XII-212 De Cupre, Cornelia

Cornelia de Cupre van Berchambacht

alias De Cuijper


ouders: Christiaen de Cupre en Maria Magnus, heer en vrouwe van 's-Heeraertsberge, Berchambacht en Ammerstol


geboren:

gedoopt:

overleden: [Medemblik?] na jan 1706

begraven:


beroep:

woonplaats / adres: Utrecht, Culemborg (1677), Aardenburg (-1699), Medemblik (1699)


relatie (1): trouwt Utrecht 1-9-1666


Anthoninus de Sweserengh (= XII-211 en XII-223)

alias Anthonis Sweserijn


ouders: Johan van Sweserengh en Aleijdis Catrina de Wijs


geboren: voor mei 1648

gedoopt:

overleden: tussen oktober 1677 en juni 1680 <niet in Utrecht aangetroffen>

begraven:


beroep: kapitein

woonplaats / adres: Culemborg (1677)


relatie (2): trouwt Utrecht 5-9-1682


Willem Brinck


ouders: Adolph Brinck <en Trijntje Willems van Nieuwkerk?>


geboren:

gedoopt:

overleden:

begraven:


beroep: exploiteur van het Hof van Utrecht, 'conducteur van de artillerie', commies ter Recherge te Medemblik (1701, '06)

woonplaats / adres: Medemblik (1699, 1701, 1706)

Weduwnaar van Catharina van Coesvelt


kinderen:

  1. Johannes Jacobus de Sweserengh, gedoopt: Utrecht 24-3-1672

  2. Maria Catharina de Sweserengh, 1678-voor aug 1729, X 1699 Gerard Joan van Bercheijck, VOLGT XI-106

biografische aantekeningen


Al spoedig moet duidelijk zijn geworden dat er in de relatie tussen Cornelia de Cupre en Antoninus de Swesereng iets niet goed zat. In 1668 laat Cornelia's moeder, Maria Magnus, haar testament zodanig veranderen, dat Cornelia wel het profijt heeft van haar erfenis, maar De Sweserengh niet. Dat zal de reden zijn dat in veel van de latere aktes over Magnus' erfenis de twee andere schoonzonen van Maria Magnus optreden namens hun vrouw, maar Cornelia steeds zelfstandig optreedt, zonder machtiging of voogdijschap van haar man.

In augustus 1677 onderneemt Cornelia de Cupre pogingen om haar man onder curatele te stellen. Een half jaar later wordt haar dochter geboren. Antoninus de Sweserenge moet net daarvoor, of binnen anderhalf jaar daarna zijn overleden.

Willem Brinck, Cornelia's tweede man, heeft, blijkens een notariële akte uit 1683, van de stad Utrecht het privilege om krankzinnig verklaarde personen in arrest te nemen en opgesloten te houden. Hij is echter veroordeeld om een belangrijke hoeveelheid goederen af te staan aan zijn broer, en staat op het punt om faiiliet verklaard te worden: zijn huis wordt op last van schuldeisers en de gemeente uiteindelijk door de deurwaarder publiek verkocht. In 1698 is echter door bemiddeling van professor Hermannus van Halen (die mede-voogd is van Brinck's stiefdochter M.C. de Sweserengh) een lucratieve functie gevonden in Medemblik. Uit dank voor de bemiddeling beloont Brinck Van Haelen met een jaarlijkse uitkering van fl 150,-.


bronnen


* 1666, 14-8: HUA toeg 702 Stadsbestuur v Utrecht, invnr 3295-10 (stukken voor commissarissen van huwelijkse zaken) [p 136]: "Op huijden den XIIIIe dach der maent Augusti Ao 1666 Compareerde voor mijn ondergest nots ’s Hoofs van Utrecht ende ooc bij de heeren regierders der selve Stadt gepermitteert ter p[resen]tie vande getuijgen naben[oem]t juffrouw Aleijdis Catrina de Wijs weduwe van heer Johan van Sweserengh mijn notaris bekent, als moeder ende vooghdesse van Anthonius van Sweserengh, haer onmundige soon bij haer voornoem[de] man za[liger] in huwelick geprocreëert Ende seijde dat sij vermits haer indispositie ’t nabes[chreven] Werck niet connende bij woonen, daer omme hadde geconstitueert ende gestelt, als sij verclaerde te constitueren ende te stellen bij desen de Heeren Gerard vande Steen Canonick St Jans tUtrecht, Sebastianus ende Godefredus de Wijs advocaten ‘sHoofs v[oor]s[ij]t beijde haere neven, saemen ende bijsonders om mit assistentie vande heer Willem Baerle mede ad[vocaa]t ’s Hoofs v[oor]s[ij]t als in crachte vande testamente vande voorn[oemde] heer Johan van Sweserengh bij de voorn[oemd]e Comparante geassumeerde voocht over haer onmundige kinderen uijt den naemen ende vanwegen de voorn[oemd]e Compa[rant]e een wettich huwelick te sluijten tusschen haer voorn[oemd]e soon Anthonius ende Joffrouw Cornelia de Cuijper dochter van Berchambacht, ende daer bij van sijn sijde aen te brengen alsulcke goederen als hem van sijn voorn[oemde] za[lige] vader sijn aenbestorven met belofte van daer van metten eersten een pertinenten Staet te sullen overleveren ende scheijdinge en deijlinge te doen, Besonders haer lijftocht ende andere gerechticheden, onder conditie dat bij scheijdinge des huwelicx de lancxtlevende ten" … [de rest staat op de verso zijde, die niet is gescanned]

