Sainte Euphémie
Toneelspel
Jacob Dekker
Toneelspel
Jacob Dekker
Sainte Euphémie
18-08-2015 – 21-08-2015
Euphémie moedigt de martelaren aan, maar dan staat ze zelf voor de beul en gaat ze het heel anders zien. Ze groeit in haar rol en is zelfs heel even in staat de wilde dieren die haar moeten verscheuren tot redelijke wezens te maken.
Sainte Euphémie
vrij naar De Gouden legende, of De levens van de heiligen van Christus' kerk door Jacob van Vorage
toneelspel
Jacob Dekker 2015
personen:
Euphémie
Priscus, de proconsul
Appelius, zijn geheimschrijver
Sosthenius, beambte van het gerecht
twee gladiatoren, Gajus en Bassus
drie wilde beesten: Leo, een leeuw
Weer, een wolf
Kroko, een krokodil
de engel genaamd Roscoe
Twee martelaren: Celestus
Cabrinus
Het toneel is in Calcedonië, in het jaar des Heeren 280, tijdens de regering van de goede keizer Diocletianus
1e scène
Euphémie, Priscus, Appelius, Celestus, Cabrinus
Celestus Wij zijn aleens gezind en wel getroost te sterven!
Cabrinus Maar wij wensen onze keizer geen kwaad.
Appelius Hij is onze goede keizer Diocletianus, hij is een offer waard.
Celestus Ontsla ons van die plicht, toe, knijpt u een oogje dicht.
Cabrinus Doe het voor ons, doe eens iets voor het volk.
Priscus De proconsul beledigen is de keizer beledigen, ellendige plebejers.
Appelius Wie denk je wel dat je voor je hebt?
Celestus Onze keizer, in eigen persoon.
Cabrinus Met wie wij gemeenlijk omgaan, hij is immers onze tribuun.
Celestus Zal hij van ons verlangen dat wij voor een mens offeren?
Cabrinus We hebben gezworen dat we dat niet zouden doen.
Celestus Niet voor een sterfelijk mens.
Cabrinus Alleen voor de onsterfelijke Schepper van de wereld.
Priscus Dan zetten jullie de zaak op scherp.
Celestus Of u, het is maar hoe je het bekijkt.
Priscus Maar wij hebben het hier voor het zeggen.
Cabrinus Onze keizer is onze tribuun, niet meer en niet minder.
Priscus Daarmee is hij nog geen Christen.
Appelius Kom tot jezelf.
Priscus Red jezelf.
Appelius Breng een offer.
Celestus U hebt het beste met ons voor, heren.
Cabrinus Wij danken u nederig.
Priscus Dat is beter.
Appelius Hier is de beker, en sprenkel wat van de wijn aan de voeten van het beeld van onze goede keizer, het is zijn nederige wens.
Celestus Ik vrees de beul; ik kan zijn gezicht niet zien, en hij doet me toch pijn.
Cabrinus Ik vrees het vuur, dat is zo vreselijk heet, en daar speelt de beul de hele tijd mee.
Celestus Wat moeten we doen?
Cabrinus God sta ons bij.
Euphémie Twijfel niet, God is er!
Ga voort, op naar het schavot en delg er je schuld.
Ga voort naar het eeuwige leven.
Wees standvastig en hou je aan je belofte!
Celestus Euphémie, verheven vrouwe, bent u het …
Cabrinus Heb erbarmen.
Euphémie Dat heb ik, en daarom moedig ik jullie aan.
Ik volg spoedig, geef mij het goede voorbeeld.
Nog even, en wij zingen samen in het Hemelse koor.
Celestus Belooft u dat?
Cabrinus Een edele vrouwe, die met ons meegaat, wat heerlijk!
Euphémie Wat we zeggen dat doen we ook, daarvoor zijn we Christenen!
Celestus We gaan! Op naar het schavot, nu lach ik om de beul.
Cabrinus Ik ga mee, hoor, verheven vrouwe, wees onze getuige!
Euphémie Vooruit, vat moed, het is zo gedaan!
Priscus Voer dat tuig af.
Appelius Er staat een al potje voor ze op het vuur.
2e scène
Priscus, Appelius, Euphémie
Priscus Maak dat je wegkomt, Euphémie, dit is niets voor een meisje van jouw stand.
Euphémie Het lage volk sterft zoals het Romeinen betaamt, ziet u dat dan niet.
Priscus Ze sterven zoals het slaven betaamt, door de hand van hun meester.
Euphémie Ze smeken de beul om de slag en keren hem hun hals toe.
Appelius Ik zeg u, heer Priscus, die openbare executies werken aanstekelijk, vooral op vrouwen.
Priscus Ach, het zijn maar vrouwen.
Euphémie Ik vind het een prachtig schouwspel, het is beter dan de gladiatoren gevechten, en ik kom hier om de martelaren aan te moedigen zoals ik dat voorheen deed in het circus.
Priscus Ik ben blij dat je je vermaakt, Euphémie, maar het gerecht behoort af te schrikken en het is geen circus voorstelling.
Euphémie Het is heerlijk mensen te zien die sterven voor hun plezier.
Priscus Ik maak het zo onplezierig mogelijk zodat ze die streken wel zullen afleren.
Euphémie U bereikt er weinig mee.
Priscus Je hebt ze niet horen gillen?
Euphémie Van vreugde en verlangen dit aardse vlees te kastijden.
Priscus Je hebt hun ouders, hun broers en zusters, hun vrienden zien wenen?
Euphémie Omdat ze zelf de moed niet hebben de martelingen te ondergaan.
Priscus Je hebt ze niet horen smeken om het zwaard?
Euphémie Omdat de martelaren slechts kunnen sterven door het zwaard.
Priscus Het zwaard is voor edelen, het kruis is voor slaven.
Euphémie U zegt het.
Appelius Het is inderdaad zo dat de beulen moe worden van het vierendelen, opkoken in de pappelorum, verbranden en verwurgen, want ze bereiken er niets mee, totdat het zwaard valt.
Priscus We zullen dat christentuig een dienst bewijzen door ze als edelen genadig terecht te stellen?
Appelius Ik vraag me ook af waar dat heen moet.
Euphémie Het martelaarschap is verheven tot het hogere goed, en de vervolging is niet de manier om het lagere volk eronder te houden.
Priscus De slaven ondermijnen het gezag met hun onderworpenheid aan een andere heer dan die ze heeft gekocht en onderhoudt.
Euphémie De eigenaren moeten zich deze heer toe-eigenen en het martelaarschap tot hun exclusieve voorrecht verheffen.
Appelius Het is ongehoord wat zij zegt!
Priscus Moet ik dan edelen terechtstellen?
Euphémie Als zij christenen zijn.
Priscus De edelen zijn geen christenen.
Euphémie Zij zullen het worden.
Priscus Ze kijken wel uit, want ze kunnen er niets mee verdienen, behalve een smadelijke dood.
Euphémie Ze verdienen er de hemel mee.
Appelius Alsof de Romeinse overheid dient om misdadigers te belonen.
Priscus Waarom doden de christenen zichzelf niet?
Appelius Ja, dat bespaart ons een hoop werk.
Euphémie Zij verlangen ernaar het aardse bestaan te offeren voor dat van hun ziel, met hun marteldood bewijzen ze dat.
Appelius Aan wie, als ik vragen mag.
Euphémie Aan de Here Jezus Christus.
Appelius Die moest toch beter weten dan zoiets van een mens te vragen?
Priscus Arme mensen bovendien, die toch al niets hebben.
Euphémie Ze hebben hun ziel, al het andere is ze slechts tot last.
Priscus Mijn rijkdom, mijn afkomst, mijn loopbaan, een last?
Euphémie Die u afhoudt van het hoogste.
Appelius Euphémie, met alle respect, hoe kom jij hierbij?
Je bent van senatoriale afkomst.
Je stamboom reikt tot in de beginjaren van de Republiek.
Je bent onmetelijk rijk.
Je verplaatst je in een gouden koets getrokken door zes paarden.
Je draagt de fijnste kleren.
Je eet de meest uitgelezen spijzen.
Euphémie Ik ben een edele, dus waarom stuurt u plebejers naar de hemel – en mij niet?
Priscus Je gaat me toch niet vertellen dat jij je hebt bekeerd?
Appelius Ik zag het aankomen. Het gevaar fascineert ze.
