615 voor nots Henrick v Heemskerck te Leiden) hebben een stuk land verkocht aan Franchois Aert van Veltwijck's zoon, genaamd De Munt, ongeveer een buijnder groot, gelegen in de vierschaar van Breda, in Santbergen (belendingen genoemd). In de volgende akte [31v] staat dat Van Veltwijck de verkopers nog fl 172:6:2 schuldig is die hij in twee termijnen zal betalen. (in margine: Op 17-12-1616 verklaren Cornelis, Eva (door Cornelis geassisteerd) en Adriana (door haar man Michiel Michiels, chirurgijn) dat de eerste termijn is betaald. Op 3-1-1618 verklaren de partijen, allen comparerende, dat ook de tweede termijn is betaald.)

* 1616, 3-3: Stadsarchief Breda: Schepenbank, vestbrieven [515-32]: Jan Henrick Rattensone, Cornelis Cornelis Henrick Rattensone, Adriaene de voorsz Cornelis Henrick Ratten dochter met mr. Michiel Reijers heuren man en voight, voor henzelf en als last en procuratie hebbende van Eva Cornelis Henrick Rattendochter, weduwe wijlen Pauwels van Thorenvliet (procuratie 17-11-1615 voor nots Henrick v Heemskerck te Leiden), plus Sr. Jacques van Baerle, oom, neef en gemachtigde door de voogden van de kinderen van Reijer Arisz, in leven [32v] thesaurier-generaal van de Admiraliteit in Rotterdam (procuratie nots Duijffhuijssen Rotterdam 22-12-1615) en man van Laurentia van Baerle, als erfgenamen van Henrick Ratten, Pieter de hooghe en Cathelijn de Hooghe respectieve, verklaren de erfenis die van deze drie voorouders hebben, te hebben gescheiden en gedeeld. Vervolgens worden er hypotheekrentes toebedeeld Adriaene, terwijl de andere erfgenamen van Henrick Ratten (Jan Henrick, Cornelis Cornelisz Henrick ook in qq en Jaques van Baerle) de opbrengst verdelen van de onlangs verkochte goederen van Henrick Ratten.

* 1616, 9-3: Stadsarchief Breda: Schepenbank, vestbrieven [515-35]: Jan Henrick Rattensoon, Cornelis Cornelis Henrick Rattenzoon, Adriaene Cornelis Henrick Rattendochter met mr. Michiel Reijers, heur man en voogd, waarbij Cornelis ook nog gemachtigd is door Eva Cornelis Henrick Rattendochter weduwe wijlen Pauwels van Torenvliet, zijn zuster (blijkens machtiging voor nots H. van Heemskerck te Leiden dd 17-11-1615), hebben wettelijk verkocht aan Jaques van Baerle in naam en van wegen Eva en Henrick Reijeriszn en dr, met als moeder Juffr Laurentia van Baerl, de helft van een stede en erfenisse, waarvan de andere helft hen al toebehoort: 12 buijnder deels onder Ginneken, deels onder Breda, inclusief huisinge, schuur, hooi, boomgaard, lantgroese met visscherij of water, straten, grachten - op de Molengracht daar de Molenvliet van de schorswatermolen tussendoor loopt. Plus twee weiden, het groot en klein Blokken genoemd, samen groot omtrent 278 roeden bij de Voorhoeve onder Ginneken. Plus het 'haverveld' van 1 bunder, een kwartier en 38 Roeden, ook daaromtrent gelegen. Plus de 'grooten beemd' van 2 bunder, 22 roeden, 8 voeten groot, ook daaromtrent gelegen. [36]: Jaques van Baerle, namens Henricken en Eva Reijer Ariszone en dochter, daer moeder af was Laurantia van Baerl, heeft nu fl 500,- betaald, maar blijft schuldig thienhonderd Rijnsguldens aan Jannen Henrick Rattensone, vanwege de verkoop van 1/4 in de hierbovengenoemde huisinge en erven. In de volgende akte bekent hij ook aan de andere erfgenamen van Cornelis Henrick Rattenzone nog fl 1000,- schuldig te zijn.

* 1616, 14-12: Stadsarchief Breda, NA nots J. Naggers Az [1616, 53, akte 20]: Tusschen Mr. Michiel Michielsz met Ariaentken Rat zijne huisvrouwe, ter eenre en Cornelis Corneliszn Raet en Eva Corn: Raet dr ter andere zijde, aangaande de achterhuizen die wijlen Cornelia Haegers honne moeder heeft beseten, staende achter Mr. Michiels huisinge, genaamd De Arent, is overeengekomen dat Mr. Michiels die in dezelfde koop mag aannemen, mits hij in de gemenen boedel van genoemde Cornelia zal inbrengen fl 420,- en bovendien zal hij fl 150 uitreiken op 1 januari 1617 aan Cornelis en Eva, te weten fl 85,- aan Cornelis en de resterende fl 65,- aan Eva; dit akkoord is na bemiddeling van ca. zeven mensen tot stand gekomen. (w.g. o.a. Eva Cornelijs Rat)

* 1616, 16-12: Stadsarchief Breda: Schepenbank, vestbrieven [515-161]: Cornelis Cornelissen Rat, Eva Cornelissen Rat, weduwe wijlen Pauwels van Thorenvliet mede namens haar kinderen, en Mr. Michiel Michielsz man en voogd van Adriaenken Cornelis Ratdr, verklaarden dat zij de goederen van hun moeder Cornelia Hagaerts hebben gescheiden en gedeeld (zie de akte voor nots Jan Naggers dd 16-12-1616 - die akte lijkt niet bewaard te zijn) en vereffend als daarin is aangegeven.