* 1666 [ongedateerd, aug 1666]: HUA toeg 702 Stadsbestuur v Utrecht, invnr 3295-10 (stukken voor commissarissen van huwelijkse zaken) [p 137]: Juffr van Zweseringh – procuratie. (in potlood: 137) "Compareerde voor schepenen van Berchamb ondergenoempt de wel Ed vrouwe Marija Magnus, vrouwe van ‘sHeeraersberghe Berchambacht ende der Stede Ammerstol, geassist met Jonkr Georgh de Cupre haer Ed soon, ende verclaerde te constitueren ende machtich te maecken sulcx haer Ed deede bij desen Joncker Jacob de Cupre haer Ed Comparantes outste soon overmits haer Ed indispositie ende merckel[ijke] ongelegentheijt, uijt haer Ed Comparantes naem ende van haeren tweegen, alleen ofte met assunctie van soodanighe heeren ende vrunden als hij geconstitueerde te raede werden mochte, omme te consenteren in het houwelij[ck] van haer Ed dochter Cornelia de Cupre met Jonckr Anthonis Sweserijn, met deselve ten houwelick te beloven, tgeen haer Ed Comp[aran]te dochter door doode ende overlijden van haer vader za[liger] aenbestorven is te maecken ende teeckenen huijwelickse voorwaerden met seclusie van Gemeenschap van goederen van tgeene ijder aengebracht ofte aengeerft sal sijn in cas het houwelick sonder blijckende geboorte compt gescheijde te worden, ende in cas van kinderen dat de goederen van den op tander sullen streven ende van het laeste opte naeste vrunden vande sijde van de overledens, winst ende verlies, halff ende halff, off sulcke andere off verdere billicke conditien als den Ed geconstitueerden Raetsaem achten sallen. Oock te consenteren int aenteeckenen ende doen afkondigen vande proclamatien ende solemnisatie van het houwelick, mitsgaders te doen alle tgeene wat de Ed vrouwe Comp[arant]e selffs soude cunnen ofte mogen doen. Belovende alle tgeene bij hem [de rest staat op de verso zijde, die niet is gescanned]

* 1667, 4-1: HUA NA nots W. van Velpen [U072a2-68]: testament. Anthonius de Zweserengh verklaart te legateren aan Hr Paulus van Zoudenbalch, getrouwt aen zijn moeder, de somme van acht duesent guldens eens; item aan Maria van Zoudenbalch, desselffs suster, de somme van twaelff dusent guldens; item aan Juffr Isabella de Wijs, sijn moeije, de somme van drie duesent guldens, te betalen na zijn overlijden door zijn na te benoemen erfgenamen. In al zijn overige goederen verklaart hij te institueren tot zijn universele erfgename, zijn moeder Aleijdis Catharina de Wijs, onder conditie dat die erfenis niet terecht komt bij de familieleden De Wijs van zijn moeder, maar aan haar andere familieleden. De akte is opgemaakt ten huize van de comparant in de Corte Nieuwstraat (w.g. Antoninus de Schweserengh + nots en get)

* 1666, 1-9: HUA DTB ondertrouw: d'Heer Antonius Sweserengh en Jo:e Cornelia de Cupre. Gesolemniseert voor Schepenen Beeck en De Wijck, sloot den 1 sept 1666.

* 1666, 25-9: HUA NA nots P. Tucker [U055a1-616]: Antoninus de Sweserengh machtigt notaris Ghijsbert van Tol om zijn zaak te verdedigen die hij van plan is tegen Aleijdis Catharina de Weijs

* 1667, 7-1: HUA NA nots J. Duerkant [U070a2-4]: Anthonius de Sweserengh, wonende binnen Utrecht, , machtigt advocaet Sebastiaen de Wijs om gedurende de absentie van de comparant zijn affaires en saecken te verrichten tot het meeste profijt en oirbaer en al zijn rechtszaken waar te nemen en verdedigen (w.g. Antoninus Schweserengh + nets en get)

* 1667, 27-5: HUA NA nots. C. van Vechten [U031a12-43]: testament. Joffrouwe Cornelia de Cupre, huijsvrouwe van de heer Anthoni de Swezerengh. Zij legateert aan haar tegenwoordige dienstmaecht Geertruijdt van Soulen een somme van fl 1000,- plus zes beste hemden en zes beste linnen schorteldoeken; ze prelegateert aan het kind van haar zuster Maria de Cupre verwekt bij Joost Casper van Renesse, commandeur, genaamd zijnde Johan Adolph van Renesse, fl 2000,-. In haar overige nalatenschap institueert zij haar moeder, Maria Magnus, vrouwe van Berchambacht, in haar legitieme portie, en het genoemde kind van haar zus Maria voor 1/4 part van de rest van de erfenis, en de drie kinderen van haar zuster Catharina Elisabeth de Cupre die zij verwekt heeft bij Joriaen van Lennip, genaamd Warnerus Jacobus, Christiaen van Lennip en Christina Maria van Lennip, elk voor 1/4 part. Zus Maria erft nog alle parels, en haar voornoemde man krijgt het vruchtgebruik.

