Livinus halte 2 - prediking

Livinus predikt

Op zekere dag kwam Livinus aan in een dorp dat Houtem heette omdat het verdoken lag in dichte bossen. Hij was vermoeid van de reis en hij zette zich neer op een omgevallen boomstam aan de ingang van de dorpsweg. Hij keek naar de schamele hutten en huisjes die daar rustig stonden in het zinkende avondlicht en hij vroeg zich af waar hij die nacht wel een maal en een slaapstee vinden zou. Doch nauwelijks had hij een paar stonden mijmerend gezeten of een struise man met een beestevel om 't lijf, verward haar en rollende ogen kwam op hem aangestoven, roepende dat 't helmde: - “Lieven, dienaar Gods, wat is er gemeens tussen u en ons ?... - God beware mij ! Wat is er nu aan de hand ? mompelde Lieven. – “ Zie, gij hebt u van ons lijk meester gemaakt en gij berooft ons van onze soldaten. Waarom houdt ge niet op ons te vervolgen ? Maar, overweeg dit: indien gij ons uit deze plaats verdrijft, zal het u berouwen”.

Dat is de duivel die uit deze man spreekt, dacht Lieven. Nu helpe mij God ... Hij richtte zich op, naderde tot de woesterik: - Zwijg, beval hij, vijand van alle goed, verlaat dit schepsel Gods , en wacht u wel hem of zijns gelijken ooit nog te schaden. Dit bevel was nog niet koud, of een bloedkleurige rookzwalm gulpte uit de mond van de bezetene en de ongelukkige viel slaggelinks als een boom te gronde. Een uur lang bleef hij roerloos liggen. Toen stond hij overeind, omhelsde wenend Sint Livinus en liep jubelend naar de dorpshutten toe. Weldra keerde hij terug, gevolgd van een schaar mannen, vrouwen en kinderen. – “Zie”, zei hij op Livinus wijzend, “daar is de man die mij genezen heeft. Neen, beste lieden, onderbrak hem Lieven , ik heb die man niet genezen, maar God die mij tot u gezonden heeft. En daar op begon hij te prediken van Jezus en zijn verlossingswerk. Allen luisterden aandachtig en toen Lieven zijn toespraak besloot met een aanmaning tot het doopsel, smeekten allen om dadelijk door het doopsel opgenomen te worden onder de dienaars van Christus .

Toen het heilig bedrijf afgelopen was, werd het een gekibbel onder de bekeerlingen om te weten wie het geluk zou hebben de zendeling Gods onder zijn dak te herbergen. Op de duur echter was 't Craphaïldis, een der voornaamste vrouwen van 't dorp, die het pleit won en Sint Lieven te gast kreeg.

Haar zoon Engelbrecht was door ziekte sedert drie jaren blind, maar nauwelijks had Livinus hem gezegend of 't gebruik van zijn gezicht werd hem weder gegeven. Dit nieuw mirakel deed de toeloop van het volk aangroeien: de Heilige genas hun ziekten, maar zorgde nog meer om hen uit de dolingen van het heidendom te doen opstaan.

Acteurs:

  • Livinus: Bruno Debbaut
  • Craphaildis: Mira Roels / Marleen De Smet
  • zoon Craphaildis: Hector De Vriendt
  • zus Craphaildis: Myriam Malfroidt
  • Folbrecht: John Boulanger
  • mannen:
    • Thierry Beckx
    • Dries Van Nieuwenhuize
    • Gert De Cooman
    • Ciel Van Nieuwenhuize
    • Jules Van Nieuwenhuize
  • vrouwen:
    • Minou Van Kerkhove
    • Hilde Wijnendaele
    • Lindsay Schouppe
    • Machteld (chiro)
    • Karen Daem / Ann Miserez

Halteverantwoordelijke: Mira Roels, Wies Lefevre

Regie: Gert De Cooman