XIII-437 Luchtenburg, Jonathan van

Jonathan van Luchtenburg


ouders: Johan van Luchtenburg en Alpheda de Pauw


geboren: ca 1640

gedoopt:

overleden: Utrecht 4-1-1685

begraven: Utrecht (Pieterskerk)


beroep: advocaat (1667-'69), secretaris van het Gerecht Utrecht (1670-'74), secretaris van de Staten van Utrecht (1674, '75-'77-'85), huismeester van het weeshuis en van het Pestgasthuis Leeuwenburcht

woonplaats / adres: Utrecht (Janskerkhof)


relatie: ondertr. Utrecht 6-7-1662, trouwt Vianen 20-7-1662 met haar neef


Sophia de Pauw (XIII-438)

ouders: Lambert de Pauw en Anna van de Voort


geboren:

gedoopt:

overleden: Utrecht 21-4-1707

begraven: Utrecht (Pieterskerk) 2-5-1707


beroep:

woonplaats / adres:


kinderen:

  1. Johan van Luchtenburch, ca 1662-1702, X 1684 Louise de Mareez, VOLGT XII-219

  2. kind, geboren:
    begraven: Utrecht (Pieterskerk) 22-1-1667

  3. Cornelis van Luchtenburch, gedoopt: Utrecht 10-6-1668
    overleden: na 29-7-1728
    beroep: thesaurier van de Dom (1702)
    woonplaats / adres: Utrecht

  4. Anna Elisabeth van Luchtenburch, gedoopt: Utrecht 31-3-1672
    overleden: na 3-4-1758

  5. Alpheda Henrina van Luchtenburg, gedoopt: Utrecht 9-1-1677
    overleden: Utrecht 27-10-1702 (kraambed)
    beroep:
    woonplaats / adres:
    relatie: trouwt Utrecht 30-10-1701
    Leonard de Casembroot, gedoopt: Utrecht 11-10-1657
    overleden: Utrecht 22-1-1719
    beroep:
    woonplaats / adres:
    ouders:
    had een ongehuwde relatie met Susanna Agnes van Juchem en was weduwe van Cornelia Dorothea Ruijsch tot Waijesteijn. Hij hertr. 1705 Hillegonda Geertruijd van Bergen

biografische aantekeningen


Volgens Constantijn Huygens jr. had Jonathan van Luchtenburg zijn positie als secretaris van de Staten 's lands van Utrecht te danken aan zijn zuster Sophia, die in de bijzondere gunst van de prins-stadhouder van Oranje stond, voordat ze trouwde met de boekhandelaar Pieter Elzevier.


bronnen


lit: Parenteel de Casembroot

lit: Mr. S Muller Fzn: Catalogus van het museum van oudheden [gemeente Utrecht], (1904), p. 96 (gebrandschilderd glas): item 641: Geschilderde glasruiten, voorstellende een cartouche en grisaille met de inscriptie: Jonathan van Luchtenburch / Secrets van de Edl. Mog.: / Heeren Staten van de Prouintie / van Vtrecht. Ao 1684. Onderschrift van een geslachtswapen. Hg 0.115, br 0.335. Afkomstig uit de St. Nicolaaskerk.

idem, p. 365 (Penningen): item 3127. (1685.) Zilveren begrafenispenning van Jonathan van Luchtenburg, secretaris der Staten van Utrecht. Vz. wapen van den overledene, waaronder: „O. 4 JANUARI 1685", met randschrift: „JONATHAN A LUCHTENBURG ORD. PROVINCIAE TRAJECT. A SECRETIS." Tz. doodshoofd met inschrift op eene banderol: „AETERNUM SUB SOLE NIHIL."

* 1649, 29-7: GA Den Haag, NA nots Johan Boutesteijn [240-fol 286]: Johan van Luchtenburch, commissaris ordinaris van de monsteringen, wonende alhier in 's Gravenhage, verklaarde, alzo hij d'oudste en naeste vanden bloede ende linie van -- patroon is van zekere vicarie, gefundeerd bij de voorsz -- op Sinte Catharine altare van Den Briel, volgens de brieven daarvan zijnde in dato den -- ende zulks gerechtigd tot de collatie van denzelven of het stellen van een vicaris, ende dat de vicarie nu weer door dooden ende overlijden van Reijnier van Luchtenburch, zijne broeder, leste possesseur van dezelve vicarie is komen te vaceren, dat hij derhalve als rechte patroon de vicarie gegeven heeft aan Jonathan van Luchtenburch, zijn comparants zoon, om het effect daarvan te genieten als naer rechten, en daar verzoekt hij brieven van aggreatie en confirmatie van.

