XIII-438 Pauw, Sophia de

Sophia de Pauw

ouders: Lambert de Pauw en Anna van de Voort


geboren:

gedoopt:

overleden: Utrecht 21-4-1707

begraven: Utrecht (Pieterskerk) 2-5-1707


beroep:

woonplaats / adres:


relatie: ondertr. Utrecht 6-7-1662, trouwt Vianen 20-7-1662 met haar neef


Jonathan van Luchtenburg (XIII-437)


ouders: Johan van Luchtenburg en Alpheda de Pauw


geboren: ca 1640

gedoopt:

overleden: Utrecht 4-1-1685

begraven: Utrecht (Pieterskerk)


beroep: advocaat (1667-'69), secretaris van het Gerecht Utrecht (1670-'74), secretaris van de Staten van Utrecht (1674, '75-'77-'85), huismeester van het weeshuis en van het Pestgasthuis Leeuwenburcht

woonplaats / adres: Utrecht (Janskerkhof)


kinderen:

  1. Johan van Luchtenburch, ca 1662-1702, X 1684 Louise de Mareez, VOLGT XII-219

  2. kind, geboren:
    begraven: Utrecht (Pieterskerk) 22-1-1667

  3. Cornelis van Luchtenburch, gedoopt: Utrecht 10-6-1668
    overleden: na 29-7-1728
    beroep: thesaurier van de Dom (1702)
    woonplaats / adres: Utrecht

  4. Anna Elisabeth van Luchtenburch, gedoopt: Utrecht 31-3-1672
    overleden: na 3-4-1758

  5. Alpheda Henrina van Luchtenburg, gedoopt: Utrecht 9-1-1677
    overleden: Utrecht 27-10-1702 (kraambed)
    beroep:
    woonplaats / adres:
    relatie: trouwt Utrecht 30-10-1701
    Leonard de Casembroot, gedoopt: Utrecht 11-10-1657
    overleden: Utrecht 22-1-1719
    beroep:
    woonplaats / adres:
    ouders:
    had een ongehuwde relatie met Susanna Agnes van Juchem en was weduwe van Cornelia Dorothea Ruijsch tot Waijesteijn. Hij hertr. 1705 Hillegonda Geertruijd van Bergen

biografische aantekeningen


Sophia de Pauw heeft uitgebreide gronden en landgoederen in bezit in uiteenlopende gebieden als Eemnes, Woerden, Langbroek en Schalkwijk, die ze verhuurt


bronnen


lit: Parenteel de Casembroot

* 1662, 6-7: HUA, DTB trouwen Utrecht [98-143]: Jonathan van Luchtenburch en Sophia de Pauw. De geboden aengeteijkent tot Vianen. 20 Jul 1662 attest gegeven om tot Vianen te trouwen.

* 1667, 22-1: HUA DTB begraven [125-129]: een kint van de heer Jonathan van Luchtenborgh aent Pieterskerckhoff, naelatende utsupra gesonken in de Pietersk.

* 1668, 10-6: HUA DTB dopen [6-138]: Gedoopt in de Jacobikerck: Cornelis, soon van Jonatan van Luchtenburch, advocaet, en Sophia, echtel:

* 1672, 31-3: HUA DTB dopen [6-348]: Gedoopt in de Dom: Anna-Elisabeth, do: van Mr. Jonathan van Luchtenborch ende Sophia Pauw

