XIV-1885 Van Toornvliet, Willem

Willem Pouwels van Toornvliet

alternatieve spelling: Pauwels; Thorenvliet, Thoorenvliet, Thoornvlijet


ouders: Pouwel Willemsz van Thorenvliet en Marietgen Pietersdr [Kunst]

geboren: Leiden ca. 1543 (in 1592 was hij ca. 49; in 1599 was hij ca 56) 

gedoopt:

overleden: (in/na 1613?) voor/in 1615 

begraven: Leiden 16-5-1614


beroep: waard in het Gulden Cantoer (1578, '99), artilleriemeester van Leiden (1580-1587, 1603-1614), pachter van de impost van bier in Leiden (1599), handelaar in kalk (1600), exploitant van een Kalkoven (1608)

woonplaats / adres: Leiden (Pieterskerk koorsteeg nr. 15, 1572-1606) (1612) (Grote Mare, 1614)


relatie: trouwt Leiden 15-1-1571 


Pietertgen Jansdr Nachtegael (XIV-1886)

alternatieve spelling: Nagtigael


ouders: Johan Philipsz Nachtegael en Trijntje Gerritsdr 


geboren: [Delft] ca. 1544 

gedoopt:

overleden: Leiden 4-5-1624 

begraven:


beroep:

woonplaats / adres: 


kinderen:


Handtekening van Willem van Toorenvlijet Pouwelssz uit 1576

Handtekening van Willem van Toorenvlijet Pouwelssz uit 1611

handtekening van Pietertgen Nachtegael ('bi min Pietergen Ians') uit 1617

Biografische aantekeningen


Volgens een (geromantiseerde) beschrijving van Leidens ontzet uit 1744, was het Willem Pouwels van Torenvliet die met een polsstok als eerste de geïnundeerde velden in trok en vaststelde dat de Spanjaarden gevlucht waren en dat Leiden ontzet was. We schrijven 1574. Voor zijn moed kreeg hij, naar verluid, een medaille. Elders wordt beweerd dat hij het ook was, die de door de Spanjaarden achtergelaten pot met hutspot aantrof.

Willem Pouwels van Torenvliet kocht in 1577 van de erfgenamen van Cornelis Pietersz Paedts en Catrijn Jacobsdr het huis Het Gulden Comtoir aan de Aalmarkt. Tijdens de Volkstelling van 1581 woonde Willem Pouwels van Torenvliet daar met zijn vrouw Pietertgen Jansdr Nachtegael en hun kinderen Jan, pouwels, Claertgen, Maritgen en Trijntgen. Verder wonen er Francois Bouerron uit Antwerpen en de dienstmeisjes Nellegen Dircxsdr van Woens en Willemtgen Willemsdr. Het lijkt waarschijnlijk dat Willem Pouwels het huis zelf die naam heeft gegeven: zijn vader heette al in 1553 Pouwels Willemsz int Gulden Cantoer

Willem Pouwelsz van Thorenvliet, waard in het Gulden Cantoor in Leiden, en zijn vrouw Pietertgen worden er in 1578 (vier jaar na het beleg van Leiden door de Spanjaarden) van beschuldigd gasten te hebben geherbergd zonder ze te hebben laten registreren. Nadat dat door de schout was ontdekt zijn ze beboet. Pietertgen heeft de schout toen zwaar beledigd door hem niet de verschuldigde eer te bewijzen, maar hem in tegendeel een ‘Schout Schrobber’ te noemen, en daar heeft Willem van Torenvliet nog een schepje bovenop gedaan. De schout eist 6 pond boete voor de nalatigheid, maar 10 jaar verbanning uit Leiden, Rijnland, Den Haag en Haaglanden plus 100 pond boete voor de belediging en insubordinatie. Van Torenvliet wordt veroordeeld tot de 6 pond boete voor de overtreding, en publieke vernedering en vragen om vergiffenis plus 60 pond boete voor de ‘smadige en injurieuse woorden’. 

Willem bekleedde echter al snel aanzienlijke posities in Leiden: hij was al twee jaar na dit incident artilleriemeester en  bij een zegevierende intocht van prins Maurits in 1594 heette Willem van Torenvliet hem,  als gezaghebber van een vendel schutters, welkom in Leiden.

Willem Pouwelsz van Toornvliet en zijn zwager Gerrit Nachtegael Jansz (die in Amsterdam woont) komen voor (in mei 1587 en in april 1589) als voogden over de nagelaten minderjarige kinderen van Hendrik Nachtegael Jansz. en Catharina Jansz van Banchem. In januari 1578 is Willem Pouwelsz van Toornvliet met zijn zwager Hendrik Nachtegael Jansz voogd over het zesjarige weeskind Neeltje van Marietje Jans Nachtegael en Gerrit Jansz van der Graft. 

Deze Neeltje Gerritsdr [Vergraft] maakt in 1625 een testament op met haar tweede man Schrevel Jacobsz Ruimvel (kapitein van een oorlogsschip, die nog voor eind september dat jaar overlijdt), waarin ze haar erfenis nalaat aan familieleden, waaronder de met name genoemde kinderen van Willem Pouwels van Thorenvliet; in 1641 laat ze, na haar dood (als vrouw van Quirin Cornelis Lucassen) een kapitaaltje van fl 880,- na aan de kinderen van Willem Pouwels van Toornvliet.


kind 4 Jan van Torenvliet de jonge

In 1602 wordt Jan van Torenvliet beschuldigd van roofmoord op jonkheer Barnard Diederic van Waldouw, met nog zes kornuiten. De eis luidt: onthoofding, subsidiair levenslange verbanning uit Holland en West-Friesland. Het vonnis is milder (levenslange verbannning uit de stad en de wijde regio) en in 1609 krijgt Jan een pardon.  Jan van Torenvliet de jonge is, waarschijnlijk begin jaren dertig van de 17e eeuw, naar Oost-Indië vertrokken, waarna niets meer van hem is vernomen. Twintig jaar later, in 1654, neemt de familie aan dat hij is overleden en verdeelt de aanzienlijke erfenis


Bronnen

https://historischleideninkaart.nl/persoonformulier/?Id=263

https://www.mijnstambomen.nl/leiden/toornvliet.htm 

lit: 'Beschrijvinge der stad Leijden', (Leiden, 1641) p. 696: Willem Poulsz van Thorenvlie(d)t is, samen met Dirck Jansz van Potterlo, vermeld als artilleriemeester van Leiden in de jaren 1580-1587 en 1603-1614. 

lit: ‘Kort verhaal van het beleg en ontzet der stad Leiden’, (1744), p. 106: Tijdens Leidens ontzet bood een jongetje aan om, toen er na het inunderen van de weiland rond de stad, geen licht en geluid meer uit het kamp van de vijand kwam, te onderzoeken of er nog iemand was. Hij woof vanuit de verte met zijn hoed, maar de inwoners durfeden er niet op te vertrouwen dat de Spanjaarden hem niet onder druk hadden gezet. “waarom een ander man met naame Willem Paulusz van Toorenvliet uittoog en met eene pols of springspiets de Schans ontvolkt vindende den Admiraal door ’t water te gemoed sprong, en weder gekeerd de eerste blyde tyding van Leidens ontzet in de Stad bragt, en van de Overheid tot een dankbaar teeken van zyne trouwheid en moed met eene goude medaalje beschonken wierdt” 

* 1573, 30-1: Erfgoed Leiden e.o., 0508 ORA Waarboeken 67E fol 94 [scan 95]: gecompareerd Pouwels van Thoornvliet Willemszn, poorter dezer stede, bekende verkocht te hebben aan zijn zoon Willem van Thoornvliet Pouwelszn een huis en erve in de Sint Pieterskerksteeg, genaamd Vergulden Comptoir, mitsgaders een turfschuijr en woonhuijs, beide responderende in de dwersstege uitkomende in de voorsz Kerkstege, belegen hebbende aan de ene zijde Pieter Sijmonsz Dou, daar aan Cornelis Pietersz glazenmaker, aan dandere zijde Sijmon Dammiszn, steenhouwer, en naast de comparant zelve, strekkende voor van de kerksteeg tot achter aan het huis en erf van de comparant, vrij van lasten uitgezonderd 56 stuivers per jaar pacht. De verkoper is betaald met een Schepen verzegelde schuldbrief van Leijden, op zekere termijnen te betalen; / De volgende akte is een schuldbekentenis van Willem van Thoornvliet pouwels voor de aankoop van het genoemde huis, schuldig aan Pouwel Willemsz van Thoornvliet, zijn vader, fl 1000,-, te betalen fl 100,- op meidage 1576 en dan vervolgens elk jaar op meidag fl 100,- totdat alles is afgelost. 

* 1574, 7-8: Erfgoed Leiden e.o.: NL-LdnRAL-0501/3.3 Volkstelling [scan 15]: In de Corsstech woont Willem Pauwelszn met VII personen.

* 1575, 3-8: hogenda.nl: - Leiden, Voogdenboek A (Weeskamer Leiden invnr 241) fol. 3: no. 5 d.d. 3-8-1575: Pouwels Willemsz. van Thoornvliet en Evert Quirijnsz. van Delft als voogden over het onmondig weeskind van Jan Jansz. kouckebacker gewonnen in echt bij Alijdt Dircsdr. van Zancten zijn zaliger huisvrouw. Bijgeschreven: 11-7-1575 [leesfout: betreft '76 of '77]: Mits het overlijden van Pouwels voorsz. is in zijn plaats geordonneerd Kersten Pietersz. wonende te Rotterdam in de Doelen oom nomine uxoris van het voorsz. weeskind. 7-2-1578: Mits de absentie van de voorsz. Kersten en meer andere zaken en middelen is mede tot voogd geordonneerd Willem Pouwelsz. van Toornvliet om toezicht te hebben.

* 1575, 21-12: hogenda.nl: - Leiden, Voogdenboek A (Weeskamer Leiden invnr 241) fol. 4v: no. 2 d.d. 21-12-1575: Pouwels Willemsz. en Willem Pouwelsz. voogden over Pieter oud 5 jaar en Clara oud 9 jaar nagelaten weeskinderen van Jan Willemsz. vleijshouder gewonnen bij Geerte Aelbrechtsdr.

* 1575, 27-12: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Salomon Lenaertsz van der Wuert [nr 4, fol. 41?, pag. 715, scan 502]: een overeenkomst tussen de erfgenamen van Dirck Jansz. Coster, in het bijzijn van arbiters, is opgesteld ten huize van Wm: van Thorenvliet Pouwelsz, ter presentie van Pouwels van Thorenvliet Wmsz, Dirck Danielszn en Pieter van Zoeterwoude als getuigen en arbiters. (w.g. o.a. Pouwels van Thorenvliet Willemsz – betreft senior!) [volgens de index bij deze akte is Willem Pouwels van Thorenvliet ca 32 jaar en waard in het Gulden Cantoer] 

* 1576, Erfgoed Leiden e.o. 0501A kohier gedwongen leningen [3971, fol. 9v]: Willem Pouwelsz van Thorenvliet, wonende te Leiden, lening van fl 18,-

* 1576, Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Salomon Lenaertsz van der Wuert [nr 5, fol. ?, p. 10, scan 8]: er is een overeenkomst opgesteld ten huize van Wm: van Thorenvliet Pouwelsz, die ook getuige is, samen met Hans Jansz van Campen. 

* 1576, 13-7: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.6, Waarboeken 67F [fol. 48v scan 57]: de erfgenamen van Pieter Bouwenszn van Dorp verkopen aan Willem van Thorenvliet Pouwelszn een “camer mit haeren erve staende ende gelegen alhier binnen voorsz Stede opte Vliet”, tussen de bakker Simon Arentszn en de weduwe van Willem Poussz, metselaar, en tussen de Vliet aan de achterzijde grenzend aan het erf van Simon Arentsz. De koop is door Willem Pouwelsz van Thoornvliet betaald met een Schepen Schuldbrief van Leiden, te betalen op zekere termijn, zoals daarin vermeld. 

* 1576, 19-7: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Salomon Lenaertsz van der Wuert [nr 5, fol. ?, p. 326, scan 257]: Hendrick Nachtegael (substituut van de schout van Leijden) heeft in de nacht, in gezelschap van Jan Jansz, corencoper, Willem Pouwelszn van Thoorenvliet en een dienstmaagd, zich kort nadat de officieren de wacht hadden gelopen bij de ‘ring’ gevraagd waarom het er zo druk (zo voel volck bijeen) was, waarop men hem antwoorde: ‘gaet ghij thuijs slaepen en moeijt u met de wachte nijet”. Nachtegael antwoordde dat hij ‘officier van den coninck’ was en zelf wel zou bepalen wat hij zou doen en voegde enige vileine woorden toe. Hij bleef kwaad spreken, werd in de ‘ring’ binnen en boven gebracht, maar na verloop van tijd weer vrijgelaten; hij bleef kwaadspreken.

* 1576, 7-10: Erfgoed Leiden e.o., DTB ondertrouw Leiden: Pouwels Pouwelszn van Thoornvliet, vergeselschap met <Wm:> Pouwelsz met Martgen Anthonisdr. van Loeven 

* 1577, 19-2: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.6, Waarboeken 67F [fol. 113v scan 123]: Er wordt een huis verkocht op de Vliet op de hoek van de Molensteeg en aan de andere zijde belend Willem Pouwelszn.

* 1577, 13-5: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.6, Waarboeken 67F [fol. 145, scan 175]: Coirnelis Gerritsz de Haes, Huijbert Jacobszn, tinnengieter, en Andries Jacobszn drapier als voogden over Jacob, Pieter en Aechte, onbejaarde weeskinderen van Cornelis Paedts Pieterszn, vulgariter Prins, gewonnen in echte van Katerijn Jacobsdr., verkopen (met toestemming van Burgemeesters en weesmeesters) aan Willem van Thoorenvliet Pouwelsz een huis, erve en mouterije daarbinnen, gelegen omtrent der stede craen, aan de Nieuwe Rijn naast de Marckt, genaamd het Botterhuijs, met een poort en ganghe daaronder gelegen, tussen Willem Pieterszn, bakker, en Steffen van Heussden

* 1577, 18-7: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.6, Waarboeken 67F [fol. 193, scan 203]: Oud burgemeester Claes Adriaensz, man van Pietertgen Roelofsdr. verkoopt een huis in de Breestraat, eertijds genaamd Het Gulden Vlies, strekkende voor van de Breestraat tot achter aan het ledig erf gekocht door Willem Pouwelszn, gekomen van Cornelis Paedts Pieterszn

* 1577, 19-12: : Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.6, Waarboeken 67F [fol. 251v, scan 261]: Willem van Thorenvliet Pouwelszn, poorter van Leiden, verkoopt Pieter Gerritszn Lam, tassenmaker, ook poorter, een huis en erf in de Sint Pieterskerksteeg, belend Anneken de Milde, weduwe van Cornelis Willemsz in den Gouden Hoorn, en aan de andere kant de verkoper zelf, strekkende van de steeg tot achter aan het erf van Maria Pietersdr, weduwe van Pouwels van Thorenvliet, met als voorwaarde dat Annetgen de Milde en de nieuwe eigenaar van dit huis samen de muur en de goot die erop ligt zullen gebruiken tussen hun beide huizen staande. De comparant en Gerrit Jacobsz van der Graft (borg tegenover de Schepenen) loveden Pieter Gerritsz dit huis te waren, uitgezonderd negen comen groten sjaers met de honden die daar op staan.

* 1578, 11-1: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.6, Waarboeken 67F [fol. 287v, scan 297]: Een huysinge en de erve, staende ende gelegen binnen dezer stede Leyden aen de Bredestraet op ten houck van de Mandemaeckerstege. Jegenwoordich belegen hebbende aen d’een zijde de voors. stege daeronder gaende ende aen d’ander zijde voor Frans Reijersz, snijder ende struickelende achter zijn Frans Reijerszs huysinge omlopende voor bij die huysinge van Jannetgen Willemsdochter, Joris Pietersz wedue, west belent van terzijde met het erf van Dirck van Kessel, rentenierder van Reijnsburch. Streckende eensdeels voor van de Bredestraet ende voorts van de huyzen van de voorn. Frans ende Jannetgen tot achter enen zeeckere huysken ende erve aencomende Dirck van Kessel voorn. Ende voorts met een poorte ende gange tot dezen huyse behorende daer de voorn. Van Kessel zijn overgange op heeft uytgaende in een gemeen stege daer meer andere inne gerechtigt zijn die zijnen uytgang heeft opten Rijn tusschen de huysinge van Willem Pouwelszoon van Torenvliet, waert Int gulden Cantoor ende deze stede botermarct.

* 1578, 22-1: Hogenda.nl - Leiden, Voogdenboek A (Weeskamer Leiden invnr 241) fol. 10v nr. 4: Henric Nachtegael en Willem Pouwelsz. van Toornvliet voogden over Neeltgen van der Graf oud omtrent 6 jaar weeskind van Gerit van der Graft Jacobsdr. gewonnen bij Maritgen Nachtegaels Jansdr. zaliger.

* 1578, 7-2: Erfgoed Leiden e.o.: NL-LdnRAL-0518/2.1.1 Voogdenboek [fol. 20, scan 20]: Pouwels Willemszn van Thoornvliet ende Evert Quirijnszn van Delft als voochden van Neeltgen onmondich weeskindt van Jan Janszn Kouckebacker, gewonnen  in echt bij Alijdt Dircksdr van Zancten, zijne zalige huijsvrouwe, hebben den behoorlijcken eedt gedaen, mer noch gheene cautie gestelt omme redenen int ci<..>soriale memoriebouck gestelt. Acte ter Weescamere op woonsdaghe den IIIen augusti Ao. 1575. Opten XIen Juli 1576 (mits toverlijden van Pouwels voorsz.) is in zijnen plaetse georcht Karsten Pieterszn, woonende te Rotterdam, inden Doelen oom nomine uxoris vant voorsz Weeskint mits dabsen[tie] van de voorsz Karsten ende meer andere zaeken ende middlen es mede tot voocht gevoucht ende geordonneert Wm: Pouwelsz van Toornvliet om toesicht te hebben, acte 7 febr 1578 stylo <?>, Jacob Thomaszn ende Jan Janszn van Baersdorp in absen[tie] van Claes Wm:zn van Warm:t weesmr:n des: stede. 

* 1578, 29-10: Erfgoed Leiden e.o., 0508 ORA Leiden, Crimineel vonnissenboek [3+1, blad 531]: de Waard Willem Pouwelsz van Thorenvliet wordt beschuldigd van het nalaten van de registratie van gasten en het beledigen van een ambtenaar, Eis: boete van 6 pond, verbanning 10 jaar uit Leiden, Rijnland, Den Haag en Haagambacht, + extra boete van 100 pond; Vonnis: boete van 6 pond, God en justitie bidden om vergiffenis en extra boete van 60 pond.