* 1667, 30-5: HUA NA nots N. van Vechten [U064a1-94]: Anthoninus de Swezereng en vrouwe Cornelia de Cuperee, echtelieden, hebben, "wt matrimoniele liefde ende affectie die sijl den anderen waren toedragende" elkaar reciproce en wederzijds de usufruct (vruchtgebruik) en lijftocht van al hun goederen toegezegd. Opgemaakt ten huize van de comparanten in de Corte Nieuwstraet (w.g. Anthoninus de Sweserenghe - een geheel andere handtekening dan in 1677! - Cornelia de Cupre + nots en get)

* 1667, 5-7: HUA NA nots N. van Vechten [U064a1-97]: De hoog edel well geboren vrouwe Maria Magnus, vrouwe van Berchambacht en weduwe en douwagiere van Christiaen de Cupre, heer van Berchambacht, , Cononinck ten Dom t Utrecht, Raetsheer van de gecommitteerde Raden ter Admiraliteijt van Zeeland, mitsgaders Jacob, Joris ende Pieter de Cupre en de here Harmannus van Halen, bedienaer des Goddelijcken woorts alhier en J:e Petronella de Cupre, echtelieden, alle voor zichzelf en voor hen allen te samen; zich sterk makende en de rato caverende voor Joost Caspar van Renesse, commandeur, man en voogd van Maria de Cupre, voor de heer Joriaen van Lennip, man en vooght van Catharina Elisabeth de Cupre, item voor de heer Anthony de Swezereng en Cornelia de Cupre, echteluijden, en voor jonckheer Sijmon de Cupre, haarlieder schoonzoons, dochters, onmundige soon, swagers, susters ende broeders respectieve - zij machtigen notaris Cornelis van Vechten om voor het Gerecht van Wijck bij Duerstede te bevestigen dat zij heden uit handen van Catharina Strijckers, weduwe van de constschilder Cornelis Verhaer, als moeder en mombersche van Theodorus Verhaer, fl 2600,- hebben ontvangen, en dat zij daaruit zullen betalen, ten behoeve van de onmondige, als een losrente fl 130,- per jaar

* 1667, 19-9: HUA NA nots. C. van Vechten [U031a12-67]: testament. Cornelia de Cupre, huijsvrouwe van de heer Anthoni de Swezerengh, jegenwoordigh wonende tot Darthuijsen. Ze herroept eerdere testamenten. Ten behoeve van het kind van haar zuster Maria bij Joost Caspar van Rhenesse, commandeur, genaamd Johan Adolph van Renesse, de somme van fl 1000,-. Verder nomineert ze als haar enige erfgenamen: haar zusters zoon Johan Adolph van Renesse voor 1/4 deel, en de drie kinderen van haar zuster Catharina Elisabeth de Cupre die zij verwekt heeft bij Joriaen van Lennip, genaamd Warnerus Jacobus, Christiaen van Lennip en Christina Maria van Lennip, elk voor 1/4 part. Maar haar moeder Maria Magnus krijgt van al haar goederen het vruchtgebruik, haar leven lang gedurende, in plaats van haar legitieme portie - maar dat vruchtgebruik begint pas, nadat haar man, Anthonius de Sweserengh, is overleden, want die heeft immers zijn leven lang het vruchtgebruik - maar dat alles alleen als zij kinderloos overlijdt. (w.g. Cornelia de Cuupre)

* 1668, 16-1: HUA NA nots W. van Velpen [U072a3-85]: Sebastiaen de Wijs, advocaat 's Hoofs van Utrecht, als mede-executeur van het testament van Adriaen de Beijer en Aleth Jans, stelt als zijn opvolger, in het geval van zijn overlijden, als executeur aan zijn neef Anthoninus de Zwezerengh [NB: een archiefmedewerker tekent aan dat het jaartal waarschijnlijk 1669 moet zijn]

* 1668, 25-1: HUA NA nots S. van den Aelpoel [U054a2-319]: Anthonis van Sweserengh herroept de procuratie die hij op den ...-1-1667 voor notaris Duercant heeft afgegeven voor advocaat Mr. Sebastiaen de Wijs, met het verzoek aan de notaris om dat aan De Wijs mee te delen (w.g. Antoninus de Swesereghe + nots en get)

* 1668, februari: HUA NA nots W. van Velpen [U072a3-19]: "Op huijden den ... feb 1668 comp[areer]den etc d'Hren Anthoninus de Zweserengh mijn notaris bekent, ende verclaerden mits desen te constitueren en machtich te maecken So:r Paulus van Zaudenbalch, getrouwt sijnde met sijn Hr Comp[arant]s moeder specialijk ten fine omme in sijn H[ee]re Comp[arant] <niet afgemaakt>.

* 1671, 2-12: HUA NA nots W. van Velpen [U072a4-163]: Anthoninus de Zweserenge, een zoon en mede erfgenaam van dhr Johan de Swezerenge machtigt notaris Niclaus van Vechten om in zijn absentie, "alsoo hij van meninge was buijten s landts te reijsen", alle pacht te manen, innen en ontvangen, met het recht om iemand in zijn plaats te stellen, maar met communicatie en goedvinden van zijn neef, Mr. Godert de Wijs, advocaat.