* 1619, 6-4: Stadsarchief Breda: Schepenbank, vestbrieven [518-45v]: Eva Cornelis Rattendochter, weduwe Pauwels van Thorenvliet, geassisteerd met Adriaen Dijrven, secretaris van Breda, verklaarde om Chorisen Anthonis Dijrvensone, Schepen in het dorp den Hage, te verzekeren dat hij en zijn nakomelingen altijd rustelijk zal blijven het derde deel dat de Comparante competeert in ca 2 bunder beemden in den Hage in Oijendonck waarvan haar broer en zus Cornelis en Adriaene Rat de andere twee derden hebben, hetgeen ze in hun geheel aan de genoemde Choris Dijrven hebben verkocht, en blijkens de Schpenbrief Inden Hage gevest hebben dd 3-1-1618. Ze stelt voor de ze belofte als borgstelling de rente op haar huis van fl 6:5:- per jaar, die de lakenkoper Jacob Aernout Hagenszoon haar schuldig is, genaamd vanoud Sint Joris Maecht op de markt in Breda, naast Anthonis Lambrechts van Son en Isaac Cornelis Abrahamsz huis genaamd de drie Oraengiappels.

* 12-4-1620: Stadsarchief Breda: Schepenbank, NA nots J. Naggers Az [1620, 57, akte 11]: Eva Cornelisdr Raet, met de notaris als voogd, machtigt Mr. Michiel Reijers, haar zwager, om te compareren voor de Schepenen van Ginniken om daar haar paert en deel van 150 roeden erfs, ongedeeld met eveneens 150 roeden erfs van de erfgenamen van Daniel de Loecker of hun actie hebbende, gelegen omtrent de Venstenbethse molen, en haar deel van 344 roeden moers, heijden en erff tussen boevenrijen en duijeuw bosch te verkopen aan die persoon en tegen die prijs als hem goed dunkt. (w.g. o.a. Eva Cornelis Rat - in een krachtige hand.)

* 1624, 30-8: Efgoed Leiden e.o.: 0518 Weeskamer, Voogdenboek C [invnr 243, fol. 176: no. 3]: Willem Dircxsz. de Jong en Dirc Segersz. van Campen zijn voogden gesteld over [groot stuk leeggelaten], Maria voljaard en getrouwd zijnde met Davit de Rijcke, nagelaten kinderen van Pouls Willemsz. van Thorenvliet gewonnen bij Eva Cornelisdr. Rath. Bijgeschreven: 30-1-1626: Huijch Segersz. van Campen is vermits de voorsz. Willem Dircxsz. is overleden tot medevoogd gesteld. / [f. 176v (202)]: no. 1 d.d. 30-8-1624: Dezelve Willem Dircxsz. de Jonge en Dirc Segersz. van Camoen zijn nog voogden gesteld over Willem oud [niet ingevuld] en Maria [niet ingevuld] jaar of daar omtrent, nagelaten weeskinderen van Jonge Jan Willemsz. van Thorenvliet gewonnen bij Neeltgen Jansdr. Verpee? Bijgeschreven: 30-1-1626: Huijch Segersz. van Campen is, omdat de voorsz. Willem Dircxsz. is overleden, tot medevoogd gesteld. / 23-5-1642: Mathijs Benning notaris is tot medevoogd gesteld over de uitlandige kinderen van Jan en Pouwels Willemszonen van Thorenvliet in plaats van Dirck Zegersz. van Campen overleden zijnde. 

* 1636, 26-3: Stadsarchief Breda: Schepenbank, vestbrieven [530-16v]: Michiel Reijers, gemachtigde van Maria, Catharina, Petronella en Agatha, gesusteren, wijlen Pauwels van Torenvliet dochteren, blijkens de procuratie voor notaris Jan Cornelisz Hogeboom te Amsterdam dd 8-1-1636 [onvindbaar in het niet chronologische en niet geïndiceerde register] om te verkopen aan Cornelis Cornelis Schoenmaeckerssoone twee stukken land, samen omtrent anderhalf buijnder gelegen onder Breda buiten de Gasthuijseijntsepoort in de Botvlamingssteech. De verkopers blijven hier nog negen gulden per jaar op heffen plus tien stuijvers en een oort voor de kappellanen tot Breda. In een marginale aantekening staat dat de verkopers dachten dat hier van oudsher een rente van negen gulden per jaar geheven moet worden, maar dat blijkt helemaal niet zo te zijn, en dus koopt Cornelis Schoenmaeckers die rente alsnog af op 30-3-1640.

* 1636, 21-11: Stadsarchief Breda: Schepenbank, vestbrieven [517-51v]: marginale aantekening bij een akte: Mr. Michiel Reijers als actie en transport hebbende van Pauwels van Torenvliet kijnderen daar moeder af was Eva Cornelis Rats volgens de transporte daaraf voor Jan Corns Hoogeboom nots tot Amsterdam gepasseerd op den Ven Augusti 1636 heeft verklaard en bekend dat Anneken Merten Stickers, weduwe wijlen Jacob Haegens hem wittelijck afgelost en gequeten heeft de zes gld s'jaers in deze brieven begrepen en dat hem de lospenningen met alle de verschenen renten deuchdelijk voldaen en betaelt sijn. [In de hoofdakte dd 23-2-1618 staat dat op het huis vele schulden rusten, waaronder een schuld van zes karolusguldens 's jaers (in twee termijnen te betalen) aan Cornelie Hagaerts weduwe wijlen Cornelis Ratten]

* 1637, 8-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [450 - akte 302169, fol. 43]: Docter Joannes Chrestenius, getrouwd met Catalina Pouwelsdr van Torenvliet, d'eersame Jacob Cornelisz Blijenberch getrouwd met Peternella Pouwels van Torenvliet, en Gata Pouwelsdr van Torenvliet, huijsvrouwe van Jan van Torenvliet in Oost Indien zijnde en door hem gemachtigd; 't samen mede erfgenamen van Willem Powelsz van Torenvliet, zoone van Pauls Willemsz van Torenvliet ende Eva Cornelisdr Rat, haer comparanten schoonbroeder en broeder respective, als elcx van een gerechte vijfde part, machtigen Jan Carbe, klerk van de weeskamer van Leiden om bij de weesmeesters te verzoeken lichting van hun aandeel in de goederen die Willem Pouls van Torenvliet metter dood heeft nagelaten en die in de weeskamer berusten. Zij stellen zichzelf en hun goederen als onderpand en bovendien stelt Huijch Segersz van Van Campen zich hiervoor borg. 