Priscus Het is pure afgunst, Euphémie, je hebt alles en nu wil je ook nog een ziel.
Euphémie Die heb ik al, en die wil ik niet verliezen.
Priscus De ziel van een Romeinse edelvrouw?
Euphémie Die is het.
Priscus Die is beter dan die van een plebejer?
Euphémie Jazeker, want ik geef er heel Rome voor.
Priscus Op grond van deze verklaring kan ik je niet veroordelen, Euphémie, want hiermee bewijs je Rome de hoogste eer.
Euphémie Maar ik veracht Rome.
Priscus Je geeft Rome voor het hoogste alleen, een grotere eer kun je Rome niet bewijzen.
Euphémie U beledigt mij.
Appelius De edelen kunnen geen martelaren zijn, Euphémie, het is een contradictio in terminis.
Priscus Stel dat we de edelen in de kokende olie gooien, wat moeten we dan nog met de plebejers doen?
Appelius Moeten we die soms Rome geven?
Euphémie Ze hebben Rome al.
Priscus Allicht, als jij het versmaadt.
Euphémie Ik krijg het terug door het te versmaden.
Priscus Je beledigt onze goede keizer Diocletianus.
Euphémie Ik dien hem, hij, de vernieuwer en Rome, die mij de weg heeft gewezen door de vervolgingen te ontketenen.
Appelius Als de slaven de betere God dienen is Rome niet meer van deze tijd.
Euphémie Rome is de stad van God, en de martelaren zijn haar eerste burgers.
Priscus En als ik jou laat terechtstellen dan ben jij een van de eerste burgers.
Euphémie Dan blijf ik wat ik was.
Appelius Ach, arm Rome, wie zal zich je nog gedenken?
Euphémie Men zal zich Rome nog gedenken omdat zij Christus heeft gekruisigd.
Appelius Dat waren toch de Joden?
Euphémie De Joden deden aan stenigen, kruisigen is voor de Romeinse slaven, het zwaard is voor de martelaren.
Appelius Je zou haast denken dat de beschaving voortschrijdt.
Euphémie Rome neemt het over, want zij staat voor de eeuwigdurende vervolging, hier ben ik, ik geloof, vervolg mij.
Priscus Is het nog niet genoeg? Hoeveel mannen en vrouwen, hoeveel productieve slaven, hoeveel kapitaal hebben we vernietigd door de vervolgingen?
Nu moet we ook de hoop van de natie, onze lieve dochter eraan geloven?
Appelius Hier zit iets achter.
Priscus Zeg op, wat zit hier achter?
Euphémie Ik zal de laatste der martelaren zijn, dan komt er een einde aan deze zinloze vernietiging.
Appelius De keizer beveelt het!
Priscus Hoe kan het dan zinloos zijn?
Euphémie Het is een vingerwijzing Gods, en het wijst mij aan.
Priscus Deze hoogmoed, Euphémie, ontslaat je van rechts vervolging.
Euphémie Maar ik ben schuldig!
Priscus Je hebt getoond dat je de eerste burger van Rome bent.
Appelius Ik zou maar maken dat ik wegkwam, Euphémie, voordat hij zich bedenkt.
Euphémie Ik wil sterven door het zwaard!
Priscus Ga weg! Ga weg.
Appelius Toe, Euphémie, ga nou maar weg.
Euphémie Dit neem ik niet. Ik eis te worden veroordeeld. Werp mij in de kerker.
Priscus Werp haar in de kerker, dan zie ik haar tenminste niet meer.
Euphémie Ik dank u, heer, God zal het u lonen.
Priscus Als de keizer mijn salaris op tijd betaalt, ben ik dik tevreden.
Appelius Welke kerker, meneer?
Priscus Die half onder water staat, die geen licht en geen ventilatie heeft.
Appelius Dat kunt u niet menen!
Euphémie Het is meer dan ik verdien. Ik dank u, ik dank u.
Priscus Zie je wel, ze zijn door het dolle heen.
3e scène
Priscus, Euphémie
Priscus Euphémie, wat doe je me aan?
Euphémie Priscus, waarom laat u mij wachten?
Priscus Het wachten val je zwaar?
Euphémie U houdt mij af van het hoogste goed.
Priscus De eeuwigheid kan niet wachten?
Euphémie Mijn verlangen verteert me.
Priscus Ach, dat moet heerlijk zijn.
Euphémie Het brandt, het brandt, het brandt.
Priscus Je zult ervan leren genieten, Euphémie.
Euphémie De martelaren gaan dagelijks in grote groepen naar de beul en keren niet terug, elke dag komen er nieuwe veroordeelden langs, en ik roep hen toe: 'Gaat gaat heen, weest weest sterk, nog even en u zult bij onze Heere zijn in zaligheid, hoog verheven!'
Priscus Zo typisch Romeins, nergens genoegen mee te nemen, behalve met het hoogste, het beste, het heerlijkste.
Euphémie Het is niet aan u het te veranderen.
Priscus Jij weet niet wat je verlangt.
Euphémie Het gezelschap van de Heere Jezus Christus.
Priscus Hij is gestorven, en toen is Hij nog eens gezien, maar weggevlogen – zegt men – en dat was het.
Euphémie Ik voel Hem in mijn ziel.
Priscus Jij verbindt je aan hem, maar Hij nog niet aan jou.
Euphémie Ik heb het geloof, zuiver en heerlijk.
Priscus Geniet ervan zolang het duurt.
Euphémie Niet in deze eindige wereld.
Priscus Deze wereld te verachten is de Schepping verachten.
Euphémie De Schepping is aan de zonde vervallen.
Priscus Geniet dan van de zonde.
Euphémie Niet zonder Hem.
Priscus Hij is niet hier.
Euphémie Waar twee zijn is Hij, als derde.
Priscus Zo, interessant, Hij vrijt mee, want ik heb gehoord dat Hij liefde is.
Euphémie Geheel en al liefde.
Priscus Daarom laat Hij Zijn gelovigen alleen naar de beul gaan?
Euphémie Zoals Hij Zelf alleen naar de beul is gegaan.
Priscus Eén keer is niet genoeg, iedereen moet het Hem nadoen?
Euphémie Hij vervolgt ons niet, dat doet Rome, en het is aan mij Rome te veranderen.
Priscus Ik heb het paradijs gezien in mijn dromen, Euphémie, en ik wil er wel naartoe, maar moet ik daarvoor eerst sterven?
Euphémie Het is aan gene zijde.
Priscus De ziel is aan het lichaam gebonden, het is een zalige verbintenis. Stel je voor die spanning te verliezen, dat is toch slechts een half bestaan.
Euphémie U hebt erover nagedacht.
Priscus Uit de mond van iemand die dat niet heeft gedaan is dat geen compliment.
Euphémie Ik weet, en daar ga ik op aan.
Priscus Het paradijs is het heimwee naar de weidegrond, waar ik in eindige tijd tijdens mijn leven een oneindige afstand af moet leggen in de korte droom dat ik het droom, op de weidegrond waar ik speel met een paar wilde dieren in de lange, lange schemering die heerst in deze gematigde zone …
Euphémie De ziel strijdt in haar gevangenschap, en slijt het hart tot het breekt.
Priscus Mooi gesproken, Euphémie, want dat betekent het om mens te zijn, en dat een tijdje te blijven.
Euphémie De eindige tijd is uw leven, de oneindige afstand is de hemelse zaligheid.
Priscus En dat zegt een kind?
Euphémie Ik ben een kind, maar ik weet genoeg.
Priscus Ook een kind weet dat dat niet zo is.
Euphémie Ik ga niet meer van gedachten veranderen.
Priscus Dat ga je wel.
Euphémie U komt mij daarvan overtuigen?
Priscus Dit cachot bevalt je?
Euphémie Ik wil het slechts verlaten om naar de hemel te gaan.
Priscus De gezonde, wel doorvoede, jonge vrouw, recht van lijf en leden door een walgelijke beul verrot te laten slaan, alleen maar omdat zij een vage voorstelling heeft van een zegenrijk bestaan dat zij slechts heeft van horen zeggen, is een zonde tegen welke God dan ook.
Euphémie Het is een zegen.
Priscus Het is hartverscheurend.
Euphémie U doet het de hele dag.