* 1675, 3-9: HUA NA nots J. Duerkant [34-4.U070a006, akte 79]: Gecompareerd Elisabeth van de Voort, zuster en voor de helft mede-erfgename van doctor Cornelis van de Voort, in zijn leven burgemeester dezer stad, en Mr. Jonathan van Luchtenburgh, secretaris van de heren Staten 's Lands van Utrecht, als man en voogd van Juffr Sophia de Pauw, alsmede Jo: Cornelia de Pauw en jo: Maria de Pauw, kinderen van jo: Anna van de Voort, in leven huisvrouwe van de heer Mr. Lambertus de Pauw, in zijn leven raad en admiraliteit van het Noorderkwartier en cameraar van de Leckendijk en de Hinderdam; en secretaris Luchtenburgh daarenboven nog de rato caverende voor Matheus de Pauw, uitlandige broeder van zijn voorsz huisvrouwe, met z'n vieren erfgenamen voor de andere helft van hun oom zaliger burgemeester Van de Voort. Er is een inventaris gemaakt van zijn goederen en meubels, en de boedel is verdeeld, waarbij ieder zijn aanpart heeft ontvangen, behalve de bibliotheek, die nog onverdeeld gebleven is, en twee rente-obligaties (een van fl 800,- dd 20-6-1663 door Maria Maes, wed. Leonard Poorten, belegd op het dorp Schalckwijck en door haar op 24-6-1671 ten behoeve van burgemeester Van de Voort gecedeerd; een andere van fl 300,- door Coofs <? Cornelisz?> van de Voort op 23-1-1596 ten laste van de stad Utrecht belegd, door Cornelia van Kerckhoven, wed, van Jacob Vervoorn ten behoeve van burgemeester Van de Voort gecedeerd) en een rentebrief van fl 1450,- dd 17-8-1674 die secretaris Luchtenburgh ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen en tenlaste van de Staten 's Lands van Utrecht heeft belegd en gecedeerd als betaling van een jaar tractement als Gedeputeerde, en voorts ook nog de tegoeden die zij hebben ten laste van de stad Utrecht en de Leckendijck, namens de overledene als burgemeester en heemraad, en tenslotte de helft van een jaarlijkse lijfrente van fl 300,-, ten lijve van Johan Ram, raad in de Utrechtse vroedschap, die burgemeester Van de Voort voor fl 1200,- heeft gekocht. Nu wordt verdeeld: (a) ten behoeve van Elisabeth van de Voort (1) een huis op de OZ van de Nieuwe Gracht, zuidhoek Magdalenensteeg t.w.v. fl 4500,- (2) acht morgen lands op Rietveld onder Schalkwijk t.w.v. fl 3300,- (3) acht morgen wei- en bouwland in Schalkwijk, gekocht door de burgemeester van de Ridderschap en Staten van Utrecht en in gebruik bij Adriaen Stevens (4) renteobligatie van fl 3000,- (5) fl 800,- als deel van een renteobligatie van fl 2000,- uit de lijfrente Johan Ram, (6) renteobligatie van fl 1000,- belegd door Thomas Heurnius (7) een rentebrief van fl 600,- ten laste van de stad Utrecht; (b) t.b.v. de gezamenlijke kinderen van Anna van de Voort (1) een huis aan de zuidzijde van de Romerburgerstraet, op 6-9-1670 door de burgemeester gekocht voor fl 3000,- (2) de helft van een hofstede met huis, berg en schuur en negentig morgen hooi en weiland in het noordeinde van Portengen, op 11-3-1664 gekocht door de burgemeester à fl 5600,-, waarvan een klein deel leenroerig is aan het huis Ruwiel (3) acht morgen wei- en bouwland in Schalkwijk, gekocht van jo: Gisberta van Deuverden, gehuurd door Jan Bartsz (4) renteobligatie van fl 1600,- ten laste van de Staten, door jo: Johanna van de Voort op 14-7-1640 belegd en door de burgemeester bij magescheid bemachtigd (5) rentebrief van fl 2000,- ten laste van de stad ten dienst van de Hollandse Rijn voor het maken van een zandpad dd 29-7-1665, (6) renteobligatie van fl 1000,- ten laste van 's lands middelen door ontvanger Jacob Lieftinck belegd (7) renteobligatie van fl 2000,- door Aeltge Cornelis Boom op 6-11-1638 ten laste van de Leckendijck bovendams belegd, en door haar erfgenamen t.b.v. Hercules Polets gecedeerd; (c) hier bovenop wordt aan de uitlandige Matheus de Pauw nog toebedeeld een renteobligatie van fl 1000,- door Jasper Schade ten behoeve van de burgemeester gepasseerd als vervanging van een brief van gelijk kapitaal die de overledene wegens de voornoemde Matheus de Pauw uit de erfenis van zijn grootmoeder wijlen Cornelia Strick, weduwe wijlen Cornelis van de Voort ontvangen had.

* 1676, 16-12: HUA NA Nots R. van Vechoven [34-4.U066a002, akte 266]: Johan Ram, raad in de vroedschap en Thesaurier van de stad, verklaart dat zijn zwager Lambert de Pauw hem op 2-6-1671 (notaris H. Schaep) samen met wijlen Cornelis van de Voort, burgemeester van Utrecht, heeft benoemd tot voogd over zijn onmondige kinderen. De Pauw is vervolgens al op 30 juni van dat jaar (1671) overleden. Johan Ram is zwak en ziekelijk en heeft daardoor eigenlijk niets kunnen doen aan de voogdij en het boedelbeheer, inmiddels is Cornelis van de Voort overleden, en weet Ram niet hoe de boedel er eigenlijk voor staat. Daarom benoemt Ram als mede-voogd en boedelbeheerder Jonathan van Luchtenburch, secretaris van de Staten van Utrecht.

