Vrij Schrijven

PUNTJE-PUNTJE-PUNTJE

Het onderwerp dat ik ga behandelen, behandel ik omdat ik als huiswerk voor mijn schrijftraining bij het Colofon een poging moest doen een essay te schrijven over een bindmiddel. Nu ken ik veel bindmiddelen, maar volgens mij is er niets dat de mensen zo aan elkaar bindt als het door mij gekozen onderwerp. Daar wil ik vooral niet ingewikkeld over doen. Ik vond het gewoon leuk om te kijken hoe krom ik kon denken en cursief ik kon schrijven over alles wat mij over dit onderwerp in de loop van een maand in 2001 te binnen wilde schieten en onder ogen kwam. Dat het aan het einde van mijn kronkelige betoog tot een soort statement komt, ligt aan een grillige samenloop van omstandigheden. In de periode waarin ik dit stukje schreef, woonde ik een lezing van Berenda Dekkers bij over Emotiemanagement en dat bracht mij op het idee om te eindigen met het rechtbrijen van dat wat ik eerst krom heb geschreven.

Zoals gezegd, volgens mij is er niets dat zo'n bindende kracht heeft als de daad der daden. Misschien dat alleen de dood sterker op ons gemoed werkt, maar veel verschil is er niet. Het moeten natuurlijk weer de Fransen zijn die deze twee emotieverwekkers met elkaar verbinden en met de term la petite mort uitdrukking geven aan de rilling die de liefdesdaad teweegbrengt.

Of het nu een voldoening schenkende bezegeling van een dierbare liefdesrelatie is of het ondergaan van een criminele geweldpleging, mijn onderwerp laat een indruk achter die door weinig andere emoties wordt geëvenaard. Gaat het om de daad die een liefde bezegelt, dan zijn er geen landen te bezeilen, geen papieren te beschrijven en geen beelden te bekneden om uitdrukking te geven aan het gevoel van verrukking dat puntje-puntje-puntje ons bezorgt. Zijn we slachtoffer van de misselijkmakende variant, en zijn we gedwongen geweest om geforceerd te proeven van vruchten die zuur zijn en een wrange nasmaak achterlaten, dan houden we daar levenslang een trauma aan over.

Mijn onderwerp schept een emotionele band, er is geen ontkomen aan.

Het is iets wat je moet doen om te voelen wat het met je doet. Alle goede bedoelingen van voorlichting ten spijt, je kunt je nooit ten volle voorbereiden op de opwinding die je voelt als je toegeeft aan de lustgevoelens die de objecten van je begeerte op je uitoefenen.

Door te stellen 'Puntje-puntje-puntje trekt sterker dan tien paarden', kun je proberen aan te geven hoe krachtig de aantrekkingskracht is die van mijn onderwerp uitgaat. Maar het blijft behelpen. Het werkt wel fijn op de zintuigen: tien van die Belgische paardenkonten naast elkaar ingesnoerd in strenge tuigleren harnassen, dat is het optimale beeld van trekkracht. Als ons onderwerp nog meer aantrekkingskracht op ons uitoefent, dan moet het wel een behoorlijk sterke kracht zijn.

Hoe beschrijf je een onderwerp waar we normaliter met een boog omheen lopen? Een verhaal dat het beestje bij z'n naam noemt heeft als snel de neiging over z'n eigen vettigheid uit te glijden. Als het hout waar we planken van zagen ook maar een klein beetje te dik is, dan moet direct de stofkam van de zelfcensuur er door heen om het geschrevene te schonen.

'Goedemorgen, dames en heren. Welkom op deze aandeelhoudersvergadering. Voor ik met het eerste agendapunt begin wil ik u graag mededelen dat ik mijn vrouw gisterenavond heerlijk van achteren geneukt heb.' Dat valt niet goed. Daar gaat geen aandeel van stijgen. Er rust nog steeds een groot taboe op het praten over ons seksuele gedoe.

Wil je het toch in platte bewoordingen bespreekbaar maken, dan kun je het best te rade bij de club die in 1999 vierde dat ze vijftig jaren hadden gestreden voor seksuele hervormingen. De NVSH is een organisatie die zonder gêne het woord neuken in de mond durft te nemen. Als we het al over neuken hebben, dan alleen over lekker neuken; zo luidde hun conclusie. Lekker neuken, dat is de norm. Maar wat we lekker mogen of moeten vinden, dat is een heel probleem. Dat mag blijken uit de vragen die de jubilerende NVSH nog steeds bereiken. 'Mag ik het mijn partner weigeren als hij me in mijn kont wil neuken?' 'Moet je vier keer achter elkaar een orgasme kunnen krijgen?' 'Is het gemiddelde neukritme één keer per nacht?' 'Mag ik weigeren mijzelf vast te laten binden als mijn echtgenoot met mij vrijt?' Het zijn vragen die er volgens de vijftigjarige club van seksuele vrijdoeners op duiden dat er eerst een norm is en dat we aan de hand daarvan bepalen wat lekker is in ons seksleven. Het maakt ons onzeker als we een eigen mening moeten vormen over al of niet lekker neuken, in wat voor standje, met welke partner of met geen enkele partner. Er is op dit punt nog steeds niet veel hervormd en seksualiteit wordt in de werkelijkheid van alledag nog steeds als bedreigend ervaren. Alleen de grap erover geeft lucht aan het taboe.

