Le classicisme

Na de middeleeuwen volgt eerst de renaissance. In de renaissance worden teksten uit de oudheid herontdekt, wat veel invloed heeft op de Europese kunst en cultuur.
Tijdens deze renaissance (letterlijk: wedergeboorte) gaan mensen kritischer kijken naar de kerk, het onderwijs en de maatschappij. Er ontstaat een nieuwe vorm van denken, namelijk het humanisme.
Hoewel deze periode dus niet onbelangrijk is vliegen wij meteen door naar de daaropvolgende periode:
le classisisme.

In de periode van het classicisme (ook wel bekend als Le Grand Siècle door zijn vele bekende schrijvers, zoals: Molière, Jean Racine, Jean de la Fontaine) wordt de Franse literatuur vooral bepaald aan het hof van Louis XIV.
Zoals de term classicisme al aangeeft, is de klassieke oudheid een grote inspiratiebron voor de literatuur uit deze periode. Dat was - zoals hier boven genoemd - ook al zo tijdens de renaissance, het grote verschil is dat de klassieke invloeden worden gecombineerd met de cultuur van dat moment.
Een aantal voorbeelden:
- Jean de la Fontaine herschrijft de fables van de Griekse schrijver Aesopus, maar combineert dit met de kritiek die hij heeft op Louis XIV.
- De classicistische toneelschrijvers volgen de voorschriften van Griekse filosoof Aristoteles. Aristoteles vond dat de vorm van de tekst de inhoud zo duidelijk mogelijk moest maken, maar ook dat de inhoud een waarheid moest bevatten die voor alle mensen in alle tijden geldt.

Literatuur moet mensen dus in de eerste plaats een les bijbrengen. Twee klassieke concepten die gebruikt worden om dit te bereiken zijn:
- prodesse et delectare (in het Frans: plaire et instruire); de lezer leert iets maar wordt ook vermaakt.
- catharsis; de toeschouwer (van een toneelstuk) wordt geschokt door wat hij ziet, leert hiervan en gaat als een beter mens naar huis.

Het classicisme is onlosmakelijk verbonden aan Louis XIV (1638-1715).
Louis XIV wordt al als kleuter koning, doordat zijn vader vroeg overlijdt. In eerste instantie deelt hij de macht samen met zijn moeder, Anne d'Autriche, als zijn regentes.
Vanaf 1661 regeert Louis XIV alleen en maakt hij van Frankrijk een absolute monarchie, zoals hij zelf zegt l'état, c'est moi. Hij trekt de macht steeds meer alleen naar zichzelf toe, door bijvoorbeeld het parlement af te schaffen en degenen die het niet met hem eens zijn gevangen te nemen.
Tegelijkertijd probeert hij zijn macht in Europa te vergroten door vele oorlogen te voeren.
Het Franse volk lijdt onder zijn leiderschap, aangezien zij steeds hogere belastingen moeten betalen om de ideeën van de koning te kunnen financieren. 

Louis XIV (ici encore jeune), peint par Juste d'Egmont (1654)

Le Roi-Soleil

Louis XIV is niet alleenheerser van zijn land, maar bemoeit zich ook veel met de Franse kunst en literatuur. Hij gebruikt dit als een soort propaganda om zijn eigen invloed te vergroten.
Hij houdt vooral van dans en speelt zelf de hoofdrol van de Roi-Soleil (Zonnekoning) in het Ballet royal de la Nuit. In dit dansstuk is hij het middelpunt van het heelal en verjaagt hij de nacht met zijn zonnestralen. Hij ziet zichzelf precies zo, als middelpunt van de wereld, maar ook als Gods vertegenwoordiger op aarde. 

In 1682 is één van zijn andere grote projecten daar en verhuist hij met heel zijn hofhouding naar het paleis van Versailles.
In dit paleis zie je duidelijk de invloed van het classicistische denken. Het voldoet aan strenge regels. De invloed van de koning zie je niet alleen terug in het groots verbouwde kasteel en de symmetrische tuinen, maar ook zeker in de regels aan het hof wat betreft etiquette en hiërarchie.
Zelfs de kunst staat in dienst van Louis XIV, alle bekende schrijvers zijn in dienst van de koning en werken aan het hof. Alles wat Louis XIV niet aanstaat wordt gecensureerd. 