* 1662, 6-7: HUA, DTB trouwen Utrecht [98-143]: Jonathan van Luchtenburch en Sophia de Pauw. De geboden aengeteijkent tot Vianen. 20 Jul 1662 attest gegeven om tot Vianen te trouwen.

* 1667, 22-1: HUA DTB begraven [125-129]: een kint van de heer Jonathan van Luchtenborgh aent Pieterskerckhoff, naelatende utsupra gesonken in de Pietersk.

* 1667, 27-1: HUA DTB dopen [6-75]: Gedoopt in de Geertekerk Aegidius, soon van de heer Gillis de Pauw ende Joffr Elisabeth Sanst, get: advocaet Jonathan van Luchtenborch.

* 1668, 2-6: HUA NA nots H. Schaep [34-4.U032a001, akte 100]: Casper Foest, oud kapitein luitenant over de kolonelscompagnie van Frederik, graaf van d'Sona, machtigt advocaat mr. Jonathan van Luchtenburch om van de advocaat Mr. Gerard van BerchEijck als principaal van Johannes Heurnius, secretaris van het kapittel van de St Johanskerk, fl 1200,- plus rente te ontvangen, desnoods in rechte. In bijzijn van de getuigen Lambert de Pauw, Cameraer van de Lockendijck bovendams en Hijnderdam, en Abraham Glaude, passementwerker.

* 1668, 10-6: HUA DTB dopen [6-138]: Gedoopt in de Jacobikerck: Cornelis, soon van Jonatan van Luchtenburch, advocaet, en Sophia, echtel:

* 1669, 11-3: HUA, NA nots H. Schaep [34-4.U032a001, akte 106]: Mr. Jonathan van Luchtenburgh, advocaat, heeft zijn moeder gemachtigd, Alpheda de Pauw, weduwe wijlen de heer commissaris Johan van Luchtenburgh om van de erfgenamen van wijlen de duinmeijer Pieter Woutersz restanten en andere achterstallige penningen van duinpacht of anderszins dat hij schuldig is aan het comptoir van wijlen de heer Jonathan van Luchtenburgh in zijn leven raad en rentmeester generaal van Noord-Holland.

* 1669, 31-12: HUA, NA nots H. Schaep [34-4.U032a001, akte 108]: Mr. Jonathan van Luchtenburch, advocaat, machtigt Frederick van Schorrenbergh, procureur voor de Hoge Raad van Holland, in een proces over de possessie van het recht van patronaatschap van een Vicarije tegen Johan van Osch

* 1672, 31-3: HUA DTB dopen [6-348]: Gedoopt in de Dom: Anna-Elisabeth, do: van Mr. Jonathan van Luchtenborch ende Sophia Pauw

* 1672, 7-11: HUA NA nots J. Duerkant [34-4.U070a005, akte 57]: Alida van Leijden, weduwe van Gerard van Leeuwen, schenkt, om redenen haar daartoe moverende en ter recompensatie van genoten diensten, fl 1200 aan Mr. Jonathan van Luchtenburgh, secretaris van de Ed. Gerechte deser stad, onde voorwaarde dat zij het geld onder zich houdt er en het vruchtgebruik van heeft, zodat het geld bij haar overlijden uit haar gereedste goederen uitgekeerd zal moeten worden. Akte opgemaakt in haar huis op de WZ van de Nieuwe gracht, omtrent de Plompe Toren.

* 1674, 17-5: Streekarchief ZuidOost Utrecht, Stadsbestuur Rhenen [152], invnr 9 [notulen stadsbestuur = policie], p. 6, transcriptie: burgemeester Klerck rapporteert vanuit het provinciebestuur. "Ende heeft sijn hoogheijt voorts tot secretaris van dese provintie aengestelt Jonathan van Luchtenburgh, verclaerende aen sigh te reserveeren de dispositie over alle verdere ampten ende bedieningen daer van sijn hoogheijt noch geene begevinge gedaen hadde."