Priscus Omdat ik me verre hou van de slachtoffers en nooit naar de terechtstellingen kijk, maar jij hebt me ertoe gedwongen.
Euphémie Dat werd dan tijd.
Priscus Het gerecht richt zonder aanzien des persoons, op redelijke gronden.
Euphémie De vervolging is redelijk?
Priscus Het is niet aan mij de bevelen van onze goede keizer ter discussie te stellen.
Euphémie Toch spaart u mij, terwijl de keizer mijn dood wil.
Priscus De keizer is niet hier, en al sta ik hier voor hem, ik spaar je.
Euphémie Waarom, waarvoor?
Priscus Ja, wat denk je, Euphémie, ik leg mijn ziel aan je bloot, want ik heb je lief.
Euphémie Ik weet niet wat ik hoor!
Priscus Ik val je te voet, Euphémie, verlaat deze gevangenis aan mijn hand, dan offeren wij voor de goden van het huwelijk en de vruchtbaarheid, het gezin en een lang leven.
Euphémie Ik heb andere plannen.
Priscus Maak mij niet schuldig aan jouw bloed.
Euphémie Onze goede keizer is verantwoordelijk.
Priscus Alles wat groot is aan Rome: macht, schoonheid, afstamming en verstand, dat ben jij, mijn Euphémie, het is niet aan mij of aan de keizer het te vernietigen.
Euphémie U redt Rome door mij terecht te stellen, als eerste van de edelen en zodoende als het sluitstuk van het martelaarschap.
Priscus Laat een ander dat doen!
Euphémie Ik heb de roep gehoord en zal haar volgen.
Priscus Zolang de hand van de beul mij gehoorzaamt komt er niets van in.
Euphémie Dat is dan liefde, afgedwongen door de beul?
Priscus Het is wanhoop! Hoe kan ik je redden, Euphémie?
Euphémie U bent het werktuig van mijn redding, onderwerp u aan Zijn wil, Hij die onze goede keizer heeft aangezet tot zijn wangedrag.
Priscus De logica ontgaat me.
Euphémie Het is geopenbaarde waarheid.
Priscus Wat is dan het paradijs?
Euphémie Daar waar Hij is.
Priscus Hij is hier, als derde, dus heb mij lief en stel Hem tevreden.
Euphémie U komt in wanhoop en verdriet omtrent uw lust tot mij, en ik smeek de engelen mij bij te staan.
Priscus Het leven der toekomende eeuwen is niet voor je afgesloten als je veel liefhebt, integendeel, er zal je veel worden vergeven.
Euphémie U kent de Goede Boodschap.
Priscus Net zo goed als jij, misschien wel beter want er verschijnen dagelijks christenen voor mijn rechterstoel en ze praten nergens anders over.
Euphémie Uw bekering is aanstaande.
Priscus Jouw redding evenzeer.
Euphémie U blijft van mij af, meneer.
Priscus Ik ben een man, onderwerp je aan mij.
Euphémie Ik ontraad het u.
Priscus Genoeg gepraat, ik ben zelfs redelijk geweest, nu grijp ik je.
Priscus probeert zich aan Euphémie te vergrijpen, maar ze is sterker dan hij en ze geeft hem een geducht pak slaag.
Priscus Je maakt je schuldig aan je eigen veroordeling, Euphémie, want je hebt je vergrepen aan de vertegenwoordiger van onze goede keizer, en daarmee aan hemzelf.
Euphémie Het was me een waar genoegen.
Priscus Mijn hand … wat is er met mijn hand? Keert zich mijn eigen hand nu tegen mij?
Euphémie Dat sta ik niet toe.
Priscus Verkrampt, mijn hand … Dit kan niet, dit bestaat niet.
Euphémie U denkt dat de Heer der Heerscharen Zijn heiligen niet kan beschermen?
Priscus Je kunt er anders zelf ook wat van!
Euphémie Ik ben een edele Romeinse, bezield van trots en sterk van lichaam en geest.
Priscus Dat heb ik aldoor al beweerd.
Euphémie Ik heb het niet ontkend.
Priscus Ik zal je martelen, ik zal je vernietigen, ik zal je vertrappen.
Euphémie Ik verheug me erop, meneer.
Priscus We beginnen met eenzame opsluiting.
4e scène
Euphémie, Appelius
Appelius Pst, Euphémie, ben jij daar?
Euphémie Als ik wist waar ik was.
Appelius De kerker van meneer de proconsul.
Euphémie Haal me hieruit, ik smeek het u.
Appelius Ik heb de sleutel.
Euphémie Het is zo koud, en zo nat, ik heb geen droge draad meer aan mijn lijf, en dan dat geschreeuw hier, de lawaai de hele tijd, en ik weet niet meer wat dag is en wat nacht.
Appelius Dat het zo erg was, dat wist je niet, hè.
Euphémie Nee, wie bedenkt er zoiets?
Appelius Anders is het toch geen straf, meisje, als we er hier een paleisje gaan maken.
Euphémie Dit is de hel. Ik ben in de hel. Wat heb ik gedaan?
Appelius Ik kan je weer naar het paradijs brengen, Euphémie, waar je vandaan komt.
Euphémie Ben ik er dan al eens geweest?
Appelius Je huis, met je liefhebbende ouders, elke dag warm eten en 's avonds een verhaaltje voor het slapen gaan.
Euphémie Dat herinner ik me wel.
Appelius Het zijn de Elyseese velden, waar wij allen eens waren en in onze dromen steeds weer naar terugkeren.
Euphémie Oh, ik wil zo graag terug, haal me hieruit.
Appelius Dit is lastiger dan ik dacht.
Euphémie Open de deur, meneer, haast u, want ik hou het niet meer uit.
Appelius Het slot zit vast, ik krijg het niet open.
Euphémie De deur gaapte anders wijd als de poort van de hel om mij op te slokken.
Appelius Maar nu houdt hij zijn kaken stijf op elkaar.
Euphémie Oh, ik ben ertussen vermalen als een olijfje tussen de molenstenen, ik, offer van de willekeur van het gerecht.
Appelius Je vroeg er anders zelf om, je verheugde je erop.
Euphémie Ik rekende op hulp van boven.
Appelius Je zult het met mij moeten doen.
Euphémie Open de deur! Open de deur!
Appelius Er is geen slot dat ik niet open krijg, wat is hier in vredesnaam aan de hand?
Euphémie Grijp een bijl, hak de deur neer!
Appelius Dat is tegen de ethiek van de vakman inbreker.
Euphémie Je helpt een uitbreker, dat is anders.
Appelius Je hebt een punt.
Euphémie Hakken, vooruit, hakken!
Appelius Achteruit, want ik ken mijn eigen kracht niet.
Euphémie Ach, ik hoor de deur reeds kraken onder de eerste slag.
Appelius Dat was niet de deur, dat was de steel van mijn bijl. Er is geen splintertje van de deur af.
Euphémie Neem een andere bijl.
Appelius Ik denk dat we hier te maken hebben met een onverklaarbaar fenomeen dat we niet kunnen begrijpen.
Euphémie Een deur in rammen, hoe moeilijk kan het zijn?
Appelius Je zult geduld moeten oefenen, Euphémie, want ik kan je er niet uitkrijgen.
Euphémie Oh, wat vreselijk, ik ga hier sterven, ik voel het.
Appelius Maar, Euphémie, dat wilde je toch?
Euphémie Ik weet niet wat ik wil, ik herinner me niets meer. Alles draait om me heen, ik hoor en zie niets en ik waai als een regenwolk weg met de wind, ik regen leeg en vloei weg in droefenis, want alles is tranen.
Appelius Je hebt het niet lang volgehouden, Euphémie, en het lijkt erop dat je van hogerhand een handje wordt geholpen.
Euphémie Ik heb er niet om gevraagd.
Appelius Je moet blij zijn met wat je krijgt.
Euphémie Dat ben ik niet, niet hiermee, zo wil ik het geloof niet.
Appelius Het geloof wil jou, en daarom ben je verloren.
Ach, wat is dat toch zonde.
Euphémie Het is doodeng.
Appelius Dat is het zeker, zeer zeker, en daarom ga ik er maar eens vandoor.
Euphémie Gaat u niet weg, blijft u bij me, praat met me, dan is het minder erg.
Appelius Ja, maar, wat heb ik daaraan?