“Die schout van Leijden eijsscher <contra> Willem Pouwelsz int Gulden Coutoer mitsgaders Pietertgen zijn huijsvrouwe <…> hem anseggen dat hij eijsscher deerste reijs met sijne dienaers visiterende des tappers ende enige burgers huijsen op den Ven Octobris lestleden ten huijse vanden selven Willem Pouwelszn gevonden heeft twee Nachtgasten in burgers habijten gecleet zijnde, de welcke achtervolgende dordonnantie deser stede opt poinct van tanbrengen vanden nachtgasten gepubliceert bij den ge:dens <gedaagden?> niet opgebragt en waeren ende hoe wel de ged[aag?]dens wel behoort hadden henzelven achtervolgende de voorsz. ordonnantie te reguleren ofte ge: misdaed, abuijs ende negligentie agnoscerende de boete daertoe staende te betaelen, soe heeft nochtans in wederwraeck van dien ende in dilipendie en cleijnachtinge vande Justitie de voorsz Pietertgen des voorns: W:m Pouwelsz huijsvrouwe (Postponerende alle eer ende steveren die zij zijn ma:ts [magistraats?] offitiers schuldich is te presenteren) gelieft gehad te seggen hem eijsscher een schout schrobber te wesen, welcke atroce ende zwaere Iniurie woorden de voorn. Willem Pouwelszn geconfirmerende ende deselve dickwils itererende in dese ofte gelijcke woorden jegens hem eijsscher geseijt heeft Gij sijt een schout schrobber ende een burgers schrobber ende voor een schrobber gaet ghij uijt ende al zoe nae dispositie van rechten d’Iniurie die een offitier ofte die Magistraet bij enig van den ondersaeten, bij sonder tenderende tot cleijnachtinge, contumelie ende versmaetheijt van haere staet) angedaen wert zeer zwaerlicken staet te straffen ende hem eijsscher in ’t stuck van sijn offitie alzulcke Iniurie nijet en staen te lijden. Concludeert daeromme voorgenoemde eijsscher dat bij u mijn heren schepenen vonnisse de voorsz Willem Pouwelsz verclaert zal werden tegens de voorsz ordonnantie (532) twee nachtgasten tot zijnen huijs gelogeert te hebben ende over sulcx gecondemneert inden boeten van zes ponden van XL groo[te]n tpont. Voorts zullen de voorsz. Willem Pouwelszn mitsgaeders Pietertgen sijn huijsvrouwe ende elcx van hen bjsonder verclaert werden in spreecken van de voorsz Iniurieuse woorden swaerlicken gedelingueert ende misdaen te hebben ende overzulckx gebannen uijt de stad van Leijden, geheel Rijnlant, Den Haege en Haechambacht een tijt van tien jaeren lanck ende daerenboven tot behouff van zijnen Mag[istraa]t ge<..>teert in een boete van hondert ponden Vlaems ofte arbitralicken gestraft aen lijff ofte anderen tot discretie avn mijne heeren Schepenen mitsgaders gecondemneert in de kosten hierinne gedaen, tot taxatie ende moderatie van mijn heeren. / Voor de schepenen van Leijden is gebracht de voorsz. Willem Pouwelsz van Thorenvliet, die meermaals het verwijt werd voorgehouden, heeft besloten niet te antwoorden; condemneren Willem Pouwelsz, gezien het aangedragen bewijs, tot een boete van zes pond omdat hij zijn twee gasten niet heeft opgebracht, verder wordt hij veroordeelt om te verschijnen ter vierschaar en met zijn hoofd op het blok, met luider stemme en ten aanhoren van de gemeente te verklaren dat hij ‘van herte leet’ heeft van de smadige en injurieuse woorden, biddende Godt almachtig, de Justitie en een officier om vergiffenis, en verder wordt hij tot een boete van zestig pond veroordeeld, de ene helft ten behoeve van den … en dander helft van de arme wezen, mitsgaders in de proceskosten.

* 1579, 4-4: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.7, Waarboeken 67G [fol. 131v, scan 133]: Willem Pouwelsz van Thoornvliet verkoopt aan Jan Pietersz, backer, bijgestaan door Heyndrick Nachtegael, een huys ende erve, staende ende gelegen upte Vliet. Belent ende belegen aen die eene zijde Gerritgen Claesdr, weduwe van Willem Ponssen ende aen d'ander zijde de voorn. Jan Pietersz. Streckende voor uyte voors. Vliet tot after aan de voors. Jan Pietersz erve

* 1579, 10-4: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.7, Waarboeken 67G [fol. 131v, scan 133]: Willem van Thoornvliet Pouwelsz waard In 't Gulden Cantoir, schuldeiser, tegenover Jan Pietersz backer en Jacob Danielisz van Leeuwen, schuldenaren, zijn fl 120,- schuldig. Onderpand: Een huys en de erve, staende ende gelegen upte Vliet. Belent ende belegen aen die eene zijde Gerritgen Claesdr, weduwe van Willem Ponssen ende aen d'ander zijde de voorn. Jan Pietersz. Streckende voor uyte voors. Vliet tot achter aen de voors. Jan Pietersz erve.

* 1580, 21-1: Hogenda.nl ORA Zoeterwoude invnr. 44: transporten etc. [Nr. 166 folio 144v.]: Willem Pietersz. bakker poorter van Leiden heeft verkocht aan Adriaen Maertsz. de Zwart poorter van Leiden 4½ morgen land, belend ten Z: de Barnarditen te Warmond, ten N: de erfgenamen van Jan van Rossum te Leiden, ten W: de Zoeterwoudse watering en ten O: de Vrouwenkerk te Leiden. Vrij en niet belast. Hij verbindt hieraan een huis en erf te Leiden bij de kraan, belend ten N: Willem van Thoornvliet Pouwelsz. en ten Z: de weduwe van Philips van Zonnevelt, strekkende uit de Rijn tot achter aan de Poort. 

* 1581, 27-2: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.8, Waarboeken 67H [fol. 236, scan 248]: Willem Pietersz backer, poorter van Leiden, verkoopt aan Adryaen Maertsz de Swart, medepoorter alhier, vyer morgen ende een half lants ombegrepen der maete gelegen in den ambachte van Soeterwoude voors. Jegenwoordelycken belendt ende belegen hebbende die Barnaditen tot Warmondt aen die zuydtzijde, die erfgenamen van Jan van Rossum tot Leyden aen de noortzijde, die Zoeterwoutsche wateringe aen de westzij ende de Vrouwenkerck tot Leyden aen de oostzijde. onderpand: een huys ende erve staende ende gelegen binnen der voors. stede van Leyden bij de Craen. Belent zijnde aen de noortzijde Willem van Thoornvliet Pouwelsz, aen die suytzijde die weduwe van Phillips van Sonnevelt.

* 1581, 5-7: Hogenda.nl ORA Zoeterwoude invnr. 44: transporten etc. [Nr. 193 folio 168]: Anna Willemsdr. van Paenderen weduwe Sijmon Maerten Dircxz. poorteres van Amsterdam geassisteerd met Willem van Thoornvliet Pouwelsz. haar gekozen voogd, verkoopt en is schuldig aan Sijbrant Willemsz. Stam en Pieter Claesz. met zijn broeders en zuster, kinderen van Claes Sijmonsz., een eeuwige losrente van f 50 carolus per jaar spruitende uit zake van rentebrieven, verleden door Sijmon Maerten Dircxz. voorn., met een bezegelde transport daaraan, waar deze brief doorsteekt. Hoofdgeld f 800 philips van 50 gr. het stuk. Zij verbindt hieraan 5½ morgen land te Zoeterwoude, belend ten N: Dirck Jacopsz. gorter, ten O: Jan Neel corte Willemsz., ten Z: Vranck Lourisz. en ten W: de Meerburgerwatering. 

* 1581, 9-9: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.9, Waarboeken 67J [fol. 25, scan 37]: Pietertgen Dielofsdr weduwe van Claes Adriaensz verkoopt aan Dirck Gerritsz van Kessel rentmeester van de abdie goederen van Rijnsburch een Huysinge ende erve staende ende gelegen opte Bredestraet genaemt 'Het Gulden Vlies'. Ten tijde van het verlij in den jare zevenentzeventich belegen hebbende aen d'een zijde deurgaende Steffen van Heussen, nu zijn wedue, ende aen d'ander zijde Jannetgen Willemsdr, Jorys Pieters wedue, daer aen d'erffgenamen van Adriaen Ysbrantsz, nu Jan Marcus van Ypre. Streckende voor van de Bredestraet tot achter aen een ledich erve gelost bij Willem Pouwelsz ende gecomen van Cornelis Paets Pietersz. 

* 1581: Erfgoed Leiden e.o.: Lijfrenteregisters akte nr 8: Kapitaal fl 27.1.4, rente% achtste penning (= fl 3:7:8), te betalen op 11 december. De begunstigde is Pouwel Willemsz van Torenvliet, 15 jaar. Zijn ouder (sic! het zijn z'n grootouders) Pouwels Willemsz van Torenvliet (overl. voor 1592) en Maritgen Pietersdr (overl. in/voor 1596) - vanaf 1596 zijn het Maritgens erfgenamen die de heffing betalen, met 1605 als laatste jaar.

* 1582, 17-3: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.9, Waarboeken 67J [fol. 102v, scan 115]: Leenaert Maertijnsz woonende in den ambachte van Alckemade ende Dirck Martijnsz woonende op Hoogemaede gebroeders geordineerde voochden over Cornelis Symonsz oudt omtrent 6 Willem Symonsz 3 ende Weyntgen Symonsdr 5 jaren naergelaten weeskinderen van Symon Willemsz Wassenaer schipper ende Weyntgen Jansdr beyde zaliger gedachten (Willem Adriaensz Wassenaer der voors. weeskinderen grootvader) verkopen aan Willems Pouwelsz van Thoornvliet een huys ende erve ... alhier tot Leyden in de Lange Coppenhiexstege (Koppenhinksteeg), ... jegenwoordelycken belent ende belegen aen d'een zijde ten oosten Pieter Willemsz bierdrager ende aen d'ander zijde ten westen eene gemene waterstege daerondergaende. Streckende voor uyt de voors. stege noortwaert tot in den Ouden Rijn. Betaald met een schepenschuldbrief.

* 1582, 24-3: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.9, Waarboeken 67J [fol. 105v, scan 118]: Willem Pouwelsz van Thoorenvliet is schuldig aan Leenardt Martijnsz woonende in den ambachte van Alckemade ende Dirck Martijnsz woonende op Hoogemaede gebroeder in den naeme als voochden ende ten behouve van Cornelis Zymonsz oudt omtrent 6 Willem Symonsz 3 ende Weyntgen Zymonsdochter 5 jaren naergelaten weeskinderen van Symon Willemsz Wassenaer schipper ende Weyntgen Jansdr beyde zaliger de som van 400 Karolusgulden van 40 groten Vlaams per stuk, te betalen in termijnen. Vanwege de koop van een huis en erf in de Lange Coppenhiexstege. Onderpand: het aangekochte huis. Willems van Torenvlietsborg is Henderick Roelofsz, schipper. 

* 1582, 6-4: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Willem Claeszn van Oudevliet [49, scan 144]: de eerzame Willem Pouwelsz van Thoornvlijet, poorter van Leijden, heeft zichzelf voor Pouwels van Thoornvlijet, zijn broer, wonende in Den Haag, tot borg gesteld en tot cautionaris de demoliendo van het getimmerte dat Pouwels van zins is te maken aan zijn huis, om ’t zelve wederom af te breken indien de definitieve sententie (te wijzen tussen voorsz. Van Thoornvlijet en mr. Joost de Menije, raadslid van het Hof van Holland) hem daartoe verplicht. En Pouwels belooft op zijn beurt om Willem, zijn broeder, te bevrijden van alle last die hij hierdoor loopt. 

* 1582, 10-9: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.10, Waarboeken 67K [fol. 7v, scan 15]: Dirc Dircxz Steen olyslaegher en zijn borg Claes Anthonisz olyslaegher verkoopt aan Willem van Thoornvliet Pouwelsz een huysinge ende erve, staende ende gheleghen binnen dezer stede aen de Vischmarct genaempde 'de Steur'. Beleghen hebbende aen d'een zijde Adriaen Mourynsz, rentmeester van Leeuwenhorst ende aen d'ander zijde Jacob Aertsz Spruyt, als man ende voocht van Marie Dircxdr, streckende voor van de straet tot achter aen Dirc Jacobsz van der Graft ende Andries Jaspersz, backer. voor fl 2975,- met 4 stuivers pacht per jaar.

* 1582, 27-11: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.10, Waarboeken 67K [fol. 7v, scan 15]: De erfgenaemen van Phillips Nachtegael Phillipsz, te weten: Henrick Nachtegael Jansz, Geraet Nachtegael Jansz, Pietergen Nachtegaels Jansdr als vrouw van Willem Pouwels van Torenvliedt, Willemtgen Nachtegael Jansdochter als vrouw van Francoijs van Hersel, Cornelia Geritsdr weeskint Maria Nachtegaels Jansdr en Gerit Jacobsz van der Graft, Jacob Woutersz Heuckesloot weeskint van Wouter Pieters en Willemtgen Heuckesloot Jacobsdr, Jacob Claesz Heuckesloot weeskint Claes Jacobsz Heuckesloot en Dietwaer Leonartsdr, Joncvrouwe Luijtgaerdt Heuckesloot dochter van meester Joost Heuckesloot, twee weeskinderen van Joris Claeszoon van Veenhuijsen en Maria Heuckesloot Jacobsdr – deze erfgenamen van Philips Nachtegael verkopen aan meester Geradt de Bont (doctor ine medecinen) zeeckere hijsinge ende erve, staende ende gelegen alhier tot Leijden in 't bon genaemt Overhoff omtrent de gevannissen mitsgaerders noch een huijsen ende erver ter zijden daerachter staende ende gelegen in de Schoolstege, aen de achtergange uijtgaende opte Papegraft. Belent zijnde aen d'een zijde ten oosten voor een ledige werve mit een huijsinge genaemt de 'Oude Vierschaere van Rijnlant' ende after de Schoolstege daeronder gaende, ende aen d'ander zijde ten westen deurgaende Pieter Jansz van Bosch, streckende voor van der straete noordtwaert tot aen meester Johan Duijcken erve.

* 1583, 14-1: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.10, Waarboeken 67K [fol. 68v, scan 77]: Henric Jansz Nagtegael broer van Gerard Nagtegael Jansz, beiden een negende deel erfgenaam van Philips Nagtegael Philipsz respective heurluyder oome ende oudtoome; Willemtgen Nachtegael Jansdr echtgenote van Willem Pouwelsz van Thoorenvliet een negende deel erfgenaam van Philips Nagtegael Philipsz respective heurluyder oome ende oudtoome; Willemtgen Nachtegaels Jansdr echtgenote van Franchoys van Hessels een negende deel erfgenaam van Philips Nagtegael Philipsz respective heurluyder oome; Gerrit Jacobsz van der Graft vader ende bloedich voocht van Cornelia zijne weeskindt gewonnen bij Maria Nachtegaels Jansdr zijne zalige huysvrouwe, een negende deel erfgenaam van Philips Nagtegael Philipsz respective heurluyder oudtoome; Jacob Woutersz Heuckesloot naergelaten weeskindt van Wouter Pietersz gewonnen bij Willemtgen Heuckesloot Jacobsdr een negende deel erfgenaam van Philips Nagtegael Philipsz respective heurluyder oome ende oudtoome; Jacob Claesz Heuckesloot naergelaten weeskindt van Claes Jacobsz Heuckesloot gewonnen bij Dieuwaer Leonardsdr, een negende deel erfgenaam van Philips Nagtegael Philipsz respective heurluyder oudtoome; Joncvrouwe Luytgaerdt Heuckesloot dochter van Mr Joost Heuckesloot in zijn leven schout van Hoorn, een negende deel erfgenaam van Philips Nagtegael Philipsz respective heurluyder oudtoome; 2 weeskinderen van Jooris van Venhuysen end Maria Heuckesloot Jacobsdr beiden zaliger een negende deel erfgenaam van Philips Nagtegael Philipsz respective heurluyder oudtoome; zij allen zijn schuldeisers van Mr Gerard de Bondt doctor in Medicinen,professor der Academie Lugdunens alhier tot Leyden voor een bedrag van fl 1100 gulden ( 100 gulden contant en overigens in termijnen van 125 gulden over 4 jaar en daarna 100 gulden pj). Onderpand: de huysinghen ende erve mit alle den gevolgen toebehoorten ende aenclevende bij deselve Mr Gerard de Bont, staende ende geleghen alhier tot Leyden in 't bon genaempt Over 't Hoff omtrent de gevangenisse midtsgaders noch een huysken ende erve ter zijde daerachteraen staende ende geleghen in de Schoolsteeghe. Belendt zijnde aen d'eene zijde ten oosten voor een ledighe werve mit een huysinghe genaempt de Oude Vierschaere van Rhijnlant ende achter de Schoolsteeghe daerondergaende ende aen d'andere zijde ten westen deurgaende Pieter Jansz van Bosch. Streckende voor van de straete noordtwaerdt tot aen mr. Jan Duycken erve.

* 1583, 10-2: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.11, Waarboeken 67L [fol. 86, scan 93]: Dirc Dircxz Steen olyslager en Claes Anthonisz olyslager als gevolmachtigde ende speciale procuratie hebbende van de kinderen ende erffgenamen van Wouter Dircxz Steen verkopen aan Willem van Thorenvliet Pouwelszoon Een huysinge ende erve, staende ende gelegen binnen dezer stede in St Pieterskerstege met twee schuyren daer after besijden aen staende ende mit een ledich erve daer toe behoorende. Belent ende belegen hebbende aen d'een zijde Willem Jacobsz schoemaecker deurgaende ende aen d'ander zijde de voors. erffgenamen selfs, daeraen Harmansz Ridder, daeraen weder d'erffgenamen zelfs ende daeraen Maria Jansdr, Jop Jansz weduwe ende achter aen de schuyre Yda Claesdr Adriaensz IJbrantsz weduwe. Streckende voor uyt de voors. stege tot achter aen Snellius erve, voor een somme van 1000 ponden ( 250 pond contant ende overigens in termijnen 100 pond pj).

* 1583, 2-6: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.10, Waarboeken 67K [fol. 156, scan 164]: Een huis als onderpand voor een schuld van 56 gulden: huys ende erve, staende ende gelegen binnen deser steede in de St. Pieterskercksteech, belent aen d'een zijde Willem Pouwelsz van Thoornvliet ende aen d'ander zijde Jacop Warnaertsz, speldemaecker, streckende voor uyte steech tot achter aen de weduwe van Pouwels Willemsz van Thoornvliet.

* 1583, 30-6: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.10, Waarboeken 67K [fol. 186, scan 194]: Willem van Thoornvliet Pouwelsz verkoopt (met als borg Pouwel Pouwelsz van Thorenvliet zijn broer) aan Louris Claesz van Haerlem jegenwoordich wonende te Delft, Een huys ende erve, staende ende gelegen binnen deser steede inde Pieters kerkstege. Belegen hebbende aen d'een zijde Willem Jacopsz [de Bont] schoemaecker ende aen d'ander zijde de kinderen van Wouter Steen. Streckende uyte voors. steech tot achter aen mr Roeloff Snell zulcx ende in alre manieren 't zelve jegenwoordelicken betimmert ende gemaect staet ende hij comparant zelve jegens Dirck Steen in coope aengestaen heeft. De koopsom wordt voldaan met een custingbrieff 1450 gulden in termijnen van 100 gulden pj. In de volgende akte wordt die schuld geregeld, waarbij als borg voor Louris Claesz van Haarlem optreedt Jan Adriaensz pasteybacker off timmerman.

