Gedragsmatige werking

Binnen ‘de Dolfijn’ wordt deze grondhouding mee geconcretiseerd door middel van twee basismethodieken: structuur en warmte.

Structuur bestaat uit regelmaat, orde, duidelijkheid en veiligheid. Het is voor ons het creëren van een situatie, een omgeving, waarin duidelijkheid wordt geboden aan de leerlingen, waardoor ze vaardigheden aanleren om zich zelfstandig te kunnen behelpen in allerlei situaties.

Structuur is een basis om de leerlingen een veilig gevoel te geven, door onzekerheden weg te nemen, hen duidelijkheid te bieden en dit altijd terugkerend en flexibel toepasbaar volgens de situatie.

Belangrijk hierbij is een onderstroom van warmte (om zo tot een positief contact te komen).

Warmte bieden is ondersteunend werken, is een voorwaarde scheppen tot positief contact. Het is het opbouwen van een vertrouwensrelatie, waarbij het teamlid responsief en sensitief is.

Warmte biedt een veilig gevoel; het creëert een sfeer waarbinnen de leerlingen zich goed voelen, een gevoel van aanvaarding ervaren, waarbij de leerlingen dus mogen zijn wie ze zijn. Het getuigt van empathie, waarbij wij, als team, iemand willen zijn die er, zomaar, is voor de leerlingen.

Het is rekening houden met anderen, blijven geloven in de opbouwende mogelijkheden van de leerling, bieden van begrip voor de moeilijke situatie waarin de leerling verzeild is geraakt.

Een ‘warme’ aanpak brengt als consequentie met zich mee dat het teamlid blijft zoeken naar de meest adequate aanpak om de leerling zo goed mogelijk te begrijpen en te laten groeien.

Concreet vertaalt dit zich ook in een sfeer van rust en luisteren naar mekaar.

Naast warmte, structuur en onvoorwaardelijke acceptatie is het belangrijk om een kind volledig naar waarde te schatten. Van daaruit wordt aan elk kind de verantwoordelijkheid toebedeeld die het aankan en die het waard is. Een kind dat verantwoordelijkheden krijgt, voelt immers dat het een bestaansrecht heeft, mag groeien en mag experimenteren om vandaar uit een rijkere persoon te worden.

Bovendien wordt er in de benadering steeds gezocht naar de gave gebieden, de mogelijkheden van het kind, de dingen waarop het kind kan aangesproken worden. Immers, vanuit het aanspreken van deze kracht, kan het kind zelf zoveel mogelijk zijn interne stevigheid gebruiken om de ervaren moeilijkheden te controleren of zelfs op te lossen.

De mogelijkheid om dit alles te laten gebeuren vinden we binnen ‘de Dolfijn’ in de binding en loyaliteit die er plaats vindt, zowel tussen de verschillende teamleden als in relatie met leerlingen en hun ouders of begeleiders.

Deze relatie is anders dan een klassieke werkrelatie, en vertrekt vanuit de idee dat het belangrijk is om als begeleiders te investeren in een relatie waarbij ‘de Dolfijn’ een rots wil zijn waarop het kind en zijn begeleiders kunnen bouwen, en waarbinnen houvast en vertrouwen kan gevonden worden. Als begeleiders willen wij vertrekken vanuit een begeestering, een bekommernis, vanuit een belangeloze betrokkenheid naar de kinderen toe, waarbij wij in de relatie net dat beetje verschil willen maken. Het is een ‘om de kinderen geven’, zodanig dat er een ommekeer mogelijk is bij het kind. Vanuit deze investering ontstaat een vorm van diepere kracht die ons hechter maakt en ons stuwende energie levert.

Wij beschouwen het als ‘Dolfijn’ een opdracht om op deze manier in relatie te treden met mekaar en met de kinderen. Wij beschouwen dit bovendien als de kern van onze werking.