Euphémie Ik geef u alles wat ik heb, ik doe alles wat u wilt.
Appelius Je goederen zijn verbeurd verklaard, en ik kan je moeilijk bezitten door het sleutelgat heen. Het wordt wel gedaan, maar het is niks voor mij.
Euphémie Mij bezitten?
Appelius Ja, zo noem je dat nu eenmaal, beetje vreemde uitdrukking eigenlijk, en ik dacht, dat je er wel rijp voor zou zijn.
Euphémie Dat ben ik.
Appelius Ik wist het, die grote bek van je, die onpersoonlijke logica, ik wist het, het zat gewoon niet diep.
Euphémie Ik zal het niet meer doen.
Appelius Ik heb het met mijn eigen ogen gezien, hoewel ik het niet geloof, dat de deuren van de gevangenis vanzelf opengingen, boeien van hals en enkels vielen als vodden van een bedelaar door het gebed van de gelovigen.
Euphémie Wat heb ik daaraan?
Appelius Je bent op weg gegaan, Euphémie, je zette de eerste stap, ik raad je aan vanaf hier door te gaan en niet meer om te kijken.
Euphémie Gaat u niet weg, blijf bij me, praat met me.
Appelius Ik heb zo'n achterlijke Christin als jij niets te zeggen, en ik kan niets met je beginnen, vaarwel, het is eeuwig zonde, eeuwig zonde …
5e scène
Euphémie, de engel genaamd Roscoe
Euphémie Euphémie, wat zeg je?
Euphémie, wat doe je?
Ben je dan zo koud, ben je dan zo nat?
Praat tegen jezelf, Euphémie, en loop op en neer in het water dat tot je enkels staat.
Wat heb je gedaan?
Jij, die Rome wilde redden rot weg in een donker hol.
Jij, die alles had, hebt nu niets, niet eens een warm hemd en sandalen aan je voeten, oh, Euphémie, wat heb je gedaan?
Roscoe Je bent bij ons.
Euphémie Hè, wie, wat, wie ons?
Roscoe De Hemelse Heerscharen.
Euphémie Nou dat weer! Hoe kom jij hier binnen?
Roscoe Weet ik het, ik word gestuurd.
Euphémie Jij bent niet van deze wereld.
Roscoe Gelukkig niet.
Euphémie Ik fantaseer je, ik knip een keer met mijn vingers, en je bent weg.
Roscoe Dat mocht je willen.
Euphémie Donder op, halve gare, het is zo al erg genoeg.
Roscoe Het wordt nog erger.
Euphémie Daar ga jij het jouwe aan bijdragen, zeker.
Roscoe De heiligen komen in soorten en maten, maar dit is toch weer een apart geval.
Euphémie Ik zie ervan af.
Roscoe Dat gaat niet, je bent nu van ons.
Euphémie Waar is het hemelse licht, waar de zaligheid, waar is de Heer der Heerscharen?
Roscoe Toen je afdaalde in de duisternis ging je naar het licht, toen je honger kreeg en kou leed werd je zalig, en waar jij bent daar is de Heer der Heerscharen.
Euphémie Ik zie niks, ik heb honger, ik lijd kou en ik ben alleen.
Roscoe Ik heb er steeds voor gepleit het precies zo te formuleren, dat is realistischer, maar wie ben ik?
Euphémie Ja, wie ben jij eigenlijk?
Roscoe Roscoe, geest geboren uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, gelijk van stof met de hemelen en badend in het licht van de geest.
Euphémie Ik zie je anders met mijn eigen ogen.
Roscoe Welja, je bent er één van ons.
Euphémie Ik wil niet één van jullie zijn, ik wil terug naar Rome.
Roscoe Rome is van jou, vanuit je kerker heb je het in bezit genomen.
Euphémie Jullie zijn helemaal gek.
Roscoe We doen ons best, maar gemakkelijk is het niet.
Roscoe Nee, zeg, ik heb het hier goed!
Roscoe Dat zeg ik niet, Euphémie, je toestand is vreselijk, maar wel het logische gevolg van de keuze die je maakte.
Euphémie Groots te sterven voor Rome! En kijk nou eens naar me. Ik ben zo mager als een ram, mijn kont en mijn tieten zijn plat en leeg, ik ben vel over been en geestelijk niet meer helemaal kloek.
Ik zie zelfs engelen en ik hoor ze praten, kun je nagaan.
Roscoe Je ziet één engel, één engel om je bij te staan nu je nood ten hoogste is gestegen.
Euphémie Je bent geen mens, jij kunt niet weten wat brood betekent voor een vrouw die honger heeft, en een haardvuur voor een vrouw die bibbert van de kou.
Roscoe Ik voel het in mijn ziel en ik weet het door de Vreze Gods waarin alle wijsheid ligt.
Euphémie Ik ga verloren zonder dat iemand er ooit van hoort.
Rome gaat roemloos ten onder zonder dat iemand er een traan om laat.
Roscoe Ik weet het, en met mij de Heer der Heerscharen. En Rome, wat is nou Rome? Rome gaat voorbij.
Euphémie De vervolging moet voorbijgaan door mijn dood.
Roscoe Rome is vervolging, Euphémie, want zodra de Christenen hebben gezegevierd gaan de Romeinse Christenen eerst de heidenen en bij gebrek aan heidenen andere Christenen vervolgen, want zo is Rome.
Euphémie Nou, ga er eens wat aan doen!
Roscoe Dat is niet aan ons.
Euphémie Waar bemoei je je dan mee?
Roscoe Dat vraag ik me ook wel eens af, en ik kom er nooit helemaal uit.
Maar hierboven wordt er niet aan getwijfeld, daar beschouwen ze deze wereld en dit Rome als verloren, en ach, als de gelovigen zich naar goed Romeins gebruik en volgens dat verfoeilijke Romeinse recht willen laten doodmartelen dan staan we ze zoveel mogelijk bij, bijvoorbeeld door genoegen te nemen met de dood door het zwaard.
Maar je hebt het wel gemerkt zeker, niks is gek genoeg voor ze, je zult het aanstonds allemaal nog ondervinden.
Euphémie Ik zal het geloof afvallen, ik zal een offer plengen voor onze goede keizer en vrijuit gaan.
Roscoe Zo, jij durft, zeg.
Euphémie En ik ga naar bed met iedere idioot die zijn vinger maar opsteekt en ik laat me plat naaien.
Euphémie Aristocratische gewoontes slijten niet.
Euphémie Ik zal mij baden in het bloed van een stier en een echte Romeinse worden.
Roscoe Je rekent je rijk, Euphémie maar wie komt jou aanstonds halen?
Euphémie De proconsul Priscus.
Roscoe Die je hebt getergd, die nooit een vrouw laat gaan zonder haar genadeloos af te maken.
Euphémie Appelius, die zegt dat hij mij begeert.
Roscoe Begeerde, toen je nog een weelderige kont had en een paar volle borsten, maar die jou nu niet meer zal herkennen.
Euphémie Ik zal voor het gerecht mijn afkomst laten blijken louter en alleen door de voorname taal die ik uitsla.
Mijn kont en mijn borsten eet ik er wel weer aan.
Roscoe Het gerecht van Rome is een lachertje, je bent allang veroordeeld en de beul zal je leren wat het is om een Christenvrouw te zijn.
Euphémie Oh, ik heb het gezien, ik het gezien hoe hij ze dat leert.
Roscoe Als ze het nog niet wisten.
Euphémie Brandmerken; in een koperen pot stoppen en die verhitten tot 10.000 graden; aan een spit rijgen; als een fakkel verbranden; als een varkentje roosteren.
Roscoe Jaja, zo is het wel weer genoeg.
Euphémie Alleen maar omdat ze de staat uitdagen.
Roscoe De staat daagt hen uit, zij willen niet achterblijven.
Euphémie De staat verandert niet, ook niet als ik, een edele Romeinse, word gemarteld tot de dood toe.
Roscoe Dat is het goede van de staat, dat-ie niet verandert.
Euphémie Hij wordt niet beter.
Euphémie Ook niet slechter.
Euphémie De martelaren zijn toch helemaal voor jullie, dat zijn toch jullie mensen, jullie zielen, maakt dat dan geen verschil?
Roscoe Wij vragen ze niks, ze gaan uit eigen beweging naar het schavot, terwijl de goede keizer ze alleen maar vraagt de staat niet te verloochenen.