* 1584, 12-6: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.11, Waarboeken 67L [fol. 129, scan 136]: mr. Vredric Brunt ende Jan Gerytsz Buytewecht als testamenteurs ende executuers van de uuyterste wille van Cristiaen Reyersz in zijn leven canonick van Sint Pancraescollegie binnen dezer stede volgende zeeckere zijne testamentarie dispositie van date 2 februari 1582, verkopen aan Willem Pouwelsz van Thoornvliet waert in Gulden Cantoir een huys ende erve staende ende gelegen binnen deser stadt op te Hoogelanskerckgraft mit een achterhuys uytgaende op te Middelwech bij de voornoemde Cristiaen metterdoot geruymt ende naergelaten. Belegen hebbende aen d'een zijde deuergaende Geryt Lammen baghijnen anders genampt Teruypenest ende aen d'ander zijde voor een huyzinge ende erve toebehoerde tot zeeckere cappelrie lest gepossideert bij Geryt Claesz Gool ende achter Hans Lieferinck ende Annetgen Lambrechtsdr elcx met haer camer ende erve. Strekende voor uuyte voors. graft tot achter met een gang ende poort uuytgaende op te Middelwech. De koopsom wordt voldaan met: (1) een losrentebrief van 6 gulden pj van 40 groten per stuk die Stijntgen Reyersdr op te voors. huysinge spreeckende heeft te lossen met 100 gulden die de voornoemde Willem Pouwelsz tot zijn last genomen heeft (2) een rentebrief van 37 gulden 10 stuivers pj, af te lossen tegen de 16e penning, door Willem Pouwelsz te verlijden ten behoeve van Eijcke van Ool Michielsdr althans woonachtich binnen deser stadt Leyden, (3) een som van 1.000 gulden te betalen 1 augustus a.s.

* 1584, 27-6: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.11, Waarboeken 67L [fol. 141v, scan 149]: Jan Gerytsz [Clop] schipper, is schuldig de som van 500 gulden van 40 groten per stuk, te betalen in termijnen aan Willem Pouwelsz van Thoornvliet vanwege de koop van een huys ende erve staende ende gelegen binnen dezer stede in de Lange Coppenhiexstege. ... Belegen hebbende aen d'een zijde Pieter Willemsz bierdraiger ende aen d'ander zijde een gemene waterstege daerondergaende. Streckende voor uuyt voors. Coppenhienstege tot achter in den Rijn. Onderpand: het aangekochte huis.

* 1584, 21-7: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.11, Waarboeken 67L [fol. 154, scan 161]: Willem van Thoorenvliet Pauwelsz is schuldig aan Eycken van Oerell Michielsdr een losrente van 37 Karolusgulden 10 stuivers pj van 40 groten Vlaams per gulden, af te lossen met een hoofdsom van 600 gulden, vanwege de aankoop eertijds uit handen van Cristiaen Reyersz canonic ten Hoegelande alhier van: (1) zijn huysinge ende erve met een afterhuys uutgaende op te Middelwech, staende ende gelegen alhier binnen deser stede voornoemt op te Pancraskercgraft. ... Jegenwoirdich belegen hebbende aen d'een zijde deurgaende Gerijt Lammen bagijnen gemeynlick geheten Truypenest ende aen d'ander zijde voor een huysinge ende erve behoerende tot seeckere capelrye lest gepossidert bij Geryt Claesz Gool (2) ende after Hans Lieffering ende Annetgen Lambrechtsdr elcx met heur camer ende erve. Streckende voor uyte voors. grafte tot achter met een gange ende poorte uytgaende opt Middelwech. Onderpand: het aangekochte huis en Noch een huys ende erve staende ende gelegen op ten Rijn bij de craen. Belendt aen d'een zijde Adriana Vranckendochter weduwe van Steffen van Heussen ende aen d'ander zijde voor desen stadt boterhuys ende aen d'ander Merchelis.

* 1585, 27-2: Erfgoed Leiden e.o., NL-LdnRAL-0508/3.1.12, Waarboeken 67M [fol. 74, scan 78]: een schuldbekentenis vanwege geleende penningen, met als onderpand: Zijn huys ende erve, gelegen binnen deser steden aen de noortzijden van de Lange Pieterskorstege. Jegenwoirdich belegen hebbende aen de oostzijde Cornelis Maertsz salmopcoeper ende aen de westzijde Pieter Gerytsz Lam tassemaecker. Streckende noort waert achter aen Willem Pouwelsz van Thoornvliet huys ende erve genaemt 't Gulden Comptoir. 

* 1587, 3-5: Erfgoed Leiden e.o.: Lijfrenteregisters [0501A Lijfrentes invent. nr. 7460 (1588), f. 536, aktenummer 6436]. Stedelijke lijfrente ter aflossing van het laatste derde deel van een lening d.d. 3 mei 1587 van Symon Thomasz. van Zwieten aan de stad. Willem Pouwels van Toornvliet, wonende te Leiden, heffer en vader, vestigt een lijfrente ten gunste van zijn dochter Aegtgen van Toornvliet, 2 jaar, wonende te Leiden. Rente (niet), percentage: 6e penning, betaaldatum 8 aug., kapitaal: fl 12,-. 

* 1587, 3-5: Erfgoed Leiden e.o.: Lijfrenteregisters [aktenr. 2205; bronnen: Toegang 0501A, invent. nr. 7459, f. 42; Toegang 0501A, invent. nr. 7460, f. 391; Toegang 0501A, invent. nr. 7461, f. 333; Toegang 0501A, invent. nr. 7462, f. 326v; Toegang 0501A, invent. nr. 7463, f. 407v; Toegang 0501A, invent. nr. 7464, f. 374; Toegang 0501A, invent. nr. 7465, f. 325v; Toegang 0501A, invent. nr. 7466, f. 321; Toegang 0501A, invent. nr. 7467, f. 348v; Toegang 0501A, invent. nr. 7468, f. 386; Toegang 0501A, invent. nr. 7469, f. 435; Toegang 0501A, invent. nr. 7471, f. 423; Toegang 0501A, invent. nr. 7473, f. 401v; Toegang 0501A, invent. nr. 7474, f. 680; Toegang 0501A, invent. nr. 7477 (1611), f. 467v;]: Willem Pouwelsz van Toornvliet, heffer en vader, wonende te Leiden en Pietertgen Jansdr., moeder, vestigen een lijfrente op Claertgen Willemsdr van Toornvliet, 16 jaar, wonende te Leiden. 

* 1587, 4-5: Hogenda.nl - Leiden, Voogdenboek A (Weeskamer Leiden invnr 241) no. 3: Gerrit Jansz. Nachtegael tot Amsterdam oom en Willem Pouwelsz. van Thoornvliet behuwde oom over Quirijn, Jan, Philps, Cathrijntgen, Dieuwertgen en Annetgen [leeftijden niet ingevuld] alle nagelaten weeskinderen van zaliger Henric Nachtegael in zijn leven stedehouder van de officier dezer stad geteeld aan Cathrijn Jansdr. van Banchem zijn huisvrouw zijn tot voogden geordonneerd.

* 1589, 5-4: Hogenda.nl - Leiden, transcriptie LEIDEN - GROTE BEWIJZEN C, 16-5-1578 t/m 19-2-1603, door H.J. van der Waag, folio 205: Quiryn 17 jr, Jan 15 jr, Philips 11 jr, Cathryn 19 jr, Diwaer 13 jr en Anna 8 jr kinderen van wijlen Henric Nachtegael Janszn en Catherina van Banckem Jansdr met meester Johan van Banchem Raedt in de hoogen Raad van Appeel en Jasper van Banchem hare broeders. Voogden: Willem van Toornvliet Pouwelszn behoude oome en vervangende Gerit Nachtegael Janszn, zijn zwager, oom. De volgende goederen gekomen van jonge Philip Nachtegael, der kinderen oudt-oom: 1/3 van een rente van 42 gld tsiaers sprekende op Chirstina Anthonisdr opt Wout buten Delff, 1/9 van een rente van 37 gld 10 st op te Domeynen van Kennemerland met t gene te ontvangen is uit de successie van Dirc Gerritszn tot Delft overleden. De moeder t vruchtgebruik. 

* 1589, 20-4: Erfgoed Leiden e.o. 0501A – Onroerend Goed, bonboeken Eerste Register 6611, fol 11v: Bon: Wanthuis, straat: Vismarkt. “Aen de Vischmarkt, Suijtoostwaerts aen”. Vanouds: Willem Pouwelsz van Thoornvliet. Is bij Willem Pouelssz vercoft aen Jan Marcusszn van IJpere, belast eerst met IIII Stvs ’s jaers pacht m. B. noch met XII gl losrentes aencomende de regulieren tot Leijderdorp om XXXIIII Car. glds Meije 89, VIII cgld ende III cgld tsjaers. (i.m.: vet 7 vso; 20.4.89). Is bij Jan Marcus verkocht aan Pous Willemsz van Slingelant belast als boven om III M VIII c gld te betalen, meije 91 gereet Xc gld ende Jaerlicx III C gl (i.m.: 24.4.91) 

* 1592, 1-2: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Salomon Lenaertsz van der Wuert [nr 20B, akte 31, scan 35]: Willem van Thoorenvliet Pouwelsz, waard in ’t Vergulde Cantoor, oud omtrent XLIX (49) jaer, dewelcke bij zijn conscientie en zielen zaligheijd in plaats van ede, ten verzoeke van Steven Henricksz, woonachtig tot Armuijden in Zeeland, verklaart waar te wezen dat de requirant voor de Valkenburger Markt j.l. een maalkoffer in het huis van de deposant gebracht heeft, daarinne zekere ziendewerk, nog een pakmande met Christelijne Spiegels ende naaijcoffers (etc), waarmee hij naar de Valkenburger Markts is gereist, en nadat de markt gedaan was, heeft hij zijn goederen met een schuit weer naar het huis van Thorenvliet doen brengen en daar laten staan, terwijl de requirant zelf naar Amsterdam reisde. Op 19 september is dit door de procureur generaal, in afwezigheid van de requirant, uit het huis van Van Thorenvliet gelicht en op een wagen gebracht die voor zijn deur stond te wachten, zonder dat de procureur de pakmand en maalkoffer heeft geopend of een inventaris heeft gemaakt. 

* 1592, 22-2: Hogenda.nl Transcriptie Eigendomsbewijzen Catharina Gasthuis (ELO invnr 457): Nr. 101 folio 88 Voorschoten. Vijf ende vijftich gulden ende thien stuvers tsiaers spreeckende up Willem van Thoorenvliet Pouwelsz. Kanttekening: Ende gelost den 22e februarij 1604. / Ick Gerrit Claesz. inden Hoorn schout inden ambachte van Voerschoten doe condt eenen ijegelicken dat op huijden voor mij ende voer Cornelis Vranckensz. ende Cornelis Huijbrechtsz. gecomen ende verschenen is Willem Pouwelsz. van Toornvliet burger der stadt Leijden ende bekende gecoft te hebben jegens den erffgenamen van zaliger Jan van Brouchoven, in zijn leven rentmeester van Rhijnlant, jegens derffgenamen van Gerijt Foijensz., jegens de gasthuijs meesteren van Ste. Catarinen gasthuijs der stadt Leijden ende jegens de meesteren vande huijsarmen der voorsz. stede. Eerst een woninge met sijn getimmerten ende daer toe omtrent twaelff morgen hondert thien roeden landts gelegen aen verscheijden partijen inden voorsz. ambochte van Voerschoten, inder chaerte daer van sijnde geteijckent mit de letteren A,B,C,D,E,F,G,H,I,K,L,M. De voorn. erffgenamen van Jan van Brouchoven van Gerijt Foijensz. ende gasthuijs meesteren tsamen int gemeen ende onverdeelt toegecomen hebbende. Noch een stuck lants mede gelegen inden voorsz. ambochte van Voorschoten groot twee morgen tweentwintich roeden inder vooergeroerte chaerte geteijckent met de letter N, mede gemeen ende onverdeelt toegecomen hebbende de voorsz. erffgenamen van Jan van Brouchoven van Gerijt Foijensz., den gasthuijs meesteren ende huijssitte meesteren, alles volgende de waerbrieven daer van op huijden mede verleden ende ter saecke vandien oick schuldich te wesen de voorsz. meesteren van Ste. Catarinen gasthuijs tot Leijden tot des selffs huijs behouff, nijet alleen onder tgedeelte vant voorsz. gasthuijs inde voor verhaelde vercofte partijen, maer oock int vorder ende bij overstellinge vande voorn. erffgenamen van Gerijt Foijensz. volgende de verclaringe. Ende welken twelck de selve mij daer van rechte voort gedaen hebben een jaerlixe losrente van vijff en vijftich guldens van veertich grooten tstuck ende thien stuvers die hij comparant voor hem, sijnen erven ende nacomelinghen jaerlix onvermaent belooffde te betalen ten comptoire vanden voorsz. gasthuijse opten eenentwintichsten februarij. Ende dat vrijs gelts ende sonder eenige offcortinge van beden, ommeslagen off verpondingen, thienden, vijftichsten ofte honderste penningen, meer off min ende van alle andere lasten die alreede bekent sijn off metter tijdt sullen werden, geen vuijtgesondert. Welk waert dat desen aengaende bij placaete belast waer, cortinge te vallen ende dat alle overcompsten in contrarie daer bij oock vuijtdruckelicken waren te nijet gemaect. Daervan teerste jaer renten verschenen ende gevallen zal zijn opten eenentwintichsten februarij inden jare 1500 drie ende tnegentich ende soe voorts van jaere te jaere geduijrende, soe lange ende ter tijdt toe hij comparant voorn. de voorsz. jaerlixe rente sal hebben gelost ende affgequeten, twelck hij tallen tijden ende tsijnen gelieven sal moeten doen, mits opleggende ende betalende in goeden loopende ende toegelaten gelde voor elcken penning achtien gelijcke penningen in hooftgelde. Des en sal hij comparant nijet min moegen lossen dan vijff ende twintich gulden jaerlicx teffens telcken daer bij vouchende alle de verschenen ende onbetaelde rente, oick naer rato ende beloop des tijdts. Des wert hij comparant de..ende tot welcker tijt hij lossinge begeert te doen de selve ses maenden te voren te waerschouwen ende indien den loop vanden gelde binnen de selve ses maenden werde vermindert oft affgeslaecht. Zoe sal de schade van dien comen ende gedragen moeten werden tot laste van hem comparant ende nijet vanden rentheffer. Ende om dvoorsz. jaerlixe rente, hooftsomme van dien ende costen daer omme te doen wel te verseeckeren, soe heeft hij comparant voornt de selve specialicken ende in tbijsonder versekert ende beset opte voorsz. woninge ende landen, elck int zijn jegenwoirdelicken belent ende belegen hebbende, de voorsz. woninge met de twaleff morgen hondert thien roeden, aen het suijtoosteijnde omtrent der breede van 53 roeden den heerwech, lopende naer Voorschoten, aende suijtwestzijde eerst beginnende aenden voorsz. heerwech ter langde van omtrent 74 roeden Jan van der Graft, Huijch Adriaensz. ende haer evenknien mit een campe lants genaemt Allemans weer ende van daer vuijtstrickende aende suijtoostzijde eerst Jan van der Graft voornt. mit tvoorgaende Allemans weer, daer aen Jan Claesz. in de Roos ende daer aen de landen gecomen van Jacob IJsbrantsz. nu toe behoerende Dirck Jansz. Graeffs erffgenamen, tsamen ter langde van omtrent 52 roeden, weder aende suijtwestzijde ter lengte van omtrent 24 roeden Geertgen Louris, Dirck Adriaen Huijgensz. weduwe, aende noordtwestzijde ter lengte van omtrent 30 roeden tpartije lants inde chaerte geteijckent met K, gecoft bij Jan Graeff, weder aende zuijtwestzijde ter lengte van omtrent 19 roeden tvoorsz. partije K, vorder aen de voorsz. noordtwestzijde ter lengte van omtrent 24 roeden tpartije O, mede gecoft bijde voorn. van Toornvliet. Ten laetsten noch aen de zuijtwestzijde ter lengte van omtrent 112 roeden tvoorgaende partije O. Aen tnoordwesteijnde ter breede van omtrent 11 roeden de banweteringe ter langde van omtrent 112 roeden, seecker cappelrelant ende daer aen de abdije van Rijnsburch, tsamen ter lengde van omtrent 34 roeden, weder aende noordwestzijde ter lengde van omtrent vijffentwintich roeden der kercken lant van Voerschoten, noch aen de noordt west zijde ter lengte van omtrent vier roeden der voorsz. kercken lant ende ten laetsten noch aen de voorsz. noortoostzijde ter lengde van omtrent 62 roeden, streckende tot aen den heerwech een campe genaemt de Bosschers camp. Ende de voorsz. twee morgen tweentwintich roeden geteijckent met N aende oostzijde ter lengde van omtrent vijff ende dertich roeden tvoorsz. sinte Catrijnen gasthuijs aende suijtoostzijde ter lengde van ontrent sessendertich roeden den heerwech lopende naer Voorschoten, aende suijtwestzijde ter lengde van omtrent zevenendertich roeden der kercken landen tot Voorschoten ende aende noortwestzijde eensdeels tvoorsz. gasthuijs. Ende vorder oock generalicken ende int gemeen op alle sijne andere goeden die hij nu heeft ende namaels vercrijgen mach, tzij roerende off onroerende, gerechticheijden ende inneschulden, de selve ende de vruchten ende keure vandien, tverbant van allen tsheeren rechten ende rechteren onderwerpende, mits desen hier toe verthijende ende te buijten gaende alle exceptien, gratien ende beneficien van rechten diemen tot achterdeele van desen eenichsints soude moegen voorthalen ende sonderlinge den rechte seggende dat generale off allgemeijne vertichtingen van onwaerden soude sijn te ware eenige speciale off bijsondere voorghingen ende dat alles ter goede trouwen ende sonder argelist. Des ten oirconde hebbe ick schoudt voorsz. desen brieff ten verlijden vande voorn. comparant mit mijnen segel vuijthangende bevesticht ende de voorseijde schepenen onder de plijcke doen teijckende. Twelck aldus geschiede opte 22e februarij anno 1500 twee ende tnegentich. Ende was ondergeteijckent Adriaen Gerritsz. secretaris tot Voerschoten, Cornelis (merk) Vranckensz., Cornelis (merk) Huijbrechtsz. 