* 1677, 9-1: HUA DTB dopen [6-552]: Gedoopt in de Catharinakerk: Alpheda Henrina do:r van de heer Jonathan van Luchtenburg, secretaris der Ed: Mog: Heeren staten 's lands van Utrecht, ende joffr: Sophia de Pauw

* 1679, 7-1: HUA, NA nots. H. Vyandt [34-4.U078a003, akte 38]: Elisabeth van der Voort, zittend op een stoel, herroept alle vorige testamenten en beschikt opnieuw over haar nalatenschap. Zij prelegateert aan Cornelia de Pauw, haar nicht, fl 3000,- in rentebrieven te voldoen, haar zilveren lampetschotel en kop, het karkenboek met goud beslag plus de helft van al het linnen tot haar lijf en ciraat behorend, en een derde van al het zilvergoed. Juffrouw Maria de Pauw, eveneens haar nicht, krijgt bij prelegaat fl 1000,- in rentebrieven en de wederhelft van het linnengoed en een derde van het zilverwerk. Anna Elisabeth van Luchtenburch, dochter van Jonathan van Luchtenburch en Sophia de Pauw, krijgt fl 400,- die ze al als lijfrente bij de Staten van Utrecht heeft belegd, plus nog fl 600,- in rentebrieven en eveneens eenderde van het zilvergoed. De diaconie van de gereformeerde kerk krijgt fl 800,-, de regenten van de aalmoesenierskamer ten behoeve van de armen fl 700,-, het kinder- of ambachtshuis ook fl 700,-. Magdalena Christina Borgers en Christina van der Well, haar twee dienstmeisjes, elk fl 150 plus rouw-kleding, mits ze er nog wonen als Elisabeth overlijdt. Voor de rest zijn haar univesrele erfgenamen de gezusters Sophia, Cornelia en Maria de Pauw, te samen de nagelaten kinderen van wijlen Lambertus de Pauw en Anna van der Voort, elk voor 1/3 part, met uitsluiting van alle anderen - vrinden, magen en vreemden.

* 1681, 4-8: HUA, NA nots. H. Vyandt [34-4.U078a003, akte 181]: Elisabeth van de Voort maakt, op grond van het haar verleende octrooi van 14-6-1666, haar testament. Eerstelijk prelegateert ze aan vrouwe Sophia de Pauw, huijsvrouw van heer Jonathan van Luchtenburch, secretaris van de Ed Mog heeren Staten 's Landts van Utrecht, haar testatrices kerckeboeck met goude slooten. Item aan juffr Cornelia de Pauw, hare nichte, zodanige somme als ze ten lijve van haar nicht heeft belegd bij de Staten van Utrecht en de Stad Utrecht, neffens de helft van al het linnen tot haar lijf en ciraet behoorend hebbend, mitsgaders het gerechte derde part van al het zilverwerk. Mitsgaders op juffrouwe Maria de Pauw, mede hare nichte, zodanige somme als ze ten lijve van haar nicht heeft belegd bij de Staten van Utrecht en de Stad Utrecht, neffens de wederhelft van al het linnenwaet, mitsgaders gelijcke derde pars van al het voorsz zilverwerk. Legateert voorts aan Anna Elisabeth van Luchtenburch dochter van gemelte secretaris Luchtenburch en vrouwe Sophia de Pauw, eerlijck sodanig vier hondert glds capitaels als zij op desselfs lijve ten laste van de Staten heeft belegd en daarneffens het overige derde pars van het zilverwerk. Legateert nog op Magdalena Bogers, haar dienstmaagd, als zij dan tenminste nog bij haar woont, fl 150,- plus de rouwkleding. De gereformeerde armen krijgen fl 800,-; de regenten van de aalmoeseniers-armen fl 700,-; aan het stads- ofte kinderhuijs ook fl 700,-. Voor het overige benoemt ze tot haar universele erfgenamen de gemelde vrouwe Sophia de Pauw, neffens de voorschreven juffrouwen Cornelia en Maria de Pauw, te samen nagelaten kinderen wijlen Lambertus de Pauw ende joffr Anna van der Voort. Opgemaakt ten huize van de testatrice, op de Nieuwe Gracht bij de Magdalenenbrug.

