Biografie

Korte biografie:

John Donne werd einde 1571 of in de eerste helft van 1572 geboren in Londen. Zijn familie was rooms-katholiek en werd om die reden gediscrimineerd en juridisch benadeeld. Zijn vader was een vooraanstaand lid van een van de Londense gilden - the Ironmongers Company - maar stierf al in 1576. Zijn moeder Elizabeth was de dochter van een toneelschrijver, John Heywood, de zus van een jezuïet, en een achternicht van de katholieke martelaar Thomas More. Al snel na de dood van haar man trouwde Elizabeth met een rijke dokter, John Syminges. Binnen een paar jaar overleden drie van de jongere broers en zussen van Donne. Toen hij elf jaar was, ging Donne naar de universiteit van Oxford: katholieke kinderen gingen vaak op zeer jonge leeftijd naar de universiteit omdat dit sommige juridische belemmeringen omzeilde waar katholieken mee te maken kregen. Hij verliet de universiteit zonder een diploma, omdat hij geweigerd zou hebben om de Oath of Supremacy te zweren die een erkenning inhield dat Elizabeth I het hoofd was van de kerk. Mogelijk ging hij naar de universiteit van Cambridge, vervolgens trok hij naar het buitenland. In 1592 was hij in Lincoln's Inn, een van de Inns of Court in Londen, om daar rechten te studeren. Het jaar daarop werd zijn broer Henry gearresteerd wegens het onderdak verlenen aan een katholieke priester - Henry overleed in de gevangenis. Na deze ingrijpende ervaring begon Donne zich van de katholieke kerk te distantiëren.

In 1596 en 1597 nam hij deel aan expedities tegen de Spanjaarden, toentertijd de belangrijkste katholieke macht. Bij zijn terugkeer werd hij benoemd tot secretaris van een senior minister, Sir Thomas Egerton, 'Hoeder van het Grote Zegel'. Hij bevond zich nu in het centrum van de macht. In deze periode kreeg hij ook een reputatie als rokkenjager. Hij ontmoette Egertons nichtje, Anne More, en werd verliefd op haar. Tegen de wil van haar familie, trouwden ze in het geheim in 1601. Dit wekte de toorn op van Egerton, en Donnes succesvolle carrière kwam tot een einde. Omwille van dat huwelijk werd Donne korte tijd zelfs gevangengezet. Izaak Walton, die een leven van Donne schreef, zegt dat Donne grapte: "John Donne, Anne Donne, undone."

Verarmd woonde hij nu in een huis dat een van de neven van zijn vrouw in Surrey hun had bezorgd en trachtte zo goed als mogelijk te overleven met een inkomen uit de rechtspraktijk. Zijn financiële positie werd er zeker niet beter op door het aantal kinderen dat het koppel kreeg. Verschillende ervan werden doodgeboren, en een aantal stierf in de vroege kindertijd. In 1602 werd Donne lid van het Parlement. Voor zijn inkomen was hij nog steeds afhankelijk van giften van zijn rijke vrienden en hij schreef ook gedichten op bestelling. Gedurende enkele jaren trachtte hij een regeringsjob te versieren maar dat lukte niet. Koning Jacobus I was onder de indruk van een aantal van zijn anti-katholieke geschriften en spoorde hem aan om zich tot de Anglicaanse kerk te bekeren (wat zijn carrièrevooruitzichten aanzienlijk zou verbeteren), maar Donne beef aarzelen. Het gezin verhuisde naar Londen, en ondanks al zijn inspanningen slaagde Donne er niet in om een hoge seculiere post te krijgen.

Uiteindelijk trad Donne dan toch toe tot de Engelse kerk en werd in 1615 benoemd tot koninklijk kapelaan. Hij kreeg al snel een sterke reputatie voor zijn preken. In 1616 werd hij benoemd tot lector in Divinity in Lincoln's Inn. Financieel had hij eindelijk zekerheid verworven. In 1617 overleed echter zijn geliefde vrouw Anne na de geboorte van een doodgeboren kind. Izaak Walton zegt dat Donne daarvan emotioneel nooit meer helemaal herstelde.

In 1619 reisde Donne op het Europese vasteland als kapelaan van burggraaf Doncaster, die James I had uitgestuurd om te proberen vrede te stichten tussen de protestanten van Bohemen en de katholieke Duitse keizer. Na zijn terugkeer in Engeland in 1620 werd Donne deken van St. Paul's, een positie die hij bekleedde tot aan zijn dood. In 1623 had hij een bijna fatale ziekte. In 1624 werd hij vicaris van St Duinstan-in-the West in Londen, en het volgende jaar werd hij benoemd tot kapelaan van Charles I. Hij had nu een groot inkomen. John Donne stierf in 1631, mogelijk aan maagkanker, en werd begraven in de St Paul's Cathedral in Londen.