kind 1: Cathalina van Torenvliet

* 1631, 21-3: Erfgoed Leiden e.o.: 0506 NA nots. D. Traudenius [374 no 25, scan 276]: Catarina van Torenvliet, ongehuwde persone wonende in ’s-Gravenhage, voor haar zelve en Jan van Torenvliet als getrout hebbende Agatha Paulsdr. van Torenvliet, mitsgaders transport en cessie hebbende van Maria van Torenvliet ende verder als last hebbende van Petronella van Torenvliet, hare zusters, mitsgaders haer in desen sterck makende en de rato caverende voor de verdere kinderen van Pauls Willemsz van Torenvliet (doorgehaald: haer za: vader), in dier qualité mede erfgename van Cornelis Rat, overleden te Dordrecht; zij machtigt Michiel Reijers om te verkopen zekere bunder lands gelegen in de Nieuwdijck (?) in P[iete]r Sebastiaens lant, haer constituante beneffens haer broeders en susters opgecomen en aenbestorven door dode ende overlijden van Cornelis Rat vrsz. 

* 1631, 15-11: Stadsarchief Amsterdam: DTB ondertrouw [438-119]: Johannes Christenius, van Holwilster <?>, 32 jaren, geen ouders hebbende, wonende in de Hartestraet, en Catharina van Tornvliet, van Dort, out 31 Jaer, geen ouders hebbende, geassist met Aegtgen van Toornvliet, wonende op de Roosegracht (w.g. Johannes Christenius, Cononicus Lubecensis msp; Catharijna van Thorenvlijet) (i.m.: de geboden tot Leijden mede te laten gaen).

* 1633, 18-8: Stadsarchief Amsterdam, NA, nots Palm Mathijs [447-268645]: Niclaus Laijter enerzijds en Johannes Christenius, licentiaet in de rechten, en Jaques Harpentier <sic! bedoeld is Karpentier> verklaren een akkoord gesloten te hebben over enige differentien betreffende het drukken van de spongie van meneer Jansenius, op navolgende articulen (1) Niclaes Leij zal 800 exemplaren van dit boek afnemen, die al geleverd zijn, en nog 75 exemplaren moeten binnen deze stad geleverd worden, dus moeten nog geleverd worden 725 exemplaren <?>, (2) deze 725 exemplaren kosten 16 stuivers per stuk. In de rest van het stuk worden de namen beter gespeld: Niclaes Leij en Jaques Carpentier. Carpentier en Christenius hebben samen kennelijk een drukkerij/uitgeverij waar ze het boek van Janssenius hebben gedrukt.

* 1634, 28-1: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Daniel Bredan [942-108799]: Johannes Christenius verkoopt zijn aandeel in alle gedrukte boeken, uitstaande schulden, actien, credieten en gerechtigheden die er nu zijn of nog komen van de verkochte drukkerij die zij samen met nog een derde persoon, Sigifrido Sacco, in compagnie gehad en verkocht hebben, in ruil voor het overnemen van alle eventuele vorderingen die iemand op grond van deze drukkerij op Christenius zou mogen hebben. Als per slot van rekening meer op de verkoop van de drukkerij verdiend wordt dan fl 400,- krijgt Christenius dat meerdere; er is ook sprake van een compagnieschap van Carpentier met Jan Jansz en Paulus Ravesteijn. Sigfrido Sacco/Saccus is de compagnie daarentegen nog geld schuldig.

* 1637, 8-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [450 - akte 302169, fol. 43]: Docter Joannes Chrestenius, getrouwd met Catalina Pouwelsdr van Torenvliet, d'eersame Jacob Cornelisz Blijenberch getrouwd met Peternella Pouwels van Torenvliet, en Gata Pouwelsdr van Torenvliet, huijsvrouwe van Jan van Torenvliet in Oost Indien zijnde en door hem gemachtigd; 't samen mede erfgenamen van Willem Powelsz van Torenvliet, zoone van Pauls Willemsz van Torenvliet ende Eva Cornelisdr Rat, haer comparanten schoonbroeder en broeder respective, als elcx van een gerechte vijfde part, machtigen Jan Carbe, klerk van de weeskamer van Leiden om bij de weesmeesters te verzoeken lichting van hun aandeel in de goederen die Willem Pouls van Torenvliet metter dood heeft nagelaten en die in de weeskamer berusten. Zij stellen zichzelf en hun goederen als onderpand en bovendien stelt Huijch Segersz van Van Campen zich hiervoor borg. 

* 1665, 18-6: Stadsrachief Amsterdam, DTB ondertrouw [487-212]: Johannes Christenius van Lubeck der rechten professoor, wed van Catarina van Toornvliet, woont op de NZijts Achterburgwal, en Maria Volkerts van A. wed van Niclaes vand'Broeck, woont op de Lauriergracht (w.g. Johannes Christenius Jurisprudentia D & Prof; Maria Volckerts) (i.m.: sij heeft de weescamer voldaen).

* 1672, 8-2: Stadsarchief Amsterdam: DTB begraven Noorderkerk [1074-36v]: begraven Johannes Christenius op de cingel in de bijekorf Zuijdervack No 1... {weggevallen in de binding}