* 1684, 18-6: Het Utrechts Archief, DTB dopen [7-191]: gedoopt in de Dom: Sophia Alida, dochter van Johan van Luchtenburg ende Louise de Marez, getuijgen de heer Jonathan van Luchtenburg ende vrouwe Sophia de Pauwe ende de heer Samuel de Marez ende vrouwe Margaretha Trip

* 1685, 19-1: HUA DTB begraven [126-533]: Pieterskerk - de heer en mr Jonathan van Luchtenburgh secretaris van de Ed: Mo: Heren Staten deser provincie, laet nae sijn vrouw met mondige en onmondige kinderen. De wapens opgehangen, drie uren beluijt, gesonken, mits gevende 250 gld

* 1685, 4-6: HUA NA nots. D. Woertman [34-4.U065a002 akte 316]: Sophia de Pauw, weduwe van Jonathan van Luchtenburg, in zijn leven secretaris van ’s lands van Utrecht, heeft het recht verkregen bij mutueel testament tot het benoemen van voogden, en van haar man mondeling de vraag gehad om als voogd over haar onmondige kinderen te benoemen Matheus van Luchtenburgh, opperkoopman van het kasteel van Batavia, maar omdat die nog buitenslands is benoemt ze haar meerderjarige zoon Johan van Luchtenburg in de tussentijd tot voogd over de onmondige kinderen.

* 1690, 17-3: HUA NA nots. L.A. de With [34-4.U095a003, akte 2]: Sophia de Pauw, weduwe van wijlen den heer Jonatan van Luchtenburch, in leven secretaris van de Staten 's Lands van Utrecht, voor zichzelf en als mede erfgenaam van haar vader mr. Lambertus de Pauw, van juffr. Aleijdis van Leijen, wijlen haar nicht, en als moeder en voogdesse over haar kinderen mede-erfgename van vrouw Alpheda de Pauw, die voor een vierde gedeelte in een vierendeel van 8 morgen lands hier nagenoemd en bepaald was erfgenaam van Aleijdis van Leijen voornoemd, en in die kwaliteit gerechtigd tot een derde part in een vierendeel en tot een vierde gedeelte in een ander vierendeel, ten gelijcke derde part in een vierde gedeelte van een vierendeel van deze 8 morgen. Ten tweede verscheen Maria de Pauw, mede erfgenaam van haar vader mr. Lambertus de Pauw, van juffr. Aleijdis van Leijen, wijlen haar nicht, het recht hebbend tot een derde deel van een vierde part van deze 8 morgen en tot een derde deel van een vierde gedeelte van een vierde part ervan. Ten derde verscheen Henrica de Pauw, weduwe wijlen mr. Johan Ram, raad en vroedschap van Utrecht, mede-erfgenaam van Aleijdis van Leijen en zo eigenaresse van een vierde gedeelte in een vierde deel van de 8 morgen. Ten vierde dhr Matheus van Luchtenburch, voor 1/3 deel erfgenaam van Alpheda de Pauw. Ten vijfde mr. Pieter Elsevier, namens zijn vrouw Sophia van Luchtenburch, eveneens mede-erfgenaam voor een derde van Alpheda de Pauw - die zoals gezegd voor een vierde gedeelte in een vierde part van 8 morgen lands erfgename was van juffr Aleijdis van Leijden. Ten zesde (ten slotte) dhr Matheus de Leuwe, advocaat te Utrecht en curator over de goederen van Claes van Leuwen, de erfgenaam van Gerrit van Leuwen an aldus erfgenaam van twee morgen van de genoemde 8 morgen. Al deze parttijen machtigen juffr Johanna de Pauw - die ook twee morgen bezit en als erfgenaam van Aleijdis van Leijden recht heeft op een vierde deel van twee van de acht morgen - en juffr Cornelia de Pauw - recht hebbend op een derde part van een vierendeel van 2 morgen en tot een derde part van een vierendeel van een vierde gedeelte van 8 morgen, als erfgenaam van haar vader mr. Lambertus de Pauw en van haar nicht Aleijdis van Leijen - om samen bij het kapittel van St. Marie te Utrecht nieuwe erfpachtbrieven te verzoeken ten name en ten lijve van Johanna de Pauw voor acht morgen land gelegen aan de Oude Rijn, voorheen gesteld op naam van Matheus de Pauw (broer van Sophia de Pauw en Cornelia de Pauw), en hen de acht morgen vervolgens te laten verkopen tegen de best haalbare prijs. (w.g. Handrina de Pauw, S.D.Pauw, C.D.Pauw 1690, M.V.Luchtenburch, Matth. de Leeuw, P. Elzevier, M.D.Pauw