Eerder las je al dat Louis XIV zichzelf zag als Gods vertegenwoordiger op aarde. Om iedereen hem te laten gehoorzamen maakt hij het katholicisme tot staatsgodsdienst. Hiermee neemt hij de protestanten hun godsdienstvrijheid af, waardoor deze het land verlaten en zich vestigen in andere Europese landen (waaronder Nederland). Ook besluit de koning dat alle kinderen tot 14 jaar naar school moeten. Dit lijkt aardig bedoeld, maar vergis je niet. Louis XIV heeft een plan. Tot die tijd gaven en kregen de rijken thuis les, dit was voor de overheid niet te controleren. Op de scholen, waar de kinderen verplicht naartoe zouden gaan, kregen ze alleen les van een katholieke docent in dienst van de staat. 

In de 17e eeuw bestaat het Frans zoals wij het nu kennen eigenlijk nog niet. Er bestaan veel verschillende dialecten. Louis XIV wil komen tot één taal die nauwkeurig omschreven is. Hij richt daarom de Académie française op, die onder andere tot doel heeft 'de taal te zuiveren van alle vuiligheid waarmee ze is besmeurd'.
In 1673 komt de Académie française met strenge regels voor de spelling en in 1694 brengt zij haar eerste woordenboek uit.
De taalpolitiek van Louis XIV is bedoeld om de Franse literatuur te laten bloeien tot meerdere glorie van Frankrijk en de koning. Het is ook een manier om duidelijke taal te kunnen spreken naar zijn onderdanen en dus meer macht uit te oefenen. 

Ballet royal de la Nuit. Louis XIV en Apollon (le Roi-Soleil), dessin anonyme (1653)




Louis XIV, peint par Hyacinthe Rigaud (1701)

La comédie

Een komedie heeft als doel om mensen te amuseren en aan het lachen te maken. Meestal loop tde komedie goed af. De personages zijn meestal gewone mensen die spreken in alledaagse taal. Het humoristische effect wordt vaak bereikt door karaktereigenschappen en situaties uit te vergroten. 

Molière

Jean-Baptiste Poquelin, bekend onder de naam Molière, is zonder twijfel de meest bekende Franse komedieschrijver. Hij heeft 32 toneelstukken geschreven, waarvan sommigen vandaag de dag nog steeds worden opgevoerd. Hij was naast schrijver ook acteur en dramaturg. Hij speelde rollen in zijn eigen toneelstukken en bracht ze ook ter scène.


Molière dans le rôle de Jules César, peint par Nicolas Mignard (1656)

Molière begint al jong met toneelspelen, maar als hij in 1658 voor de koning en zijn hof speelt wordt hij zijn protégé.
In 1659 behaalt hij zijn eerste grote succes met de Précieuses ridicules. De précieuses waren vrouwen die bijeenkwamen in salons waar zij nette manieren en een zeer verfijnd taalgebruik tot in de uiterste puntjes uitwerken, met extreem veel bijzinnen en tierelantijntjes. Deze préciosité wordt al snel belachelijk wanneer je het overdrijft, zoals in het stuk van Molière.
Doordat hij deze vooraanstaande dames heeft geridiculiseerd in zijn komedie krijgt hij ook meteen veel vijanden. Voor Molière is het echter vooral belangrijk dat zijn stukken de mensen vermaken. Hij vindt het belangrijk dat een breed publiek zich kan terugvinden in zijn stukken. Daarom probeert hij vooral de menselijke natuur en de normen en waarden van die tijd centraal te stellen in zijn komedies. Thema's die hem vooral inspireren zijn de hypocrisie van de mens en neppe, gefabriceerde deugdelijkheid.
Molières stukken zijn vooral satirisch en een reactie op wat hij ziet in de maatschappij. Hij observeert nauwkeurig wat hij om zich heen ziet gebeuren en maakt dit tot onderwerpen van zijn komedies, als een spiegel voor de maatschappij.
Het vernieuwende van zijn werk is dat hij de toeschouwern niet alleen wil vermaken, maar hen ook een wijze les mee wil geven. Hier zie je het typisch classicistische concept plaire et instruire terugkomen. Molière drijft de spot met alles wat ingaat tegen het gezond verstand en probeert zo mensen aan het lachen te maken. Dit doet hij door personages zo neer te zetten dat hun zwakheden tot in het extreme worden uitvergroot. 