* 1672, 24-12: Stadsarchief Amsterdam, 5075 NA nots D. van Doornik [1963 akte NOTD02645, fol 307]: Compareerden voor mij Davd Doornick Notaris publicq, bij den Hove van Hollandt geadmitteert, residerende binnen Amstelredamme ende den getuijgen naergenoemt, de Heer en Mr. Johan van Loemel, advocaet ende Aernout van Zelder, Coopman binnen dese Stadt, Ende verclaerden dat sij luijden Comparanten hebben gesien ende geexamineert de acte van Accoort, repartitie, ontfangh, quitantie, ende cautie mitsgaders vorder inhouden vandien, bij wijlen de Heer ende Mr. Johannes Christinius, in sijn leven Prossessor inde rechten alhier gepasseert voor mij Notario ende zeeckere getuijgen op den xxxen. Martij xvjc: Achten Sestigh ende dat sijluijden (ingevoegd: te weten de voorsz heer Loemel voor hem selven) niet alleen als mede erffgenaen van d'selve heer Christenius zalr. (ingevoegd: ende dvoorss. van Zelder als vader ende voochdt van sijne kinderen, mede erffgenamen van wijlen Catharina van Torenvliet in haer leven huijsvrou van de voorn heer Christenius zalr:) den inhouden van de gemelte acte ende tgeene daer bij door den selven Heer Christenius soo voor hem selven als mede Crediteur vanden boedel ende nagelaten goederen van wijlen Gillis Jansz Valckenier als oock als last ende procuratie hebbende van Juffr. Petronella van Torenvliet, Weduwe van Jacob van Blijenbergh ende voor haer caverende, mede Creditrice als vooren is gedaen ende belooft, approberen, ende sulcx oock beloven te presteren, maer dat mede sijluijden Comparanten, hen tezamen ende elcx bij sonder ende ijder voor ‘t geheel, als oock een ijegelijcken van hen beijden in sijn prive hebben geconstitueert ende gestelt, gelijck sij doen bij desen tot borgen ende Cautionarissen inde plaetsen van Sr: Pieter van Cotteren ende de heer Martinius Birrius Doctor inde Medicijnen, die hen bij d' voorsz. acte tot borgen hebben geinterponeert gehadt, Aennemende ende belovende derhalven sijluijden Comparanten (onder renunciatie van het benefitiem ordinis, civisionis et exxcussionis, den effecte vandien wel verstaende :) te presteren, te voldoen ende te betalen alles wat door de voorss. Pieter van Cotteren ende Dr. Martinus Birrius in ende bij de bovengenoemde acte is belooft ende waer voor sijluijden hen aldaer tot borgen gestelt gehadt hebben, even als off sij Comparanten ten dien tijde selffs waren gecompareert geweest ende hen alsdoen daer vooren tot borgen geinstitueert hadden, Daer vooren verlindende hen Comparanten respective persoonen ende goederen geen uijt gesondert, de selve submitterende alle rechten ende rechteren; Voors compareerde voor ons Notaris ende getuijgen, Sr. Johannes Jansonius van Waesberghen in qualite als inden voorsz. acte staet uijtgedruckt, Ende verclaerde te accepteren de voorsz. borghtoghte vande gemelte eerste Comparanten, ende daer op mede gequiteert ende ontslagen te hebben, gelijck hij oock doet bij desen, den voorss. Pieter van Catteren ende Dr. Martinus Birrius, van de borghtoghte door henluijden, aen ende ten behoeve van hem Waesberghe ende sijne principalen bij d'voorsz. acte gedaen: met belofte van henlijden ter zaecke dies, noijt te sullen manen ofte aenspreecken, maer oock dienaengaende van alle aanspraecke te bevrijden. Alles ter goeder trouwen ende onder verbandt als na rechte Aldus gedaen binnen Amstelredamme ter presentie van Johannes Ten Hove ende Job de Jonge Inwoonders deser Stede als getuijgen hier overgestaen den xxiiij Decembris xvic. TweenSeventigh 


kind 2: Agatha van Torenvliet

* 1632, 29-8: Stadsarchief Amsterdam: DTB dopen [41-208]: gedoopt IJfva, dochter van Jan van Torenvliet en Aechie van Torenvliet; get: Pietronelle Blijenbergh

* 1633, 26-2: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [447 - akte 268330, fol. 36]: Jacob Cornelisz Blijenberch, coopman, machtigt Peternelle Pauwels, zijn beminde huisvrouw, om uit handen van haar Edele voogden te Leijden de penningen te ontvangen die onder hen berusten, haar opgekomen en aenbesturven van haere bestemoeder en andere vrunden, als ook de erfenisse haer aenbestorven van haar broeder Willem Pauwels, en zijn (Blijenberchs) naam te verbinden als cautionaris bij het lichten van deze erfgoederen door Johannes Christunius en Jan van Doornvliet.

* 1633, 29-12: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Matthijs [447- akte 305519, fol. 275]: Jacob Corneliszn Blijenberch, heeft voor en van wegen Aecht van Doornvliet, procuratie hebbende van haar man Jan van Doornvliet op de reijs naer Oost indië zijnde, gesonstitueerd en borg gesteld voor de nog resterende goederen die berusten onder de voogden van haar en haar man, genaamd Jan Lucq en Willem Benningh (bij testament aangewezen). Blijdenbergh, aennemende en belovende sulkx zodane goederen als bij specificatie blijken zal bij dezelve Aecht van Dorenvliet uit handen van uit handen van deze voogden jegenwoordig uit heur handen gelicht die tot vermaning van deze voogden weer te restitueren, zo in toecomende tijden bij de rechter verstaan zoude mogen worden over dezelve Jan van Dorenvliets onmondigheid, die kwalijk gelicht zouden zijn geweest.

* 1637, 8-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [450 - akte 302169, fol. 43]: Docter Joannes Chrestenius, getrouwd met Catalina Pouwelsdr van Torenvliet, d'eersame Jacob Cornelisz Blijenberch getrouwd met Peternella Pouwels van Torenvliet, en Gata Pouwelsdr van Torenvliet, huijsvrouwe van Jan van Torenvliet in Oost Indien zijnde en door hem gemachtigd; 't samen mede erfgenamen van Willem Powelsz van Torenvliet, zoone van Pauls Willemsz van Torenvliet ende Eva Cornelisdr Rat, haer comparanten schoonbroeder en broeder respective, als elcx van een gerechte vijfde part, machtigen Jan Carbe, klerk van de weeskamer van Leiden om bij de weesmeesters te verzoeken lichting van hun aandeel in de goederen die Willem Pouls van Torenvliet metter dood heeft nagelaten en die in de weeskamer berusten. Zij stellen zichzelf en hun goederen als onderpand en bovendien stelt Huijch Segersz van Van Campen zich hiervoor borg. 

