De zorgwerking van de Droomboom steunt op het zorgcontinuüm, het kader van het handelingsgericht werken, het kader van de integrale kwaliteitszorg en het convergent differentiatie model.
Het M-decreet stelt dat het de taak van de school is om een zorgcontinuüm uit te bouwen. Het gaat om een zorgbeleid waarin de school 3 fases doorloopt om samen met het CLB en de ouders zo goed mogelijk voor de leerlingen te zorgen:
Er wordt uitgegaan van de idee dat er zoveel mogelijk preventief moet gewerkt worden binnen de klas en binnen de school. Binnen deze visie staat het kind centraal. De samenwerking tussen de leerkracht, de ouders en het kind is van cruciaal belang, alsook de wederzijdse communicatie en informatiedoorstroming.
FASE 0: brede basiszorg
In de klas wordt veel aandacht besteed aan algemene zorg. Met het oog op maximale preventie dient de leerkracht aandacht te besteden aan: de klasorganisatie, het aanbieden van een doordachte en doelgerichte lesinhoud en te zorgen voor een positief klasklimaat. De school stimuleert zoveel mogelijk de ontwikkeling van alle leerlingen, volgt hen systematisch op en werkt actief aan de vermindering van risicofactoren en aan de versterking van beschermende factoren.
FASE 1: verhoogde zorg
Naast de algemene zorg is er ook de verhoogde zorg voor sommige leerlingen. Een aangepaste didactische aanpak door de leerkracht en het zorgteam is nodig. Er wordt gedifferentieerd gewerkt qua instructie, materialen, lesopbouw, werkvormen,... De school neemt extra maatregelen die ervoor zorgen dat de leerling het gemeenschappelijk curriculum kan blijven volgen (zoals remediëren, differentiëren, compenseren en dispenseren). Er wordt een plan van aanpak met een gemeenschappelijk curriculum (PVA GC) opgesteld waar dit nodig blijkt.
FASE 2: uitbreiding van zorg
Indien de verhoogde zorg in de klas niet voldoende blijkt voor bepaalde leerlingen, is uitbreiding van zorg in de klas/school gewenst. Het CLB krijgt een actieve rol en onderzoekt wat de leerling, de leraren en de ouders kunnen doen en wat zij nodig hebben. Hierdoor kan het onderwijsaanbod ten volle worden afgestemd op de onderwijsbehoeften van de leerling. Er wordt een plan van aanpak met een gemeenschappelijk curriculum (PVA GC) opgesteld. Een gezamenlijke verantwoordelijkheid naar het kind wordt gedragen door alle betrokken partners: ouders, leerkracht, zorgteam, CLB, directie. Extra deskundigheid voor deze leerlingen zoals logopedisten, revalidatiecentra, ,… kan ook worden aangesproken. Het CLB stelt nadien eventueel een gemotiveerd verslag op, waarin het de nood aan uitbreiding van zorg motiveert. Dan kan de school ondersteuning vanuit het ondersteuningsnetwerk of een school voor buitengewoon onderwijs inschakelen.
FASE 3: individueel aangepast curriculum (IAC)
Het CLB stelt een verslag op voor toegang tot buitengewoon onderwijs of voor een individueel aangepast curriculum (IAC) in gewoon onderwijs. De fase van het IAC kan zowel in het gewoon als in het buitengewoon onderwijs vorm krijgen. Een leerling met een verslag kan een IAC volgen in een school voor gewoon onderwijs of kan zich inschrijven in een school voor buitengewoon onderwijs. Dat is afhankelijk van de keuze van de ouders en de leerling en de redelijke aanpassingen die mogelijk zijn in een gewone school. Het CLB onderzoekt de mogelijkheden, samen met de ouders, de leerling en de school. Als de leerling een IAC in een school voor gewoon onderwijs volgt, kan de school ondersteuning inschakelen vanuit het ondersteuningsnetwerk of vanuit een school voor buitengewoon onderwijs.
Het handelingsgericht werken gaat uit van zeven onderstaande punten:
1. De onderwijsbehoeften van de leerling staan centraal. Je vraagt je af wat de leerling nodig heeft om doelen te bereiken.
2. Afstemming en wisselwerking tussen leerlingen, leerkrachten, ouders en de school verbetert de aanpak. Kinderen ontwikkelen zich steeds in interactie met hun omgeving. Vanuit de context is er steeds sprake van wederzijdse beïnvloeding.
3. De leerkracht doet ertoe. Jij als leerkracht speelt een belangrijke rol bij de positieve ontwikkeling van de leerling.
4. De focus ligt op de positieve aspecten van leerlingen, leerkrachten, de school en de ouders. Dat neem je mee in het plan van aanpak.
5. Constructief samenwerken met leerlingen, leerkrachten, de school en de ouders is noodzakelijk.
6. Ons handelen is doelgericht. Je formuleert doelen en bekijkt wat er nodig is om die doelen te bereiken.
7. Je werkt systematisch, in stappen en transparant.
Bovenstaand ‘kader van integrale kwaliteitszorg’ zien we als een leidraad, een referentiekader en uitgangspunt om ons onderwijs vorm te geven en dit zowel op school-, klas-/leerkrachtniveau en leerlingenniveau.
De school probeert zo vaak als mogelijk het convergent differentiatiemodel te draaien in de klas, en dit zowel in de aan- als in de afwezigheid van de zorgondersteuner in de klas. Op die manier tracht onze school in hoge mate te kunnen omgaan met de verschillen in de klassen.
Het convergent differentiatiemodel verloopt als volgt:
Binnen onze school vindt zorgoverleg zowel op formele als op informele momenten plaats.
Formele overlegmomenten:
Informele overlegmomenten:
De school houdt van elke leerling de vorderingen, relevante observaties, testresultaten, ... bij.
Onze school brengt alles in het leerlingvolgsyssteem in Smartschool in.
De zorgondersteuner plant samen met de klasleerkracht ondersteuningen doelgericht in.
Zorgondersteuningen kunnen plaatsvinden op kind-, klas- en schoolniveau.