De koning steunt Molière in de tijd van de vele kritiek op Les Précieuses ridicules en laat hem zijn volgende stuk L'Impromptu de Versailles opvoeren, waarin de vijanden van Molière nogmaals belachelijk worden gemaakt. Deze strijd zorgt ervoor dat Molière definitief de koning voor zich wint en dat hij in zekere mate hofleverancier wordt van het vertier aan het hof. Hij werkt hier samen met de bekende componist Lully.

Zijn latere toneelstukken, Tartuffe en later Dom Juan, worden verboden en zullen pas na zijn dood in boekvorm gedrukt worden. 1665 is hierdoor een somber jaar voor Molière. Met de toneelstukken die verboden worden, zijn ruzie met een andere toneelschrijver Jean Racine en het feit dat hij door de vele ziektes die hij meent te hebben een tijd niet kan werken. In al deze ellende schrijft hij uiteindelijk zijn beste komedie Le Misanthrope en zijn beste farce Le Médecin malgré lui.

Ook het eind van zijn leven is niet bepaald rozegeur en maneschijn. Molière heeft veel problemen en is ziek. Hij overleidt uiteindelijk in 1673 tijdens de vierde uitvoering van zijn theaterstuk de Malade imaginaire.


Achtergrondinformatie:
Hieronder staat een fragment uit Le Malade imaginaire (De ingebeelde zieke). Dit stuk wordt voor het eerst opgevoerd in 1673 en gaat over de hypochonder Argan. Zijn leven draait om de ziektes waaraan hij meent te lijden. Wie weet heeft Molière dit stuk misschien wel een beetje over zichzelf geschreven.
In Le Malade imaginaire wordt niet alleen Argan op uitgelachen, maar ook de doktoren die goed geld aan hem verdienen.
De ironie wil dat Molière, die zelf de rol van Argan speelde, ook een toeval kreeg en op het toneel tijdens het uitvoeren van het toneelstuk in de rol van Argan overleed. 

Molière,
Le Malade imaginaire

Toinette, de dienster van Argan, heeft zich vermomd als arts. Ze onderzoekt Argan omdat ze zogenaamd geïnteresserd is in bijzondere gevallen. 

1 TOINETTE : Qui est votre médecin ?
ARGAN : Monsieur Purgon.
TOINETTE : Cet homme-là n'est point écrit sur mes tablettes entre les grands médecins.
De quoi, dit-il, que vous êtes malade ?
5 ARGAN : Il dit que c'est du foie (lever), et d'atures disent que c'est de la rate (milt).
TOINETTE : Ce sont tous des ignorants, c'est du poumon (long) que vous êtes malade.
ARGAN : Du poumon ?
TOINETTE : Oui. Que sentez-vous ?
ARGAN : Je sens de temps en temps des douleurs de tête.
10 TOINETTE : Justement, le poumon.
ARGAN : Il me semble parfosi que j'ai un voile devant les yeux.
TOINETTE : Le poumon.
ARGAN : J'ai quelquefois des maux de cœur (misselijkheid).
TOINETTE : Le poumon.
15 ARGAN : Je sens parfois des lassitudes (moeheid) par tous les membres.
TOINETTE : Le poumon.
ARGAN : Et quelque fois il me prend des douelrus dans le ventre, comme si c'était des coliques (buikkrampen).
TOINETTE : Le poumon.
20 [...]
TOINETTE : Votre médecin est un bête. Je veux vous en envoyer un de ma main, et je viendrai vous voir de temps en temps, tandis que je serai en cette ville.
ARGAN : Vous m'obligez beaucoup.
TOINETTE : Que diantre (in hemelsnaam) faites-vous de ce bras-là ?
25 ARGAN : Comment ?
TOINETTE : Voilà un bras que je me ferais couper tout à l'heure, si j'étais vous.
ARGAN : Et pourquoi ?
TOINETTE : Ne voyez-vous pas qu'il tire à soi (naar zich toetrekt) tout la nourriture, et qu'il empêche ce côté-là de profiter ?
30 ARGAN : Oui, mais j'ai besoin de mon bras.
TOINETTE : Vous avez là aussi un œil droit que je me ferais crever (uit laten steken), si j'étais en votre place.
ARGAN : Crever un œil ?
TOINETTE : Ne voyez-vous pas qu'il incommode (tot last is) l'autre, et lui dérobe (afpakt) sa nourriture ?
35 Croyez-moi, faites-vous-le crever au plus tôt, vous en verrez plus clair de l'œil gauche.
ARGAN : Cela n'est pas pressé. 