* 1595, 16-8: ELO, 0506 NA nots. Van Oudevliet [59 fol. 198v, scan 429]: Pietergen Jansdr Nachtegael, huijsvr. van Willem Pouwelszn van Thoornvliet int Vergulden Comptoir binnen Leijden out omtrent L Jaeren, heeft bij vrouwen ware woorde getuigd, op verzoek van (requirant) Susanna Harmansdr, weduwe van wijlen mr. Harmen van Stecken, dat zij ongeveer 24 jaar geleden, zonder het jaar of de dag te weten, toen ze in de Pieters Corstege woonde, is Susanna Harmens met Mr. Harmen bij haar komen logeren, waarbij elk een aparte kamer gedekt kregen. Het echtpaar, geaccompagneerd door Pouwels Willemsz van Thoonrvliet (sic!), haar mans vader, ging de volgende dag ten huize van Barend Lambrechtszn, om over hun huwelijk te spreken, zonder dat de getuige weet (omdat de requirante niet terug kwam) wat er besproken is, maar wel dat de requirant nog wel een maand in Leiden bleef. Tot zover de getuigenis. 

* 1597, 7-10: Hogenda.nl, transcripties Grafboek Pancraskerk Leiden (inv.nr 761): Die 11e streeck (Folio 103): Nr. 6 Nu Jan Lambrechtsz. Dit graf heeft gecoft Maritgen Pietersdr. weduwe wijlen Pouwels van Thorenvliet Anthonisz. opten 10e april 1591. Overgeset den 7e october ’97 op Willem Pouwelsz. van Torenvliet; Die 12e streeck (Folio 104) Nr. 6 Dit graf heeft gecoft Willem Pouwelsz. van Thorenvliet opten 7e october 1597. Dit graf heeft gecooft Willem Dirckxz. woonende int onset van Leijden opten 16e november anno 1605. 

* 1598, 2-2: Erfgoed Leiden e.o.: Buurquesties 1597-1700, Inventarisnummer: 48A, Blad: 7 B, Aktenummer: 226, Datum: 02-02-1598, Arent 'In den Draeck', bakker naast Willem Pouwels. van Toornvliet, willen een muur vernieuwen tussen hun huizen in. Adres: Stinksteegje. Er zit een schets van het straatje bij. [akte niet ingezien] 

* 1597, 7-10: hogenda.nl: transcriptie grafboek Pancraskerk te Leiden, Archief Ned. Herv. Kerkvoogdij Leiden [invnr 761, fol. 103]: De 11e streek, nr. 6: Nu Jan Lambrechtsz. Dit graf heeft gecoft Maritgen Pietersdr. weduwe wijlen Pouwels van Thorenvliet Anthonisz. opten 10e april 1591. Overgeset den 7e october ’97 op Willem Pouwelsz. van Torenvliet.

* 1597, 7-10: hogenda.nl: transcriptie grafboek Pancraskerk te Leiden, Archief Ned. Herv. Kerkvoogdij Leiden [invnr 761, fol. 104]: Die 12e streek, nr. 6: Dit graf heeft gecoft Willem Pouwelsz. van Thorenvliet opten 7e october 1597. Dit graf heeft gecooft Willem Dirckxz. woonende int onset van Leijden opten 16e november anno 1605.

* 1598, 1-5: Erfgoed Leiden e.o.: DTB ondertrouw 1004 [4-D 38v]: Pouwels Willemszoon van Thorenvliet, van Leijden, jonghgesel, vergeselschapt met Willem Pouwelszn van Thorenvliet sijn vader ende Pouwel Pouwelszn van Thorenvliet, sijn Oom, Met Yeffken Cornelis Radtsdr, jongedochter van Breda, vergeselschapt met Cornelia Hagersdr haer moeder ende Pietertgen Jansdr haer bekende.

* 1598/99: Hogenda,nl: Rekenkamer ter auditie – betreft goederen van de Abdij van Egmond [inv.nr 4685], uitgaven op aanwijzen van de curatoren van de universiteit en burgemeesters van de stad voor wedde van de professoren en andere behoeften: fol. 148: Willem Pouwelsz. van Thorenvliet in betalinge van 21 hoet ende vijer tonnen kalck, bij hem ten behouve vande universiteijt gelevert volgens sijne declaratie ende ordonnantie daer op gevocht ende quictantie £ 150. 

* 1599, 15-7: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Van Tethrode [invnr 68, akte 185, scan 228]: Willem van Thoornvliet Pouwelsz, waert in t’ Vergulden Contoor, out omtrent LVI Jaeren (56) heeft op verzoek van Pieter van de Cruijce, brouwer binnen Haerlem, die procuratie heeft van deken en hoofdlieden van het brouwersgilde in deze stad, verklaard dat hij (Thoornvliet) tegenwoordig pachter is van de impost van de bieren in Leiden en mitsdien zeer wel weet dat bij de uitvoer van bier uit Leiden de brouwers niet naar de biljetten van bier vragen, maar dat daarvan door de schrijvers in de stadspoorten (op last van de pachters of collecteur) opzicht op werd genomen, die de buitenman de biljetten afnam en daarvoor door de pachters en collecteurs werd beloond. 

* 1600: Hogenda.nl: transcripties 29e rekening L. van Treslong, rentmeester kapittel St. Pancraskerk te Leiden: ontfangh van lanthuijren in Zoeterwoude (fol. 50): Ontfangen van Maerten Henricxz. van Vliettentoorn inde stede van Thijeman Willemsz. over t1e 5e jaer huijrs van de helft van vier morgen ende twee honden weijlants, daer van tconvent vande Witte nonnen de wederhelft competeert. Belent int geheel oost de kinderen van Claes Jans soon, suijt de weduwe vande here van Raephorst ende de drie hooftkercken, waet de wesen tot Leijden ende noort Willem Pouwelsz. van Thoornvliet. Volgens de voornomde rolle. De somme van £ 34.

* 1604, 23-7: erfgoed Leiden e.o.: 0518 Weeskamer Grote Bewijzen [invnr 285 D, folio 42] Pieter Huijgensz du Boys (waard in de Clock of de Vechtende Leeuw) bewijst zijn enige weeskind fl 7000,- voor ’s moeders erfenis. Onderpand: huys ende erve in de Bredestraet belent aen deen zyde voor Cathelyna van Steen daeran Jan Jacobszn Bies ende daeraen vrouwe Stephana van Rossum in haer leven vrouwe van Rijnsburg ende an die andere zyde de mandemakersstege streckende voor uyt de voors Bredestraet tot achter met een poorte ende gange over terf van Willem Pouls van Thoornvliet uytgaende opte Ryn.

* 1604, 2-11: erfgoed Leiden e.o.: 0518 Weeskamer Grote Bewijzen [invnr 285 D, folio 84]: Betreft de twee weeskinderen van Gerrit Arentszn de Man, die als borg zijn huis en erf aan de Zuidzijde van de Nieuwe Rijn inbrengt, belendt aen deen zyde voor Willem Paulszn van Thoornvliet daeraen Willem Willemszn zeepzieder tot Amsterdam en daeraen Gerrit Dirckszn den Oosterling ende an die andere zyde voor Gerrit Janszn de Buick met zyn weeskinderen ende daeraen Pieter Joosten in t Joopen Vath streckende voor van de strate van de nieuwe ryn tot achter aen Pieter Joosten voors. als hypotheek voor de erfenis van Iempgen …; 

* 1605, 7-3: Erfgoed Leiden e.o. 0501A – Onroerend Goed, bonboeken Zesde Register 6624, blad 448: Bon: West-Marendorp-Landzijde, straat: Clarasteeg. Vanouds Pieter Jansz van Rossum. Is (op 7-3-1605) verkocht aen Willem Paulssz van Thoornvliet om een somme van Vic gld te bet met CL gld gereet en XC gld tsjaers Lichtmisse 1606 teerst. (31-7-1620:) is bij Pietertgen Nachtegaels weduwe van Willem poulszn van Toornvliet vercoft aan Jan Queecke baeijwercker om etc. (in mei 1692 door een erfgenaam van Queecke verkocht) (blad 448v): Claessteegh zuidzijde. Vanouds Willem Pouls van Thoornvliet. “siet van de Lasten op het voorgaande”. Op 10-4-1607: is bij Willem Pouls vercoft aen Pieter Gerritsz Warmoesman om etc.

* 1606, 20-5: Erfgoed Leiden e.o. 0501A – Onroerend Goed, bonboeken Vijfde Register 6621, blad 482: Bon: Marendorp-Rijnzijde, straat: Oude Rijn. Is bij Catrijn Dammas, Thonis Danielsz Schippers weduwe vercoft aan Willem Paulsz Torenvliet vrij sonder opstal, dan moet gedogen de attestatie van eenige custinge dier nog op te betalen staen om de somme van XIIIIc LV gl te betalen II c 9 s gereet ende C 9 stvrs sjrs meije 1607. (31-5-1613:) Is bij Willem Paulssz weder vercoft aen Catrijn Dammasdr om de cassatie van de custingbrieven XIIIIc LV gl uijt de voorgaende cope gepasseert is noch etc. (het huis is dezelfde dag nog door Catrijn Dammas verkocht aan Pauls Fallaer) [In de index staat ook Pietertgen Nachtegael genoemd, maar in de akte zelf niet]

* 1606, 3-7: Erfgoed Leiden e.o. 0501A – Onroerend Goed, bonboeken Zesde Register 6612, blad 255v: Bon: Gasthuisvierendeel, Straat: Mandenmakersteeg: vanouds Pieter Huijgens du Boijs, ende is gesplitst van t IIIe voorgaande ende is belast als aldaer. Op 3-7-1606 het pertije huijsings geteijkent mitte letter B is bij Pieter du Boijs vercoft aan Pouls van Thorenvliet Willemsz om XVIIc gld XX vgl daer van den Coper IIIc hooftsoms tegens de penningh sestien op rente werd gehouden voorts te betalen mit 5 gld gereet ende IIc gld tsjaers meije 1607 tjr. Op 29-4-1610 is het verkocht aan Anthonis Heerman, scheepskapitein

* 1606, 3-7: Erfgoed Leiden e.o. 0501A – Onroerend Goed, bonboeken Zesde Register 6612, blad 256 Bon: Gasthuisvierendeel, Straat: Mandenmakersteeg: vanouds Pieter Huijgens du Boijs, ende is gesplitst van t IIIe voorgaande ende is belast als aldaer. Op 3-7-1606 het pertije huijsings geteijkent mitte letter A is bij Pieter du Boijs vercoft aan Willem van Thorenvliet Poulsz om XVIIIC X gld daervan den coper de IIIc op renten heeft gehouden jegens den penning 16 die tsedert is afgeteijckent te betalen voorts te betalen mit C gl gereet en IIc gld pmos meije 1670 tjaer. Op 24-11-1611: Is bij Willem Poulsz verkoft aen Jan Claesz messemaker om etc. 

* 1606, 4-8: erfgoed Leiden e.o.: 0518 Weeskamer Grote Bewijzen [invnr 285 D, folio 228]: Catharina 9 jr dr van Pieter Huygenszn du Boys eertijds waard in de Gulden Clock en Capiteyn der Schuttery en wijlen Jannetje de Lalaing Pietersdr van Antwerpen. Voogden: Jan Paeds Jacobszn boekverkoper en Pieter Teneu bij gebreke van bloedvrunden. (zie hiervoor onder 23-7-1604 (folio 40 vo).). De vader heeft het pand in het voorgaande bewijs genoemd aan de Bredestraat op de hoek van de Mandemakerssteeg bij goede gelegenheid in verscheidene gedeelten en bewoningen gesplitst en verkocht en voor hem zelf t middelste gedeelte getekend met E behouden. Hij stelt nu o.a. als onderpand: een losrente (dd 4-6-1606) van 37 gulden per jaar te lossen met f. 600,- hoofdsom ten laste van Willem van Thorenvliet Pouwelszn, Pauls van Thorenvliet Willemszn en Willem Dirckszn t Jong, kruidenier. 

* 1608, 21-7: Erfgoed Leiden e.o.: Poorterinschrijvingen F [1267, fol 35]: Willem Pouwelsz van Torenvliet (de aangetrouwde vader) en Dirck Maertsz van Proyn, houtkoper, staan borg voor de nieuwe burger Willem Dircxz t Jongh, apotheker, afkomstig uit Dordrecht.

* 1608, 10-12: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Jacob Jansz Verweij [90-90, scan 179]: Carel van der Helft, waard in de Vergulde Clock in Leiden, verklaart dat hij de Vergulde Clock, staande in de Breedestraet, op de hoek van de Mandemakerssteeg, waar hij tegenwoordig in woont, huurt van Willem Poulusz van Thoorenvliet cum sociïs, vanaf 1 mei 1609 nog een jaar, volgens de huurcedulle; hij transporteert aan Barent Rijverding, die nu in Amsterdam woont, alle actie en recht die hij op 1 mei 1609 nog op dit pand mocht hebben. 

* 1610, 17-1: Erfgoed Leiden e.o., Rechterlijk Archief Noordwijk nr 166, akte 236. Aelbert Dirckszn. wonende te Noordwijk binnen is schuldig aan Willem Pouwelszn. van Toornvliet wonende Leiden als actie hebbende van Aelbert Jacobszn. timmerman en Arent Janszn. van der Hidde metselaar mede burgers van Leiden 314 gulden sprekende uit timmerage en levering van hout, kalk etc. alsmede arbeidsloon aan schuldenaars huis en loods te Noordwijk binnen gedaan op zijn erf gekomen van Jan Janszn. Neuven met waar-borg het voorsz. erf met timmerage, belend N de Heerweg, Z Thonis Claeszn. dekker, W Johan van Heusden schout en O Cornelis Corneliszn. lijndraaier. 

* 1611, 15-1: Erfgoed Leiden e.o.: Rechterlijk Archief Leiderdorp Nr. 302 folio 207v.: Pouwels van Thoornvliet wonende ’s-Gravenhage verkoopt aan Willem Willemsz. ’t Jong zijn zwager wonende Leiden ⅓ van f 2.200 uit een schuldbrief tlv. Mr. Barent Jacobsz. van Ruijending wonende Leiden, in dato 07-05-1610 verleden tbv. de verkoper, diens vader Willem van Thoornvliet Pouwelsz. en de koper.

* 1611, 6-5: hogenda.nl: R.A. Leiderdorp, transporten invnr. 10 (transcriptie H.J. vd Waag) [nr. 25, fol. 19]: Pieter Jansz. Vermeulen student in de rechten op de Universiteit van Leiden met procuratie van Pieter Anthonisz. van den Heuvel president schepen en Cornelis Anthonisz. van den Brouck koopman mede wonende te Delft, voogden over de kinderen van Jan de Man Gerritsz. van Heemskerk brouwer in de Dubbelde Beugel te Delft, verwekt bij Vranckgen Jansdr., verkoopt aan Willem Pouwelz. van Thoornvliet 5 morgen 363 roe land (zijnde een gedeelte van de Houven), gekomen van de Regulieren monniken in de Monnikenpolder, belend volgens de oude brieven ten N: de stad Leiden met het resterende gedeelte van de Houven, ten O: de kade met de Dwarswatering, ten Z: Sijmon Hendricksz.c.s. en ten W: de kade. Betaald met een schuldbrief van f 1.900. [nr. 25, fol. 19]: Volgt een schuldbrief met hijpotheek op het gekochte. Waarborgen: Willem Dircksz. t Jong apotheker en Dirck Segersz. van Campen, beiden te Leiden voor hun schoonvader. 

* 1611, 28-5: Erfgoed Leiden e.o.: 0505 Stadsheerlijkheden en Vroonwateren [345]: goedkeuring door HHR Rijnland van het akkoord dd 28-5-1611 tussen schout en ambachtsbewaarders van Zoetermeer en Stompwijk met Willem van Thorenvliet Pouwelsz en Jan Rippertsz over het verdiepen van de Vrouwensloot tussen de Meerburgwateringe en de Vliet.

* 1611, 26-11: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Jacob Jansz Verweij [92-281, scan 534]: Willem Pouwelsz van Thoorenvliet en Jan de Bont Jacobsz, burgers van Leiden, verklaren dat Pouwels Willemsz van Thoorenvliet, resp. zoon en neef van de comparanten, op de derde … gecocht hadde jegens Henrick Hermannus Herberts en Gijsbert Aerts Sloos, allebei wijnkopers, en Heijmen Gerritsz Bick, brouwer, poorters van Gouda, een huis en erve staande en gelegen in Bodegraven, daar de vergulden Hulck uithangt, met stalling, schuithuis en alles wat verder aard en nagelvast is, liggend voor van de dijk of straat, tot achter aan de Rijn, aan het opstal van het Waterschap ’s Lands van Woerden. De twee comparanten verklaren dat zij borg staan voor Pouwelsz Willemsz van Thorenvliet. 

* 1611, 26-11: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Jacob Jansz Verweij [92-280, scan 533]: Willem Pouwelsz van Thoorenvliet verklaart dat hij Jan de Bont Jacobsz schadeloos zal houden nu zij beiden borg staan voor de aankoop van de Vergulde Hulck in Bodegraven door Willems zoon Pouwels Willemsz van Thorenvliet. 

* 1612, 18-2: Erfgoed Leiden e.o.: NA nots Jacob J. Verwij [?-54]: Willem Pauwels van Thoorenvliet, burger binnen Leijden, verklaart dat, alzo Pieter Flooren, waard in de Hulck in Bodegraven, overgedaan heeft aan Pauweles Willemsz van Thoorenvliet, zijn zoon, de huur van zes morgen lands aan de noordzijde achter het dorp Bodegraven, aankomende de weduwe of erfgenamen van Heijnrik Gerrit Louffs voor de tijd van één jaar. De transactie is me wat onduidelijk, het lijkt alsof Pieter Florisz het land gebruikt en dus de huur en alle lasten moet betalen, en daarop "hem afhoudende vier maenden huijshuijrs van de voorsz herberge van den Hulck, ter saecke hij Pieter Flooren nu ten eersten daer uijt scheijden en sijn voorsz soon daerinne laeten comen soude, soe verclaerde hij comparant" dat hij zich borg stelt voor vier maanden huur van zijn zoon (w.g. Willem van Thorenvlijet Pouwelsz)

* 1613, 7-1: Erfgoed Leiden e.o.: Poorterinschrijvingen F [1267, fol 66v]: Willem Pouwelsz van Thorenvliet en Michiel Chimara (bode met de roede) stellen zich borg voor de nieuwe poorter Zybrant Fries (brouwer), afkomstig uit Weesp. 

* 1613: Erfgoed Leiden e.o.: NL-LdnRAL-0513 archieven van de hofjes [invnr 28]: St. Stevenshofje of Convent van Tethrode: Inventaris van stukken, door de oud-regent Dirc Cornelisz. Vinck aan de regenten Jacob van Reygersberch, gorter, Willem Pouwelsz. van Torenvliet en Jan Jansz. van der Graft overgegeven, 1613 [akte niet ingezien]. 