* 1671, 2-12: HUA NA nots W. van Velpen [U072a4-164]: Anthoninus de Zweserenghe machtigt notaris Nicolaus van Vechten om te verkopen (1) een plecht van fl 25,- op 't goed van Carel van Achtechen, gelegen te Wijck dd 22-4-1662 en (2) twee ob[ligatie]n ieder van ? gulden, de ene dd 25-10-1632, de andere 26-2-1642, die hij bij maechgescheide dd 27-9-1671 heeft verkregen. De Zweserengh zal de opbrengst hiervan nog met fl 500,- aanvullen en wil dat het geheel dan belegd wordt in een lijfrente ten laste van Provinciale Staten. (w.g. A. De Sweserenghe)

* 1672, 26-1: HUA NA nots C. van Vechten [U031a15-12]: Procuratie. Notaris Nicolaes van Vechten, gemachtigde en administrateur over de goederen van Anthoninus de Sweserenghe, een soon en mede erfgenaam van wijlen Johan Swezerengh, blijkens procuratie nots W. van Velpen 2-12-1671, gedurende zijn absentie omdat hij van mening was buitenslands te reizen, met macht om zijn pachten, huren en renten, reeds verschenen en nog te verschijnen, te manen, innen en ontvangen; uit dien hoofde machtigt Van Vechten nu Johan van Sandtdick, procureur te Wijck bij Duijrstede

* 1672, 26-1: HUA NA nots C. van Vechten [U031a15-13]: Procuratie. Notaris Nicolaes van Vechten, gemachtigde en administrateur over de goederen van Anthoninus de Sweserenghe, en blijkens procuratie nots W. van Velpen 2-12-1671 die hem het recht geeft iemand anders te machtigen, machtigt procureur Johan van Sandtdick bij deze om de genoemde verkoop tot stand te brengen.

* 1672, 24-3: HUA DTB dopen: (Dom): Johan:[nes] Jacobus: soon van Anthonius de Sweserengh en Cornalia de Cupere

* 1674, 11-7: HUA NA Nots N. van Vechten [U064a3-177]: Vrouwe Cornelia de Cupre verklaart haar Elzenbos van 9 à 10 morgen groot met een akkertje en eiken knothout in Overlangbroek, gedurende de acht komende jaren verhuurd en verpacht te hebben aan Willem van Dam te Overlangbroek, in welke tijd de huurder twee houwen zal genieten, en op elke houw moet hij het bos met jong hout aanplanten, maar essenhout mag niet gehouden (gekapt?) worden, tegen een huur van fl 100,- per jr.

* 1675, 17-3: HUA NA Nots. D. van den Berch [U089a1-63]: Codicil. Cornelia de Cupre, vrouw van Antonis Sweserengh, herroept al haar oudere testamenten codicillen etc, en maakt opnieuw haar laatste wil (op grond van het octrooi van 7-12-1666), uit zonderlinge redenen haar daartoe moverende, waarin zij fl 2000,- legateert aan David Becker, bode van Zeeland, wonende in de backtende te Utrecht, of zijn huisvrouw of kind, die in leven is als Cornelia sterft. (w.g. Cornelia de Cupre vrou van men heer Sweserijn + nots en get)

* 1675, 23-9: HUA NA Nots. D. van den Berch [U089a1-66]: Herroeping. Cornelia de Cupre, vrouw van Anthonis Sweserengh, herroept de akte van 17 maart 1675 waarin zij fl 2000,- nalaat aan David Becker, bode op Zeeland, of zijn vrouw of kind. Ze wil, om reden haar moverende, niet dat Becker of zijn nazaten iets uit De Cupres nalatenschap trekt of geniet, en doet alsof de vorige akte nooit is gepasseerd. (w.g. Cornelia de Cupre vrou van men heer Sweserij + nots en get)

* 1675, 25-9: HUA NA nots N. van Vechten [U064a4-132]: Vrouwe Cornelia de Cupre machtigt Simon van der Meijde, secretaris van Berchambacht, om namens haar alle pachtpenningen, renten en andere inkomsten te ontvangen die zij in Berchambacht en daer omtrent ten achteren is, om haar landerijen en houtgewas te verhuren of te verkopen en uit de onbrengsten de ongelden en renten van t capitael op haere landen gevesticht te voldoen. [de vorige akte is ook door haar ondertekend! met broers en zwagers]

* 1676, 1-4: HUA NA nots N. van Vechten [U064a5-57]: Cornelia de Cupre, vrouw van Anthonij de Swezerenge, verklaart zes morgen weiland in Overlangbroek, tussen haar boomgaard en haar elsenbosje, gedurende twee jaar te hebben verhuurd aan Willem van Dam, wonende te Overlangbroek voor de som van fl 30,- eens. (w.g. Cornelia de Cupre vrou Sweserijn, Willem van Dam + nots en get)

* 1676, 7-10: HUA NA nots N. van Vechten [U064a5-143]: Anthony de Swezerenge machtigt procureur Johannes Duijrcant om namens hem op te treden, en trekt de machtiging aan procureur Paddenburch in.