Uitgebreide biografie:

(in opbouw)

John Donne werd in Londen geboren in de laatste helft van 1571 of in de eerste helft van 1572. Uit een document, ontdekt door F.P. Wilson ((1889–1963) in de Guildhall Records, blijkt dat Donne op 19 juni 1593 "of full age of XXI years and upwards" was, zodat hij zeker geboren moet zijn vóór 19 juni 1572. Een gravure door William Marshall van Donne als jongeman (zie hiernaast) draagt de inscriptie "Anno Dni 1591. Aetis suae 18." Dit houdt in dat Donne dus in 1572 of in 1573 werd geboren.

Donnes vader was een succesvol zakenman die 'Warden of the Ironmongers' Company (ijzerhandelaren) werd in 1574. Volgens John Donnes vriend en biograaf Izaak Walton stamde Donnes vader af van een heel oude familie in Wales - mogelijk de Dwnns of Dwynn in Radnorshire, maar waarschijnlijker van de Dwnns van Kidwelly. Donnes moeder was de dochter van John Heywood, schrijver van epigrammen en interludiums (korte toneelstukjes die ingelast worden tijdens de pauzes in andere vormen van entertainment), en zijn echtgenote Joan, die de zuster was van de befaamde jurist William Rastell. Diens vader, John Rastell, was getrouwd met Elizabeth, de zuster van Thomas More, een van de vroege martelaren van het schisma dat de Engelse Kerk scheidde van het katholicisme in de XVI eeuw. Op die manier was John Donne dus verwant met enkele van de machtigste rooms-katholieke families van Engeland. De katholieken hadden het moeilijk in die periode, en zowel de Mores, de Rastells als de Heywoods hadden onder de anglicaanse vorsten geleden voor hun geloof.

Donnes vader stierf in 1575 / 1576. Donnes opvoeding kwam nu in handen van zijn moeder die ervoor zorgde dat hij voortdurend aan zijn kennis bleef werken. Zij liet hem door speciale leraars thuis onderrichten in wiskunde en alle andere wetenschappen. De leraars waren zelf rooms-katholiek en kregen de opdracht om hem via de leerstof de principes van de rooms-katholieke kerk bij te brengen.

Donnes moeder zou heel haar leven een trouwe katholiek blijven, ondanks de daaraan verbonden risico's. Haar broer Jasper Heywood, die nog les had gegeven aan het college van Oxford, keerde in 1581 als jezuïet terug naar Engeland nadat hij het land was uitgezet wegens katholieke sympathieën Hij gedroeg zich daarbij zonder enige terughoudendheid als katholiek missionaris en werd algauw terug op een zeilboot gezet naar Frankrijk. Het lot wilde echter dat zijn boot door een storm terugdreef naar Engeland, waar hij samen met zijn metgezellen in de gevangenis belandde. Zelf kwam hij vrij na 17 maanden, maar zijn metgezellen werden geëxecuteerd. Hij werd na zijn gevangenisstraf uit Engeland verbannen en mocht op straffe van dood geen voet meer op Engelse bodem zetten. Haar jongere broer Henry kwam eveneens in de gevangenis terecht doordat hij onderdak had gegeven aan een priester met de naam Harrington. Hij stierf in 1593 als gevolg van een in Newgate Prison opgelopen koorts. Dit was de sfeer waarin de jonge John Donne opgroeide, te midden van intriges, geheimhouding en vervolgingen.

In 1584 werd Donne naar Hart Hall in Oxford gestuurd (zie foto rechts: Hart Hall werd later omgedoopt tot ''Hertford College''). Volgens Izaak Walton bleef hij daar drie jaar, en vervolgens ging hij naar Cambridge, waar hij nog eens drie jaar doorbracht. Aan geen enkele van deze universiteiten behaalde hij zijn diploma, en dit vanwege religieuze problemen over de eed die werd geëist bij het ​​afstuderen. Deze Oath of Supremacy - oorspronkelijk opgelegd door koning Henry VIII van Engeland - verplichtte ieder die een openbaar of kerkelijk ambt ambieerde in Engeland om trouw aan de vorst te zweren als opperste bestuurder van de Kerk van Engeland.

Donne werd toegelaten als student in de rechten op Thavies Inn in Londen, niet later dan in mei 1591, en ​​werd overgebracht naar Lincoln's Inn op 6 mei 1592. Studie aan deze Inns of Chancery was de eerste stap om een advocaat te worden.

Op dat ogenblik, zo weet Walton ons te vertellen, was Donne reeds bezig met een ernstige studie over de aan de orde zijnde geschilpunten tussen de Roomse en Anglicaanse geloofsgemeenschappen.