En wat doen ze?
Ze verdommen het!
Ja, wat moet je dan?
Euphémie De zaak niet op de spits drijven.
Roscoe De staat predikt geen liefde, dat doen jullie.
Het zou jullie passen ernaar te handelen en in te binden.
Euphémie Nu is alles gierend uit de hand gelopen, en niets kan mij nog redden.
Roscoe Vraag om het zwaard, je bent een edele Romeinse, je hebt er recht op.
Euphémie Roscoe, houdt er dan niemand van mij?
Roscoe Euphémie, van wie hou jij?
Euphémie Van onze keizer Diocletianus natuurlijk, van hem hou ik heel veel.
Roscoe Verloochen hem dan niet.
Euphémie Ik wil hem terechtwijzen.
Roscoe Als dat geen liefde is, gelet op de middelen die je aanwendt!
Euphémie Ik wil mijn leven geven voor hem, en voor de arme plebejers die genadeloos worden gemarteld en gedood, nu al zoveel jaren lang, tot schade en schande van zijn verheven naam.
Roscoe Laat deze liefde spreken, Euphémie, laat die je leiden in de duisternis en de eenzaamheid, in navolging van de Heer der Heerscharen die mens is geworden en geleden heeft, ook voor jou, met hetzelfde begeren, hetzelfde vurige verlangen te verlossen en te verheffen.
Euphémie En Rome is onveranderd.
Roscoe Maar het geloof leeft.
Euphémie Jij bent echt een engel, Roscoe?
Roscoe God sta me bij, ik ben een engel.
Euphémie Maar Christus was geen Romein.
Roscoe Non merci, maar Hij is Romein in het hemelse Athene, overdrachtelijk gesproken.
Euphémie Roscoe, ik ben bang.
Roscoe Dat is je geraden ook.
Euphémie Kun je dan niets doen?
Roscoe Ik kan je voeren en warme kleren geven.
Euphémie Nou, schiet op, alsjeblieft.
Roscoe Als je er niet om vraagt mag ik het je niet opdringen, zo zijn de regels nu eenmaal.
Euphémie Dus als een vrouw zegt: 'Ik heb honger!' En: 'Ik heb het koud!' Zelfs zo'n scharminkel als ik, dan kom je niet met brood en kleren op de proppen?
Roscoe Jaja, het is wel goed met je.
Euphémie Oh, heerlijk, een korst brood, ik dacht dat ik het nooit meer zou smaken.
Roscoe Dwarsgebakken, van het zelfde zelfrijzend bakmeel waarmee de Heer der Heerscharen de Joden destijds voedde in de woestijn.
Euphémie Oh, gezegend volk, wat een heerlijk brood.
Roscoe Zo, dekentje om je heen, is dat niet lekker?
Euphémie Dat is echt heerlijk.
Roscoe Ze komen je zo halen. Wees welgemoed, het is haast gedaan.
Euphémie Maar de deur kan niet open.
Roscoe Dat was ik.
Euphémie Hou dat dan zo!
Roscoe Nee, want je bent er nu klaar voor.
Euphémie Roscoe! Roscoe, waar ben je, Roscoe. Laat me niet alleen! Kom terug, Roscoe.
Waar is-ie nou?
6e scène
Appelius, Sosthenius, Euphémie
Appelius De deur is dicht, potdicht. De cipier heeft lichtschijnselen waargenomen en stemmen gehoord. We zijn niet veilig.
Sosthenius Wat had je gedronken?
Appelius Mag geen naam hebben.
Sosthenius 't Zal wel.
Appelius Ik heb je gewaarschuwd.
Sosthenius We maken die trut vakkundig van kant. Let op mijn woorden. Ik heb er best een beetje zin in.
Euphémie Ga weg jullie! De deur is dicht, een engel bewaakt mij, jullie kunnen er niet in.
Sosthenius Een engel, zeg je?
Euphémie Een engel, mijn eigen engel.
Sosthenius Zo, sleuteltje in het slot, sleuteltje omdraaien, en hopla! deurtje open.
Appelius Ik sta ervan te kijken.
Sosthenius Ik heb het beredruk, Appelius, anders sloeg ik je op je smoel met je rotgeintjes.
Euphémie Maar het is waar! Een engel vergrendelde de deur.
Sosthenius En een beul maakt hem weer open, vooruit, meekomen.
Appelius Wie heeft jou een deken gegeven?
Euphémie Meneertje Roscoe, mijn engel.
Sosthenius Nou, goed spul, zuiver scheerwol, geef maar hier, jij hebt het niet meer nodig.
Euphémie Ik zou maar uitkijken, straks komt Roscoe nog om zijn dekentje terug te halen.
Sosthenius Ik waag het erop.
Appelius Nee maar, wat ziet dat grietje er goed uit!
Sosthenius Jullie hebben haar toch niet gevoed, of zo?
Appelius Moet je kijken, wat een mooie ronde kont ze heeft, en wat een volle borsten.
Euphémie Het manna heeft mij gevoed.
Sosthenius Jullie moeten beter opletten wat er hier allemaal in- en uitloopt.
Appelius Zelfs de ratten komen er niet doorheen.
Sosthenius Ik zal dit moeten rapporteren.
Euphémie Schreeuw het van de daken dat de engelen de heiligen bewaken.
Sosthenius Het maakt ook niet uit, we maken haar evengoed van kant.
Appelius Wat ben je vandaag van plan?
Sosthenius Geintje, moet je horen, we binden dat stuk ellende vast aan een wiel dat is gedrenkt in licht ontvlambare oliën , we steken het in de hens en karren ermee over het Forum.
Dan moet je dat speenvarken eens horen gillen. Het is gewoon geweldig!
Appelius Er doet zich tegenwoordig iets eigenaardigs voor, Sosthenius.
Sosthenius Nou ja, dat heb ik natuurlijk ook gemerkt.
Appelius Ze springen levend en wel weer uit het vuur, alsof ze uit bad komen, gewassen en gekamd.
Sosthenius De grap is dat je dan weer opnieuw kunt beginnen, want ze lijden wel degelijk pijn, en ze schreeuwen alles bij elkaar.
Appelius Er loopt een gerucht …
Sosthenius Het komt van mij, ik ben tenslotte de beul.
Appelius Nou, dat ze pas sterven als ze aan het zwaard worden geregen.
Sosthenius Zeg meisje, heb jij daar misschien een verklaring voor?
Euphémie Ik ben geen theologe, maar ik vermoed dat het teruggaat op een uitspraak van de Heere Jezus Christus.
Appelius Ik heb de geschriften bestudeerd, maar ik kan daarover niets vinden.
Euphémie Het zegt dat Hij verdeeldheid zal brengen, en dat een iegelijk alles moet verkopen wat hij heeft om een zwaard te kopen, en dat wie met het zwaard leeft door het zwaard zal vergaan …
Appelius, dus, Hij zet Zijn volgelingen aan tot ongehoorzaamheid aan de keizer!
Sosthenius Zodat ze allemaal over de kling zullen worden gejaagd.
Euphémie Omdat Hij niet wil dat de anderen zo moeten lijden als Hij.
Sosthenius Dan heeft Hij toch buiten de beul gerekend die het martelen niet moe wordt.
Euphémie Bent u dan die beul, meneer?
Sosthenius Om u te dienen, mevrouw.
Euphémie De Christenen echter willen lijden zoals Hij heeft geleden.
Appelius Nog wel erger, het lijkt wel een wedstrijdje. Die gek van een Simon Petrus wilde niet gewoon worden gekruisigd, maar nota bene op zijn kop!
Sosthenius Een lastig karweitje, maar mevrouw, u ziet dat geen moeite ons teveel is.
Euphémie Ik ben een edele Romeinse, ik vraag om het zwaard.
Appelius Daar heeft ze inderdaad recht op.
Sosthenius Ze zal het krijgen.
Euphémie Meneer, ik dank u.
Sosthenius Je vreest het vuur?
Euphémie Mag ik alsjeblieft.
Sosthenius Maar je wilt wel de marteldood deelachtig worden?
Euphémie Zoals de apostel Paulus, meneer, die gewoon Romein was.
Appelius En dus niet mocht worden gemarteld.
Sosthenius Dat waren andere tijden. Nu verbeurt men het burgerschap als men zich bekeert. Het zwaard zal vallen, maar voorlopig martel ik je met het vuur.