* 1676, 22-11: HUA NA nots N van Vechten [U064a5-157]: Procuratie. Antoninus de Swezerenge en vrouwe Cornelia de Cupre, echtelieden, machtigen notaris Cornelis van Vechten de oude en Cornelis van Beeck, zilversmid en burger van Utrecht, om voor het gerecht van Utrecht en van Alendorp in Vleuten om te erkennen dat zij fl 1300,- schuldig zijn aan Johannes van Beeck en zijn vrouw Elisabeth Hopcopers. Sweserenge en De Cupre zullen aan het echtpaar Van Beeck x Hopcopers jaarlijks fl 81:5:- betalen als losrente. Ze stellen als onderpand hun huijsinge, hoff en erve, staande aan de Westzijde van de Nieuwegracht, over het St Servaesclooster, tegenwoordigd bewoond door wed. advocaat Hardenberg, plus de twee kameren of huisjes zuidwaarts, en de huisinge noordwaarts aan de Nieuwegracht gelegen, en voor het gerecht van Vleuten verbinden zij hun veertien mergen grond te Alendorp, die gebruikt wordt door Anthonis Jansz, welk bezit zij hebben georven door het overlijden van Johan de Sweserenge en de daaropvolgende maeckgescheijt dd 27-7-1671.

* 1677, 10-2: HUA NA nots N van Vechten [U064a6-15]: Attestatie. Anthony Jansen van de Hair, tapper en harbargier, wonende binnen Wtrecht aan de oostzijde van Oude Gracht tussen de St Jans en Vie-brug verklaart, op verzoek van Anthony de Swezerenge, hoe dat op 27 januari jongstleden, tussen 10 en 12 uur, de requirant en Philips Specht, burgemeester van Culemburg, samen in zijn huis zijn geweest, en hij gehoord heeft, onder andere discoursen, dat Sweserenge verklaarde dat tijdens een zekere maaltijd bij hem thuis, waar behalve Specht ook de apotheker Willem van Osch was uitgenodigd, deze Van Osch gezegd haaft dat de regeerders van Culemburg, uitgezonder Specht, allen schelmen waren, waarop Specht antwoordde: "zulcx is mij seer wel indachtich, ende is waer, met bijvoeginge: indien hij mijn oock voor een schelm hadde gehouden, ick soude hem Van Osch met de kan voor sijn beck of cop hebbe geslagen". De tapper zegt dat hij bij het gesprek tussen Specht en Sweserenge aanwezig was en onder ede te willen bevestigen wat hij toen heeft gehoord.

* 1677, 14-2: HUA NA nots C. van Vechten [U031a16-108]: Attestatie. [Bijlage: brief]: Aen de Ed heer avocaet De Wijs in de Nieuwstraet over Dolhuijs tott Uijtreght. Heer en neef, Dessen Ued tot onderight als de borgemester Spegh is op den 2 corsdagh wesende op dinsdagh den 25 december savene tot sens is gewe wel het een aen van regh bekandige blij uEd dinaer en neef A De Sweserengh.

Op huijden den 13den dach der maent Februarij Ao 1677 olden stijls compareerde (...) Sebastiaen de Wijs, advocaet, verklaarde ter instantie en op verzoek van Hr Anthonius de Swezerengh, hoe dat attestant op den ..., des saterdaechs achtermiddaechs, sijnde nevens den Heere requirant ten huijse van Anthonis Jansz van de Haijr, harbargier alhier binnen Utrecht, aldaer mede is gecomen de heer Philips Specht, Borgermeijster der stad Cuijlemberch, als wanneer onder andere discourssen den heere Requirant den Heere Specht vraechde of hem noch niet indachtich was dat op seeckere maeltijt nevens den Apothecaer van Osch, hij hem Requirant ten eten sijnde, hij Van Osch van de heeren Regenten der Stad Cuijlemburch hadde gemaect Schelmen ende tselve bij gemelte heeren Specht sijnde geleijt in kennisse, ende geseijt dat sijn Neeff Thienhoven daer mede een van was, hij daer op hadde geantwoort: dat is al mede een schelm, ja, een dubbelde schelm, ende hem sijt alleen een eerlick man. Dat oock hij Requirant te selfder tijt aen hem Van Osch hadde gebracht een Roemer wijns opde gesontheijt ende wellvaren van sijn excellentie den Grave van Waldeck, hij Van Osch die gesontheijt niet en hadde willen drincken, maer hadde daer op geseijt f:e outre le cont de Waldeck oft sulcx in substantie, well gemelte heere Specht daer op heeft geantwoort hem alle tselve noch well indachtich te sijn, ende tselve well te weten dan dat hij Van Osch te dier tijt beschoncken was ende hij Heren Specht daer op noch niet en was gehoort. Dat oock bij den heere Requirant aen hem heere Specht ter selver tijt geclaecht wordende dat tussen den 7en en 8en October 1676 lestleden des nachts als wanneer den voornoemde Van Osch met hem Requirant handgemeen was, hij Heere Specht den Requirant met een stoell in sijn sijde hadde geslagen ende den Heere Req[uiran]t sulcx on<...>dacht voorcomende daer op op welgemelte Heere Specht was toegeschoten ende met beijde handen int haijr hadde gevat, hij Heere Specht daer mede hadde op geantwoort 't selve waerachtich te sijn, dan 'tselve niet geen quade meijninge te hebben gedaen als met hem Requirant geen questie gehad hebbende, alle twelcke hij heer Comparant verclaerde alsoo gepasseert ende bij den heere Requirant ende heere Specht respectieve geseijt te sijn , met presentatie t selve met solemneelen eede (des nodich ende versocht sijnde) te sullen stercken, gevende voor redenen van wetenschappe dat ten selven dage den Heere Specht met een ijsslede van den heere Requirant was buijten geweest ende buijten sijnde die dachsints <?> gebroocken was. Versoeckende den well gemelte heere comparant hier van acte ende consenterende dat een off meer daer van soude mogen worden gelevert. Aldus gedaen ende gepasseert ten Comptoire mijns Notaris op het Oude Kerkhoff, ter presentie (etc), (w.g. S. de Wijs + nots en get)

