In elke klas zitten leerlingen met verschillende talenten, interesses, tempo’s en ondersteuningsbehoeften. Differentiatie in het onderwijs is daarom geen luxe, maar een noodzaak. Door doelgericht te differentiëren, krijgen alle leerlingen de kans om op hun eigen niveau te leren en zich optimaal te ontwikkelen. Het zorgt niet alleen voor betere leerresultaten, maar ook voor meer betrokkenheid, zelfvertrouwen en motivatie. Differentiatie betekent dus niet dat elke leerling een volledig individueel traject volgt, maar wel dat leerkrachten bewust inspelen op verschillen en hun aanpak flexibel afstemmen op wat elke leerling nodig heeft.
In de kleuterklas gebeurt differentiatie vaak spelenderwijs. Kleuters verschillen sterk in taalontwikkeling, motoriek en sociaal-emotionele vaardigheden. Enkele voorbeelden:
Keuzehoeken: De leerkracht biedt uitdagende materialen aan in verschillende hoeken (bouwhoek, leeshoek, knutselhoek). Kleuters kiezen volgens hun interesse en niveau.
Verhaalbegrip: Bij het voorlezen van een verhaal krijgen sommige kleuters eenvoudige vragen over de inhoud, terwijl anderen gestimuleerd worden om verbanden te leggen of zelf een vervolg te verzinnen.
Fijne motoriek: Voor het versterken van fijne motoriek werkt één groep met wasknijpers en kralen, terwijl een andere groep al geoefend is met schaargebruik of schrijfpatronen.
Differentiatie wordt hier vaak ingezet voor vakken als taal en wiskunde, maar ook voor sociaal-emotionele ontwikkeling.
Instructievormen: Sommige leerlingen krijgen extra instructie in kleine groepjes (preteaching of verlengde instructie), terwijl anderen zelfstandig aan de slag gaan met verdiepende opdrachten.
Leestempo en -niveau: De klas werkt rond hetzelfde thema, maar elke leerling leest een tekst op aangepast AVI-niveau. Naderhand reflecteren ze samen op de inhoud.
Wiskundespelletjes: In hoekenwerk kunnen leerlingen kiezen uit spelletjes op verschillende niveaus, bv. tafels oefenen of hoofdrekenen met grotere getallen.
In het secundair zijn de verschillen vaak nog groter, onder andere qua abstract denken, tempo en motivatie. Differentiatie wordt hier onder meer toegepast via:
Keuzeopdrachten: In een vak als geschiedenis of biologie krijgen leerlingen keuzemenu’s met basis-, plus- en onderzoeksopdrachten. Zo kunnen ze op eigen niveau verdiepen of verbreden.
Samenwerkend leren: Leerlingen werken in heterogene groepjes, waarbij elk lid een rol heeft afgestemd op zijn/haar sterkte. Zo leren ze van en met elkaar.
Toetsdifferentiatie: Sommige leerkrachten gebruiken aangepaste toetsen, bv. met visuele ondersteuning, verlengde tijd, of keuze tussen meerkeuzevragen en open vragen.
Differentiëren betekent niet méér werken, maar ánders werken. Door te erkennen dat leren voor iedereen anders verloopt, creëert de leerkracht een krachtige leeromgeving waarin elk kind of elke jongere zich gezien en uitgedaagd voelt. Of het nu gaat om een kleuter die net leert knippen of een tiener die complexe wiskundige problemen oplost: via differentiatie krijgt elke leerling de kans om zijn of haar potentieel waar te maken.
In de artikels hieronder lees je nuttige tips om te differentiëren in de klas.
Lees je liever een boek over dit onderwerp?