* 1615, 10-1: Erfgoed Leiden e.o. 0508 ORA Leiden, buurquestieboeken 48C, blad 152, akte 888: Jan Questro heeft een 'partye van een huizinge' gekocht van Pietergen Nachtegael, zwagers (schoonzoons) van haar zijn Willem Dircksz. 't Jong, wijnkoper en Dirck Segersz. van Campen, tinnegieter; volgens contract mag Questro de gang overwelven; hij verzoekt hiertoe hem een deel van de grond te verkopen, wat de tegenpartij hem weigert. Adres: Aalmarkt; Oud adres: gang tussen het butterhuys en de huizinge 'Het Gulden Cantoir' uitkomende op de Rijn [akte niet ingezien]

* 1615, 23-2: gahetna.nl 3.03.01.01 Hof van Holland: Decreten [3313/1615/007]: Willem van Heemskerck, te Delft, impetrant, en Pietertje Jansdr., de weduwe van Willem Pouwelsz van Toornvliet, eigenaresse, verkopen bij onwillig decreet aan Willem Dircxsz de Jonge, te Leiden een huis en erf in de Spuistraat in Den Haag, op de hoek van de Gortstraat, genaamd de Vergulden Dubbelden Aernt (ten oosten de Gortstraat of Gortsteeg, ten zuiden de Spuistraat) [akte niet ingezien] 

* 1615, 2-8: SA Amsterdam, 5075 NA nots Palm Mathijs [432, akte 106861, p. 184]: Ghijsbrecht van Benschop, rentmeester van baron Van Oijen, machtigt procureur Willem Vinck om zijn  belangen in rechte te verdedigen tegen Willem Benninck en alle anderen [zie hieronder 8-4-1616]

* 1615, 30-10: Erfgoed Leiden e.o.: 0506 NA nots Adriaen Claesz Paedts [177-223, scan 366]: Cornelis Lourissz van Immerseel, wonend in het ambacht van Leiderdorp, geweest zijnde ondermeester van de Calckoven van za: Willem Pouwelssz van Thoornvliet, verklaart (i.p.v. onder ede) op verzoek van Adriaen Andriesz van Zwieten, burger binnen Leijden, dat hij in 1608, zijnde alsdoen ondermr. van Willem Pouwelsz, voor en ten behoeve van zijn mr. heeft ontvangen vijf schepen grauwe turff, vanwege de voornoemde requirant en geleverd door de volgende personen: op 9 augustus een schip van Willem Joriszn van 185 ton, (etc) de vijf schepen samen 848 ton, zoals blijkt uit het register dat hij toen bijgehouden heeft 

* 1615, 31-10: Hogenda.nl Transcripties/samenvattingen ORA Stompwijk, inv.nr 61: Nr. 201 folio 162v.: Pietertgen Jans Nachtegaelsdr. weduwe van Willem Pouwelsz. van Toorenvliet wonende binnen de stad Leiden geassisteerd met Dirck Zegersz. mede woonachtig binnen Leiden heeft verkocht aan Lenert Gerritsz. en Pieter Lenertsz. beide wonende in Stompwijk de noordwaardse helft in de lengte gelijk af te meten van een perceel slagturfland groot volgens meting in het geheel 1042 roeden, wezende een gedeelte van het land genaamd ’t Bagijn Hout gelegen in Stompwijk. / Nr. 202 folio 163 Bijbehorende schuldbrief. / Nr. 203 folio 164 zelfde datum: Pietertgen Jans Nachtegaelsdr. weduwe van Willem Pouwelsz. van Toorenvliet wonende binnen de stad Leiden geassisteerd met Dirck Zegersz. mede woonachtig binnen Leiden haar zwager heeft verkocht aan Jan Cornelis Dircken wonende te Wilsveen in Stompwijk de zuidwaardse helft in de lengte gelijk af te meten van een perceel slagturfland groot volgens meting in het geheel 1042 roeden, wezende een gedeelte van het land genaamd ’t Bagijn Hout gelegen in Stompwijk. / Nr. 204 folio 165: Bijbehorende schuldbrief. Cornelis Lenertsz. Keijersoom wonende te Wilsveen stelt zich borg. 

* 1616, 3-2: Erfgoed Leiden e.o. 0506, NA nots Jacob J. Verwey, [96, akte 32, scan 76]: Pietertgen Jansdr. Nachtegael, weduwe en boedelhoudster van wijlen Willem Pouwelszn van Thoorenvliet, machtigt mr. Adriaen de Jongh om namens haar in rechte op te treden bij het Hof van Holland. (w.g. bi min Pietergen Nachgael + get. en nots) 

* 1616, 8-4: Erfgoed Leiden e.o. 0506, NA nots Jacob J. Verwey, [96, akte 85, scan 167]: Pietertgen Jansdr. Nachtegael, weduwe en boedelhoudster van wijlen Willem Pouwelszn van Thoorenvliet, machtigt mr. Willem Benningh, notaris te Amsterdam, haar schoonzoon, om namens haar te eisen van de heer van Oijen of diens rentmeester Gijsbert van Benschop te Gorckum, om een obligatie te betalen, en verder om namens haar in Amsterdam op te treden. (w.g. bi min Pietergen Nachgael + get. en nots) 

* 1617, 13-7: Erfgoed Leiden e.o.: 0506 NA nots Foijt Gijsbertsz van Sijp [157-90, scan 161]: Pietertgen Jansdr. Nachtigael, wed. wijlen Willem van Thorenvliet Pouwelsz, machtigt Willem de Jong Dircksz, apothecaris in Leiden, haar zwager, om namens haar voor Schout en Schepenen van Bodegraven conform de koopvoorwaarden het eigendom te transporteren van het huis en erf in Bodegraven alwaar de Hulck uithangt, aan degene die het volgens het koopcontract heeft gekocht (w.g. Pietertgen Ians) 

* 1617, 18-5: Erfgoed Leiden e.o. 0506, NA nots Jacob J. Verwey, invnr 97, akte 285, scan 497: Pietertgen Jan Nachtegaelsdr, weduwe wijlen Willem van Thoorenvliet Pouwelszn, poorteresse van Leiden, kloek en gezond, vernietigt alle eerdere testamenten en codicillen, uitgezonder het testament dat ze samen met haar man gemaakt heeft voor nots. Salomon Lenartsz van der Wuert dd 23-4-1614. Maar ze verandert dat wel: van de fl 600,- die daarbij gelegateerd is aan St. Catharinen Gasthuijs, ’t weeshuis en St. Annenhofgen, gaan fl 300,- naar haar behoeftige en onvermogende kinderen of kindskinderen, ze laat de dispositie en uitdelinge daarvan over aan de keure en wille van Willem Dirckxzn ende Dirck Segerszn, haere zwagers [= schoonzonen] en executeurs. Ze noemt tot haar erfgenamen Clara Willems, <…>, Maertge Willems, Trijntge Willems, Aechtgen Willems, Adriaentgen Willems en Sara Willemsdr. van Thorenvliet, en de kinderen van Pouwel Willemsz 

* 1622, 20-4: Erfgoed Leiden e.o. 0506, NA 238 nots P.D. van Leeuwen [akte 82, scan 374]: over de verkoop van Pietertgen Jansdr. Nachtegael, weduwe en boedelhoudster van wijlen W:m Paulszn van Thorenvliet van een huis in Leiderdorp aan Ghijsbert Mattheuszn, gelegen volgens de jongste waarbrief dd 13-2-1599: ten Noorden Sinte Catharinen Gasthuijs, ’t oosten de Lagenrijndijc, ten Zuiden Wouter Dirckszn van Leeuwen, ten westen de Rijn, … fl 800,-, te betalen … Willen Dirckszn ’t Jong, haren zwager… (w.g.: bi min Pietergen Ians)

* 1622, 1-6: Erfgoed Leiden e.o.: 0506 NA nots A.C. Paedts [182-158v, scan 177]: Willem Benninck, notaris te Leijden en secretaris van Rhijnlandt, transporteert, [i.m. vanwege de overstellinge van zekere erff… bij executie gekocht heeft ende ten behoeve van Simons Jansz Bart weder zal opdragen …onleesbaar] aan Willem Dircksz ’t Jong, coopman van wijnen ende d’eerbare Pietertgen Jan Nachtegelaelsdr, weduwe van wijlen Willem Poulsz van Thoornvliet respectieve zoedangen <…onleesbaar> … Jan Jansz beschuijtbacker wonende tot Amsterdam ter anderen zijde <gewontel> ende aengegaan <…> den voorsz Pietertgen Jansdr en ’t Jong daer mede zullen mogen winnen ende verliezen in alle schijn of hij comp. het zelfs waere , belovende de comp. de voorsz getransporteerde penningen te vrijen en waren als recht is ende de voorn. ’t Jong en Pietertgen Jansdr. op te leggen ende te vergoeden alles wes zij zouden mogen tecort komen – Willem Dircksz t Jong compareert ook en machtigt Ytgen Pietersdr weduwe van Frans Hendricksz Schilder te Amsterdam om de voorsz getransporteerde penningen in name van hen comparanten te innen en ontvangen.

* 1624, 4-5: Erfgoed Leiden e.o., 0501A DTB begraven [invnr 1316]: begraven Pietertgen Jans Nachtegael, wonende te Nieuwe Stadt [aldus de index; ik heb haar in het register niet aangetroffen]


kind 1 Clara Willems van Torenvliet

* 1587, 3-5: Erfgoed Leiden e.o.: Lijfrenteregisters [aktenr. 2205; bronnen: Toegang 0501A, invent. nr. 7459, f. 42; Toegang 0501A, invent. nr. 7460, f. 391; Toegang 0501A, invent. nr. 7461, f. 333; Toegang 0501A, invent. nr. 7462, f. 326v; Toegang 0501A, invent. nr. 7463, f. 407v; Toegang 0501A, invent. nr. 7464, f. 374; Toegang 0501A, invent. nr. 7465, f. 325v; Toegang 0501A, invent. nr. 7466, f. 321; Toegang 0501A, invent. nr. 7467, f. 348v; Toegang 0501A, invent. nr. 7468, f. 386; Toegang 0501A, invent. nr. 7469, f. 435; Toegang 0501A, invent. nr. 7471, f. 423; Toegang 0501A, invent. nr. 7473, f. 401v; Toegang 0501A, invent. nr. 7474, f. 680; Toegang 0501A, invent. nr. 7477 (1611), f. 467v;]: Willem Pouwelsz van Toornvliet, heffer en vader, wonende te Leiden en Pietertgen Jansdr., moeder, vestigen een lijfrente op Claertgen Willemsdr van Toornvliet, 16 jaar, wonende te Leiden. 

* 1593, 10-2: erfgoed Leiden e.o. DTB ondertrouw: Willem die Jonge Dirckszn van Dordrecht vergeselschapt mit Ghijsbrecht Trijssens Schout, zijn zwager, met Clara van Thoornvliet Willemsdr, van Leijden, vergeselschapt mit Pietertgen Jansdr haer moeder.

* 1593, 4-11: Erfgoed Leiden e.o.: 0501A Bonboeken (registratie onroerend goed-eigendom) [invnr 6611, blad 13v]: betreft een huis in ’t Wanthuijs, aen de Vischmarckt Suijtoostwaerts aen: vanouds eigendom van Willem Claesz Buijs. op 4-11-1593 door de erfgenamen bij testament van Grietgen Pietersdr, weduwe van Willem Claesz Buijs, verkocht aan Willem Dircxsz Tjong. (ziet aangaande de stotende lichten ’t privilegeboek D fol. 302; ziet aangaande de kelder onder de straat ’t privilegeboek E fol 75; ziet aangaande het contract over de goot die in de Rijn loopt ’t privilegeboek F fol. 80). Het huis is op 30-5-1629 bij Johan Lock getrout hebbende Catharijna de Jonge, enige nagelaten dochter van Willem Dircxsz de Jong, verkocht aan Jan Vrijnaertszn. 

* 1600, 15-3: Erfgoed Leiden e.o.: 0506 NA nots Salomon L. van der Wurt [28, blad 30, scan 39]: Willem Dircxsz ’t Jong, crudenier, poorter, verklaart dat op het huis ‘Het Ontzet van Leijden’, staande op de Nieuwe Rijn op de hoek van de gang van het Stadhuis, bij hem gehypothequeerd staat een lijfrente van fl 50,- sjaers jegens de erfgenamen Margriete Pietersdr, wed. Willem Claesz Buijs (ten lijve van Clara Claesdr, zus van Willem Claesz Buijs). De lijfrente wordt nu losgekoppeeld van het huis, en Willem Dircksz ’t Jong zal de lasten ervan blijven betalen zo lang Clara Claesdr. leeft.

* 1605, 16-11: Hogenda.nl, transcripties Grafboek Pancraskerk Leiden (inv.nr 761): Die 12e streeck (Folio 104) Nr. 6 Dit graf heeft gecoft Willem Pouwelsz. van Thorenvliet opten 7e october 1597. Dit graf heeft gecooft Willem Dirckxz. woonende int onset van Leijden opten 16e november anno 1605. 

* 1608, 21-7: Erfgoed Leiden e.o.: Poorterinschrijvingen F [1267, fol 35]: Willem Pouwelsz van Torenvliet (de aangetrouwde vader) en Dirck Maertsz van Proyn, houtkoper, staan borg voor de nieuwe burger Willem Dircxz t Jongh, apotheker, afkomstig uit Dordrecht.

* 1614, 22-9: Erfgoed Leiden e.o.: 0506 NA nots A.C. Paedts [176, blad 304, scan 329]: Willem Dircksz ’t Jong, apothecaris ende wijncoper, machtigt mr. Andries de Jong, procureur voor het Hof van Holland om namens hem op te treden.

* 1615, 10-1: Erfgoed Leiden e.o. 0508 ORA Leiden, buurquestieboeken 48C, blad 152, akte 888: Jan Questro heeft een 'partye van een huizinge' gekocht van Pietergen Nachtegael, zwagers (schoonzoons) van haar zijn Willem Dircksz. 't Jong, wijnkoper en Dirck Segersz. van Campen, tinnegieter; volgens contract mag Questro de gang overwelven; hij verzoekt hiertoe hem een deel van de grond te verkopen, wat de tegenpartij hem weigert. Adres: Aalmarkt; Oud adres: gang tussen het butterhuys en de huizinge 'Het Gulden Cantoir' uitkomende op de Rijn [akte niet ingezien]

* 1615, 11-10: Erfgoed Leiden e.o.: 0506 NA nots J.J. Verwij [95a, blad 212, scan 337]: Willem Dircksz ’t Jong, apothecaris en wijncoper, machtigt Dirck Segerszn van Campen, zijn zwager, omdat Andries van den Berch, laatst gewoond hebbende te Rijnsburch, om zijn schulden vandaar gevlucht is, deze Andries op te sporen en zijn goederen te vervolgen, in arrest te nemen en hem gerechtelijk te procederen vanwege fl 228:19:12, het restant van de koop en levering van wijn

* 1615, 22-11: Erfgoed Leiden e.o.: 0506 NA nots A.C. Paedts [177, blad 244]: Willem Dircksz ’t Jong, apothecaris, machtigt Jan Jansz Houtthuijn, waard in de Colder in Den Haag, om namens hem zijn huis te verkopen, staande in de Speijstraet op de hoek van de Gortsteeg, etc., Opgesteld ten huize van Cornelis Jacobsz van Nieucoop, waard in de Gouden Hoorn, met als getuigen Dirck Zegersz van Campen en Jacob Simonsz Voerman. 

* 1622, 1-6: Erfgoed Leiden e.o.: 0506 NA nots A.C. Paedts [182-158v, scan 177]: Willem Benninck, notaris te Leijden en secretaris van Rhijnlandt, transporteert, [i.m. vanwege de overstellinge van zekere erff… bij executie gekocht heeft ende ten behoeve van Simons Jansz Bart weder zal opdragen …onleesbaar] aan Willem Dircksz ’t Jong, coopman van wijnen ende d’eerbare Pietertgen Jan Nachtegelaelsdr, weduwe van wijlen Willem Poulsz van Thoornvliet respectieve zoedangen <…onleesbaar> … Jan Jansz beschuijtbacker wonende tot Amsterdam ter anderen zijde <gewontel> ende aengegaan <…> den voorsz Pietertgen Jansdr en ’t Jong daer mede zullen mogen winnen ende verliezen in alle schijn of hij comp. het zelfs waere , belovende de comp. de voorsz getransporteerde penningen te vrijen en waren als recht is ende de voorn. ’t Jong en Pietertgen Jansdr. op te leggen ende te vergoeden alles wes zij zouden mogen tecort komen – Willem Dircksz t Jong compareert ook en machtigt Ytgen Pietersdr weduwe van Frans Hendricksz Schilder te Amsterdam om de voorsz getransporteerde penningen in name van hen comparanten te innen en ontvangen.

* 1625, 20-5: erfgoed Leiden e.o. DTB dopen Hooglandsche kerk: gedoopt Gerrit, zn.v. Jan Pietersz de Haes; get: Mr. Clement van Baesdorp, Nicolaus Crucius en Claertie Willems van Torenvliet

* 1625, 24-8: erfgoed Leiden e.o. DTB begraven: de huisvrouw van Willem Dircksz Jong, wondende op de Markt


kind 3: Jan Willemsz van Torenvliet de oude


kind 4: Jan van Thoornvliet de jonge

* 1602, 3-8: Erfgoed Leiden e.o., DTB ondertrouw: Jan van Thoornvliet Willemsz, jongman van Leijden, vergeselschapt met Willem van Thoornvliet sijn vader, met Annetgen Jacobsdr uijtten Hage weduwe van Jacob Splinter apothecaris, die selffs niet en es gecompareert, mar heeft Thoornvliet belooft attestatie te brengen 

* 1602, 20-11: Erfgoed Leiden e.o., : Crimineel klachtenboek 1533-1811 3+5 [Blad: 267, scan 280]: Loth Huygensz Gael, Schout der Stadt Leijden eijscher van ’s Heeren wegen in cas van delict, eijscht ende beclaecht aen deser vierschare Jan Willems van Thorenvliet, wesende de soon van Willem Pouwelssz van Thorenvliet, Sijmon Jacobsz Thimmerman, wesende de soon van Jacob Pancraesz Thimmerman, Jacob Coppen Warmoesknecht, gewrocht hebbende bij Jan Pouwelsz Warmoesman, Jan Arentsz Boertgen, wesende de zoon van Arien ’t boertgen, Jacob Jansz geweesde knecht van Jan Claesz Roos, Garrant Dircksz van der BouckHorst ende Jan Pieters Schippergesel, wesende de zoon van Pieter Jansz turffdrager, alle laetst gewoont hebbende binnen deser stede, ende nu voorvluchtich off Latererende. De welcke metter Clocke <…> geroupen ende verdaecht zijn omme op huijden inder vierschare in persoon te verschijnen. Ende zeijt hen aen dat zij hem met quade soecke onder staen ende vervordert hebben op Zondage den 1en Septemb: voorleden des snachts naer den thien uijren te begeven op steenen straten met getogen ende bloote swaerden, staende daer mede jegens der Straten ende sulcx daer deur de goeden ingesetene belettende t gebruijck van der selve. Dat voorts zijluijden hen vindende tot voor de Universiteijt, aldaer zijn aengevalle eenen Joncheer Barnard Diderich van Waldouw, houtsvelts ende wildschut geboren met der Silesie, de welcke in meninge hadde naer huijs te gaen, bevechtende den selven zoo moordadelijcken dat hij hem tot dier plaetse hebben gewont in vougen dat hij van een dier selver wonden die hij was hebbende in zijn borst deurgaende tot inde maech op maendage daer naer es overleden. Berovende ende ontstelende nidde de selven zijnen mantel, beurse ende rapier, welcke beurse zijluijden een stuck weechs van hem zijnde hebben wech geworpen ofte laten vallen, behandigende de mantel ende ’t rapier aen een Dirck Woutersz, Inslager wonende inde vrouwencamp, die hemluijden op het straet gemoet en … maer zijn werck te gaen, zeggende jegens hem dat hij die selve soude bewaren, dat het beuijt was. Ende also zijluijden mitsdien hebben gecommitteert openbaer stratgewelt, moort ende Diefte daer onder zij alle moeten verstaen werden verbeurt te hebben Lijff ende goet. Soo concludeert den voornoemde <Seus> Offechier ende eij:r inden name alsboven dat de geen indien zij alle ofte einijge van hem compareren ter saecke van t voorsz straetgevect, moort ende diefte (er staat een onleesbare tekst in ander handschrift onder deze tekst; ommezijde:) zullen werden gecondemneert, gebracht ende gelevert te werden op het pleijn voor ’s Gravensteen daer men gewoon es den boosdoeners te straffen ende dat zij aldaer deur de scharprechter met de Swaerde zullen werden geexecuteert. Dat voorts haer lichamen daer neer sullen werden gebracht op het galge velt deser Stede ende dat die aldaer sullen werden gestelt op rade ende de hooffden daer boven op een staeck. Ende dat voorts haere goederen verclaert sullen werden verbeurt ende geconfisqueert ten profijte van den heer Overste dat indien de geëx:de ofte enijge van hen compareren ende de voorsz feijten ontkenden, dat zij alsdan gehouden sullen zijn ende ingevalle van tegenseggen gecondemneert sullen werden te gaen in besloten hechtenisse omee aldaer bij eede ende monde gehoort ende vorder jegens hen geprocedeert te werden naer rechte behoren, maer indien de gee:de nijet en compareren dat zij in sulcken gevalle sullen werden gebannen uijten Lande van Hollandt ende West Vrieslant op haeren … met confiscatie van goederen daer de voorn Offichier ende eij:r op alles wes voorsz staet versouct hem rechte te gewerden.