Binnen het taboe vallen ook alle synoniemen die we gebruiken voor het hebben van seksuele gemeenschap. In het Bargoenswoordenboek van 1972 stond achter neuken onder meer Naast naaien het meest gebruikelijke - en door het taboe als grof bestempelde en vermeden - woord. We moesten wachten tot het Erotische Woordenboek en het Hengstenbal van Koot en Bie voor we een mooie bloemlezing voorgeschoteld kregen van namen voor de oudste daad ter wereld: beminnen, de liefde bedrijven, kieren, stangen smeren, roompotje roeren, palen laaien; de een nog mooier dan de ander. Maar dames en heren laten we mekaar geen Prins van Oranje noemen, als iemand zegt dat hij of zij je wil beminnen, reken er maar op dat deze persoon met je van bil wil gaan.

Niet zeggen waar het precies op staat heeft nog meer leuke kanten, het leidt ons in de armen van de metafoor. Het taboe brengt ook in dat geval weer hele mooie dingen voort. Als de dichteres Marjoleine de Vos zo geil is als margarine (het woordje boter zou deze tekst weer te vet maken), dan sublimeert zij dat in prachtige taal en verrijkt zij de wereld met het gedicht Kooklust in de bundel Zeehond graag.

Met gretige borsten staat begeerte aan het aanrecht

zoent het zaad uit tomaten, kijkt naar het zwellen

van beslag onder vochtige doek. Haar hand liefkoost

de haas van een jonge stier, zijn zoekende tong

is gemaakt voor de hare, verzaligd streelt ze

zijn ballen de pan in. Hartstocht

is een keukenprinses met aanraakbare huid,

donzig als deeg, geurig als boter, een weerloze

van bot bevrijde eend die naakt wil zijn

als een olijf in olie, een perzik op sap.

Ze wil zich ontleden op het hakblok, betast worden

door gulzige vingers en gloeiend verslonden.

Een vis zijn, zwemmend in roomsaus

gewiegd, gekend, begeerd, genoten.

De kunst die geen metaforen nodig heeft om tot een prachtige uitdrukking van erotische gevoelens te komen, is de schilderkunst. En dan de schilderkunst van Picasso in het bijzonder. Als geen ander is hij er in geslaagd het hele erotische spectrum te bestrijken; van schroomvallige verkenningen van het vrouwelijke tot pure wellust, en van liefdevolle tederheid tot ongeremde geilheid. In elke periode laat hij zijn erotische werkelijkheid en fantasie in elkaar overlopen. Zonder ook maar naar de pornografie te knipogen, verbeelde hij zijn hele leven het liefdesspel met alle middelen die hem ten dienste stonden. Eerst deed hij er trouw verslag van en toen zijn drift doofde, legde hij zich toe op het uiting geven aan zijn verlangens. In zijn erotische werk geeft Picasso zijn persoonlijke visie op seksualiteit weer. Je kunt het zien als een uiting daarvan, als een bezwering van de sterfelijkheid.

We zijn de schaamte voorbij om dit deel van Picasso's werk te rangschikken als de afspiegeling van zijn zwarte kant, van iets dat verboden is. Ik moest me verlaten op het verslag van een journalist om te zien wat de overzichtstentoonstelling van zijn erotische werk in museum Jeu de Paume in Parijs met ons doet. Mijn kijkschrijver zag daar een museum met 300 kunstwerken vol levenslust en een ongebreidelde nieuwsgierigheid naar het vrouwelijke. Hij liep door openbare ruimtes waarin gezoend, gevoosd, gevreeën, gestreeld, omarmd, omhelst, gelikt, gezogen, gepakt, gekneed, gevingerd en gerukt, besprongen en bestegen wordt dat het een lieve lust is. Met hem deelden duizenden bezoekers iets dat heel intiem is; het beleven van anderpersoons seksualiteit.

Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik voel me bij het aanschouwen van expliciet seksuele handelingen altijd heel ongemakkelijk als er mensen bij zijn waar ik geen seks mee wil hebben. Komt er een dochter binnen, dan zap je toch snel door naar Nova. Hoe zou het in die zalen van Jeu de Paume zijn gegaan? Loop je daar rond als een mij-raakt-dit-niet kunstkenner of voel je je opgenomen in soort openlijk en collectief beleden voyeurisme. Hoe kijk je in de koffiekamer van het museum - na zoveel intimiteit onder gaan te hebben - over de rand van je café au lait naar je wildvreemde buurvrouw. Als ik er in slaag een pornofilm tot het einde uit te zitten, dan betrap ik mezelf er altijd op dat ik hogelijk verbaasd ben wanneer de omroepster van Veronica of van SBS 4 t/m 8 - bij Hennie Stoel heb ik dat niet zo sterk - haar handen niet naar de rand van haar truitje brengt om het met een geroutineerd gebaar over haar hoofd uit te trekken en onbekommerd in haar ongetwijfeld doorzichtige ondergoed de rest van het avondprogramma aan gaat kondigen.

Dat er toch een beetje raar wordt gekeken naar openlijke uitingen over seksualiteit, mag ook blijken uit het feit dat mijn volwassen dochter, die anders altijd mijn stukjes voor het Colofon doorleest, en er meestal veel fouten uithaalt, nu met geen tien paardenkrachten te bewegen was om dit stukje te lezen. Maar dit terzijde, terug naar de puntjes van mij aandacht.

De tegenhanger van de kunst is de wetenschap en het is heel leuk om te zien wat je in zo'n schrijfperiode zoal uit deze hoek over de daad onder ogen krijgt.

 In Amerika overleed William H. Masters op 85-jarige leeftijd aan de ziekte Parkinson. In het puriteinse Amerika kon hij in 1957 met zijn onderzoek naar Human Sexual Response een leerstoel aan een vermaarde universiteit beklimmen. Samen met Virginia - what's in a name - Johnson richtte hij het legendarische instituut Masters&Johnson op. In grafieken en tabellen werden alle mogelijke veranderingen in kaart gebracht die tijdens het bedrijven van de liefde aan het menselijk lichaam zijn te bespeuren. Hoe nat, hoe hard, hoe snel, hoe heet, hoe vaak, hoe hoog, hoe laag, met hoeveel en wie alleen; alle variabelen werden door deze dorstige zoekers naar seksuele kennis vastgelegd. Je moet er toch niet aan denken dat het je werk is om 's morgens voor de koffie al de mate van opwinding bij een copulerend koppel in droge cijfers vast te leggen.

Dat Virginia al aan het begin van hun onderzoekingen de echtgenote van William werd (als je je tijdens het bedrijven van de liefde door hem liet bestuderen mocht je Bill zeggen) bewijst maar eens dat zien eten, doet eten. Dat ook het omgekeerde het geval kan zijn, mogen we aflezen uit het feit dat het huwelijk een jaar na het beëindigen van hun onderzoeken, in 1992, ontbonden werd.

Een heel ander wetenschappelijk onderzoek komt uit de koker van evolutiepsycholoog Geoffrey Miller. Hij kwam in het voetspoor van Darwin tot de ontdekking dat wij het grootste deel van onze hersenen alleen maar gebruiken om indruk te maken op de partner waarmee we tot een paringsdaad willen komen. Darwin had geponeerd dat aan alle evolutie nuttige behoeftes ten grondslag liggen, maar deze romantische onderzoeker had de veren van de pauw over het hoofd gezien. Miller bedacht dat als er zoveel energie in het pronken met je eigen veren wordt gestoken, dit baltsen toch wel een heel significant aspect van het leven moet zijn. Hij ontdekte dat het bij de mens niet veel anders is. Voor het domme leven dat wij leiden hebben wij al die hersenen helemaal niet nodig. Die gebruiken wij veel liever om zoveel mogelijk onze geestelijke geurvlag te verspreiden. We doen wel belangrijk over macht en economie, maar in feite zijn wij gewoon zoogdieren die altijd bezig zijn zich optimaal voort te planten.

Maar daar wil ik niet te lang bij stil staan. De wetenschap is iets waar ik me persoonlijk niet zo toe aangetrokken voel. Liever dan een dissertatie over de paringsrituelen van de mens als zoogdier, lees ik een verhaal over hoe belangrijk teksten voor Jenny Arean zijn. 'Teksten moeten bij mij horen: associatief, gevoelsmatig of rechtstreeks. Waar zit het, waar voel ik de emotie in mijn lijf? Hoeveel geef ik van mezelf? Ik moet durven, durven, durven! Met volle kracht. Neuken doe je ook niet een beetje, je neukt of je neukt niet.'