* 1691, 30-11: HUA NA nots. E. de Leeuw [34-4.U099a001 akte 144]: Sophia de Pauw, weduwe wijlen mr. Jonathan van Luchtenburgh, in leven secretaris 's lands van Utrecht, en de juffrouwen Cornelia de Pauw en Maria de Pauw verhuren aan Jacob Willemsz Schouten huis en landerijen, berg en schuur, wei-, hooi- en hennipland, te samen 19 morgen, gelegen in het noordereind van Portengen Ruwiels gerechte, dat Schouten en zijn overleden vader altijd al in huur hadden, voor de duur van zes jaar tegen een som van 200 gulden vrij geld, afgezien van de ongelden die Schouten tot zijn last neemt (uitgezonderd de wettelijk aan de eigenaren opgelegde belasting). Een opmerkelijke bepaling is dat de geproduceerde koeienmest niet verkocht en afgevoerd mag worden, maar op het land en op de hoffstede van de dames Pauw moet worden uitgestrooid.

* 1692, 20-4: Het Utrechts Archief: notarieel nots H. van Hees [U110a3-270]: Mr. Johan van Luchtenburch, commies van de Staten 's Lands van Utrecht, en Louisa de Mareez, echteluijden, verklaren dat zij, "ter oorsaecke van enige misverstanden, onlusten en verwijderinge, tusschen haerluijden 't sedertt eenige tijtt herwaerts geresen te raiden waren geworden sigh van den anderen in thoris ett bonis te separeren, ter tijtt toe het God de Heere weder gelieven mogte haere genegentheden nader en beter tott den anderen te neijgen", nog enige dagen nodig hebben om die separatie ('t sij minnelijk of bij rechte) tot stand te brengen. In de tussentijd zullen geen goederen uit de boedel vervreemd mogen worden en geen schulden worden aangegaan. Om te garanderen dat eventuele verkoop of lening daadwerkelijk wordt terugbetaald, stelt vrouwe Sophia Pauw, weduwe van wijlen mr. Jonathan van Luchtenborgh, secretaris van de Staten 's Lants van Utrecht, zich als borg (ze ondertekent, als altijd, met S.D.Pauw), en andersom stelt mr. Johan van Cleeff, advocaet voor het Hof van Utrecht zich garant.

* 1694, 8-12: HUA NA nots. E. de Leeuw [34-4.U099a001, akte 169] Peter Jansen, drost te Schalkwijk, heeft van Sophia de Pauw, weduwe van wijlen mr. Jonathan van Luchtenborgh, secretaris van de Staten 's Lants van Utrecht, en van juffr. Cornelia de Pauw gehuurd vier morgen land bij de Heul in Schalkwijk, voor de duur van zes jaar à fl 36,- per jaar vrij geld.

* 1695, 31-12: HUA NA nots. D. Woertman [34-4.U065a003, akte 219]: Sophia de Pauw, weduwe wijlen mr. Jonathan van Luchtenburgh, in leven secretaris 's lands van Utrecht, ende juffrouw Cornelia de Pauw, te samen kinderen en erfgenamen van Lambert de Pauw, in zijn leven kanunnik van St. Pieter, machtigen Hendrik van der Horst, gerechtsbode van Jutphaas, om aan Gerrit Adriaensz Block te transporteren drie morgen bouw- en weiland gelegen in 't blok in Jutphaas, in een weere van vijf morgen.

