Vroeger werd het woord straling voornamelijk gebruikt voor verschijnselen die wij kunnen waarnemen met onze zintuigen. Warmtestraling voelen we (voor een deel) en lichtstraling zien we.
Eind 19e eeuw ontdekten onderzoekers vormen van straling die onze zintuigen niet kunnen opsporen: röntgenstralen en radioactieve stralen. In de eerste helft van de 20e eeuw begon langzaam duidelijk te worden waar deze soorten straling vandaan komen, waarom ze voor ons gevaarlijk zijn én wat we er mee kunnen doen. Voor dat onderzoek werden Nobelprijzen toegekend.
Pierre Curie
Marie Curie (Sklodowska)
Antoine Henri Becquerel
Wilhelm Conrad Röntgen
In de natuur vinden we verschillende soorten ioniserende straling. Hier heb je enkele voorbeelden waar je misschien al van hebt gehoord:
röntgenstralen (X-stralen)
alfastralen
bètastralen
gammastralen
UV-stralen
...
Al die types straling hebben een belangrijke eigenschap gemeen: ze kunnen atomen ioniseren. Dat wil zeggen dat deze straling elektronen uit atomen kan losmaken. Dat komt omdat ioniserende straling energie aan de elektronen afgeeft. Die straling schiet letterlijk elektronen van een atoom weg!
Atomen binden aan elkaar en vormen zo moleculen (H2O, NaCl, H2SO4, CH4, ...). Welke bindingen een atoom aangaan hangt af van het aantal elektronen dat het heeft. Als een atoom geïoniseerd wordt veranderen dus de chemische eigenschappen! Er gaan chemische reactie plaatsvinden.
Alle levende wezens bestaan uit 1 of meerdere cellen. Die cellen zijn een soort chemische fabriekjes. Wat ze doen, hoe ze zich gedragen, wordt in grote mate bepaald door het DNA dat in de celkern bezit.
DNA is een heel groot molecule. Het bestaat uit heel veel, chemisch gebonden, atomen. Ioniserende straling kan makkelijk doordringen tot in de celkern. Daar kan die straling rechtstreeks het DNA beschadigen. (Vergelijk het met een voetbal die je door een open raam trapt. Hij kan binnen veel schade veroorzaken.)
Andere moleculen hebben ook last van ioniserende straling. door ionisatie gaan zeer reactieve producten ontstaan (o.a. zuurstofradicalen). Die gaan dan zeer snel weer chemische reacties aan met andere stoffen. Op die manier kan het DNA, maar ook andere structuren in de cel, beschadigd worden.
Samengevat: ioniserende straling veroorzaakt schadelijke chemische reacties in onze cellen.
Ioniserende straling beschadigt DNA. De gevolgen:
celdood en totale vernietiging van weefsels (longweefsel is bijvoorbeeld heel gevoelig).
verstoring van de celdeling (cellen die niet stoppen met delen = kanker)
veranderingen in eicellen en zaadcellen (nakomelingen hebben daardoor mutaties)
Ondertussen weten we goed wat ioniserende straling kan doen. Dat heeft geleid tot een vrij succesvolle behandeling in de bestrijding van kanker: de radiotherapie. Hierbij wordt ons lichaam PLAATSELIJK bestraald. De bedoeling is het kankerweefsel volledig te vernietigen. Daarbij zorgt men ervoor dat gezonde weefsels zoveel mogelijk worden gespaard. De plaatsing van de patiënt onder de machine is dus letterlijk van levensbelang!
Radiotherapie kan ook van binnenuit, bijvoorbeeld voor de behandeling van prostaatkanker. Hierbij worden graantjes met radioactief materiaal in de prostaat ingeplant. De prostaat wordt dus van binnenuit bestraald!
Ioniserende straling vind je overal.
In de natuur is ioniserende straling erg gewoon. We noemen dat de natuurlijke achtergrondstraling. In alle materialen zitten stoffen die ioniserende straling uitzenden. We noemen die stoffen radioactief. Hier op aarde gaat het (meestal) om erg lage dosissen. Natuurlijke radioactiviteit zal onze gezondheid niet in gevaar brengen.
Anders is het met menselijke activiteiten. Wij gebruiken immers ioniserende straling in de geneeskunde, voor fysisch onderzoek van materialen, om producten te steriliseren, ... . Bovendien ontstaan er radioactieve producten in onze kerncentrales. In dit geval kan het om hoge stralingsdosissen gaan. Die zijn wel gevaarlijk.