Euphémie Nee, ik wil niet.
Appelius Offer voor de keizer, en je gaat vrijuit.
Sosthenius Geen sprake van, Ik blijf niet aan de gang. Vooruit, ik heb het vurig rad al klaarstaan, mijn handen jeuken om te beginnen.
Euphémie Appelius, heer, dood mij hier en nu, neem uw zwaard en boor het genadig in mijn boezem.
Appelius Dat wil ik, dat zal ik!
Sosthenius Appelius, ben je nou helemaal bedonderd, deze vette prooi laat ik niet lopen.
Appelius Opzij, of ik rijg je aan dit zelfde zwaard.
Sosthenius Gaan we zo beginnen, maar dat kan ik ook, kijk, ik heb hier ook een zwaard.
Appelius Euphémie, snel, loop in het zwaard.
Euphémie Ik kom eraan, ik kom eraan!
Appelius Au! Mijn hand … Ik versaag op het kritieke moment, en, en het zwaard ontvalt aan mijn hand.
Sosthenius Hahaha, ambtenaartje, je kunt niet eens je aardappelmesje opheffen om een grietje mee overhoop te steken.
Appelius Ik zweer je dat mijn hand werd tegengehouden; ik werd lam geslagen met verlamming!
Euphémie U ziet het, dat ik heb willen sterven als een edele Romeinse.
Sosthenius Maar de engelen verbieden het, meisje, laat me niet lachen.
Euphémie Maar ik wel het, en ik wil het niet.
Sosthenius Ik gun je het leven, en ik gun je een zachte dood, maar dat is nu niet aan de orde.
Euphémie Bent u dan slechts een werktuig, meneer.
Sosthenius Dienaar van de keizer.
Euphémie Een werktuig in de hand van de Heer der Heerscharen.
Sosthenius Waaruit mag dat blijken?
Euphémie Dat ik werd gespaard door het zwaard, om erger te lijden, in het vuur namelijk.
Sosthenius Dus daar zijn we het over eens, mooi.
Euphémie Opdat mijn geloof worde beproefd.
Sosthenius Zodat je de ene gruwelijke marteling na de andere zult moeten doorstaan.
Euphémie Het is de keerzijde van dezelfde munt.
Sosthenius Jij bent knap vervelend. Ik heb de martelaren nog nooit zo horen jammeren, die werken normaal gesproken braaf mee.
Euphémie Maar ik ben een edele Romeinse, ik doe niet zomaar alles wat mij wordt opgedragen.
Sosthenius Christenen die gaan redeneren naar Romeins recht, het moest er een keer van komen.
Euphémie Ik ben als vrije vrouw grootgebracht, ik wil vrij geloven en vrij leven.
Sosthenius Een redelijk verlangen, dat alle mensen delen, maar moet je daarvoor uitgerekend Christinne worden en onze goede keizer uitdagen?
Euphémie Ik eer onze goede keizer als ik mijn recht opeis.
Sosthenius Euphémie, hiermee tref je zelfs een beul in zijn ziel.
Euphémie Dan open uw ziel naar de hemel, meneer, die zich welft over Rome, en op de troon der werelden zit Hij in alle heerlijkheid, Hij die de keizer maakt en die de keizer breekt.
Sosthenius Ik zie Hem, Euphémie, ik zie Hem …
Euphémie Zijn heil stroomt uit Hem in ons hart, en willen bij Hem zijn, alle dagen van ons leven, en daarna, in de eeuwigheid.
Sosthenius Het is wonderlijk mooi!
Het Elysée, is dat dat gemaaide grasperk aan Zijn voeten?
En de veelkleurige boog die na de plasregens in het zonlicht wordt gespannen als de brug naar de zaligheid, zet Hij daar Zijn voeten op?
En komt uit Zijn mond een tweesnijdend zwaard?
En is Hij het rijsje dat voortkomt uit de afgehouwen tronk van Isaï?
Euphémie Hij is het.
Sosthenius Wat zeg ik allemaal? Ik lijkend wel niet goed wijs.
Euphémie Wees getroost, mijn vriend, uw geloof zal u behouden, want wat dwaasheid is voor ons, is wijsheid voor Hem.
Sosthenius We nemen de proef op de som.
Euphémie Wat doet u nu?
Sosthenius Het vurige wiel zal je dit soort heksenstreken wel afleren.
Euphémie Nee, ik smeek u, doe het niet!
Sosthenius Je zult je toverkunsten nog bezuren.
(Euphémie wordt gemarteld op het vurige wiel)
Sosthenius Zo, is er nog wat van haar over?
Appelius Daar komt ze al.
Euphémie Oh, ach, en wee, wat was dat?
Sosthenius Dat was het vurige rad.
Appelius Ze mankeert helemaal niks.
Sosthenius Dat bewijst dat ze een ware martelares is.
Euphémie Dat wist ik ook zo wel.
Sosthenius Nu weet ik het ook, je bent geen toveres, je bent waarlijk een gelovige, en ik val je te voet.
Euphémie Kleingelovige, sta op, ik ben maar een mens, net als onze goede keizer.
Sosthenius Niet voordat je mij vergeeft voor wat ik je heb aangedaan, in mijn twijfel en mijn kleingelovigheid.
Euphémie U hebt het toch eerder gedaan, talloze malen, bij gelovigen die de marteling graag ondergingen?
Sosthenius Zij hebben mij nooit de hemelse heerlijkheid getoond. Hoe is het met je?
Euphémie De pijn ben ik vergeten, want het geheugen kent slechts de kwellingen van het geweten en niet die van het vlees.
Sosthenius Maar je schreeuwde Euphémie, en je beroerde daarmee het binnenste van een steen.
Euphémie Ik weet het, ja, ik weet het nog, en ik hoop dat je het voortaan zult laten.
Sosthenius Ze mogen het mij aandoen, maar ik zal vanaf heden geen mens meer een haar krenken.
Euphémie Heb ik je dan bekeerd?
Sosthenius De hemel zal het u lonen, mevrouw.
Euphémie Bent u mijn vriend?
Sosthenius Ik ben uw vriend.
Euphémie Sla mij het hoofd af, dat ik de marteldood sterve en de zaligheid deelachtig worde.
Sosthenius Vraag het een ander, ik ben op dezelfde weg als jij, waar we elkaar slechts kunnen aanmoedigen.
Euphémie Dat deed ik, ja, ik herinner het me, ik juichte de martelaren toe, ik spoorde hen aan het ergste te verduren, arme zielen.
Sosthenius Ik ben beul af, Euphémie, ik doe boete.
Euphémie Doe het dan voor mij. Eén slag van je machtige arm volstaat, ik leg mijn hoofd glimlachend op het blok.
Euphémie Eigenlijk moet je knielen en zwaai ik het zwaard in je nek. Appelius, hoe is het met je hand?
Appelius Nou, eh, lam Sosthenius, lam.
Sosthenius We zullen een vakbekwame beul voor je opsnorren, Euphémie, ik ken er wel een paar.
Euphémie Ik wil jou, Sosthenius, aan jou heb ik het verdiend.
Sosthenius De Christenen slaan de Christenen dood?
Euphémie Dat zei de engel, hij zei dat de vervolging als het ware doel op zich is in een staat als de onze, de eenheid van de staat schrijft het voor.
Sosthenius Het is allemaal zo zinloos.
Appelius Staatkundig gezien is het heilzaam. Ik zal je aan moeten geven, Sosthenius, je grote verdiensten ten spijt, je gaat eraan.
Sosthenius Hef jij eerst dat armpje van je maar eens op, en breng me geen brood, want de engelen zullen mij voeden.
Euphémie Amen.
7e scène
Priscus, Appelius, Gajus en Bassus
Priscus Toen kon de deur niet open, en toen was er een lichtje in het cachot; toen kon de deur wel open, en toen zat er een goed geklede, weldoorvoede dame in; toen kwam de beul, en toen bekeerde die sukkel zich?
Appelius In een notendop, meneer.
Priscus En dat handje van jou hangt er sindsdien slapjes bij.
Appelius Het geneest niet.
Priscus Wat deed jij, bij haar cel?
Appelius Ik, eh, ik wilde eens informeren naar haar gezondheid.
Priscus Daarvoor moest de deur open?