Schepenen gebleecken zijnde dat Jan Willemsz van Thorenvliet, Simon Jacobsz timmerman, Jacob Coppen warmoesknecht, Jan Adriaensz Boertgen, Jacob Jansz, Garrebrandt Dircxz vander Bouckhorst ende Jan Pieterszn Schippersgesel opten IIIIen Septembris lestleeden van twiedhuijs deser stede mit voorgaen clockengeslach behoorl: tegen huijden in persona innegeroupen ende verdaecht ende mit luijder stemme ter vierschare geciteert ende opgeroupen zijnde niemant van hemluijden in rechten es gecompareert, verleenen den Officier tegen de vrsz ged:gens in persoon ende elc van hem deffault tot zodanigen proffijte als nae rechten ende ordonneren den voors. Officier de versz ged:ens (ingevoegd ….) ende elc van hem ten overvloet noch eens mitter clocke te doen verdagen ende inneroupen tegen zeeckeren dagh hem te prefigeren mits datter ten minsten interval zal weesen van XIIII dagen tijts acts bij alle de vrsschepen opten XXIIIen Octobris anno XVIc ende twee (p 268, scan 281) Schepenen gebleecken zijnde dat Jan Willemszn van Thorenvliet, Simon Jacobszn timmerman, Jacob Coppen warmoesknecht, Jan Adriaensz boertgen, Jacob Jansz, Garrebrandt Dirxzn van der Bouckhorst ende Jan Peterszn schippergesel, opten XXVI Octobris Ao XVIc ende twee lestleeden tegen huijden in persoon van ’t raedhuijs deser stede nae voorgaende clockengeslach tegen huijden in persoon ten overvloer verdaecht ende nine geroupen ende ter vierschare geciteert ende opgeroupen zijnde niemant van henluijden es gecompareert, verleenen den officier tegen de vrsz gedaechde ende achterblijvende personen ende elck van hen deffault versteecken de ged:dens ende defffaellanten ende elc van hen van alle exceptie declmatoir dilatoir ende peremptoir Ende gesien den eijsch ende conclusie bij den officier dezer Stede tot heurluijder laste gedaen ende genomen mitsgaders de informatien tot bewijs van de selve geproduceert, op alle geleth hebbende daer heeft mogen bewegen doiende recht inden naeme ende van wegen de hoge Overicheijt (ingevoegd: ende Graeffel <verder onleebaar>) hebben de vrsz Jan Wm:sz van Thorenvliet, Simon Jacobszn timmerman, Jacob Coppen warmoesknecht, Jacob Jansz geweesde knecht van Jan Claesz Roos, ende Jan Prs:z. Schippergesel, ter zaecke van de vrs: delicten gebannen ende bannen dezelve mits deezen heur leven lang uijt Leijden ende de vrijheijt van dien mitsgaders uijt Rhijnlt:, Den Haegh ende Haege ambacht, verbieden de zelve ende elck van hen weder in de vrsz: Stadt der zelver vrijheijt ende d’andere plaetsen te comen, op verbeurte van heur lijff, verclaeren heure goeden voor verbeurt ten proffijte vande Graeffelickheijt ende ordonneren den officier zijner eijsch ende conclusie tot laste van Jan Adriaens Boertgen ende Garrebrandt Dircxzn vanden Bonckhorst naerder te bewijsen. Aldus gedaen bij alle de Schepenen opten twintichsten Novembris Ao XVIc ende twee.

* 1609: gahetna: 3.03.01.01 Archief Hof van Holland, Criminele Papieren [5211.3]: Brieven van pardon voor Jan Willemsz. van Torenvliet te Leiden, wegens manslag. [niet ingezien]

* 1610, 20-5: Erfgoed Leiden e.o.: Crimineel klachtenboek [invnr 3+6, f 212]: Loth Huijgensz Gael, Schoudt der stadt Leijden beclaegt voor schepenen alhier Paulus Willemszn van Thoorenvliet, wonende nu ter tijdt in 's Gravenhage, gedaegde in persoon hem aanzeggende dat hij, gedaagde, in den jare 1605 ter vierschare alhier gedagvaard was ter zake van zeker overspel, en zich toen zo irreverentelick gedragen heeft tegenover de Officier en de Schepenen, waarop hij honorabel gecondemneerd is. Maar hij heeft sindsdien steeds scheldig en injurieus gesproken over de Officier die dat, in hoop dat er vanzelf een eind aan zou komen, heeft laten passeren. Maar een week of acht geleden is hij aan het huis van de Officier gekomen en jegen hemzelven, hoewel die hem een vrindschapswijn inschonk, zeer scheldig uitvoer, wenste dat hij hem op een hoek alleen had en dan zou vermoorden, hij sloeg zich op de borst en pochte dat hij een Italiaanse heer had en nog wel wraak zou nemen, ter vergelding van zijn toenmalige procedure en van de apprehensie van zijn broer, en is daarom met Jan van Thoornvliet de oude op 15 mei j.l. ten eerste de Overwaerder Pieter Sanguijn "ter saecke, sij seijden, tot nadeele van haeren gevangen broeder Jan van Thoornvliet de jonge iet geseijt te sijn," zeer heftig aangesproken, hem in zijn herberg gevolgd en opgezocht om hem te mishandelen. Maar omdat ze hem niet vonden zijn ze naar de het huis Officier gegaan, die niet thuis was, maar in de herberg de Regenbooch bij zeker gezelschap; ze zochten hem op, drongen hem in een hoek en vroegen naar de reden van de detentie van hun broer, maar de officier zei dat het de plaats noch het moment was om daar iets over te zeggen, maar dat hij wel zou horen waarvan hun broer verdacht was als hij terechtgesteld zou worden. De verdachte is daarop gaan schelden, ook toen de Officier zich weer bij zijn gezelschap voegde; hij heeft het verzoek van de waard om te vertrekken genegeerd, zodat de Officier tenslotte zelf is vertrokken, nadat hij zijn plaatsvervanger opdracht had gegeven tot arrestatie over te gaan. Pauwels van Thoornvliet verzette zich echter zo heftig tegen de arrestatie, met hulp van zijn broer, dat de plaatsvervanger en de politieagenten in levensgevaar raakten. Uiteindelijk is hij in hechtenis genomen, heeft in zijn ondervraging aanvankelijk gelogen en vervolgens niets meer geantwoord, tot zijn eigen schade. Dit moet bestraft worden, in landen waar de justitie een rol speelt. De Officier eist een lijfstraf en verbannen voor tien jaar uit Leiden, Rijnland, Haech en Haech-ambacht, met confiscatie van 1/3 van zijn bezit ten behoeve van de Grafelijkheid. De verdedigine (Heemskerc als procureur) eist dat de Officier door de Schepenen veroordeeld wordt wegens de mishandeling, apprehensie en detentie van de gedaagde tot costeloos en schadeloosstelling, niet ontvankelijk verklaren van de Officier, ontslag van rechtsvervolging of tenminste dat de gedaagde vrijgelaten wordt en toestemming krijgt om zich door zijn procureur te laten vertegenwoordigen. De rechtbank velt geen vonnis, er worden over en weer stukken gedeeld, Pauwl van Thoornvliet woont in Den Haag en de zaak sleept zeker tot ver in september van 1610, vreemd genoeg. De pagina's in het protocol zijn zo verbleekt dat de afloop niet meer te ontcijferen is. [NB: op p. 210 gaat het over de beschuldiging tegen Jan Willemsz van Thoorenvliet, gevangene, die van jongs af al van quaeden aert was, en zich ergerlick gedragen heeft, waardoor zijn ouders hem zelfs al twee maal in het tuchthuis hebben geplaatst; acht jaar geleden is hij met z'n complices op het Rapenburg handgemeen geweest met jonkheer Barnardt Diederick van Waldouw, student en edelman uit Silesien, die doodgestoken is. Jan van Thorenvliet was voortvluchtig en is bij verstek veroordeeld tot eeuwige dagen uit Leiden, Rijnland, Haag en Haagambacht "op den hals gebannen", waarop hij nu met rappel is gepardonneerd. Maar hij gaat van quaet tot erger: in 1609, toen zijn brief van pardon nog niet getekend was, is hij heimelijk uit Utrecht naar Leiden gekomen, de stad waar zijn ouders en vrunden wonen, en heeft zich in gezelschap bevonden van Olphert Aelbrechtszn, een fameus dief, naar een herberg waar verscheiden andere fameuse dieven logeren. De troep trok de straat op en bereikte tegen middernacht Marendorp, omtrent de Rode Steen, waarop Jan van Thoornvliet op de uitkijk stond terwijl zijn maats in het huis van Salomon Leenaerts van der Waert een ruit ingeslagen hebben, ingebroken en verscheidene goederen hebben gestolen. Teruggekeerd in de herberg met het gestolen goed zijn ze de volgende dag door de Officier gearresteerd. Eis: hij wordt op het plein voor het Gravensteen gebracht om daar gegeseld te worden en vervolgens eeuwig uit Holland, Zeeland en Westvriesland verbannen, met confiscatie van al zijn goederen. Vonnis: verbanning van twee jaar uit Leiden, Rijnland, Haege en Haegambacht, uitgesproken op 2-6-1610 door Torenvliet (sic!!), Adriaen Mourijns gesurrogeert in plaatse van Banchem, Vesanevelt, Werff, Leeuwen, Aert de Bije in plaetse van Hoogeveen en Baersdorp, Schepenen. (ondertekend door C. <?> Thorenvliet).

* 1654, 5-9: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Henrick M. Brasser [408 akte 208 scan 380]: Jeremias Vredelant. bedienaar des Goddelijken Woords in Seijst, Catharina van Thorenvliet, wed. van sa: Dirck Segersz van Campen, wonende aen de Bredestraet, Joffr Petronella van Torenvliet, huijsvrouwe van Jacob van Blijenburch seggende speciale last te hebben van haar man en van Joannes Christineus, professor tot Harderwijck, als getrouwd hebbende haar zuster Catharina van Torenvliet, uitwijzende de procuratie die zij ter weeskamer heeft gedeponeerd, Mr. Quirinus Claesz Moij, veertigraad van Leiden, getrouwd met Machtelt van der Vouge, voor zichzelf en als gestelde voogd over de nagelaten kinderen van Susanna van der Vouge, zijn huisvrouwen zuster, Sijmons van ?elfe procuratie hebbende van Catrina ’t Jong, weduwe van Jan Sock, en nog Matthijs Benning, mede notaris publiek en wijnkoper, voor zichzelf en voor zijn vader Willem Benning, notaris en procureur: alle ‘erfgenaemen van jonge Jan van Thorenvliet, die na Oost Indië getrocken sijnde over de twintich jaren geleden, geacht werden te sijn gestorven. Zij comparanten daeromme hebben op huijden acht dagen gepasseert scheij[…} en quitantie ende gelicht de nagelaeten goeden van voorsz overleden jonge Jan van Torenvliet, die ter weescamer deser stede hebben berust. Bedragende deselve goederen twee <?> duijsent eenhondert eenentachtich gld elf stievers acht penn, onder welcke gelichte goederen waren mede begrepen een weesrentebrief gepasseerd bij Gaesje Jansdr. van Dam, wed. van sa: Cornelis Willemsz Ouwelant inhoudend een weesrente van vier hondert guld geeffems <?> gedateerd den XXIII October XVIc tweeenvijftich waervan het verloop rest: te voldoen sedert den XXI October XVIC drieenvijftich ende noch een obligatie opt gemenelands van Hollant en Westfrieslant opt Comptoor van heer ontfanger Alphen binnen dese stede inhoudende veertienhondert sevenentwintich gulden te XL groten tstuck ende gedateert den XXVII Martij XVIc drieenveertich ende geaggreert den XVII November daeraenvolgende. Ende verclaerden sij Comp:ten dat deselve rentebrief ende obligatie te [beurte?] sijn gevallen de gemelte Mathijs Benning ende dat hij het surplus boven sijn portie de voorsz andere comparanten danckelick heeft voldaen bij anticipatie. Weshalve de andere voorsz comparanten bekenden en verclaerden alle recht, actie ende aenseggen hen daer aen competerende te transporteren ende over te geven aen ende ten behoeve van gemelte Benning. Gevende oversulcx hem volle macht ende procuratie tanquam in rem suam omme d’vrsz rentebrief en procuratie te mogen [verkopen etc, de comparanten vrijwaren Benning voor nadere claims] (w.g. J. Vrelandt pastor, Katrijne van Thorenvlijet, Pieternella Blijdenberch, Quirijn Claesz Moij, M. Benninck, Simon van Iessp <?> + nots en get)

* 1620, 7-5: HUA, DTB Utrecht ondertrouw: Dirck Sweersz, j.g. van Utrecht, wonende aen de Voorstraet, met Neeltgen Jans van Peer, weduwe van Jan Willemsz van Toorvliet, wonende opte Brestraet (i.m.: 17 Meij in den Domskerck getrout).

* 1624, 30-8: Efgoed Leiden e.o.: 0518 Weeskamer, Voogdenboek C [invnr 243, fol. 176: no. 3]: Willem Dircxsz. de Jong en Dirc Segersz. van Campen zijn voogden gesteld over [groot stuk leeggelaten], Maria voljaard en getrouwd zijnde met Davit de Rijcke, nagelaten kinderen van Pouls Willemsz. van Thorenvliet gewonnen bij Eva Cornelisdr. Rath. Bijgeschreven: 30-1-1626: Huijch Segersz. van Campen is vermits de voorsz. Willem Dircxsz. is overleden tot medevoogd gesteld. / [f. 176v (202)]: no. 1 d.d. 30-8-1624: Dezelve Willem Dircxsz. de Jonge en Dirc Segersz. van Campen zijn nog voogden gesteld over Willem oud [niet ingevuld] en Maria [niet ingevuld] jaar of daar omtrent, nagelaten weeskinderen van Jonge Jan Willemsz. van Thorenvliet gewonnen bij Neeltgen Jansdr. Verpee? Bijgeschreven: 30-1-1626: Huijch Segersz. van Campen is, omdat de voorsz. Willem Dircxsz. is overleden, tot medevoogd gesteld. / 23-5-1642: Mathijs Benning notaris is tot medevoogd gesteld over de uitlandige kinderen van Jan en Pouwels Willemszonen van Thorenvliet in plaats van Dirck Zegersz. van Campen overleden zijnde. 

* 1638, 21-2: HUA, 34-4.183 NA nots W. BRECHT [183-102]: betraft de nalatenschap van Johan Henricksz van Peer: Neeltgen Jans van Peer is één van de erfgenamen, ze wordt vertegenwoordigd door Dirck Sweersz van Zanthe anders genaamd Dirck van Gelder


kind 5: Adriana van Torenvliet

* 1641, 8-6: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots M. Tersijden [571 akte 61 scan 90]: Jeremias Vreelant, pastoor tot Seijst, als man en voogd van Adriana van Thoorenvliet, machtigt juffrouw Catharina van Thoornvliet, weduwe van Dirck Segersz van Kampen, wonende binnen deze stad, om uit hun naam, benevens de andere erfgenamen van Cornelia van der Gracht, laest weduwe van Quirinus Cornelis Lucaszn, wonende tot Brouwershaven in Zeeland, te procederen tot finale scheijdinge en deijlinge van zodanige goederen als de zelve volgens hare testamente is gemaeckt ende aanbestorven, onroerende goederen ende rentebrieven te verkopen; Item mede te lichten en scheijden zodanige penningen en goederen als hem constituant door het overlijden van Jan van Thoorenvliet gekomen zijn uijtten boedel van Willem Pauwelszn van Thoorenvliet aanbestorven zijn

* 1645, 29-9: Het Utrechts Archief, NA 34-4.381 L. VAN VUYREN [akte 100]: Jeremias Wilhelmi, predikant tot Seijst, als man en vooght van Adriana van Thoorenvliet, machtigt Willem Jansz Smith te Brouwershaven om in zijn naam in het sterfhuis van Acrijn Cornelis Lucassen (die) lijftochtende was van Cornelia Cornelis Vergraft, zijn eerste overleden huisvrouw, te Brouwershaven wonende en overleden, op te eisen de fl 1000,- die Vergraft in haar testament heeft toebedeeld aan haar nicht, Adriana van Thorenvliet, en die door Acrijn Cornelis Lucassen in lijftocht werd bezeten en gebruikt. (w.g. J. Vrelandt pastor in Seijst)

* 1654, 3-6: HUA, NA 34-4.401 T. MASIUS [akte 62]: procuratie van Jerimias Vrelandt, pastoir van Seijst op Jo:e Catharina van Toornvliet te Leijden, om zijn aandeel in de nalatenschap van Jan van Thoornvliet, in Oost-Indië overleden neef, te innen

* 1654, 26-6: HUA, NA 34-4.401 T. MASIUS [akte 72]: procuratie van Jerimias Vrelant, gewesene pastoir van Seijst op Jo:e Catharina van Toornvliet te Leijden, om zijn om aandeel te innen in bedrag dat berust bij de weeskamer van Leiden ten behoeve van Jan van Toornvliet de jonge en te beloven dat het eventueel terugbetaald zal worden, mocht Van Toornvliet tevoorschijn komen; men neemt aan dat Jan van Toornvliet de jonge, die al 20 jaar uitlandig is, niet meer leeft. (w.g. J. Vrelandt pastor van Seijst).