Le Malade imaginaire, Acte 3, scène 10

Lis le texte et réponds aux questions en néerlandais.

lA TRAGÉDIE

Hierboven zagen wij een deel uit een comédie (blijspel), maar tijdens het classicisme was de tragédie (treurspel) hiervan een populaire tegenhanger.
De tragédies werden als het meest nobele genre binnen de toneelstukken beschouwd. In deze tragédies werden de verschillende personages vaak ontleend aan verhalen uit de klassieke oudheid. Deze personages worden geconfronteerd met onoplosbare psychologische of morele conflicten. Zij gaan een onontkoombaar noodlot tegemoet.

Deze treurspelen moesten - zoals in de inleiding besproken - voldoen aan de voorschriften van de Griekse filosoof Aristoteles. Aristoteles vond dat de vorm van de tekst de inhoud zo duidelijk mogelijk moest maken, hierdoor was er sprake van strakke verzen. Ook moest er sprake zijn van bienséance (fatsoen), hiermee werd bedoeld dat er op toneel geen bloed mocht vloeien en geen schokkende gebeurtenissen getoond mochten worden. Ook moest er catharsis (zuiverende werking) plaatsvinden: de toeschouwer is geschokt door wat hij ziet maar leert hiervan en verlaat het theater als een iets beter mens. Een andere eis die men aan het toneel stelt is de règle des trois unités: het verhaal moet zich op één plek en binnen één etmaal afspelen, ook moest het zich beperken tot één verhaallijn. 

Racine

De beroemdste tragedieschrijver is Jean Racine (1639 - 1699). Racine leest in zijn jeugd vele Griekse tragedies, dit vormt voor hem een belangrijke inspiratiebron. Op 19-jarige leeftijd verhuist hij naar Parijs, waar hij andere bekende schrijvers van zijn tijd ontmoet, zoals La Fontaine en Molière. Deze vriendschappen zijn echter van korte duur. Wanneer Molière rollen vertolkt in de eerste tragedies van Racine, La Thébaïde en Alexandre, neemt Racine het hem kwalijk dat hij de rollen niet goed doet uitkomen. Hierdoor krijgen zij al snel ruzie.  

Gedurende de jaren schrijft Racine het ene meesterwerk na het andere en wordt hij - net als Molière - door de koning onder zijn hoede genomen. Hij maakt zelfs deel uit van de Académie française. Maar hij kent ook vele vijanden en geeft - als hij 38 is - het toneelschrijven compleet op nadat zijn theaterstuk Phèdre flopt. Hij besluit dan terug te gaan naar waar hij vandaan komt en richt zich op zijn gezin. Echter zal hij voor de koning blijven werken als zijn historiographe (= auteur die officieel benoemd is om de geschiedenis van een leider, een heerser, een tijdperk, een partij of een institutie de beschrijven).