* 1675, 27-1: HUA DTB dopen [6-463]: Gedoopt in de ... Trajactina Anna Elisabeth dochter van Henric Jacob van Tuijll van Serooskercke en Anna Elisabeth van Rheede, heer en vrouw van Zuijlen etc, getuigen haer Ed Mog Heeren de Staten 's Landts van Utrecht, present de heer Peter Ruijsch, de heer Van Bergesteijn, de heer en mr. Johan van Nellesteijn ende Jonathan van Luchtenburgh, haar Ed Mog: secretaris, de heer Van de Lier, etc.

* 1675, 3-9: HUA NA nots J. Duerkant [34-4.U070a006, akte 79]: Gecompareerd Elisabeth van de Voort, zuster en voor de helft mede-erfgename van doctor Cornelis van de Voort, in zijn leven burgemeester dezer stad, en Mr. Jonathan van Luchtenburgh, secretaris van de heren Staten 's Lands van Utrecht, als man en voogd van Juffr Sophia de Pauw, alsmede Jo: Cornelia de Pauw en jo: Maria de Pauw, kinderen van jo: Anna van de Voort, in leven huisvrouwe van de heer Mr. Lambertus de Pauw, in zijn leven raad en admiraliteit van het Noorderkwartier en cameraar van de Leckendijk en de Hinderdam; en secretaris Luchtenburgh daarenboven nog de rato caverende voor Matheus de Pauw, uitlandige broeder van zijn voorsz huisvrouwe, met z'n vieren erfgenamen voor de andere helft van hun oom zaliger burgemeester Van de Voort. Er is een inventaris gemaakt van zijn goederen en meubels, en de boedel is verdeeld, waarbij ieder zijn aanpart heeft ontvangen, behalve de bibliotheek, die nog onverdeeld gebleven is, en twee rente-obligaties (een van fl 800,- dd 20-6-1663 door Maria Maes, wed. Leonard Poorten, belegd op het dorp Schalckwijck en door haar op 24-6-1671 ten behoeve van burgemeester Van de Voort gecedeerd; een andere van fl 300,- door Coofs <? Cornelisz?> van de Voort op 23-1-1596 ten laste van de stad Utrecht belegd, door Cornelia van Kerckhoven, wed, van Jacob Vervoorn ten behoeve van burgemeester Van de Voort gecedeerd) en een rentebrief van fl 1450,- dd 17-8-1674 die secretaris Luchtenburgh ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen en tenlaste van de Staten 's Lands van Utrecht heeft belegd en gecedeerd als betaling van een jaar tractement als Gedeputeerde, en voorts ook nog de tegoeden die zij hebben ten laste van de stad Utrecht en de Leckendijck, namens de overledene als burgemeester en heemraad, en tenslotte de helft van een jaarlijkse lijfrente van fl 300,-, ten lijve van Johan Ram, raad in de Utrechtse vroedschap, die burgemeester Van de Voort voor fl 1200,- heeft gekocht. Nu wordt verdeeld: (a) ten behoeve van Elisabeth van de Voort (1) een huis op de OZ van de Nieuwe Gracht, zuidhoek Magdalenensteeg t.w.v. fl 4500,- (2) acht morgen lands op Rietveld onder Schalkwijk t.w.v. fl 3300,- (3) acht morgen wei- en bouwland in Schalkwijk, gekocht door de burgemeester van de Ridderschap en Staten van Utrecht en in gebruik bij Adriaen Stevens (4) renteobligatie van fl 3000,- (5) fl 800,- als deel van een renteobligatie van fl 2000,- uit de lijfrente Johan Ram, (6) renteobligatie van fl 1000,- belegd door Thomas Heurnius (7) een rentebrief van fl 600,- ten laste van de stad Utrecht; (b) t.b.v. de gezamenlijke kinderen van Anna van de Voort (1) een huis aan de zuidzijde van de Romerburgerstraet, op 6-9-1670 door de burgemeester gekocht voor fl 3000,- (2) de helft van een hofstede met huis, berg en schuur en negentig morgen hooi en weiland in het noordeinde van Portengen, op 11-3-1664 gekocht door de burgemeester à fl 5600,-, waarvan een klein deel leenroerig is aan het huis Ruwiel (3) acht morgen wei- en bouwland in Schalkwijk, gekocht van jo: Gisberta van Deuverden, gehuurd door Jan Bartsz (4) renteobligatie van fl 1600,- ten laste van de Staten, door jo: Johanna van de Voort op 14-7-1640 belegd en door de burgemeester bij magescheid bemachtigd (5) rentebrief van fl 2000,- ten laste van de stad ten dienst van de Hollandse Rijn voor het maken van een zandpad dd 29-7-1665, (6) renteobligatie van fl 1000,- ten laste van 's lands middelen door ontvanger Jacob Lieftinck belegd (7) renteobligatie van fl 2000,- door Aeltge Cornelis Boom op 6-11-1638 ten laste van de Leckendijck bovendams belegd, en door haar erfgenamen t.b.v. Hercules Polets gecedeerd; (c) hier bovenop wordt aan de uitlandige Matheus de Pauw nog toebedeeld een renteobligatie van fl 1000,- door Jasper Schade ten behoeve van de burgemeester gepasseerd als vervanging van een brief van gelijk kapitaal die de overledene wegens de voornoemde Matheus de Pauw uit de erfenis van zijn grootmoeder wijlen Cornelia Strick, weduwe wijlen Cornelis van de Voort ontvangen had.