* 1677, 9-5: HUA NA nots N. van Vechten [U064a6-64]: Jo:n Poulus Soudenbalch en vrouw Aleijdis Catharina de Wijs, echtelieden, aan de ene kant, en Anthoninus de Zwezerenge ter andere zijde, verklaren dat de questiesn tussen malkanderen wtstaende en bij memorien ter wedersijden opgegeven hadden gecompromitteerd en verbleven aan de arbitrage ende wtspraecke van Nicolaes Hamel, heer van Stoewegen en Mr. Godaert de Wijs, advocaet volgens akte 3-4-1677, die op 7-4-1677 uitspraken dat het echtpaar aan Anthoninus moet goeddoen de fl 500,- in het 1e artikel van de beschreven memorie vermeld, met rente van 4%, vanaf 6 weken na 26-11-1671, onder aftrek van fl 127:10, fl 52:5:- en fl 29:3:- op grond van de eerste drie posten in de Memorie van Soudenbalch. Ze moeten hem voorts vergoede fl 39:15 wegens het graven van 318 roeden sloot op de Lage Weijde, en verder teruggeven fl 68,- voor ongelden van dat land en fl 45:16:- aan onkosten ervan, plus 4% rente sinds de betaling van die bedragen, plus fl 2:10 die Swezerenge in 1671 heeft betaald aan metselaar Sander van Dort wegens zijn werk in het huis; daar staat tegenover dat Swezerengh aan Soudenbalch moet vergoeden: negen jaar pacht voor een "campgen lants tot Darthuijsen" à 6 gulden per jaar, plus fl 100,- vergoeding voor het beuken- en eikenplantsoen dat tot Darthuijsen heeft gestaan, plus fl 18:18:- die hem zijn verstrekt. Al deze posten hebben ze verrekend en geliquideerd: Anthoninus heeft recht op fl 370,- en heeft al ontvangen fl 200,- plus de dertien stoelen die in de uitspraak worden vermeld ter waarde van fl 54:-. De resterende fl 116,- zal het echtpaar voor Allerheiligen, of uiterlijk een maand later, met fl 91,- voldoen, en de resterende fl 25,- wordt verrekend doordat het plantsoen op het kampje lands te Darthuijsen moet worden geamoveerd: Swezerenge moet daarvoor jaarlijks fl 6:-:- betalen, maar houdt dat in op die schuld. Ook verklaart men dat Swezerengh het paard, dat in de arbitrage wordt genoemd, heeft teruggegeven aan het echtpaar. (w.g. A. De Sweserenghe, Aleijdis Catharina de Wijs, P. Zoudenbalch, Eduaert Zoudenbach, + nots en get)

* 1677, 26-6: HUA NA nots N. van Vechten [U064a6-98]: Anthony de Swezerenge cedeert en transporteert aan Rudolf van Arkel, heer van Broeckhuijsen, een obligatie of rentevrief "bij Drost, Schout, Borgemeesteren, Schepenen en Raedt der Stad Cuijlenborch wt crachte van Octroij van sijn genade Heer Henrick Wolraet Grave van Waldeck Piermont ende Cuijlenborch ende van date den 24 Octob 1661 ten behoeve van Juffrouw Catharina de Wijs wed. van de heere Johan Swezerenge, sijn moeder, den 25 octob 1661 gepasseert van drie duijsent vijff hondert guldens capitaels", waartoe hij bij mackescheid van 27-9-1671 tussen hem en zijn moeder met Poulus Soudenbalch gerechtigd was, ter voldoening van fl 3000,- die Zweserenge aan Van Arkel schuldig is, blijkens de koopconditie dd 23-12-1667, en waartoe hij door het Gerecht van Utrecht veroordeeld is op 7-4-1677 (...).