Appelius Zodat ik haar met mijn eigen ogen kon zien, meneer.
Priscus Zodat je haar kon aanranden!
Appelius Het idee alleen al …
Priscus Er is wel wat meer gaan hangen dan alleen je handje.
Appelius Ik heb u wel gehoord, meneer, toen u haar, met alle respect, het hof maakte.
Priscus Dat is een groot woord.
Appelius Het was inderdaad gewoon aanranding met afpersing.
Priscus Wat valt er hier te lachen, Gajus en Bassus?
Gajus Aanranden, meneer, en afpersen, dat is gewoon lollig.
Bassus Vinden wij gewoon lollig.
Gajus Lukte het een beetje?
Bassus Kreeg u haar plat?
Gajus Was ze lekker nauw van onderen?
Bassus Of had ze een paardentrog, weet u wel?
Priscus Zo kan het wel weer!
Appelius De proconsul kon het gat niet vinden en daarom heeft hij haar in de kerker gesmeten om haar wat gewilliger te maken.
Gajus Goed werk, meneer!
Bassus Patent middel!
Priscus Deze vrouw tart het gezag van Rome.
Eerst moedigde ze de martelaren aan, maar toen ze zelf aan de beurt was schrok ze ervoor terug.
Dat maakt haar, in zekere zin, menselijk, hetgeen voor de beulen een groot gevaar vormt.
Ze martelen deze keer geen heilige die onbevreesd door het vuur gaat, maar een kwetsbare, bange vrouw.
Ze heeft ter plaatse een van de wreedste en smerigste beulen van het Romeinse rijk bekeerd.
Nou vraag ik je.
Gajus Ik snap het al, u wilt haar de arena in sturen.
Bassus U wilt ons met haar laten knokken.
Gajus We geven haar een drietand en een net.
Bassus Of en schildje met een slagzwaard.
Gajus Dan komen wij eraan.
Bassus We jagen haar een tijdje op.
Gajus We wisselen een paar slagen.
Bassus We omsingelen haar.
Gajus We hakken haar neer.
Bassus We spietsen haar aan een staak.
Gajus En die steken we in de hens.
Bassus Dat ze wordt gebraden in haar eigen vet.
Priscus Ik ben blij dat jullie je werk zo serieus nemen, maar het gaat hierom.
Die meiden zijn jong, ze hebben hun mond vol over mannen en de Heer en zo, maar ze weten van toeten noch blazen.
Als ze eenmaal een goede beurt hebben gekregen, van jongens die weten wat een vrouw toekomt, dan veranderen ze wel van gedachten.
Vooral grote, ruige gasten met een gevaarlijk beroep zijn in trek.
Een gewone vent zien ze immers niet staan.
Het is fijn werk, ik weet dat jullie dat graag doen, dus, wat denken jullie ervan?
Gajus We doen de hele dag niks anders.
Bassus De matrones staan in de rij, ze nemen hun jonge dochters en een potje vaseline mee.
Gajus Je weet gewoon niet waar je moet beginnen.
Bassus Hun onderworpenheid maakt je vechtlustig.
Priscus Zo grijpt het allemaal in elkaar, ik had er wel zo'n vermoeden van.
Gajus Wij moeten dat mokkel even uitwonen?
Bassus Een beurt geven om u tegen te zeggen?
Priscus Ja ja, dat is het … maar … zachtjes, maak er een amoureuze affaire van, zodat ze, als het ware, de smaak van de vruchten van Venus te pakken krijgt.
Gajus De vruchten van Venus, meneer!
Bassus Die smaken naar meer!
Priscus Precies. Als ze eenmaal een keertje goed is genaaid dan zet ze de Heer der Heerscharen wel uit haar hoofd.
Gajus De Heer der Heerscharen?
Bassus De God van de Christenen?
Gajus Die haten we.
Bassus Want onze goede keizer haat Hem.
Priscus De vrouw in kwestie heeft een hoge dunk van zichzelf, ze is een edele Romeinse, en door haar bekering verbeeldt ze zich dat ze ons geen gehoorzaamheid is verschuldigd.
Appelius Het is een combinatie van Romeins recht en christelijke vrijgevochtenheid.
Priscus Het Romeinse recht mag ze houden door zich als edele vrouwe af te geven met plebs zoals jullie.
Gajus We staan steeds tot uw dienst, meneer.
Bassus We zijn in blakende topvorm.
Gajus Wat een peptalk!
Bassus Ik heb nou al een stijve pik.
Priscus Aan de slag, Romeinse arbeiders!
8e scène
Euphémie, Gajus en Bassus
Euphémie Ik ken jullie, ja, ik ken jullie.
Gajus U vleit ons, mevrouw.
Bassus Wij zijn maar gewone jongens.
Euphémie Jullie zijn gladiatoren!
Gajus Om u te dienen.
Bassus Wij zijn uw dienaren.
Euphémie Jou zag ik, jij joeg een groepje Gallische boogschutters op de vlucht enkel door tegen ze te schreeuwen, en toen vermaakte je je ermee door ze één voor één aan je zwaard te rijgen.
Gajus Het was nog een heel werk, mevrouw.
Euphémie En jou zag ik, je stond tegenover een geharnaste reus van een Nubiër, die om je lachte totdat jij hem zijn enkelbanden doorsneed, zijn darmen om een stokje wond en hem in duizend kleine stukjes hakte.
Bassus Ik ging mezelf te buiten, die dag.
Euphémie Ik ben blij dat jullie er zijn.
Gajus Het genoegen is aan onze kant.
Bassus Wij beschouwen het als een eer, mevrouw.
Euphémie Ik ben geheel tot jullie beschikking.
Gajus Wij komen in liefde tot u.
Bassus Alleen in liefde, mevrouw.
Euphémie Dan bied ik jullie mijn naakte lichaam, om het met jullie machtige en bloed besmeurde zwaarden te doorboren, en aan alles een einde te maken, hier en nu.
Gajus Wij zullen voorzichtig te werk gaan, mevrouw.
Bassus Zoals ons is opgedragen.
Gajus U bent nog maar een meisje.
Bassus Wij dragen meisjes op handen.
Euphémie Doe mij dan de zoete pijn aan, moge jullie kracht niet versagen en jullie goede wil niet ontberen.
Gajus Quelle femme!
Bassus Wat is ze mooi!
Gajus Gespierd en rank van gestalte.
Bassus Goed gevoed en netjes afgetraind.
Gajus Kijk eens wat een fraaie billen.
Bassus En oh, wat een malse borstjes.
Euphémie Laat mij niet wachten, vrienden, ik versmacht al zo lang aan de bron, oh, schenk mij uw lafenis, u, die komt in de naam van de Heer.
Gajus Neem ons zoals we zijn, mevrouw.
Bassus Gewone mannen, maar met alles erop en eraan.
Euphémie Wat? Wat doe u nu? Hou hiermee op!
Gajus Neemt ze ons nou in de maling?
Bassus Is dat wijf wel goed snik?
Euphémie Waar zijn jullie zwaarden?
Gajus Nou, ik heb deze.
Bassus En ik heb deze.
Gajus Zeg maar welke je het eerst wilt.
Bassus Of allebei tegelijk.
Gajus Hoe dat zo?
Bassus Nou eentje van voren en eentje van achteren.
Euphémie De zwaarden waarmee jullie mij moeten doden!
Gajus Waar ziet u ons voor aan?
Bassus Een vrouw doodsteken, wat denkt u wel?
Gajus Wij zijn eerlijke gladiatoren.
Bassus Wij vechten alleen onder elkaar.
Euphémie Komt het einde dan nooit? Moet ik dan nog deze smaad ondergaan?
Gajus Zijn we niet goed genoeg voor u, mevrouw?
Bassus wij naaien vrouwen van uw stand aan de lopende band.
Euphémie Zijn jullie daar dan niet te goed voor?
Gajus Waar deugen we dan voor?
Bassus Voor het huwelijk soms?
Euphémie Jullie zijn de dood gewijde lievelingen van Rome, want jullie doen de Romeinen voor hoe ze moeten sterven, en één van hen ben ik.
Gajus Uw dood is geen show, zoals de onze.
Bassus Uw dood is een verlies voor Rome.
Gajus Uw leven is een winst.
Bassus Daarom zijn wij hier, bij u.
Euphémie En jullie zijn ook niet stom.