* 1696, 8-1: HUA NA nots. E. de Leeuw [34-4.U099a001, akte 178]: Herbert Peters, wonende in 't Waal, verklaart van Sophia de Pauw, weduwe wijlen mr. Jonathan van Luchtenburgh, in leven secretaris 's lands van Utrecht, ende juffrouw Cornelia de Pauw, 8 morgen bouw- en weiland op 't Rietveld onder Schalkwijk, gedurende 6 jaar voor fl 110,- per jaar. Overigens is hij de dames aan achterstallige pacht nog fl 320,- schuldig plus rente, die hij belooft tegen 9% rente per jaar te voldoen, in precies gespecificeerde termijnen. (w.g. Huijbert Peters van Straten)

* 1697, 24-7: HUA NA Nots N. Vonck [34-4.U083b020, akte 59]: Sophia de Pauw, weduwe wijlen mr. Jonathan van Luchtenburgh, in leven secretaris 's lands van Utrecht, ende juffrouw Cornelia de Pauw, erfgenamen van hun oom Cornelis van der Voort, burgemeester van Utrecht, die samen met hun beider moeder mede-erfgenaam was van dhr. Goossen van der Voort, in zijn leven secretaris van Utrecht, verklaren dat ze verkocht hebben aan de kinderen en erfgenamen van wijlen Roeloff van Cuijlenburgh en Aletta van Haelen, echtgenoten, hier vertegenwoordigd door Willhem Braemhorst, exploiteur van de Staten van Utrecht, een keldergrafstede met zijn ingang, gelegen in de Noordzijde van de Buerkerk, bedekt met een blauwe steen en behouwen met het wapen van vrsz secretaris Van der Voort, voor fl 95,-

* 1700, 26-3: HUA NA Nots N. Vonck [34-4.U083b023, akte 26]: Reinier van Buren en Jacobus van Buren, schietschuiters van Utrecht op Amsterdam zijn fl 800,- schuldig aan Sophia de Pauw, weduwe van wijlen Jonathan van Lugtenburg, in zijn leven secretaris Staten 's Lands van Utrecht, tegen een rente van 4%, met de schietschuijt als onderpand.

* 1701, 29-3: HUA NA Nots N. Vonck [34-4.U083b024, akte 15]: Sophia de Pauw, weduwe en boedelhoudster van wijlen Jonathan van Lugtenburg, in zijn leven secretaris Staten 's Lands van Utrecht, verklaart op 30-3-1700 bij notaris Vonck een besloten testament te hebben gemaakt, waarin ze de erfportie van haar zoon Johan van Lugtenburgh had verbonden op zijn kinderen, zo verklaart ze nu dat uit de erfportie van haar zoon Johan in handen van haar dochter Anna Elisabeth van Luchtenburg het restant van een bedrag van fl 600,- met interest die deze dochter aan haar zoon Johan had uitgeleend en verstrekt, blijkens de obligatie, onder de hand gepasseerd voor nots Vonck dd 3-1-1701.

* 1702, 11-4: HUA NA nots N. Vonck [34-4.U083b025, akte 19]: Sophia de Pauw, weduwe en boedelhoudster van wijlen Jonathan van Lugtenburg, in zijn leven secretaris Staten 's Lands van Utrecht, verklaart, in kracht van de acte van seclusie van de momberskamer dd 19-11-1678, met haar overleeden man voor nots. Dirk Woertman besloten gepasseerd, om tot mombers over de twee kinderen van haar zoon Johan van Lugtenburgh, commies van de Staten 's Lants van Utrecht, genaamd Sophia Alida en Alpheda Louise van Lugtenburgh, verwekt bij Louise de Mareez, aan te stellen haar zoon Cornelis van Lugtenburg, thesorier ten Dom, zonder dat de moeder van die kinderen (Louise de Mareez dus) enig bewind of gezag zal mogen hebben over hetgeen die kleinkinderen van Sophia erven. Als de oudste van de twee, Sophia Alida, moeder of grootmoeder zou worden of worden onterft, dan wil Sophia dat de erfportie die toekomt aan Alpheda Louise geheel toebedeeld zal worden aan haar zus Sophia Alida. Verder wil Sophia tot egalisatie en vergelijking onder haar kinderen (behalve de prelegaten die zij en haar man bij besloten akte van 23-10-1684 voor nots. Dirk Woertman hebben gepasseerd) nog te prelegateren aan haar twee dochters Joffr:e Anna Elisabeth en Alpheda Hendrina van Lugtenburgh elk fl 2000,-, waarbij Alpheda Hendrina al in haar huwelijkscontract met de heer Rijnesteijn bij hun trouwen is toegezegd, en dan ook aan Anna Elisabeth van Lugtenburgh wordt uitgekeerd. Hiermee beoogt ze niet dat aan haar twee zonen, Johan en Cornelis van Lugtenburgh, zal worden toegerekend of uit hun erfportie afgetrokken, de kosten van hun studie, promotie en hun gekochte boeken. Doch omdat haar oudste zoon Johan van Lugtenburgh sedert augustus 1692 met zijn dochter Sophia Alida bij Sophia in huis woont zonder enig kostgeld te betalen, verlangt zij van hem alsnog een bijdrage van fl 200,- per jaar t.z.t. te betalen uit zijn erfdeel van Sophia's boedel.