* 1677, 26-6: HUA NA nots N. van Vechten [U064a6-99]: Rudolf van Arckel, heer van Broeckhuijsen, verklaart, hoewel Anthonij de Swezerenge heden voor zelfde notaris ten behoeve van Van Arckel een obligatie of rentebrief van fl 3500,- heeft getransporteerd, dat Swezerenge nog competeert fl 500 gulden, waer wt voldaen sal worden Johan Rabbi en diens zoon te Amsterdam, en als dat vertraging oploopt, dan zal Van Arckel het geld zelf prompt aan Swezerenge betalen. Doch: Swezerenge heeft de 3000,- nog niet betaald, en zal dat pas na zijn dood kunnen doen (uit de erfenis?), en zolang die 3000 gulden dus niet is betaald is Swezerenge aan Van Arckel rente verschuldigd. Maar, raar genoeg: de comparant belooft die renten uit te reiken, "soo haest de versz renten bij hem van de Stad Cuijlenborch sullen wesen ontfanghen en geint". In de marge een door A. de Sweserenghe ondertekende verklaring dat de fl 500,- die in dit stuk genoemd wordt zijn door Rudolf van Arckel betaald "alsse daer van aen Johan Rabbi en Sijchgen Forckens echtel., volgens quitantie van 20 Julij 1677 nieuwe stijl hondert vijftich guld , daer van de quitancie aen mij is overgeleverd, en de rest in gelden. Actum Utrecht desen 16 Julij 1677"

* 1677, 17-8: Regionaal Archief ZO Utrecht, NA A. van Wijck, Rhenen invnr 2057: Cornelia de Cupere van Berchambacht x Antonius de Sweserengh, won. Culemborg, constitueert Anthonis Vermeer, advocaat voor het Hof van Utrecht, contra haar man om die onder curatele te doen stellen. [akte niet ingezien]

* 1677, 3-9: Regionaal Archief ZO Utrecht, NA A. van Wijck, Rhenen invnr 2057: Cornelia de Cupere van Berchambacht x Antonius de Sweserengh, won. Culemborg, constitueert Rudolph van Culemborg, procureur, contra haar man om die onder curatele te doen stellen.

* 1677, 6-10: HUA NA nots N. van Vechten [U064a6-162]: Anthony de Sweserenge, wonende binnen dese Stad, verklaart verhuurd te hebben aan Johan Toniszn van Waijen, jongman, veertien morgenn bouw- en weiland, gelegen onder het gerecht van Vleuten, in twee percelen, namelijk zes morgen weilands op Vleuterweide en zeven morgen op de Croste en een campgen of rinxgen weiland daar omleen lopend van ca één morgen. De huurder gebruikt het al, en mag het nu voor twee maal zeven jaar, dus voor veertien jaren huren, voor een bedrag van zeventig gulden per jaar. De huurder moet zelf betalen het Outschilt en schellingelt, leckendedijcx gelt, leckende dijcx renten, hinderdams gelt, molengelt, vechtgelt, tins, redemptie gelt, of tien stvs per morgen dorpslasten en wat er nog verzonnen zal worden aan lasten op huurders of eigenaars. De verhuurder heeft het land bij maeckgescheijt van zijn moeder aangenomen in 1671. (w.g. A. de Sweseringhe, Jan Tonissen van Waien + get en nots)

* 1677, 10-10: HUA NA nots N. van Vechten [U064a6-165]: Anthony de Sweserenge, wonende binnen dese Stad, verklaart verhuurd te hebben aan Jacob Cornelisz van Meltenburch, wonende in de Lage Weijde, drie viertelen, ofwel twaalf mergen bouw- en weiland, die de huurder allang in gebruik heeft, en nog eens twee viertelen, ofwel acht mergen bouw- en weiland die tot dusverre door Willem Gerritsz zijn gebruikt, alles in Lage Weijde, voor twee maal zeven, dus veertien achtereenvolgende jaren, voor fl 120,- per jaar. Doch alsoo Anthonij van de Hair, weert in De Prins bij de Viebrugh twee van de genoemde acht morgen in huur heeft, en ook nog tot kermis 1679 het naastgelegen land huurt van de weduwe van raadsheer Wijck, is bepaald dat hij die twee morgen ook nog twee jaar mag blijven gebruiken.

* 1678, 21-4: Regionaal Archief ZO Utrecht, NA A. van Wijck, Rhenen invnr 2057: Catharina Elisabeth de Cupere van Berchambacht, mede-erfgenaam voor 1/8 van Christiaen de Cupere x Maria Magure, in leven heer en vrouw van Ammersen, Bergambacht en Seraertsberg, etc, haar vader en moeder, en mede-erfgenaam voor ¼ van Joris de Cupere, haar broer, die een mede-erfgenaam voor 1/8 was van dhr en vrouw van Bergambacht, gehuwd met Gerard van Bercheijck, constitueert Johannes de With en Nicolaes van Vechten om te Schalkwijk uit een kapitaal van 2000 gl die Joachim van Schadenbroeck te spreken had op de boedel van de vrouw van Bergambacht door deling van die boedel aangewezen ten laste van Cornelia de Cupere x kapitein Swesereng.