* 1638, 3-6: SA, DTB ondertrouw [449-93]: Gerardus Voordenus van Amersfoort, predikant tot Werchoven, wedr. van Marretie Jans, en Agatha van Thoornvliet, van Leijden, wed. van Jan van Thoornvliet, woon op de Coninxgracht.


kind 3: Willem Paulusz van Thorenvliet

* 1633, 26-2: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [447 - akte 268330, fol. 36]: Jacob Cornelisz Blijenberch, coopman, machtigt Peternelle Pauwels, zijn beminde huisvrouw, om uit handen van haar Edele voogden te Leijden de penningen te ontvangen die onder hen berusten, haar opgekomen en aenbesturven van haere bestemoeder en andere vrunden, als ook de erfenisse haer aenbestorven van haar broeder Willem Pauwels, en zijn (Blijenberchs) naam te verbinden als cautionaris bij het lichten van deze erfgoederen door Johannes Christunius en Jan van Doornvliet.

* 1634, 15-10: SA, 5075 NA nots Palm Mathijs [448 akte 233725, fol. 127v]: Verschenen Jacob Cornelisz Blijdenberch en Johannes Christenius hebben elck een voor al als principael ende voor ’t geheel onder renunciatie van de benifitien etc beloofd, als zij beloven bij dezen Huijch Segers van Campen, wonende te Leijden, te bevrijden en schadeloos te houden van zodanige borgtochte als dezelve Van Campen zal presteren ende aangaan voor David Dircxsz de Rijck, getrout zijnde met Maria Paulusdr van Thorenvliet nopende de lichtinge van de erffportie van de voorn. David de Rijck in de naergelaten goederen van Willem Paulusz van Thorenvliet die in Oostindië zoude overleden zijn ter weescamer der stede Leijden berustende, daarvooren sijn comparanten bij desen elcxs in solidum sijn verbindende haer respectieve persoon en goederen ter bedwang van alle rechteren ende rechten int verghael van den costen daer.. te doen ende te leijden, des soo beloofden zij comparanten malkanderen elks voor de helfte ter zake voorsz. te indemneren onder gelijk verband als voren, consenterende aan mij notaris etc., gedaan ten bijwezen van Jan Adriaensz en Jacob Michielsz als getuigen. 

* 1637, 8-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [450 - akte 302169, fol. 43]: Docter Joannes Chrestenius, getrouwd met Catalina Pouwelsdr van Torenvliet, d'eersame Jacob Cornelisz Blijenberch getrouwd met Peternella Pouwels van Torenvliet, en Gata Pouwelsdr van Torenvliet, huijsvrouwe van Jan van Torenvliet in Oost Indien zijnde en door hem gemachtigd; 't samen mede erfgenamen van Willem Powelsz van Torenvliet, zoone van Pauls Willemsz van Torenvliet ende Eva Cornelisdr Rat, haer comparanten schoonbroeder en broeder respective, als elcx van een gerechte vijfde part, machtigen Jan Carbe, klerk van de weeskamer van Leiden om bij de weesmeesters te verzoeken lichting van hun aandeel in de goederen die Willem Pouls van Torenvliet metter dood heeft nagelaten en die in de weeskamer berusten. Zij stellen zichzelf en hun goederen als onderpand en bovendien stelt Huijch Segersz van Van Campen zich hiervoor borg. 


kind 5: Maria van Torenvliet

* 1619, 20-12: Erfgoed Leiden e.o., DTB Leiderdorp ondertrouw 0800 [1473-5]: David Dircksen en Maria Pouels van Torenvliet nadat zij eene attestatie van de kercke tot Leijden hadde getoont (...) sijn alhier op de 20 der maand December in den houwelicken staet bevestigt.

* 1631, 4-3: Erfgoed Leiden e.o., NA nots J.G. van Sandwech [355-33]: Maria van Thorenvliet, huisvr en speciaal gemachtigde van David de Rijcke Dircksz, soldaet tot Utregt blijkens procuratie voor nota ...Leeu... dd 7-2-1631, verkoopt ten behoeve van Cathalina Paulsdr van Thorenvliet, haar zuster, haar portie in de erfenis van Cornelis Rat overleden te Dordrecht etc (w.g. Maria van Torenvliet e.a.)

* 1634, 15-10: SA, 5075 NA nots Palm Mathijs [448 akte 233725, fol. 127v]: Verschenen Jacob Cornelisz Blijdenberch en Johannes Christenius hebben elck een voor al als principael ende voor ’t geheel onder renunciatie van de benifitien etc beloofd, als zij beloven bij dezen Huijch Segers van Campen, wonende te Leijden, te bevrijden en schadeloos te houden van zodanige borgtochte als dezelve Van Campen zal presteren ende aangaan voor David Dircxsz de Rijck, getrout zijnde met Maria Paulusdr van Thorenvliet nopende de lichtinge van de erffportie van de voorn. David de Rijck in de naergelaten goederen van Willem Paulusz van Thorenvliet die in Oostindië zoude overleden zijn ter weescamer der stede Leijden berustende, daarvooren sijn comparanten bij desen elcxs in solidum sijn verbindende haer respectieve persoon en goederen ter bedwang van alle rechteren ende rechten int verghael van den costen daer.. te doen ende te leijden, des soo beloofden zij comparanten malkanderen elks voor de helfte ter zake voorsz. te indemneren onder gelijk verband als voren, consenterende aan mij notaris etc., gedaan ten bijwezen van Jan Adriaensz en Jacob Michielsz als getuigen. 