De règle des trois unités is in Racines werken perfect uitgewerkt. De dag breekt aan in de eerste scène van het treurspel en het dénouement (ontknoping) volgt vóór het vallen van de nacht. Alles wat er gebeurt, gebeurt maar in een kort tijdsbestek.
Wat ook typisch classicistisch is aan zijn werken, is dat de personages uit bijna al zijn werken voortkomen uit de verhalen uit de Griekse oudheid. Echter durft hij wel van de originele verhalen af te wijken als dit zijn verhaal ten goede komt. Maar toch lukt het hem om het karakter van de personages en de normen en waarden van de oude Grieken zo waarheidsgetrouw mogelijk over te brengen.
De werken van Racine worden gekenmerkt door het feit dat zijn personages kampen met een conflict tussen de liefde en familie-eer. Het gaat in zijn werk dus vaak maar gaat om één simpele actie die centraal staat, ook zijn er maar weinig verschillende personages, waardoor er geen verhaallijnen door elkaar heen kunnen lopen die het verhaal onnodig ingewikkeld maken. Het hele verhaal draait om het grote probleem dat in het stuk centraal staat en hoe de personages hiermee omgaan, altijd hoffelijk zonder geschreeuw.

In de tragedie Phèdre (1677) wordt de hoofdpersoon, een Griekse koningin, verliefd op haar stiefzoon Hippolyte. Als haar man Thésée lange tijd afwezig is, biecht ze haar liefde op, maar Hippolyte is al verliefd op Aricie.
Als Thésée onverwacht terugkeert, probeert Phèdre zichzelf te redden door te zeggen dat Hippolyte haar probeerde te verleiden. Thésée vervloekt zijn zoon, met vreselijke gevolgen voor alle betrokkenen. 

Portrait de Racine, d'après Jean-Baptiste Santerre (Versailles, XVIIe siècle).

Jean Racine,

Phèdre

Phèdre lijdt heving onder de verboden liefde voor haar stiefzoon Hippolyte en weet met zichzelf geen raad. Haar dienster Œnone wil weten waarom ze zich de laatste tijd zo vreemd gedraagt en smeekt haar de waarheid te spreken. 

1 ŒNONE : Madame, au nom des pleurs que pour vous j'ai versés,
Par vos faibles genouz que je tiens embrassés,
Délivrez mon esprit de ce funeste doute.
PHÈDRE : Tu le veux. Lève-toi.
5 ŒNONE : Parlez, je vous écoute.
PHÈDRE : Ciel ! que lui vais-je dire, et par où commencer ?
ŒNONE : Par de vaines frayeurs cessez de m'offenser.
[...]
ŒNONE : Aimez-vous ?
10 PHÈDRE : De l'amour j'ai toutes les fureurs (hartstochten).
ŒNONE : Pour qui ?
PHÈDRE : Tu vas ouïr (horen) le comple (het toppunt) des horreurs.
J'aime... À ce nom fatal, je tremble, je frissonne,
J'aime...
ŒNONE : Qui ?
PHÈDRE : Tu connais ce fils de l'Amazone ?
Ce prince si longtemps par moi-même opprimé ?
ŒNONE : Hippolyte ? Grands dieux !
PHÈDRE : C'est toi qui l'as nommé !

Acte I, scène 3
Illustration de Anne-Louis Girodet de Roucy-Trioson (1767 - 1824) 

Les fables de La Fontaine

Zoals we eerder hebben gezien gebruikt Louis XIV de kunst en literatuur als een soort propaganda voor zijn heerschappij. Als schrijver kun je hierdoor niet gemakkelijk kritiek hebben op de heersende macht, aangezien je dan de kans liep om gecensureerd te worden, of erger!
Toch waren en schrijvers die verhuld commentaar gaven op de koning. Dit deden zij niet openlijk, maar zij gebruikten literaire middelen om hun kritiek te verpakken, zoals wij ook al in de middeleeuwen hebben gezien bij de verhalen in de Roman de Renart.  
Zo gebeurde dit ook in de fables van Jean de La Fontaine. La Fontaine gebruikte als inspiratiebron de fabels van Aesopus (ca. 620-560 voor Christus). Aesopus schreef dierenverhalen waarin hij het menselijk gedrag aan de kaak stelde, La Fontaine deed het zelfde, maar gaf zo verhuld kritiek op de koning. 

La Fontaine

Jean de La Fontaine (1621 - 1695) schreef in dertig jaar in totaal twaalf boeken met fabels (dierenverhalen). Hij vindt dit genre in zijn tijd opnieuw uit. Zijn streven was dat de fabel als losstaand verhaal interessant was - zelfs als je de context niet kent kan de fabel jouw boeien - en voorkwam als een soort theaterstuk met een duidelijke moraal. 