* 1680, 6-6: HUA NA nots. J. van Almeloveen [U073a1-266]: Cornelia de Cupere, wed. wijlen Anthoni van Sweserengh, heeft bij de maeckgescheijde van 12-11-1671 tussen de kinderen en erfgenamen van Christiaen de Cupere en Maria Magnus onder andere lasten georven, die betaald moeten worden, en het recht om die over te dragen <? niet goed te begrijpen>, en aangezien Joost Caspar van Renesse mede namens zijn vrouw Maria de Cupere fl 496,- heeft betaald, transporteert Cornelia de Cupere aan Van Renesse en zijn vrouw een hoofdsom van fl 413:12:- met rente, gehypothekeerd op twee huizen en werven gecompeteerd hebbende wijlen Jan Wiggerts te Bergambacht, volgens de plecht van 26-6-1668, welke plecht haar bij de genoemde maeckgescheijd was toegeloot, en ze machtigt de notarissen N. Bulck sr. en jr. te Schoonhoven om deze overdracht voor het gerecht van Bergambacht te laten registreren. (w.g. Cornelia de Cupre genaemt De Sweserijnghe + nots en get)

* 1682, 23-7: HUA DTB ondertrouw: Willem Brink, weduwenaer van Catarina Coesvelt en Jo. Cornelia Kuipers, weduwe van Antonij de Sweserijn (i.m.: proclamatie tot Cuijlenburch, in Anthoni Gasthuis den 5 sept 1682 getrout)

* 1682, 2-11: HUA NA nots. B. de Cruijff [U087a001-159]: Willem Brinck, als man van Cornelia de Cupere, weduwe Anthonis de Sweserenghe, machtigt een procureur om namens hem een vordering te incasseren in Culemborgh

* 1683, HUA NA nots C. van Vechten [U091a5-41]: 1e partij: Cornelia de Cupre, eerder weduwe van Anthonis de Sweserenge, gehuwd met Willem Brinck. 2e partij: Maria Catharina de Sweserenge onmondige dochter. 2e partij: voogd, Hermannus van Haelen, bedienaer des goddelijcken woort; voogd, Frans Diderick de Wys. Betreft waardepapieren van goederen van haar onmondige dochter. Verwijzingen: appointement d.d. 06-01-1683 van het gerecht van Utrecht, met toestemming tot directie en administratie van goederen van de onmondige dochter door Nicolaes van Vechten. [niet ingezien]

* 1684, 22-9: HUA NA nots J. van Wijck [U109a001-74]: Willem Brinck weet te voorkomen dat vandaag zijn huis aan de Oostzijde van de Lange Nieuwstraat in Utrecht (naast Beijers Cameren aan de zuidkant en naat de vrouwe Van Sweserengh aan de noordkant) bij executie verkocht zou worden - hij komt met de stad overeen dat de deurwaarder veertien dagen de tijd krijgt om het huis alsnog publiek te verkopen.

* 1686: HUA, 702, Stadsbestuur van Utrecht, 7.2.2. Archief van commissarissen tot saken van cleynder importantie, (1598) 1653-1794, invnr. 2998: Stukken betreffende de procedure voor schepenen-commissarissen naar aanleiding van de eis van Willem Brinck en Cornelia de Cuper, echtelieden, tegen ds. Hermanus van Halen en Frans Diderick de Wijs, als voogden over Maria Catarina de Sweserengh, voordochter der eiseres, tot restitutie van gelden, door de eiseres uitgegeven ten behoeve van haar dochter, 1686 [niet ingezien]

* 1698, 16-3: HUA NA nots H. van Hees [U110a5-172]: Overdracht. 1e partij: Willem Brink gehuwd met Cornelia de Kupere. 2e partij: Hermannus van Haelen, professor in de academie van Utrecht. Inhoud: f. 150,- jaarlijks, uit emplooi ("'t welk hem, Brinck, jaerlix een goede somme sal ..deren, sulcx dat de Comparanten voortaan middel sullen hebben om te connen bestaen") door bemiddeling van Hermannus van Haelen verkregen, ter voldoening van schuld.

* 1699, voorjaar: Westfries archief, lidmatenregister Ned. Geref. Medemblik: Met attestatie aangekomen: Willem Brinck en Cornelia de Cupre, sijn vrouw, van Aardenburg

* 1706, 16-1: HUA, Notariële akten nots H. van Woudenbergh [U93a50-9]: Willem van den Brinck, Commies ter Rechergie te Medemblick, getrouwd met juffr. Cornelia de Cupre, eerder weduwe, boedelhoudster en lijftochteresse van Anthony Sweserenge, vertellen dat zij op 10-12-1701 voor dezelfde notaris zijn verschenen en ten behoeve van hun dochter Maria Catharina de Sweserenghe, althans huijsvrouw van de heer Gerard Johan van Bergheijck, afstand hebben gedaan van de lijftocht en vruchtgebruik aan de goederen van haar eerste man zaliger, dat nochtans Cornelia de Cupre uit de goederen een jaarlijkse somme zou genieten van fl 26,-, en dat de brieven en documenten die de boedel betreffen zouden berusten bij nots. Augustinus van der Harst. Maar nu is die notaris komen te overlijden, en hebben Willem van den Brinck en Cornelia de Cupre besloten definitief afstand te doen van de lijftocht ten behoeve van Gerard Johan van Bercheijck en Maria Catharina de Sweseringh, en ook van de genoemde fl 26,- per jaar. Bercheijck zal de papieren en documenten moeten vorderen bij Pieter Both, de executeur van de erfenis van notaris van der Horst. [zie voorts onder Kwst XI-105]


openstaande vragen / discussie