* 1654, 5-9: Erfgoed Leiden e.o. 0506 NA nots Henrick M. Brasser [408 akte 208 scan 380]: Jeremias Vredelant. bedienaar des Goddelijken Woords in Seijst, Catharina van Thorenvliet, wed. van sa: Dirck Segersz van Campen, wonende aen de Bredestraet, Joffr Petronella van Torenvliet, huijsvrouwe van Jacob van Blijenburch seggende speciale last te hebben van haar man en van Joannes Christineus, professor tot Harderwijck, als getrouwd hebbende haar zuster Catharina van Torenvliet, uitwijzende de procuratie die zij ter weeskamer heeft gedeponeerd, Mr. Quirinus Claesz Moij, veertigraad van Leiden, getrouwd met Machtelt van der Vouge, voor zichzelf en als gestelde voogd over de nagelaten kinderen van Susanna van der Vouge, zijn huisvrouwen zuster, Sijmons van ?elfe procuratie hebbende van Catrina ’t Jong, weduwe van Jan Sock, en nog Matthijs Benning, mede notaris publiek en wijnkoper, voor zichzelf en voor zijn vader Willem Benning, notaris en procureur: alle ‘erfgenaemen van jonge Jan van Thorenvliet, die na Oost Indië getrocken sijnde over de twintich jaren geleden, geacht werden te sijn gestorven. Zij comparanten daeromme hebben op huijden acht dagen gepasseert scheij[…} en quitantie ende gelicht de nagelaeten goeden van voorsz overleden jonge Jan van Torenvliet, die ter weescamer deser stede hebben berust. Bedragende deselve goederen twee <?> duijsent eenhondert eenentachtich gld elf stievers acht penn, onder welcke gelichte goederen waren mede begrepen een weesrentebrief gepasseerd bij Gaesje Jansdr. van Dam, wed. van sa: Cornelis Willemsz Ouwelant inhoudend een weesrente van vier hondert guld geeffems <?> gedateerd den XXIII October XVIc tweeenvijftich waervan het verloop rest: te voldoen sedert den XXI October XVIC drieenvijftich ende noch een obligatie opt gemenelands van Hollant en Westfrieslant opt Comptoor van heer ontfanger Alphen binnen dese stede inhoudende veertienhondert sevenentwintich gulden te XL groten tstuck ende gedateert den XXVII Martij XVIc drieenveertich ende geaggreert den XVII November daeraenvolgende. Ende verclaerden sij Comp:ten dat deselve rentebrief ende obligatie te [beurte?] sijn gevallen de gemelte Mathijs Benning ende dat hij het surplus boven sijn portie de voorsz andere comparanten danckelick heeft voldaen bij anticipatie. Weshalve de andere voorsz comparanten bekenden en verclaerden alle recht, actie ende aenseggen hen daer aen competerende te transporteren ende over te geven aen ende ten behoeve van gemelte Benning. Gevende oversulcx hem volle macht ende procuratie tanquam in rem suam omme d’vrsz rentebrief en procuratie te mogen [verkopen etc, de comparanten vrijwaren Benning voor nadere claims] (w.g. J. Vrelandt pastor, Katrijne van Thorenvlijet, Pieternella Blijdenberch, Quirijn Claesz Moij, M. Benninck, Simon van Iessp <?> + nots en get)

* 1665, 13-5: HUA, DTB ondertrouw Jutphaas: “Den 13 meij sijn aangeteeckent om huwelijxse geboden te laten gaen: do. Jeremias Willemsz, emeritus predik:t van Zeijst ende alhijer wonende, zijnde ook ouderling in der tijd, weduwnaar van Ariaentjen Willems van Toorenvliet, met Geertruijt Pieters j.d. ende nae dat de geboden onverhinderd na malkander gegaan waren is attestatie gegeven nae Haarlem, daer nae toe sij vertrocken waren, van dato den 28 meij 1665.

* 1666, 28-5: Erfgoed Leiden e.o. Poorterboeken G [1268-273v]: ds. Jeremias Vrelant, voormalig predikant te Zeist, afkomstig uit Utrecht, wordt poorter van Leiden met als borgen Mathijs Beningh en Jan van Vliet. 


kind 7: Agatha Willems van Torenvliet

* 1607, 20-4: Erfgoed Leiden e.o.: DTB ondertrouw: Huijch Zegerszn van Campen, goutsmith, jonghman van Leijden, vergeselschapt van Aper Zegerszn van Campen, zijn broeder, met Aechgen Willems van Thorenvliet, jongedochter, mede van Leijden, vergeselschapt met Pietertgen Jans haer moeder

* 1618, 5-1: ELO, 0506 NA nots A.C. Paedts, [180, fol. 104/p. 2]: Samuel Amandij, kruidenier in Leiden, ca. 25 jaar, heeft op verzoek van Huijch Zegerszn van Campen, pachter van de wijnexchijs in Leiden en Cornelis Hendriksz Cater, pachter van de wijn impost over Leiden en Rijnland, verklaard dat hij op Allerheiligen-dag laatstleden in kost en inwoning genomen heeft Petrus van der Horst, student aan de universiteit. Amandij zegt dat hij laatstleden vrijdag of zaterdag, op het eind van het kwartaal dat de student in zijn kost was geweest, aan de vrouw van Huijch Zegers van Campen heeft gevraagd of de student de resterende vrijdom van de wijnaccijns van dat kwartaal (omdat hij al ongeveer de helft daarvan had genoten, maar de rest van de wijn nog niet had geconsumeerd) nog zou mogen genieten, omdat het hem niet gelegen kwam het volgende kwartaal te betalen. Waarop de vrouw van Van Campen Ja zei. Verder verklaart hij dat geen van de zijnen afgelopen zaterdag voor de student wijn verimpost of ingeleid heeft. 

* 1621, 7-6: ELO 0508 ORA Leiden Buurquesties [48D, blad 67, akte 1490]: Betreft Huych Segers van Campen en Nathan de Roo, naaste buren aan de Oude Vest,  achter het St.Elisabethsgasthuis. De Roo's nieuwgebouwde huis is hoger dan dat van Huych, die wil dat De Roo diens dakwater zal afvoeren door een Keulse goot en bovendien wil hij dat hij een loden goot aanbrengt om het dakwater van hem af te voeren. [akte niet ingezien] 

*1623, 21-11: ELO, 0506 NA Leiden nots P.Cz van Rijn [209 akte 212]: Huijch Zegersz van Campen, (doorgehaald: Stenenplaetser) Pannebacker, ca. 39 jaar oud, verklaart op verzoek van Pr: Boij van Oij dat hij de afgelopen zomer van Dirck Dircksz, wonende in Alphen, in zijn pannebackerie doende heeft gehad, het last gekocht heeft tot negen stuivers en acht penningen. Wijders niets verklarende, belooft hij dit met ede te bevestigen. 

*1625, 25-8: ELO, 0506 NA Leiden nots P.D. van Leeuwen [245 akte 66]: Verklaring van enkele kleinkinderen van de onlangs overleden Marijtgen Claesdr, de weduwe van Zeger Huijgenssz van Campen: ze zijn niet van zins zich in de nagelaten boedel als erfgenamen te gedragen. Daarom zenden ze een notaris naar het adres van Marijtgen en Neeltgen Dircksdr, hun volle moeijen, en aan Dirc, Cornelis en Huijch Zegerszoonen van Campen, hun halve oomen, allen kinderen van Marietgen Claesdr. voorsz., om hun aan te zeggen dat deze kleinkinderen geen last noch profijt van het sterfhuis willen hebben, maar wel willen ze uit het sterfhuis hun erfdeel van hun overleden oom Claes Dircksz van der Does, en hun aandeel van hun grootmoeders van vaders en moeders zijde Dieuwertgen Claesdr Comeninne en van Adriana Fransdr. houtkoopster. (w.g. Cornelijs Anthonijs van Polane, Bartholomeus Bartholomeuszn van Blarchun) 

* 1626, 30-1: Efgoed Leiden e.o.: 0518 Weeskamer, Voogdenboek C [invnr 243, fol. 176: no. 3]: 30-8-1624: Willem Dircxsz. de Jong en Dirc Segersz. van Campen zijn voogden gesteld over [groot stuk leeggelaten], Maria voljaard en getrouwd zijnde met Davit de Rijcke, nagelaten kinderen van Pouls Willemsz. van Thorenvliet gewonnen bij Eva Cornelisdr. Rath. Bijgeschreven: 30-1-1626: Huijch Segersz. van Campen is vermits de voorsz. Willem Dircxsz. is overleden tot medevoogd gesteld. / [f. 176v (202)]: no. 1 d.d. 30-8-1624: Dezelve Willem Dircxsz. de Jonge en Dirc Segersz. van Camoen zijn nog voogden gesteld over Willem oud [niet ingevuld] en Maria [niet ingevuld] jaar of daar omtrent, nagelaten weeskinderen van Jonge Jan Willemsz. van Thorenvliet gewonnen bij Neeltgen Jansdr. Verpee? Bijgeschreven: 30-1-1626: Huijch Segersz. van Campen is, omdat de voorsz. Willem Dircxsz. is overleden, tot medevoogd gesteld.

* 1626, 8-5: ELO Poorterboeken F [1267, blad 172]: Huych Zegersz van Campen en de bode Willem Jacobsz stellen zich borg voor de wijnkoper Jan Lucq, afkomstig uit Delft. 

* 1628, 4-12: ELO, 0506 NA nots J. van Sandwech, [352-195]: “Alsoo ic, ondergeschr. mede erfgenaem van za: Pauls Paulsz van Thorenvliet, mijne oomen, opten gelijden siddach mit desselfs Van Thorenvliets huijsen gehad ende gehouden van de vordere erffgenaemen van de voorsz Van Thorenvliet hebbe aengestaen sekere huijsinghe ende erve staende en geleegen binnen dese Stadt Leijden opte Bredestraet jegens over het Raethuijs<pat> expresse stipulatie dat mij, uit de kooppenningen voor dit huis uitgeloofd zoveel zou worden aanbedeeld als mij uit de nagelaten goederen van Van Thorenvliet voor mijn erfportie zou toekomen. Nu moet ik op het stadhuis nog fl 900,- aan gerede penningen betalen voor de verkoop van dit huis, mits de andere erfgenamen mij dan ook formeel, door een opdracht of verkoopbrief, eigenaar van dit huis zouden maken, maar dat is tot nog toe niet gebeurd. Daardoor blijven de penningen vruchteloos liggen, en kan ik niet over het huis beschikken, als een vrij goed. Ik zou het huis graag publiekelijk willen verkopen, maar dan kan hierdoor niet. Daarom vraag ik binnenkort een notaris om naar de andere erfgenamen te gaan en hen te verzoeken het huis met een opdrachtbrief aan mij te transporteren. (w.g. Huijch Segerszn van Campen). Notaris Joost van Sandwech zegt vervolgens dat hij de na te noemen erfgenamen vervolgens elk heeft bezocht: Willem Benninck, antwoordt dat hij nog niet heeft kunnen bemerken dat Huijch serieus heeft geprobeert het huis te verkopen, en hij is nog steeds bereid de formele overdracht te regelen, mits Huijch Zegersz dan ook zelf bereid is de overdracht van andere huizen aan de andere erfgenamen te bevorderen; Benninck is beledigd en vindt dat een langer antwoord niet op zijn plaats is. Sebastiaen van Cortenhout, voogd over de kinderen van Pauls Willemsz van Thorenvliet, Mr. Sijmon Vougen als voogd over zijn kinderen geteeld bij Sara Willemsdr van Thorenvliet, Mr. Jacob Verwij, als voogd over het nagelaten weeskind van jonge Jan van Thorenvliet: zij horen en zien, zijn geen partij, maar zijn bereid om, neffens de andere erfgenamen, te scheiden en delen. Verder zegt Dirck Segersz van Campen in zijn privé dat hij graag de penningen van Huijch Zegersz van Campen wil ontvangen, en als blijkt dat ze hem niet toekomen (zoals hij vermoedt) zal hij ze meteen terugbetalen. En Johan Lucq tenslotte schrijft in antwoord dat hij niet akkoord gaat met de eerdere scheiding (in Lucq’s afwezigheid) waarbij dit huis aan Huijch Zegersz van Campen is toebedeeld, zolang de kwestie van de fideïcommissaire bepaling uit het testament van Pauls Paulsz van Thorenvliet over de goederen in Zoeterwoude, nog niet door de Hoge Raad is beslist. 

* 1633, 22-1: ELO 0506 NA nots Jan van Heussen [223-078]: : testament van Huijch Segersz van Campen en Agatha Willemsdr van Thorenvliet: recht toe rechtaan langstlevende testament. 

* 1634, 7-1: ELO, Notarieel archief: Huijgh Segers van Campen, 49 jaar oud en Cornelis Segersz van Campen, 53 jaar oud getuigen over een bijeenkomst van remonstranten. 

* 1634, 26-3: ELO 0506 NA nots. Foyt G. van Sijp [170-255]: Willem Jan Franszoon van Borsselen, wonende op de Zegemorsch in het ambacht van Oestgeest machtigt zijn zwager Pieter Willemsz om voor schout en schepenen van Oegstgeest op te dragen aan de gebroeders Cornelis en Huijch Segerszonen van Campen een partij teellants, gelegen aan de noordzijde van de Slaech, groot volgens landmeter Jan Pietersz Dou 786 roeden Rijnlandse maat voor fl 2161:10:- te betalen in vier gelijke jaarlijkse termijnen 

* 1634, 15-10: SA, 5075 NA nots Palm Mathijs [448 akte 233725, fol. 127v]: Verschenen Jacob Cornelisz Blijdenberch en Johannes Christenius hebben elck een voor al als principael ende voor ’t geheel onder renunciatie van de benifitien etc beloofd, als zij beloven bij dezen Huijch Segers van Campen, wonende te Leijden, te bevrijden en schadeloos te houden van zodanige borgtochte als dezelve Van Campen zal presteren ende aangaan voor David Dircxsz de Rijck, getrout zijnde met Maria Paulusdr van Thorenvliet nopende de lichtinge van de erffportie van de voorn. David de Rijck in de naergelaten goederen van Willem Paulusz van Thorenvliet die in Oostindië zoude overleden zijn ter weescamer der stede Leijden berustende, daarvooren sijn comparanten bij desen elcxs in solidum sijn verbindende haer respectieve persoon en goederen ter bedwang van alle rechteren ende rechten int verghael van den costen daer.. te doen ende te leijden, des soo beloofden zij comparanten malkanderen elks voor de helfte ter zake voorsz. te indemneren onder gelijk verband als voren, consenterende aan mij notaris etc., gedaan ten bijwezen van Jan Adriaensz en Jacob Michielsz als getuigen. 

* 1635, 15-2: ELO 0506 NA nots. J.W. van Walwijck[522, akte 22] Huijch Segersz van Campen verhuurt zijn pannebakkerij, essicwerck <?> turfschuur en huis, die de verhuurder al sinds 1629 gebruikt en gehuurd heeft, gelegen in de Hogewaert in het ambacht van Koudekerck, aan Daniel Lourisz, pannebacker in Koudekerk, inclusief ca. 7 hond weiland, voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren, ingaande 1-3-1635. De huur is fl 180,- per jaar. En de huurder moet jaarlijks in oktober een dik, vet schaap aan de verhuurder leveren. Voorts compareerden Louris en Henrick Daniels, mede pannebakkers in  Koudekerk, als borg voor hun vader Daniel Lourisz. 

* 1636, 8-9: ELO 0506 NA nots. Jacob Jansz Verweij [111-165, akte 79]: acte van scheiding tussen Maritgen Jans van Steen, weduwe van mr. Sijmon Voegen, in leven chirurgijn, bijgestaan door Gerbrand Gerritsz Bijwegh, enerzijds en Dirck en Huijgh Segerszonen van Campen, behuwd ooms en gestelde voogden, en mr. Jacob Voegen, schilder, oom en kwalificerende als voogd van vaders zijde, van Machtelt en Susanna Sijmensdochters Voegen, minderjarige kinderen van Sijmen Voegen en Sara Willemsdr van Thorenvliet, zijn eerste en overleden huisvrouw. Voegen en Thoorenvliet hebben een testament van 6-6-1625, en huwelijksvoorwaarden tussen Voegen en Van Steen van 28-10-1627. Van Steen heeft op 7-8-1636 een inventaris opgemaakt van de erfenis van Voegen. De kinderen erven twee huizen, namelijk een aan de zuidzijde van de Bredestraet bij de St Anthonisbrug, gekomen van Mr. Aert Cherteau, chirurgijn, en ten tweede een huis en erve aan de oostzijde van de Groene Hasengracht, aan het einde van de achterste doelen, gekomen van Jacob Huijbrechtszn van Sparen, en ten derde twee huisjes en erven op de Korte Oudeveste, tussen het Kort Rapenburg en de Pellikaenstoren, gekomen van Cornelis Stevenszn van Suijlen. Maritgen Jans van Steen houdt alle verdere goederen en bezittingen, waaruit ze de schulden van de boedel moet betalen – de bekende en nog onbekende schulden. 

* 1637, 8-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [450 - akte 302169, fol. 43]: Docter Joannes Chrestenius, getrouwd met Catalina Pouwelsdr van Torenvliet, d'eersame Jacob Cornelisz Blijenberch getrouwd met Peternella Pouwels van Torenvliet, en Gata Pouwelsdr van Torenvliet, huijsvrouwe van Jan van Torenvliet in Oost Indien zijnde en door hem gemachtigd; 't samen mede erfgenamen van Willem Powelsz van Torenvliet, zoone van Pauls Willemsz van Torenvliet ende Eva Cornelisdr Rat, haer comparanten schoonbroeder en broeder respective, als elcx van een gerechte vijfde part, machtigen Jan Carbe, klerk van de weeskamer van Leiden om bij de weesmeesters te verzoeken lichting van hun aandeel in de goederen die Willem Pouls van Torenvliet metter dood heeft nagelaten en die in de weeskamer berusten. Zij stellen zichzelf en hun goederen als onderpand en bovendien stelt Huijch Segersz van Van Campen zich hiervoor borg. 