Tussen 1590 en 1601 studeerde Donne niet alleen recht. Zo was hij uitermate gefascineerd door de ontwikkeling van de wetenschap in zijn tijd, en hij studeerde Franse, Italiaanse en Spaanse literatuur. In die tijd was Donne zeker geen solitaire boekenwurm - hij gooide zich in het volle leven, hongerig naar avontuur en nieuwe ervaringen. Zijn liederen, satires en elegieën uit die periode vertellen ons over zijn avonturen in vriendschap en liefde en over zijn reislust. Zijn vriend en biograaf Walton zegt dat Donne enkele jaren doorbracht in Italië en Spanje, en dat hij het grootste deel van zijn vaderlijk erfdeel aan reizen spendeerde. Donnes zucht naar avontuur dreef hem tot deelname aan de militaire expeditie naar Cadiz, en hij was ook getuige van de strijd waarin de Spaanse vloot werd verslagen. Het jaar daarop nam hij deel aan een expeditie om de Spaanse schattenschepen aan de Azoren te onderscheppen. Uit deze ervaring ontstonden zijn gedichten The Storm en The Calm.

Begin 1598 werd Donne de secretaris van Sir Thomas Egerton - de Lord Keeper - bij wie hij bijna vier jaar in dienst bleef. Datzelfde jaar verliet hij de rooms-katholieke kerk. In 1601 torpedeerde hij het vooruitzicht van een succesvolle carrière door in het geheim te trouwen met Lady Egertons nicht, Anne More. Haar vader keurde het huwelijk af. Donne werd door Egerton ontslagen en tijdelijk gevangen gezet, en voor ongeveer een decennium zou het jonge gezin grotendeels afhankelijk blijven van familieleden en patroons.

Tijdens deze middenperiode schreef Donne Biathanatos, een heterodox pleidooi voor zelfmoord dat in 1646 na zijn dood werd uitgegeven door zijn zoon. Zijn Pseudo-Martyr (1610) beschuldigde rooms-katholieken ervan voor financieel gewin vals martelaarschap te verheerlijken (wanneer een persoon of een groep mensen lijden of worden gedood omwille van hun geloof). Ignatius His Conclave uit 1611 was zowel in de Engelse als in de Latijnse versie populair: op een briljante wijze bespot Donne de jezuïeten, maar het is nu vooral interessant omdat het de nieuwe astronomie van Galileo (1564-1642) weergeeft en de mogelijkheid van kolonisatie van de maan overweegt.

Donne bleef wereldse gedichten schrijven en omstreeks 1609 creëerde hij een sterke reeks van "Holy Sonnets", waarin hij reflecteerde op ziekte, dood, zonde en Gods liefde. In 1611 componeerde hij twee bij elkaar behorende gedichten over de dood van de kleine Elizabeth Drury en won hij de steun van haar vader, met wie hij naar Frankrijk en Duitsland reisde. Hij diende kort als een lid van het Parlement in 1601 en opnieuw in 1614.

In 1615 werd Donne tot anglicaans priester gewijd. Datzelfde jaar nog werd hij royal chaplain, een geestelijke die gekozen werd voor het uitvoeren van religieuze plichten en diensten aan het koninklijk hof. Hij kreeg ook een doctorsgraad in de godgeleerdheid aan de Universiteit van Cambridge. Van 1616 tott 1622 was hij reader in divinity in Lincoln's Inn, waar hij regelmatig predikte. Hij werd weduwnaar in 1617 nadat zijn vrouw hem twaalf kinderen had geschonken, waarvan er vijf overleden. Hij predikte vaak aan het hof en oefende in 1619 de functie van ambassade-kapelaan uit in Duitsland. In 1621 werd hij door koning James I (1566-1625) aangesteld tot decaan van St. Paul's Cathedral, en trok met zijn briljante preken al snel grote menigten aan. Een ernstige ziekte in 1623 inspireerde hem tot het schrijven van zijn Devotions, meditaties over ziekte, dood en verlossing.

Op 25 februari 1631 verliet John Donne zijn ziekbed om zijn laatste en bekendste preek "Death's Duel" te geven. Op 31 maart 1631 stierf hij. Een standbeeld van hem, gewikkeld in een lijkwade, wordt bewaard in St. Paul's Cathedral. Donne had er tijdens zijn laagste dagen voor geposeerd. Het beeld stelt een oude, ervaren man voor die heeft nagedacht en veel heeft geleden, maar is erin geslaagd is op het einde van zijn leven gemoedsrust te vinden.

--Tekst: Jules Grandgagnage

File:Bridge of Sighs, Hertford College, Oxford.JPG