* 1703, 18-8: HUA NA nots N. Vonck [34-4.U083b026, akte 35]: Sophia de Pauw, weduwe wijlen mr. Jonathan van Luchtenburgh, in leven secretaris 's lands van Utrecht, verhuurt aan Teunis Reijerssen, wonende tot Emmenes, twee ackeren opgaande, offe twaalf mergen weij en bouwlant, gelegen onder Emmenes, laatst gebruikt door Dirk Tonissen de Vries, voor fl 110,- per jaar.

* 1706, 27-2: HUA NA nots J. Woertman [34-4.U144a001, akte 28]: Sophia de Pauw, weduwe wijlen mr. Jonathan van Luchtenburgh, in leven secretaris 's lands van Utrecht, verhuurt aan Lucas Jansz Brouwer zes morgen hooiland onder het gerecht van Wilnis, die hij al in huur gehad heeft, opnieuw voor zes jaren voor een bedrag van fl 33,- per jaar.

* 1706, 7-8: HUA NA nots J. Woertman [34-4.U144a001, akte 43]: Sophia de Pauw, weduwe wijlen mr. Jonathan van Luchtenburgh, in leven secretaris 's lands van Utrecht, verhuurt aan Mathijs Aris van Roijen acht morgen weij- en bouwland onder Schalkwijk gedurende de komende zes jaar voor fl 110,- per jaar plus een zoetemelks- en twee schapenkazen per jaar.

* 1707, 19-2: HUA NA nots J. Woertman [34-4.U144a001, akte 66]: Sophia de Pauw, weduwe wijlen mr. Jonathan van Luchtenburgh, in leven secretaris 's lands van Utrecht, verhuurt aan Jelis Goes vier morgen bouwland, genaamd De Viertell, onder Schalkwijk aan de Schalckwijkerwetering, belend boven: Lambert Crijnen Pauw, beneden: erven Willem Adriaensz en achter de Goijerdijk, voorheen in gebruik bij Peter Jansz Drost, voor de tijd van 6 jaar voor fl 40,-.

* 1707, 2-5: HUA DTB begraven [128-521]: begraven Pieterskerk, overleden 21 april, Vrouwe Sophia d'Pauw, weduwe van d'heer secretaris Jonathan van Luchtenburg, laet na mundige kinderen op d'nieuwe gracht onder de Linden, drie ueren geluijt, d'wapens opgehangen en gesoncken, fl 150,-

* 1708, 29-8: HUA NA nots J. Woertman [34-4.U144a001, akte 140]: Cornelis Luchtenburch, thesaurus ten Dom, voor zichzelf en als voogd over jo: Sophia Alida van Luchtenburch, item jo: Anna van Luchtenburch mitsgaders Pieter 's Gravesande, ontvanger van de convooien en licenten te Eindhoven, als man van Alpheda Louisa van Luchtenburch, te samen kinderen, kindskinderen en erfgenamen van jo: Sophia de Pauw, die weduwe was van Jonathan van Luchtenburch en ook moeder en enige erfgename ab intestato van Alpheda Hermina van Luchtenburgh, in leven vrouw van Leonard de Kasembroot, heer van Rijnesteijn. Deze laatste heeft recht op (het vruchtgebruik van) fl 2000,- die als bruidsschat was toegezegd maar nooit is betaald, en daarom zullen de erfgenamen de heer van Rijnesteijn jaarlijks, tot aan zijn dood, fl 80,- als rente van fl 2000,- betalen.