Hij wordt in de adelstand verheven en treedt in 1684 toe tot de Académie française.
La Fontaine werkt echter niet aan het hof van de koning, zoals andere schrijvers van zijn tijd dat wel doen. Zijn beschermheer is Fouquet, destijds de minister van Financiën, die in conflict komt met Louis XIV. La Fontaine is zo getuige van de intriges en machtsspelletjes in de hogere kringen en verwerkt die indirect in zijn fabels. Hij blaast het genre dus nieuw leven in door er een maatschappijkritische lading aan te geven. Dit sluit perfect aan bij het principe van plaire et instruire: La Fontaine amuseert de mensen met een leuk dierenverhaal, maar houdt hun tegelijkertijd een spiegel voor. 


Jean de La Fontaine par Hyacinthe Rigaud, 1690.


Jean de La Fontaine,

Le Loup et l'Agneau

La raison du plus fort est toujours la meilleure :
Nous l'allons montrer tout à l'heure.


Un Agneau se désaltérait
Dans le courant d'une onde pure.
5 Un loup survient à jeun, qui cherchait aventure,
Et que la faim en ces lieux attirait.
«  Qui te rend si hardi de troubler mon breuvage ?
Dit cet animal plein de rage :
Tu seras châtié de ta témérité
10 - Sire, répond l'Agneau, que Votre Majesté
ne se mette pas en colère ;
Mais plutôt qu'elle considère
Que je me vas désaltérant
Dans le courant,
15 Plus de vint pas au-dessous d'Elle ;
Et que par conséquent, en aucune façon,
je ne puis troubler s aboisson.
- Tu la troubles, reprit cette bête cruelle,
Et je sais que de moi tu médis l'an passé.
20 - Comment l'aurais-je fait si je n'etais pas né ?
Reprit l'Agneau ; je tette encor ma mère
- Si ce n'est toi, c'est donc ton frère.
- Je n'en ai point - C'est donc quelqu'un de stiens
Car vous ne m'épargnez guère,
25 Vous, vos bergers et vos Chiens.
On me l'a dit : il faut que je me venge. »
Là-dessus, au fond des forêts
Le loup l'emorte et puis le mange,
Snas autre forme de procès.

1 De sterkste heeft gelijk, dat werd al vaak bewezen,
En wie het niet gelooft moet deze fabel lezen.


Een lam leste zijn dorst eens aan een bergrivier.
Een wolf met lege maag besprong het arme dier
5 Nog voor het vluchten kon en zich kon gaan verschuilen.
'Wie geeft jou hier het recht mijn water te bevuilen?'
Riep hij met schorre stem. 'Deze brutaliteit
Komt jou zeer duur te staan!'
Het lam zei: 'Majesteit, wees toch niet zo boos.
10 Ik smeek u, Sire, hebt u niet gezien
Dat, als ik drink van de rivier, ik, wel een pas of tien
Verwijderd van de bedding, deze stroom niet kan besmetten?'
'Jij hebt het water vuil gemaakt. Je zou maar beter letten
Ook op die vuile tong van jou! Heb jij verleden jaar
15 Geen kwaad van mij verteld?'
'Maar Sire, nee, dat is niet waar!
Hoe is het mogelijk dat u zoiets van mij kon horen?
Het kàn niet, want verleden jaar was ik niet eens geboren!'
Het lam huilde bij. 'Ik lig nog aan de speen!
20 'Dan was het je broer!'
'Mijn broer? Ik heb er geen!'
'In elk geval familie dan!'barstte de wolf weer los.
De schapen met hun herders en hun honden in het bos,
Ze zitten me steeds achterna. Ja, zelfs tot in mijn hol!
25 Nu komt mijn wraak!
't Heeft lang genoeg gedruud, de maat is vol!'
De wolf verschuerde wreed het lam, de bruut, de onverlaat!
Toen ging hij slapen, wist zich van de prins geen kwaad.

Le Loup et l'Agneau, par Gustave Doré

Lis le texte et choisis les bonnes réponses. 

Relis le texte et réponds aux questions en néerlandais.