* 1676, 16-12: HUA NA Nots R. van Vechoven [34-4.U066a002, akte 266]: Johan Ram, raad in de vroedschap en Thesaurier van de stad, verklaart dat zijn zwager Lambert de Pauw hem op 2-6-1671 (notaris H. Schaep) samen met wijlen Cornelis van de Voort, burgemeester van Utrecht, heeft benoemd tot voogd over zijn onmondige kinderen. De Pauw is vervolgens al op 30 juni van dat jaar (1671) overleden. Johan Ram is zwak en ziekelijk en heeft daardoor eigenlijk niets kunnen doen aan de voogdij en het boedelbeheer, inmiddels is Cornelis van de Voort overleden, en weet Ram niet hoe de boedel er eigenlijk voor staat. Daarom benoemt Ram als mede-voogd en boedelbeheerder Jonathan van Luchtenburch, secretaris van de Staten van Utrecht.

* 1677, 9-1: HUA DTB dopen [6-552]: Gedoopt in de Catharinakerk: Alpheda Henrina do:r van de heer Jonathan van Luchtenburg, secretaris der Ed: Mog: Heeren staten 's lands van Utrecht, ende joffr: Sophia de Pauw

* 1679, 7-1: HUA, NA nots. H. Vyandt [34-4.U078a003, akte 38]: Elisabeth van der Voort, zittend op een stoel, herroept alle vorige testamenten en beschikt opnieuw over haar nalatenschap. Zij prelegateert aan Cornelia de Pauw, haar nicht, fl 3000,- in rentebrieven te voldoen, haar zilveren lampetschotel en kop, het karkenboek met goud beslag plus de helft van al het linnen tot haar lijf en ciraat behorend, en een derde van al het zilvergoed. Juffrouw Maria de Pauw, eveneens haar nicht, krijgt bij prelegaat fl 1000,- in rentebrieven en de wederhelft van het linnengoed en een derde van het zilverwerk. Anna Elisabeth van Luchtenburch, dochter van Jonathan van Luchtenburch en Sophia de Pauw, krijgt fl 400,- die ze al als lijfrente bij de Staten van Utrecht heeft belegd, plus nog fl 600,- in rentebrieven en eveneens eenderde van het zilvergoed. De diaconie van de gereformeerde kerk krijgt fl 800,-, de regenten van de aalmoesenierskamer ten behoeve van de armen fl 700,-, het kinder- of ambachtshuis ook fl 700,-. Magdalena Christina Borgers en Christina van der Well, haar twee dienstmeisjes, elk fl 150 plus rouw-kleding, mits ze er nog wonen als Elisabeth overlijdt. Voor de rest zijn haar univesrele erfgenamen de gezusters Sophia, Cornelia en Maria de Pauw, te samen de nagelaten kinderen van wijlen Lambertus de Pauw en Anna van der Voort, elk voor 1/3 part, met uitsluiting van alle anderen - vrinden, magen en vreemden.

* 1679, 6-4: HUA NA nots A. Houtman [34-4.U082a007, akte 16]: Mr. Jonathan van Luchtenburgh, secretaris van de Ed Mog heeren Staten 's Landts van Utrecht, en Pieter Rosa, geëligeerde raad in de Staten, beide samen in der tijd huismeesters van het weeshuis, geven borgtocht voor restitutie van de helft van een obligatie afkomstig uit de nalatenschap van Johan van Rheenen, toebedeeld aan Anna van Rheenen en Pieter van Rheenen, die zijn opgevoed in het weeshuis, mochten zij inderdaad geen recht gehad hebben op dat geld.