* 1649, 29-7: Stadsarchief Amsterdam, 5075 NA nots G. Bosselaer [1483, akte NOTJ01395, fol. 250]: Compareert voor mijn, Gillis Bosselaer, openbaer nots bij den provintialen Rade in Hollant geadmitteert, binnen der Stadt Amsterdam residerende, ende den getuijgen naergenomineert. Maria van Thorenvliet woonende binnen deser Stede Amsterdam als mede erffgename voor een derdepart van Cornelis van Thorenvliet haeren za: broeder was in Italien overleden. Ende heeft in dier qualite geconstitueert ende volmachtich gemaeckt bij desen Johannes Christinius proffesseur Juris tot Harderwijck haer constituantes swager, ome uijt den name ende van wegen haer constituante ter weescamer tot Leijden ende alome elders, in des voorss. Cornelis van Thorenvliet naergelaten goederen te mogen lichten ende ontfangen het voorss. aenpart haer constituante competerende inde naergelaten goederen effecten bij den voorss. Sr. Cornelis van Thorenvliet naergelaten ende van sijnen ontfanck quittantie te geven ende voor naermaninge te caveren ende generalijck alles meer te mogen doen ende verrichten, wes sij constituante aldaer present sijnde, selffs soude connen ofte vermogen te doen, Alwaert dat de saecke naerder ofte speciaelder last vereijste dan voorss. Staet. Belovende te houden voor goet vast ende van waerden alle tgene de voorn. haeren geconstitueerdt  hier inne doen ende besoingeren sal Onder verbant ende submissie als naerrechte Aldus Gedaen binnen Amsterdam op den 29 Julij1649 present Corn. Matysen ende Johannes de la Meer getuijgen. 


Openstaande vragen / discussie


De waard Paulus Willemsz van Torenvliet was de kleinzoon van de schrijnwerker Pouwel Willemsz X Leiden 1541 Maritje Pietersdr. Bij huwelijkse voorwaarden geeft haar vader, Pieter Cornelisz Kunst aan zijn dochter een deel van een groot pand aan de Nieuwe Rijn; de bruigom brengt de inventaris van een kistenmakerij mee, ter waarde van zeshonderd guldens. Bij kistenmakerij is hierbij niet te denken aan transportkisten, doch aan de bergmeubels uit die tijd. De andere helft van het pand werd bewoond door Maritjes broer Adriaan Pietersz X Maritjen Jan de Wijzendochter en hun zoon Cornelis Adriaansz Cuper.

Pieter Cornelisz. Kunst (ca 1490-1560/61) is een vermaard kunstenaar uit de vroege 16e eeuwse renaissance. Hij trouwde in 1509 met de rijke Maritgen Gerritsdr van Dam en hij was de oudste zoon van de schilder Cornelis Engebrechtsz (ca. 1462-1527).

lit: Jaarboekje Oud Leiden 1961, p. 63 ev.

Pouwels' schoonzoon, Johannes Christenius, was een vooraanstaande academicus in Amsterdam.

lit: Dirk van Miert, Humanism in an Age of Science: The Amsterdam Athenaeum in the Golden Age 1632-1704 (Leiden, 2009), p. 76: Johannes Christenius: meldt dat hij geboren is in Noord-Duitsland (1599 of 1600), in Hamburg op school ging en onder andere in Helmstadt studeerde voordat hij in 1627 in de Leidse universiteit de lessen van Heinsius en Cunaeus volgde. Hij reisde naar Frankrijk en keerde waarschijnlijk in 1631 terug; op 8 en 9 januari 1632 woonde hij de inaugurele redes bij van Barlaeus en Vossius. Hij gaf privé-lessen, schreef zich op 15 april 1637 opnieuw in in de Leidse Universiteit, om een maand later zijn proefschirft en dortoraal examen te kunnen afleggen. in juni '37 kreeg hij (dankzij familiebanden met het Deventer stadsbestuur) een docentschap aan het Athenaeum in Deventer. Maar hij woonde in Amsterdam - waarschijnlijk ononderbroken tussen 1632 en 1637. In 1648 werd hij weggekocht door Harderwijk, waar hij de openingsspeech mocht houden van de gloednieuwe "Universiteit". Maar al een jaar later werd hij docent aan het Athenaeum van Amsterdam, waar een veel beter salaris werd betaald (fl 1800,- tegenover fl 800,- per jaar).

* 1672, 5-4: Amsterdamsche Courant: Op den 1 April Oude of den 11 Nieuwe-stijl, en volgende dagen, sal tot Amsterdam verkocht werden de naergelaten Bibliotheecq van de Heer Ioh. Christenius, in sijn leven vermaert Professor in de Rechten: waer van de Catalogus te bekomen zijn in 't Sterf-huys van den gemelden Heer, op de Singel by de oude Luyterse Kerck, en by Adriaen van Gaesbeeck , Boeckverkooper, tegen over de Nieuwe Kerck; tot Leyden , by Daniel en Abram van Gaesbeeck; in 's Gravenhage, by Hermanus Gael, en tot Uytrecht, by Iohannis Ribbius, Boeckverkoopers, en op andere Plaetsen meer.

