Met een lengte van slechts 58 centimeter is Manneken Pis (le Petit Julien) de beroemdste Brusselaar. Het openbare fonteintje staat al sinds het einde van de veertiende eeuw op de hoek van de Eikstraat en de Stoofstraat. Het bronzen beeldje werd in de 17de eeuw gemaakt door Jérôme Duquesnoy de Oudere. Het beeldje is de verpersoonlijking van de spotzieke Brusselse geest. Ook bekend onder de naam "Kleine Juliaan" naar de naam van een van de talrijke fonteinen (de Julianekensborre) die de stad van water voorzagen.
Omstreeks 1745 ontvoerden Engelse soldaten hem in het geheim. De Brusselaars zouden de dieven te Geraardsbergen gevat hebben dankzij behulpzame burgers van die stad en als blijk van waardering een replica of kopie hebben geschonken. Waarschijnlijk betreft het een legende, aangezien het Geraardsbergse beeld geen replica is en zelf teruggaat tot de 15e eeuw.
Twee jaar later wilden Franse soldaten het beeldje op hun beurt roven. Koning Lodewijk XV, die in de stad verbleef, voorkwam een bloedige rel door de daders te laten aanhouden en Manneken Pis een schitterend tenue te schenken van met goud geborduurd brokaat. Hij verleende hem bij die gelegenheid ook de Orde van de Heilige Lodewijk.
De nis werd in 1770 vervangen. Het water liep op straat omdat het opvangbekken verwijderd was. Later kwam er een hekken dat de toegang tot het water afsloot.
Toen het beeldje in de nacht van 4 op 5 oktober 1817 verdween, was het volk buitengewoon ongerust. In een krant verscheen volgend gedichtje tot troost:
Ey lieve meisjes! Staakt geschrei
Al koomt gy door dees dievery
een zoeten troost te missen;
hij zal met nerstig onderzoek
nog wel eens koomen uit den hoek
om zonder schroom te pissen.
De dader werd in november gevat. De 33-jarige Antoine Licas, een dwangarbeider, bleek het beeldje te hebben gestolen om het te verkopen als schroot. Hij had het in stukken gebroken en verstopt aan de stadswallen tussen de Naamsepoort en de Leuvensepoort. De straf die hij in februari 1818 kreeg, was niet mals: een uur aan de schandpaal, brandmerking met de letters TP en levenslange dwangarbeid en later herleid tot 20 jaar. De brokstukken werden weer aan elkaar gesmeed, waarvan de sokkel getuigt: 1620 – REST 1817. Het is niet duidelijk of bij die gelegenheid het beeld zelf werd hersteld, dan wel gebruikt als basis voor een nieuwe mal. Onderzoek van de VUB in 2015 bracht geen uitsluitsel.
Na twee nieuwe ontvreemdingspogingen in 1955 en 1957, werd Manneken Pis naar Antwerpen ontvoerd door toedoen van de studentenclub de Wikings in de ijskoude nacht van 16 op 17 januari 1963. Hiermee haalde de studentenclub wereldwijd de krantenkoppen. Omdat het om een goed doel ging werden er geen sancties getroffen. De grap bracht 80.000 frank op ten bate van mindervaliden.
In 1965 werd het beeldje opnieuw gestolen. Het onder de knie afgebroken stuk dook op, maar niet het lijf. De ontzetting van de Brusselaars verspreidde zich over de landsgrenzen en tot in Japan spaarden kinderen mee voor een vervanger. Acht maanden later, na een tip van een anonieme beller aan De Post, vonden duikers het bovenste stuk terug in het Brusselse kanaal. Inmiddels was er reeds een nieuw beeld gegoten dat nu nog altijd de nis aan de Stoofstraat siert. Het originele beeld werd overgebracht naar het Broodhuis op de Grote Markt en is in 2003 weer aan mekaar gezet.
De replica van Manneken Pis werd op 26 april 1978 "gestolen" door studentenclub Ad Fundum van het Hoger Rijksinstituut voor Technisch Onderwijs in Anderlecht, als stunt voor een presesverkiezing. Ze lieten hem op hun school zijn ding doen. Als straf moesten ze een nieuw kostuum voor hem maken. Elk jaar draagt Manneken Pis dit kostuum op de dag waarop ze hun nieuwe studenten dopen en sluiten ze er een vat bier aan waardoor hij bier plast.
Rond het originele beeld van Duquesnoy werd in 2017 een museum gebouwd aan de Eikstraat 19, waar ook 133 van de meer dan duizend bewaarde kostuums te zien zijn (vandaar de naam GardeRobe MannekenPis).
In 2019 werd het water van de fontein in gesloten circuit gezet, zodat niet langer meer dan duizend liter drinkwater per dag in de riool verdween.
De legende van Manneken Pis
Lang geleden toen Brussel weer eens belegerd werd, boden de inwoners van de stad zo'n heftige weerstand, dat de belegeraars uiteindelijk moesten afdruipen. De Brusselaars besloten te feesten omdat ze gewonnen hadden, maar ze wisten niet dat de belegeraars uit woede besloten hadden de stad in brand te steken. Daarom hadden die, ergens bij een poort, een lont aangestoken die naar een groot vat met kruit (een poeder dat ontploft als je het aansteekt) liep. Ze wilden op deze manier de stad opblazen.
Gelukkig had een jongetje, Juliaan, het gevaar op tijd gezien en het enige blusmiddel te voorschijn gehaald, dat hij onmiddellijk bij de hand had.
Dat zo'n heldendaad een standbeeld verdiende, lag voor de hand.
Een tweede legende vertelt dat een klein manneke zijn behoefte deed tegen de deur van een heks. De heks was woedend en vervloekte het jongetje: om hem te straffen zou het jongetje voor eeuwig en altijd zijn onfatsoenlijke geplas voortzetten. Een brave man die alles had zien gebeuren, verving snel het jongetje door een beeldje om hem te bevrijden van het eeuwige plassen.
In een derde verhaal was het feest in Brussel. Ouders raakten hun zoon kwijt in de grote groep mensen. Ze zochten hem dagenlang, en na twee dagen zag de vader de jongen eindelijk terug: het zoontje stond te plassen. De vader was zo gelukkig dat hij zijn zoon terugvond dat hij uit dank een fontein liet maken. Op de fontein plaatste hij het beeld van een plassende jongen.
Volgens weer een andere legende zou de jonge hertog Godfried III van Brabant zijn vaderlijk paleis zijn ontvlucht toen hij nog maar zes jaar oud was. Hij slenterde rond in Brussel met een paar kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd. Dienstboden, die naar hem op zoek waren, vonden hem op de plaats waar zich nu de fontein bevindt. Zoals hij daar toen stond, staat hij er nu nog steeds als standbeeldje.
Een meer waarschijnlijk verhaal is dat Manneken Pis werd gemaakt als eerbetoon aan de vele leerlooierijen die zich in de omgeving van de Stoofstraat bevonden, en waar men vroeger urine van kleine kinderen gebruikte bij het verwerken van het leer. Het ammoniak in de urine was in de middeleeuwen immers een dankbare grondstof voor kleermakers en leerlooiers en zou het leer soepeler maken.