* 1681, 4-8: HUA, NA nots. H. Vyandt [34-4.U078a003, akte 181]: Elisabeth van de Voort maakt, op grond van het haar verleende octrooi van 14-6-1666, haar testament. Eerstelijk prelegateert ze aan vrouwe Sophia de Pauw, huijsvrouw van heer Jonathan van Luchtenburch, secretaris van de Ed Mog heeren Staten 's Landts van Utrecht, haar testatrices kerckeboeck met goude slooten. Item aan juffr Cornelia de Pauw, hare nichte, zodanige somme als ze ten lijve van haar nicht heeft belegd bij de Staten van Utrecht en de Stad Utrecht, neffens de helft van al het linnen tot haar lijf en ciraet behoorend hebbend, mitsgaders het gerechte derde part van al het zilverwerk. Mitsgaders op juffrouwe Maria de Pauw, mede hare nichte, zodanige somme als ze ten lijve van haar nicht heeft belegd bij de Staten van Utrecht en de Stad Utrecht, neffens de wederhelft van al het linnenwaet, mitsgaders gelijcke derde pars van al het voorsz zilverwerk. Legateert voorts aan Anna Elisabeth van Luchtenburch dochter van gemelte secretaris Luchtenburch en vrouwe Sophia de Pauw, eerlijck sodanig vier hondert glds capitaels als zij op desselfs lijve ten laste van de Staten heeft belegd en daarneffens het overige derde pars van het zilverwerk. Legateert nog op Magdalena Bogers, haar dienstmaagd, als zij dan tenminste nog bij haar woont, fl 150,- plus de rouwkleding. De gereformeerde armen krijgen fl 800,-; de regenten van de aalmoeseniers-armen fl 700,-; aan het stads- ofte kinderhuijs ook fl 700,-. Voor het overige benoemt ze tot haar universele erfgenamen de gemelde vrouwe Sophia de Pauw, neffens de voorschreven juffrouwen Cornelia en Maria de Pauw, te samen nagelaten kinderen wijlen Lambertus de Pauw ende joffr Anna van der Voort. Opgemaakt ten huize van de testatrice, op de Nieuwe Gracht bij de Magdalenenbrug.

* 1683, 10-11: HUA NA nots W. Zwaerdecroon [34-4.U080a007, akte 287]: Cornelis van Rijn, wonende te Jutphaas, zegt dat hij wederom gehuurd heeft van Mr. Jonathan van Luchtenburch, secretaris van de Staten van Utrecht, in zijn functie als huismeester van het Leeuwenburchs of Pestgasthuis vier morgen lands gelegen op Waeijen voor fl 80,- per jaar

* 1684, 18-6: Het Utrechts Archief, DTB dopen [7-191]: gedoopt in de Dom: Sophia Alida, dochter van Johan van Luchtenburg ende Louise de Marez, getuijgen de heer Jonathan van Luchtenburg ende vrouwe Sophia de Pauwe ende de heer Samuel de Marez ende vrouwe Margaretha Trip

* 1685, 19-1: HUA DTB begraven [126-533]: Pieterskerk - de heer en mr Jonathan van Luchtenburgh secretaris van de Ed: Mo: Heren Staten deser provincie, laet nae sijn vrouw met mondige en onmondige kinderen. De wapens opgehangen, drie uren beluijt, gesonken, mits gevende 250 gld

* 1685, 4-6: HUA NA nots. D. Woertman [34-4.U065a002 akte 316]: Sophia de Pauw, weduwe van Jonathan van Luchtenburg, in zijn leven secretaris van ’s lands van Utrecht, heeft het recht verkregen bij mutueel testament tot het benoemen van voogden, en van haar man mondeling de vraag gehad om als voogd over haar onmondige kinderen te benoemen Matheus van Luchtenburgh, opperkoopman van het kasteel van Batavia, maar omdat die nog buitenslands is benoemt ze haar meerderjarige zoon Johan van Luchtenburg in de tussentijd tot voogd over de onmondige kinderen.