lit: Oud Holland 1890 [p.215]: N. de Roever, transcriptie van een brief van J. Christenius: AAN BURGEMEESTEREN VAN AMSTERDAM, BERICHTENDE AANNEMING VAN ZIJN BEROEP AAN DE DOORLUCHTE SCHOOL. 25 SEPTEMBER 1659.  Edele Hooch Achtbaare, Eerentveste, Hoochwyse, Seer voorsienige Heer en Burgermeesteren ende Regierders der stadt Amstelredamme. Mijne Hoochgeerde Heeren, UWE Ed. Hooch Achtbs Missive van beroepinge is mij gisteren morgen behandiget, die ick met de hoogste eerbiedigheyt hebbe gelesen. Bedanckende vooreerst Uwe Ed. HoochA.A. ootmoedelijck voor het goetgunstig oordeel, dat Uwe Ed. Hooch A.A. gelieft heeft van mijne geringe gaven en hoedanigheden te nemen, sijnde mij van herten aengenaem, dat door sonderbaare bestieringe des Alwijsen Gods mij gelegentheyt gegeven wort wederom te keeren tot die Stadt, daer mijn herte altijt gewoont heeft, ende aldaer den overigen tijdt mijns levens in so eerlijcke bedieninge te besteden. Sal daerop mijne Heeren Curatoren van de Geldersche Academie, die nu op den Landtdag tot Arnhem tegenwoordig sijn, gelijck mijnen schuldigen plicht vereischt, dese saecke met alle behoorlijcke reverentie schriftlijck bekent maecken ende alle dienstige reden bijbrengen, dat Haere Wel Ed. mijne genegentheyt tot dese roepinge ten goede mogen nemen ende mij endelijck, gelijck anderen professooren, die van dese Academie sijn beroepen geweest, eene goetwillige dimissie wedervaren laeten. Sal oock verder mijne saecken soodaenig dirigeren en spoedigen, dat Uwe Ed. Hooch A. A. begeerte tot dienst van de leergierige jeugt met den eersten mag voldaen werden, doch sal van te vooren in de naestcomende weecke bij Uwe Edd. Hooch A. A. als Godt wil, mij present sisteren, om over mijn verplaetsen naeder te spreecken. Twijvele niet, of Uwe Edd. Hooch Achtb: sullen nae haere hooge wijsheyt en gewoonlijcke goedertierentheyt mijne dienste sodanig recognosceren, dat ick met gerustheyt mijne bevoolen ampt nae behooren mag waernemen. Waerop mij verlatende sal niet ledig staen den Almogenden Godt vieriglijck te bidden Edele, Hooch Achtbaare, Eerentveste, Hoochwijse, seer Voorsienige Heeren, Mijne Hoochg’eerde Heeren, Uw Edd. Hooch A.A. in sijne heylige bewaaringe te nemen en uwe regieringe insonderheyt bij dese gevaerlijcke tijden meer ende meer voorspoedig te maecken. Dit wenscht van grond sijns harten Uwer Edelheden en Hooch Achtbaarheden onderdanigen en getrouwen dienaer JOHANNES CHRISTENIUS. Harderwijck, den 25 September, stilo novo, in’t jaer 1659. (Voetnoot: Nadat Professor Albertus Rusius, de tweede hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid te Amsterdam, op 25 Juli 1659 te Leiden benoemd was, volgde op 18 September het beroep van den Harderwijker hoogleeraar CHRISTENIUS in zijne plaats. Aan zijne levensbeschrijving, gelijk die in v.d. Aa Biogr. Woordenhoek voorkomt, kan ik de volgende bijzonderheden toevoegen. Uit den hier gegeven brief blijkt, dat hij vroeger reeds te Amsterdam gewoond had. Inderdaad had hij zich, na nog niet gansch volbrachte studiën, hier nedergezet en zich in 1632 met Sigfridus Succus en Jacques CARPENTIER verbonden, om voor gezamenlijke rekening gedurende 6 jaren eene drukkerij uit te oefenen. CHRISTENIUS zou corrector zijn tegen 4,5 gl in de week, Süccus zou de pers en de letters aanbrengen en CARPENTIER, die lettergieter was, de nieuwe letters leveren. Vier jaren later was hij gehuwd met eene Dortsche juffrouw Catharina van Torenvliet, die hem eenig fortuin schijnt te hebben aangebracht, zoodat hij weldra in eigendom heel de zeker niet groote drukkerij kon overnemen, welke hij door CARPENTIER liet beheeren, maar na diens dood schijnt te hebben van de hand gedaan, kort nadat hij te Deventer als Hoogleeraar beroepen was (1637). twoorlc vrouw Maria Vot.kees;. die hii als

Hij overleed kinderloos, in 1672 (na Februari) na ook zijne tweede vrouw Maria Volkers, die hij als weduwe gehuwd had, te hebben overleefd en na minstens de zes laatste jaren zijns levens ziekelijk te hebben doorgebracht. Zijne nalatenschap, ongeveer fl 29000, liet hij aan twee zusters kinderen na. Hij was seer bevriend met Abraham Faber, Eloq. et Hist. Rom. Prof., in 1674 zijn opvolger geworden, over wiens zoontje hij zelfs als peter had gestaan.)

Er is hier een vele (zeker vier!) generaties overgegeven achtergrond van justitie-contacten:

Pietertgen Jansdr Nachtegael is veroordeeld geweest

Pauwel Willems van Thorenvliet is wegens overspel en belediging van de Justitie veroordeeld en verbannen

Pieternella Pauwelsdr heeft drie onechte kinderen bij Jacob Cornelisz Blijdenbergh

Bartholomeus Blijdenbergh is wegens overspel gescheiden van tafel en bed van Maria Hamel

Over (vader) Willem Pauwelsz van Torenvliet:

Hogenda.nl - Leiden, transcriptie LEIDEN - GROTE BEWIJZEN C, 16-5-1578 t/m 19-2-1603, door H.J. van der Waag

folio 205

5-4-1589

Quiryn 17 jr, Jan 15 jr, Philips 11 jr, Cathryn 19 jr, Diwaer 13 jr en Anna 8 jr kinderen van wijlen Henric

Nachtegael Janszn en Catherina van Banckem Jansdr met meester Johan van Banchem Raedt in de

hoogen Raad van Appeel en Jasper van Banchem hare broeders

Voogden: Willem van Toornvliet Pouwelszn behoude oome en vervangende Gerit Nachtegael Janszn

zijn zwager oom

de volgende goederen gekomen van jonge Philip Nachtegael de kinderen oudt-oom:

1/3 van een rente van 42 gld tsiaers sprekende op Chirstina Anthonisdr opt Wout buten Delff

1/9 van een rente van 37 gld 10 st op te Domeynen van Kennemerland met t gene te ontvangen is uit

de successie van Dirc Gerritszn tot Delft overleden

De moeder t vruchtgebruik

<kortom: Jan Nachtegaal had een broer Philip, en tenminste drie kinderen: Gerrit Jansz Nachtegaal, Pietertgen Jans Nachtegael X Willem Pouwelsz van Toornvliet en Henric Nachtegael X Catharina Jansz van Banchem, waaruit zes kinderen; zoals verderop blijkt nog een dochter Maritgen Jansdr. Nachtegaal, ovl voor jan 1578, X Gerrit van der Graft.>

NB: in de genealogie Nachtegael, downloaden op www.nagtegaal.org, komt Pietertgen voor in de elfde generatie Nagtegaels in een familie die teruggaat tot 1218.