* 1641, 23-8: NA akte in Rotterdam dd 23-8-1641: Willem Benning, man en voogd van Maria Willemsdr van Thoorenvliet machtigt notaris Nicolaes van der Hagen alhier om uit zijn naam en ook die van Huijgh Segerssen van Campen, man en voogd van Agata van Toorenvliet Willemsdr. en tevens voor Catharina van Toorenvliet Willemsdr, weduwe van Dirck Zegerssen van Campen en nog voor Jeremias van Vrelant, pastor te Zeijst, man en voogd van Adriana van Toorenvliet Willemsdr. de custingrentebrieven te verkopen, die hen allen, als erfgenamen, door de dood van Neeltge Gerrits van der Grafft zijn toebedeeld.Het kapitaal bedraagt 880 gld. Custingrentebrief alhier gepasseerd voor Schepenen 21/02/1607 t.l.v. Ghijsbert Huygens van der Swijp/Swiep. Ook dient 2 jaar rente nog geind te worden. Neeltge was in haar leven vrouw van Quirin Cornelis Lucassen, Raet en Schepen te Brouwershaven. Te Leyden heeft notaris Merten van der Sijde procuratie van de overige erfgenamen t.w. Jan, Dirck en Maria van Brosterhuijsen verkregen. Maria is weduwe van Jan van Schilperoort.

* 1680, 6-8: ELO, 0506 NA nots Justus Gerstecoren [1155-109]: op 6-8-1680 is dit testament mij notaris ter hand gesteld om in mijn protocol te registeren: ‘Ick, Huijch Segerszn van Campen’ maak mijn testament en uiterste wil op. Hij herroept ten eerste het besloten testament, opgemaakt op 28-12-1649 en op dezelfde dag door notaris Pieter Warmont geregistreerd, en tevens alle eerdere testamenten en codicillen. Ten eerste legateert hij aan de zuster van zijn overleden huisvrouwe, Maria Willemsdr van Torenvliet, het vruchtgebruik of de rente van een hoofdsom van fl 2.000,- haar leven lang, waarvan de eerste jaaropbrengst een jaar na mijn overlijden verschijnt. Na haar dood vervalt de hoofdsom aan haar zoon Matthijs Benningh. Ten tweede een legaat aan Adriana Willemsdr. van Torenvliet, ook een schoonzus, eveens voor het vruchtgebruik van fl 2000,- waarvan de hoofdsom na haar dood aan haar wettige kinderen en erfgenamen vervalt. Ten derde een legaat aan Magtelt en Susanna Sijmonsdrs Voegen, nagelaten kinderen van wijlen Sara Willemsdr van Torenvliet, mede een schoonzus, elk fl 1000,-, te betalen zes weken na Huijchs dood. Ten vierde legateert hij aan de kinderen van wijlen zijn broer Cornelis Segersz van Kampen ten eerste vier huizen op een rijtje in de Kleij of Kruisstraat in Leiden en ten tweede twee huizen daarachter die door een poort bereikbaar zijn. Ten vijfde legateert hij aan Cornelis Apersz van Campen, de nagelaten zoon van wijlen Aper Segersz van Campen, zijn broer, fl 1000,-. Ten zesde legateert hij aan de ongehuwde Neeltgen Dircks van der Does fl 100,- per jaar te beginnen zes weken na zijn overlijden. En tenslotte benoemt hij tot zijn universele erfgename Susanna Dirksdr van Kampen, nagelaten dochter van wijlen zijn broer Dirck Segersz van Campen. Verder zegt hij dat de administratie over de legaten van de minderjarige kinderen van Cornelis Segersz van Campen moet worden gevoerd door Johan van Vliet en Cornelis Apersz van Campen. Hij secludeert de weeskamer en magistraten. Opgesteld dd 15-11-1650 en het origineel ondertekend door Huijch Segersz van Campen. Met een superscript op de omslag van de notaris Pieter Warmont van dezelfde datum, ten huize van Van Campen op de Steenschuur omtrent Delffse Vliet. 


kind 8: Catharina van Thorenvliet

* 1628, 4-12: ELO, 0506 NA nots J. van Sandwech, [352-195]: “Alsoo ic, ondergeschr. mede erfgenaem van za: Pauls Paulsz van Thorenvliet, mijne oomen, opten gelijden siddach mit desselfs Van Thorenvliets huijsen gehad ende gehouden van de vordere erffgenaemen van de voorsz Van Thorenvliet hebbe aengestaen sekere huijsinghe ende erve staende en geleegen binnen dese Stadt Leijden opte Bredestraet jegens over het Raethuijs<pat> expresse stipulatie dat mij, uit de kooppenningen voor dit huis uitgeloofd zoveel zou worden aanbedeeld als mij uit de nagelaten goederen van Van Thorenvliet voor mijn erfportie zou toekomen. Nu moet ik op het stadhuis nog fl 900,- aan gerede penningen betalen voor de verkoop van dit huis, mits de andere erfgenamen mij dan ook formeel, door een opdracht of verkoopbrief, eigenaar van dit huis zouden maken, maar dat is tot nog toe niet gebeurd. Daardoor blijven de penningen vruchteloos liggen, en kan ik niet over het huis beschikken, als een vrij goed. Ik zou het huis graag publiekelijk willen verkopen, maar dan kan hierdoor niet. Daarom vraag ik binnenkort een notaris om naar de andere erfgenamen te gaan en hen te verzoeken het huis met een opdrachtbrief aan mij te transporteren. (w.g. Huijch Segerszn van Campen). Notaris Joost van Sandwech zegt vervolgens dat hij de na te noemen erfgenamen vervolgens elk heeft bezocht: Willem Benninck, antwoordt dat hij nog niet heeft kunnen bemerken dat Huijch serieus heeft geprobeert het huis te verkopen, en hij is nog steeds bereid de formele overdracht te regelen, mits Huijch Zegersz dan ook zelf bereid is de overdracht van andere huizen aan de andere erfgenamen te bevorderen; Benninck is beledigd en vindt dat een langer antwoord niet op zijn plaats is. Sebastiaen van Cortenhout, voogd over de kinderen van Pauls Willemsz van Thorenvliet, Mr. Sijmon Vougen als voogd over zijn kinderen geteeld bij Sara Willemsdr van Thorenvliet, Mr. Jacob Verwij, als voogd over het nagelaten weeskind van jonge Jan van Thorenvliet: zij horen en zien, zijn geen partij, maar zijn bereid om, neffens de andere erfgenamen, te scheiden en delen. Verder zegt Dirck Segersz van Campen in zijn privé dat hij graag de penningen van Huijch Zegersz van Campen wil ontvangen, en als blijkt dat ze hem niet toekomen (zoals hij vermoedt) zal hij ze meteen terugbetalen. En Johan Lucq tenslotte schrijft in antwoord dat hij niet akkoord gaat met de eerdere scheiding (in Lucq’s afwezigheid) waarbij dit huis aan Huijch Zegersz van Campen is toebedeeld, zolang de kwestie van de fideïcommissaire bepaling uit het testament van Pauls Paulsz van Thorenvliet over de goederen in Zoeterwoude, nog niet door de Hoge Raad is beslist. 

* 1653, 8-1: gahetna.nl: 3.03.01.01: Hof van Holland, rkesten om mandement [invnr 3005, fol 1]: Aelbert Barentsz Wenting, kleermaker te Leiden en gedaagde ter ene zijde tegenover Catrina van Thorenvliet, de weduwe van Dirck Zegersz van Campen, en Jan van Vliet namens zijn vrouw als enige erfgenaam van Huygh Zegersz van Campen, als verkopers ter andere zijde. Wenting komt in appel en uit bezwaar tegen het vonnis van schepenen van Leiden waarbij hij tot 2/3 van het door tegenpartij geëiste plus kosten is veroordeeld niettegenstaande zijn deugdelijke schriftelijke presentatie waarop geen acht is geslagen. Het Hof geeft hem gelijk. [akte niet ingezien] 

* 1659: Erfgoed Leiden e.o.: in een beschreven wandeltocht langs Rembrandt-tekens door Leiden wandelt men langs Breestraat "nr. 26, waar in 1659 bij het overlijden van Catharina Willemsdr. van Thoornvliet, weduwe van Dirck Segertsz. van Campen een ‘kaarslichtje’ van Rembrandt hing."


kind 9: Sara Willemsdr van Thorenvliet

* 1628, 4-12: ELO, 0506 NA nots J. van Sandwech, [352-195]: “Alsoo ic, ondergeschr. mede erfgenaem van za: Pauls Paulsz van Thorenvliet, mijne oomen, opten gelijden siddach mit desselfs Van Thorenvliets huijsen gehad ende gehouden van de vordere erffgenaemen van de voorsz Van Thorenvliet hebbe aengestaen sekere huijsinghe ende erve staende en geleegen binnen dese Stadt Leijden opte Bredestraet jegens over het Raethuijs<pat> expresse stipulatie dat mij, uit de kooppenningen voor dit huis uitgeloofd zoveel zou worden aanbedeeld als mij uit de nagelaten goederen van Van Thorenvliet voor mijn erfportie zou toekomen. Nu moet ik op het stadhuis nog fl 900,- aan gerede penningen betalen voor de verkoop van dit huis, mits de andere erfgenamen mij dan ook formeel, door een opdracht of verkoopbrief, eigenaar van dit huis zouden maken, maar dat is tot nog toe niet gebeurd. Daardoor blijven de penningen vruchteloos liggen, en kan ik niet over het huis beschikken, als een vrij goed. Ik zou het huis graag publiekelijk willen verkopen, maar dan kan hierdoor niet. Daarom vraag ik binnenkort een notaris om naar de andere erfgenamen te gaan en hen te verzoeken het huis met een opdrachtbrief aan mij te transporteren. (w.g. Huijch Segerszn van Campen). Notaris Joost van Sandwech zegt vervolgens dat hij de na te noemen erfgenamen vervolgens elk heeft bezocht: Willem Benninck, antwoordt dat hij nog niet heeft kunnen bemerken dat Huijch serieus heeft geprobeert het huis te verkopen, en hij is nog steeds bereid de formele overdracht te regelen, mits Huijch Zegersz dan ook zelf bereid is de overdracht van andere huizen aan de andere erfgenamen te bevorderen; Benninck is beledigd en vindt dat een langer antwoord niet op zijn plaats is. Sebastiaen van Cortenhout, voogd over de kinderen van Pauls Willemsz van Thorenvliet, Mr. Sijmon Vougen als voogd over zijn kinderen geteeld bij Sara Willemsdr van Thorenvliet, Mr. Jacob Verwij, als voogd over het nagelaten weeskind van jonge Jan van Thorenvliet: zij horen en zien, zijn geen partij, maar zijn bereid om, neffens de andere erfgenamen, te scheiden en delen. Verder zegt Dirck Segersz van Campen in zijn privé dat hij graag de penningen van Huijch Zegersz van Campen wil ontvangen, en als blijkt dat ze hem niet toekomen (zoals hij vermoedt) zal hij ze meteen terugbetalen. En Johan Lucq tenslotte schrijft in antwoord dat hij niet akkoord gaat met de eerdere scheiding (in Lucq’s afwezigheid) waarbij dit huis aan Huijch Zegersz van Campen is toebedeeld, zolang de kwestie van de fideïcommissaire bepaling uit het testament van Pauls Paulsz van Thorenvliet over de goederen in Zoeterwoude, nog niet door de Hoge Raad is beslist. 

* 1636, 8-9: ELO 0506 NA nots. Jacob Jansz Verweij [111-165, akte 79]: acte van scheiding tussen Maritgen Jans van Steen, weduwe van mr. Sijmon Voegen, in leven chirurgijn, bijgestaan door Gerbrand Gerritsz Bijwegh, enerzijds en Dirck en Huijgh Segerszonen van Campen, behuwd ooms en gestelde voogden, en mr. Jacob Voegen, schilder, oom en kwalificerende als voogd van vaders zijde, van Machtelt en Susanna Sijmensdochters Voegen, minderjarige kinderen van Sijmen Voegen en Sara Willemsdr van Thorenvliet, zijn eerste en overleden huisvrouw. Voegen en Thoorenvliet hebben een testament van 6-6-1625, en huwelijksvoorwaarden tussen Voegen en Van Steen van 28-10-1627. Van Steen heeft op 7-8-1636 een inventaris opgemaakt van de erfenis van Voegen. De kinderen erven twee huizen, namelijk een aan de zuidzijde van de Bredestraet bij de St Anthonisbrug, gekomen van Mr. Aert Cherteau, chirurgijn, en ten tweede een huis en erve aan de oostzijde van de Groene Hasengracht, aan het einde van de achterste doelen, gekomen van Jacob Huijbrechtszn van Sparen, en ten derde twee huisjes en erven op de Korte Oudeveste, tussen het Kort Rapenburg en de Pellikaenstoren, gekomen van Cornelis Stevenszn van Suijlen. Maritgen Jans van Steen houdt alle verdere goederen en bezittingen, waaruit ze de schulden van de boedel moet betalen – de bekende en nog onbekende schulden. 

* 1637, 19-2: ELO 0506 NA nots. Jacob Jansz Verweij [111-370, akte 82]: Gerbrand Gerritsz Bijwegh X Martigen Jansdr van Steen, enerzijds, en Dirck en Huijgh Zegerszonen van Campen en mr. Jacob Vougen, schilder, als voogden over Machteld en Susanna Sijmensdr, nagelaten minderjarige kindern van mr. Sijmen Voegen en Sara Willemsdr. van Thoorenvliet, beide zal: ged:. Maritgen Jansdr van Steen is eerder weduwe geweest van mr. Sijmen Vougen, haar eerste man. Er is een scheiding en deling geweest van Vougens nalatenschap voor dezelfde notaris Verwij op 8-9-1636. Maritgen van Steen zou alle schulden betalen, en de huizen en erven die de kinderen hebben geërfd daarvan ontlasten. Die schuld bedraagt fl 2.200,- Om die te betalen worden er door Maritgen Jans van Steen aan de kinderen twee huizen overgedragen: een aan de zuidzijde van de Bredestraet bij de St Anthonisbrug, gekomen van mr. Hans van Sijp, swaertveger, t.w.v. fl 1550,- en een huis in de Claessteeg (zuidzijde), gekomen van Pietertgen Jansdr Nachtegael, weduwe van wijlen Willem Pauwelszn van Thoorenvliet t.w.v. fl 750,-. De voogden achten de schuld van fl 2.200 daarmee voldaan en schelden Gerbrand Gerritsz Bijwegh en Martigen Jansdr van Steen daarmee de schuld kwijt, op het tekort van fl 100,- na. Mocht de optelsom van schulden uiteindelijk anders uitvallen, dan zullen ze het verschil aan elkaar compenseren. Ook wordt bepaald dat Maritgen van Steen nog twee jaar een eerste recht van terugkoop heeft op het huis in de Claessteegh 


Openstaande vragen / discussie


Willem Pouwels van Thorenvliet is (in 1598) de broer van Pouwel Pouwels van Thorenvliet (overleden voor aug. 1629) en zwager van Jan de Bont Jacobsz 

In 1610 is er sprake van een Jan Willemsz Torenvliet de oude en de jonge. Bij goed zoeken kom ik nog een derde Jan Willemsz Torenvliet tegen, die al in 1577 overleden blijkt te zijn, maar wel familie, omdat zijn weduwe zich laat bijstaan door Jacob de Bont. Mogelijk is deze Jan Willemsz van Torenvliet de oom van Willem Pouwelsz en dus de broer van Pouwel Willems van Torenvliet. Jan Willemsz de oude zou 


Willem was de zoon van de schrijnwerker Pouwel Willemsz X Leiden 1541 Maritje Pietersdr. Bij huwelijkse voorwaarden geeft haar vader, Pieter Cornelisz Kunst aan zijn dochter een deel van een groot pand aan de Nieuwe Rijn; de bruigom brengt de inventaris van een kistenmakerij mee, ter waarde van zeshonderd guldens. Bij kistenmakerij is hierbij niet te denken aan transportkisten, doch aan de bergmeubels uit die tijd. De andere helft van het pand werd bewoond door Maritjes broer Adriaan Pietersz [Kunst] X Maritjen Jan de Wijzendochter en hun zoon Cornelis Adriaansz Cuper.

Pieter Cornelisz. Kunst (ca 1490-1560/61) is een vermaard kunstenaar uit de vroege 16e eeuwse renaissance. Hij trouwde in 1509 met de rijke Maritgen Gerritsdr van Dam en hij was de oudste zoon van de schilder Cornelis Engebrechtsz (ca. 1462-1527).

lit: Jaarboekje Oud Leiden 1961, p. 63 ev.

* 1591, 10-4: Hogenda.nl, transcripties Grafboek Pancraskerk Leiden (inv.nr 761): Die 11e streeck (Folio 103): Nr. 6 Nu Jan Lambrechtsz. Dit graf heeft gecoft Maritgen Pietersdr. weduwe wijlen Pouwels van Thorenvliet Anthonisz. opten 10e april 1591. Overgeset den 7e october ’97 op Willem Pouwelsz. van Torenvliet; 


Over (vader) Jan Nachtegael:


Jan Nachtegaal had een broer Philip, en tenminste drie kinderen: Gerrit Jansz Nachtegaal, Pietertgen Jans Nachtegael X Willem Pouwelsz van Toornvliet en Henric Nachtegael X Catharina Jansz van Banchem, waaruit zes kinderen; zoals verderop blijkt nog een dochter Maritgen Jansdr. Nachtegaal, ovl voor jan 1578, X Gerrit van der Graft.>

NB: in de genealogie Nachtegael, downloaden op www.nagtegaal.org, komt Pietertgen voor in de elfde generatie Nagtegaels in een familie die teruggaat tot 1218.


Het pand in de Bredestraet is volgens de bonboeken [6612-275] van oudsher eigendom van Marijtgen Pietersdr, Pouwels Willemsz van Thoornvlieths weduwe. In 1610 wordt het verkocht door Mathijs Elsevier - die kennelijk erfgenaam is. Dat geldt ook voor Coepoortsgraft Westzijde [6618-111]: vanouds van Marijtgen Pietersdr weduwe wijlen Pauls van Thoornvliet, "is (op 10-2-1585) vercoft aen Marijtgen Adriaens, weduwe van Leenaert Gerritsz van Berckel.

Als ik het goed zie, via de legaten van de gasthuizen, is de weduwe van Pouwels Willemsz van Torenvliet beluid in de Bancraeskerk op 2-5-1594. Het lijkt erop dat Marijtgen (Pauls van Thorenvliets weduwe) hertrouwd is met Daniel Jacobsz van Leeuwen [zie bonboek 6623, blad 121]


Willem Pauwelsz van Thorenvliet is in 1613 (blijkens notaris akte) regent van het convent St Stevens. 


* 1605, 30-11: hogenda.nl: transcriptie grafboek Pancraskerk te Leiden, Archief Ned. Herv. Kerkvoogdij Leiden [invnr 761, fol. 135]: De een ende twintichsten streek, nr. 7: Pieter Jansz. ende Kathrijn Gijsbrechtsdr. nae haer beijder doot die kerck. Ende heeft gecoft Lijsbet Cornelisdr. weduwe van Outgaert Diercxz. smit opte vijfden julij 1593. Dit graf overgeset op Pieter Jacopsz. van Thoorenvliet opten lesten november anno 1605.


Schilders

Jacob Cornelisz Vougen, de broer van Simon Vougen (man van Sara Willemsdr van Thorenvliet) was schilder, blijkens RKD en akte van 19-2-1637.