* 1719, 17-11: HUA NA nots C.F. Pronckert [34-4.U162a002, akte 159]: [akte niet ingezien]: Cornelis van Luchtenburgh, Anna Elisabeth van Luchtenburgh, Sophia Alida van Luchtenburgh, Pieter Storm van 's Gravesande, weduwnaar van Alfeda Louisa van Luchtenburgh, namens zijn onmondige kinderen, allen erfgenamen van wijlen Sophia de Pauw, weduwe van Jonathan van Luchtenburgh, secretaris van de Staten ven Utrecht. Zij scheiden de erfenis die tot dusverre onverdeeld bleef, waarbij het huis, erf en grond aan de Zuidzijde van de Romerborgerstraat wordt toebedeeld aan Anna Elisabeth van Luchtenburgh. De grafkelder in de Jacobikerk en een stuk land onder Wilnis blijven onverdeeld bezit.

* 1723, 22-2: HUA NA Nots I. van Runnenburgh [34-4.U158a002, akte 273]: Mr. Cornelis van Luchtenburgh en mej. Anna Elisabeth van Luchtenburgh, beide meerderjarig en ongehuwd, kinderen en mede-erfgenamen van wijlen Jonathan van Luchtenburgh en wijlen Sophia de Pauw, bij de erfscheiding op 30-8-1708 hebben zij samen deze obligatie gekregen, en transporteren nu aan Willem Konijn, een obligatie van fl 2000,- ten laste van de Staten Generaal.

* 1727, 2-9: HUA NA Nots H. van Dam [34-4.U184a001, akte 35]: Mr. Cornelis van Luchtenburgh, thesaurier ten Dom, en Anna Elisabeth van Luchtenburgh, ongehuwde juffrouw, broer en zus, transporteren een obligatie van fl 1000,- aan Pieter Westmans ten laste van de generaliteit, hen aangekomen bij onderhandse scheiding op 30-8-1708 van de nalatenschap van hun ouders Jonathan van Luchtenburgh en Sophia de Pauw.

kind 5: Alpheda Henrina van Luchtenburgh

* 1701, 27-10: HUA NA nots. T. Vosch van Avezaat [34-4.U118a002, akte 121]: huwelijkse voorwaarden. Leonard de Casembroot, heer van Rijnesteijn, toekomende bruidegom, geassisteerd door zijn broer Johan de Casembroot en zijn zwager Joost Taets van Amerongen, heer van Natewisch en Gedeputeerde in de Staten van Utrecht, en Alpheda Henrina van Luchtenburch, toekomende bruid, geassisteerd door haar moeder Sophia de Pauw weduwe van Jonathan van Luchtenburch etc, en haar broer Johan van Luchtenburch, Domheer verklaren te gaan trouwen. Etc.


openstaande vragen / discussie


Sophia de Pauw moet niet verward worden met Sophia Pauw, die in Utrechtse notarisaktes veelvuldig voorkomt, o.a. in familierelatie tot de families Van Renesse en Van Wijnbergen; deze laatste is al volwassen in 1636, maar leeft nog in 1697, als ze door blindheid de aktes niet meer zelf kan ondertekenen. Zij overlijdt in april 1700. De eerste ondertekent de stukken steevast met S.D.Pauw, de tweede steeds met Sophia Pauw en een jaartal. In de acte van 1690 zijn de handtekeningen van S[ophia]., M[aria]. en C[ornelia].D.Pauw zo hetzelfde, dat zij wel naar dezelfde school gegaan moeten zijn, die van Hendrina de Pauw is volslagen anders.

lit: "Staatkundige historie van Holland, vol. 21" (Amsterdam, 1780): Johan van Luchtenburgh bekleedde de 62e plaats in de lijkstatie van Prins Frederik Hendrik op 10 mei 1647 in Delft: "(...) Op de voorgaande Edellieden en Heeren volgde nu (62) De Heer Johan van Luchtenburg, Commissaris van de Monstering, als Wapenkoning met de Wapenen van zyne Hoogheid gaande bloots hoofds met een staf in de hand (...)". Gezien het jaartal, 1647, moet dit iemand anders betreffen: Johans grootvader?

NB: betreffende Jonathans overgrootouders Johan van Persijn en Margrieta Moons bestaat (via gahetna.nl) een decreet bij het Hof van Holland dd 17-10-1642, over gronden te Strijen, waarin ook sprake is van wijlen burgemeester Luchtenburch.

Sophia's grootvader Matheus de Pauw, Camelaer van het kapittel van St Peter te Utrecht (1626) en kanunnik van St Pieters (1636) is in dat laatste jaar geëligeerd tot lid van de vroedschap van Utrecht in de plaats van het lid Lith, met steun van (o.a.?) Wijk bij Duurstede.