Hogenda.nl - Leiden, Voogdenboek A (Weeskamer Leiden invnr 241) no. 3 d.d. 4-5-1587: Gerrit Jansz. Nachtegael tot Amsterdam oom en Willem Pouwelsz. van Thoornvliet behuwde oom over Quirijn, Jan, Philps, Cathrijntgen, Dieuwertgen en Annetgen [leeftijden niet ingevuld] alle nagelaten weeskinderen van zaliger Henric Nachtegael in zijn leven stedehouder van de officier dezer stad geteeld aan Cathrijn Jansdr. van Banchem zijn huisvrouw zijn tot voogden geordonneerd.

Zelfde register (Voogdenboek A, fol. 10v) no. 4 d.d. 22-1-1578: Henric Nachtegael en Willem Pouwelsz. van Toornvliet voogden over Neeltgen van der Graf oud omtrent 6 jaar weeskind van Gerit van der Graft Jacobsdr. gewonnen bij Maritgen Nachtegaels Jansdr. zaliger.

Het pand in de Bredestraet is volgens de bonboeken [6612-275] van oudsher eigendom van Marijtgen Pietersdr Pouwels Willemsz van Thoornvlieths weduwe. In 1610 wordt het verkocht door Mathijs Elsevier - die kennelijk erfgenaam is. Dat geldt ook voor Coepoortsgraft Westzijde [6618-111]: vanouds van Marijtgen Pietersdr weduwe wijlen Pauls van Thoornvliet, "is (op 10-2-1585) vercoft aen Marijtgen Adriaens, weduwe van Leenaert Gerritsz van Berckel.

Als ik het goed zie, via de legaten van de gasthuizen, is de weduwe van Pouwels Willemsz van Torenvliet beluid in de Bancraeskerk op 2-5-1594. Het lijkt erop dat Marijtgen (Pauls van Thorenvliets weduwe) hertrouwd is met Daniel Jacobsz van Leeuwen [zie bonboek 6623, blad 121]

Willem Pauwelsz van Thorenvliet is in 1613 (blijkens notaris akte) regent van het convent St Stevens. In 1615 is hij overleden en in 1617 verkoop zijn vrouw de herberg De Hulck in Bodegraven.

Testament Rotterdam 20-6-1625: ...Zij benoemt tot erfgenamen de kinderen van haar tante Pietertgen Nachtegaels, vrouw van Willem Pouwelsz van Thoorenvliet Leyden,...

Adriana Willemsz van Torenvliedt, j.d. van Leiden, oX Utrecht 15-4-1613 Jeremias Wilhelmi, bedienaar des H. Evangeli in Seijst, attest op Leiden 27-8-1613. Hij hertrouwt Jutphaas 13-5-1665 Geertruijdt Pieters

NA akte in Rotterdam dd 23-8-1641: Willem Benning, man en voogd van Maria Willemsdr van Thoorenvliet machtigt notaris Nicolaes van der Hagen alhier om uit zijn naam en ook die van Huijgh Segerssen van Campen, man en voogd van Agata van Toorenvliet Willemsdr. en tevens voor Catharina van Toorenvliet Willemsdr, weduwe van Dirck Zegerssen van Campen en nog voor Jeremias van Vrelant, pastor te Zeijst, man en voogd van Adriana van Toorenvliet Willemsdr. de custingrentebrieven te verkopen, die hen allen, als erfgenamen, door de dood van Neeltge Gerrits van der Grafft zijn toebedeeld.Het kapitaal bedraagt 880 gld. Custingrentebrief alhier gepasseerd voor Schepenen 21/02/1607 t.l.v. Ghijsbert Huygens van der Swijp/Swiep. Ook dient 2 jaar rente nog geind te worden.Neeltge was in haar leven vrouw van Quirin Cornelis Lucassen, Raet en Schepen te Brouwershaven.

Te Leyden heeft notaris Merten van der Sijde procuratie van de overige erfgenamen t.w. Jan, Dirck en Maria van Brosterhuijsen verkregen. Maria is weduwe van Jan van Schilperoort.

* 1609: gahetna: 3.03.01.01 Archief Hof van Holland, Criminele Papieren [5211.3]: Brieven van pardon voor Jan Willemsz. van Torenvliet te Leiden, wegens manslag. 1609

Buurtschap Ooijendonk, Rattenveld: Veld van de familie Rat, Ratten.Vergelijk Henrick Cornelis Claes Ghysbrechts diemen noempde

Henrick Rat, 1567, R714, fol. 37; Corn. Henrickx Rat, lakenverkoper, 1617, R720, 170. Zijn

vader Cornelis Rat d’Oude was voor 1581 vaandrig en daarna luitenant geweest van Pieter

Meerling, kapitein van een compagnie burgers. In 1582 of 1583 was hij dood gebleven in

Den Bosch, R823, fol. 65, 66. In 1673 was het Rattenvelt in bezit van Anna Dyrven, begijntje

te Hoogstraten. Jan Mathijs Meiren huurde het perceel toen van haar. Soldaten van het garnizoen

te Breda kwamen in de hooitijd met schuiten en laadden het hooi, dat nog maar half

droog was, op. Ook op andere plaatsen werd door soldaten hooi gestolen, RH134, fol. 51v.


* 1605, 30-11: hogenda.nl: transcriptie grafboek Pancraskerk te Leiden, Archief Ned. Herv. Kerkvoogdij Leiden [invnr 761, fol. 135]: De een ende twintichsten streek, nr. 7: Pieter Jansz. ende Kathrijn Gijsbrechtsdr. nae haer beijder doot die kerck. Ende heeft gecoft Lijsbet Cornelisdr. weduwe van Outgaert Diercxz. smit opte vijfden julij 1593. Dit graf overgeset op Pieter Jacopsz. van Thoorenvliet opten lesten november anno 1605.