[zie verder bij Sophia de Pauw]


kind 5: Alpheda Henrina van Luchtenburgh

* 1701, 27-10: HUA NA nots. T. Vosch van Avezaat [34-4.U118a002, akte 121]: huwelijkse voorwaarden. Leonard de Casembroot, heer van Rijnesteijn, toekomende bruidegom, geassisteerd door zijn broer Johan de Casembroot en zijn zwager Joost Taets van Amerongen, heer van Natewisch en Gedeputeerde in de Staten van Utrecht, en Alpheda Henrina van Luchtenburch, toekomende bruid, geassisteerd door haar moeder Sophia de Pauw weduwe van Jonathan van Luchtenburch etc, en haar broer Johan van Luchtenburch, Domheer verklaren te gaan trouwen. Etc.


openstaande vragen / discussie


lit: "Staatkundige historie van Holland, vol. 21" (Amsterdam, 1780): Johan van Luchtenburgh bekleedde de 62e plaats in de lijkstatie van Prins Frederik Hendrik op 10 mei 1647 in Delft: "(...) Op de voorgaande Edellieden en Heeren volgde nu (62) De Heer Johan van Luchtenburg, Commissaris van de Monstering, als Wapenkoning met de Wapenen van zyne Hoogheid gaande bloots hoofds met een staf in de hand (...)". Gezien het jaartal, 1647, moet dit iemand anders betreffen: Johans grootvader?

NB: betreffende Jonathans overgrootouders Johan van Persijn en Margrieta Moons bestaat (via gahetna.nl) een decreet bij het Hof van Holland dd 17-10-1642, over gronden te Strijen, waarin ook sprake is van wijlen burgemeester Luchtenburch. Er is een familiearchief Persijn waarin zij voorkomen.

Over Jonathans grootvader Jonathan van Luchtenburg: lit "De Brielsche Vroedschap in de jaren 1618-1794", p. 7: Een zuster van Jan Jacobsze Craen is genoemd in eene reeds vermelde attestatie van 25 Julij 1651, waarin op de verklaring van 3 personen (3) dat Cornelia Jans Craens dr., wede van C. Wijckmans, eene dochter is van Jan Jacobsze Craen, volgt: «welcke Jan Jacobsze Kraen heeft gehadt een volle suster, genaempt Geertruijt Jacobs, welcke Geertruijt Jacobs is geweest de moeder van Jonathan van Luchtenburgh, overleden in s' Gravenhaege.

lit: Aantekeningen en verbeteringen op het register op de journalen van Constantijn Huijgens (1915): (p. 425) Luchtenburg. Voor „Meny de Commissaris", IV 45, zal wel moeten gelezen worden „Monster Commissaris", want de vader van mr. Jonathan van Luchtenburg, den secretaris der Staten van Utrecht, was Johan van Luchtenburg, commissaris der monsteringen, gehuwd met Alpheda de Pauw en overleden in 1654. De dochter van dit echtpaar was Sophia van Luchtenburg, die op 25 Maart 1677 de tweede vrouw werd van mr. Pieter Elsevier, boekhandelaar te Utrecht en schepen, raad en thesaurier dier stad („De Wapenheraut", II 240; III 12), en daar zij, schijnt het, de eenige dochter was, moet zij wel de bedoelde zuster van Jonathan van Luchtenburg zijn geweest. Wat omtrent haar door Huygens werd aangeteekend, IV 45, was overigens den tijdgenooten wel bekend, althans Wicquefort, IV bl. 620, zegt insgelijks, dat de prins „donna la charge de Secretaire des Estats (d'Utrecht) k un homme, dont la soeur avoit autrefois fort servy au divertissement du Conseiller Pensionnaire de Hollande". Dit verhaal is echter niet volkomen juist; Luchtenburg was secretaris der Staten reeds vóór de komst der. Franschen te Utrecht, maar verliet die stad op 17 Februari 1673 („Berigten van het Hist. Genootschap", VI, 2de stuk, bl. 91). Na hun aftocht was hij evenwel, zooals De la Neuville meldt, IV 170, een der weinigen, die, om de provincie niet geheel regeeringloos te laten, door eene commissie uit de Staten-Generaal, met Fagel aan het hoofd, voorloopig in hun ambt hersteld werden, in afwachting dat nader over de regeering zou worden beslist. Hij was dus door den prins noch aangesteld, noch in zijne bediening hersteld, maar kan hoogstens daarna door hem daarin zqn bevestigd. Luchtenburg overleed den 4den Januari 1685.