Schrijven en het doen, die verbinding; misschien komt het daar wel allemaal op neer. Door te schrijven de emotie van het beleven. Schrijven superieur aan seks. Willem van Toorn schrijft poëzie Tegen de tijd. Overleden vrienden komen in deze bundel weer tot leven. 'In een gedicht kan dat, omdat het te máken is' zegt hij in een interview waarin hij stelt dat dichten het enige is wat helpt. Hij reikt ons ook in zake de daad de helpende hand als hij zegt 'Als je de hele dag bij iemand in bed zou kunnen liggen, hoef je geen gedichten te schrijven'. Misschien schuilt hierin mijn fascinatie om over dit onderwerp te schrijven. Schrijven als substituut voor seks. Je moet toch wat. Schrijven erotiseert. Of andersom, want hier komt onverbiddelijk de wet van het ei om de hoek kijken: volgt de ganzenveer de verlokkingen van de roede of schiet het zaad zijn doel tegemoet nadat de pen zijn vrucht heeft afgeworpen. Hier zal de geest het denk ik toch afleggen tegen de loop van de natuur. Oom Harry hoefde zich in zijn hoogtijdagen maar van zijn Stenen Bruidsbed te verheffen om in Americain de bloempjes van het Leidsche bosje te kunnen plukken, terwijl hij nu blij mag zijn als hij na honderdduizenden Siegfrieds één keer aan zijn gerief kan komen.

Hoe langer ik doorga, hoe meer woorden, gedachten en beelden de kop opsteken die seks en schrijven met elkaar verbinden. Nilgün Yerli - zij was eerst een Turkse Troel, toen Turkish Delight en maakt nu als Troetelturk cabaret en columns - maait zelfs het gras voor mijn stukje weg als ze in Het Parool antwoordt dat ze het woord neuken zo erg vindt dat ze het niet kan uitspreken of opschrijven; in haar boek schrijft ze er puntje-puntje-puntje voor in de plaats. Daar gaat mijn kans om met mijn punt de koppen van de literaire kritiek te halen, terwijl ik mijn puntjes echt helemaal zelf had bedacht.

Ik moet er dus een einde aan maken, want het gaat maar door. Wat te denken van de soldaten in Ermelo, die hebben het over Lekker, bam! bam! op de oefenbaan en in de rioolbuizen. Daar is een heel peloton voor geschorst. Remco Campert schreef daar als CA over Op een legerplaats mag je wel oefenen in het doodschieten, maar niet in het voortbrengen van mensen.

De onderwerpen over mijn onderwerp blijven zich aandienen. Ik moet echt ophouden en ga dit stuk besluiten door recht te praten wat ik hiervoor allemaal krom geschreven heb: hoe je het ook went of keert, neuken is neuken. De emotie die vrij komt door de daad, verbindt mensen met elkaar. Gaan met die banaan. Recht op je doel af. Gebruik de daad van de liefde om emoties los te maken en neem alle consequenties voor lief die daar mogelijkerwijs uit voortkomen.

Gewoon zeggen waar het op staat. Een pik is een pik en een kut is een kut. Je kunt deze door god geschonken instrumenten gebruiken om vastgelopen patronen open te breken. De pik, mocht hij je eens fier de weg wijzen; het is de ramei die je helpt door de lagen heen te breken waar je jezelf achter hebt verstopt. Aan de andere kant heeft de vagina ook zo zijn verlokkende vaardigheden. Zet de vulva open als een val om gereedschap te vangen waarmee je de schillen kunt slechten die je met je goede gedrag om je gevoel hebt gelegd.

Ik kan het toch niet laten en wil graag nog even een stukje uit Ceders in de sneeuw van David Guterson aanhalen. Hij was niet klaargekomen, hij was alles bij elkaar nog geen drie seconden in haar geweest, en in die tijd had zij begrepen dat zij niet meer van hem hield, terwijl hij juist meer dan ooit van haar was gaan houden. Was dat niet het meest eigenaardige van alles? Dat hij haar de middelen had verschaft om de waarheid te leren kennen, door bij haar naar binnen te gaan! Hij had weer bij haar naar binnen willen gaan en hij had gewild dat zij hem dat zou vragen, maar de volgende dag was zij weggegaan.

Daar gaat het om, puntje-puntje-puntje gebruiken om tot het punt te komen waar het omdraait: de kern van je eigen ik ontbloten van alle onzin die je in het streven naar het beste fatsoen om je heen hebt verzameld. Je kunt de energie die vrij komt als het onderlijf pulseert en prikkelt ongebruikt laten, maar je kunt deze krachten ook aanwenden om in je nakende nakie een avontuur aan te gaan. En als het avontuur voorbij is, snel weer je wolletje aan en diep onder de wol wachten op de volgende signalen uit het onderbuikse.

Leo Bogers

Amsterdam, maandag 19 maart 2001