Ga zitten, en neemt ieder een van mijn handen dat ik met jullie prate.
Gajus Als wij u niet plat krijgen dan zwaait er wat.
Bassus Bovendien willen we niets liever.
Euphémie Jullie zijn groot en sterk en jullie kunnen doen wat jullie willen, maar alleen tot jullie schade.
Gajus Wij zijn al zo diep gezonken.
Bassus Voor ons is er geen hoop.
Euphémie Dat is jullie ergste zonde, dat jullie alle hoop hebben verloren.
Gajus U dan niet, mevrouw, u verlangde immers dat wij onze zwaarden in uw boezem doopten.
Bassus Dat wij een einde maakten aan zo een kostbaar leven.
Gajus De schoonheid van Rome.
Bassus De hoop van Rome.
Gajus Rome moet toch worden bevolkt!
Bassus Door jongens met goed zaad!
Euphémie Het gaat nu even om jullie, jongens, jullie zijn toch ook maar gestuurd, de ene keer om te doden, de andere keer om kindertjes te verwekken, en jullie hebben toch ook een ziel?
Gajus Wij hebben niet geleerd ons daar om te bekommeren.
Bassus Dat is ons werk niet, ziet u, onze ziel.
Euphémie Dan is jullie ziel buiten jullie daden en dus onbesmet gebleven.
Gajus Waar heb ik hem dan?
Bassus Ik voel hem hierzo.
Gajus Dat is je hart.
Bassus Verrek, ik heb een hart.
Euphémie Dus waar op is jullie hoop gevestigd?
Gajus Nou, eh, op een fijn vrijpartijtje.
Bassus Ter afwisseling van het doodslaan.
Euphémie En als het gedaan is?
Gajus Dan gaan we een potje maffen.
Bassus Anders voel je je zo leeg.
Euphémie Ziedaar, in de leegte verschijnt de ziel.
Gajus Is helemaal niet leuk.
Bassus Kan me gestolen worden.
Euphémie Voordat jullie elkaar doodslaan, voordat jullie de matrones en hun lieve dochters een beurt geven is het er ook, maar dan vol, boordevol met geloof, hoop en liefde, en jullie storten het allemaal uit in de leegte van de dood en de bodemloze put van de liefdeloze hoererij.
Gajus Wij kunnen toch niet zomaar weigeren?
Bassus Als we nee zeggen gaan we eraan.
Euphémie Als jullie niet sterven in de arena, als jullie niet bezwijken aan een venerische ziekte, dan worden jullie alsnog afgedankt en zijn jullie leeg – en hopeloos verloren.
Gajus Dan gaan we de weg van de Christenen.
Bassus De vijanden van onze goede keizer.
Gajus Dan gaan we naar het schavot.
Bassus Wie wil dat nou, dat wil toch niemand!
Euphémie Dat is de weg die ik wijs, aan jullie gladiatoren die ten dode zijn gedoemd en die mij zouden voordoen hoe een Romein moet sterven, jullie verdienen die naam niet meer.
Gajus Ook op het schavot kunnen wij voordoen hoe een Romein sterft.
Bassus Maar eerloos sterft.
Euphémie Dood is dood, maar sterven met een ziel vol liefde en vol hoop, of met een ziel die is doodgemaakt en leeggezogen?
Gajus Edele Romeinse, leer mij te hopen en lief te hebben.
Bassus Ik volg waar u gaat, edele Romeinse.
Euphémie Bidt met mij in dit gevang dat staat voor dit voze lichaam en voor deze ijdele wereld, waar het licht van het geloof ontbrandt, voor u, voor mij, richt u op en gaat heen en verkondig het Woord. Amen.
Gajus Amen.
Bassus Amen.
Gajus Waar leren wij ons geloof, mevrouw.
Bassus Wij willen zo graag alles leren.
Euphémie Er zijn priesters in het verborgene die wachten tot de vervolging voorbij gaat. Ze dragen een tatoeage in de vorm van een visje. Zij helpen jullie verder.
Gajus Wat moet er van u worden, mevrouw.
Bassus Ga met ons mee, wij zijn sterke jongens, wij zullen u beschermen.
Euphémie Ik heb een missie voor Rome, daar zie ik niet van af. Ga nu, vrienden, ga nu.
Gajus Wat is dat voor een missie?
Bassus Uw missie is te leven voor Rome.
Euphémie Ik zal Rome het leven geven met het mijne.
Gajus U zult het wel weten.
Bassus U weet zoveel!
Gajus Edele vrouwe, wij gaan in vrede.
Bassus Vergeet niet dat wij kwamen om u lief te hebben.
Euphémie En ik heb jullie liefde beantwoord.
Gajus Dit is toch nieuw voor ons, mevrouw.
Bassus De liefde heeft ons nieuw gemaakt.
9e scène
Priscus, Appelius
Priscus Moet ik dan alles zelf doen?
Appelius Straks moeten we de keizer er nog zelf op afsturen.
Priscus We moeten van dat stuk ellende af.
Appelius Kon ik haar maar aan mijn zwaard rijgen.
Priscus Dat handje van jou, wordt dat nou al beter?
Appelius Nou, nee, het hangt als een vaatdoek bij me neer.
Priscus Het is alsof een hogere macht haar spaart.
Priscus Zij is staatsvijand nummer één.
Appelius Nog vanuit het cachot.
Appelius Zou dat de bedoeling zijn van de Heer der Heerscharen.
Priscus Die bekommert Zich niet om Rome, Die regeert over de ziel der Christenen.
Appelius Dat we ze nog eens zo serieus zouden nemen.
Priscus We kunnen haar niet doden, maar we zullen haar martelen.
Appelius Wat had u voor leuks in gedachten?
Priscus We plaatsen haar tussen twee molenstenen en laten haar uitpersen als een godvergeten olijfje.
Appelius Dat is leuk, dan spuit het schuimende bloed met zo een fraaie boog over de toeschouwers!
Priscus Dat is nog eens wat anders dan een bad van stierenbloed.
Appelius Wat baden Rome in het bloed der martelaren.
Priscus Rome zal zien wat zij vermag, al te lang was zij mild en toegeeflijk, maar het mocht niet baten.
Appelius We keren weer naar de wegen van onze voorouders.
Priscus Een staat met uitpuilende gevangenissen, dat is pas een grootmacht!
10e scène
Euphémie, de engel genaamd Roscoe
(Euphémie is aan haar haren opgehangen tussen twee molenstenen)
Euphémie Ik herstel niet van de pijn als zij voortduurt, oh, mijn beulen leren er snel bij.
Ik heb al drie dagen geen brood gegeten, ik val ponden af, maar ben nog zo zwaard als lood.
De wind beweegt me hierheen, daarheen alsof hij voor zijn plezier met me speelt, en ik kreun als een klokje alsof de muziek haar vermaakt.
Ik die de martelaren aanmoedigde, die ze toejuichte als ze de pijn ondergingen, ja, dat was ik, en ik hoonde ze als ze terugdeinsden voor het vuur en offers brachten voor de keizer, ik beloofde ze de eeuwige hellepijn als ze deze zegen versmaadden hen aangeboden door de zorgzame Romeinse overheid.
En wat ben ik nu?
Ik ben de spijtoptant, die mijn hele bezit, en dat is nogal wat, veil heeft om hiervan te zijn verlost en rond te kunnen lopen op mijn voeten en de knie te buigen voor de keizer.
Roscoe, waar ben je, Roscoe, moet jij me niet eens helpen?
Roscoe Hier ben ik al, edele vrouwe.
Euphémie Waarom laat je me alleen, Roscoe?
Roscoe Nou, als je me roept, dan kom ik.
Euphémie Is dat echt waar?
Roscoe Hier sta ik, dat zie je toch?
Euphémie Waarom hield je die deur niet dicht toen ik het nodig had?
Roscoe Ik liet je los, voor het martelaarschap dat je begeerde.
Euphémie Je verlamde de hand van de man die mij kon doden.
Roscoe Je was er nog niet rijp voor.
Euphémie Ik was bang, Roscoe, ik was bang voor de pijn.
Roscoe Dat is heel gewoon.
Euphémie Dat is een schande, want ik behoor ernaar te verlangen.
Roscoe Die er rijp voor zijn verlangen ernaar.
Euphémie Ik ben niet rijp.
Roscoe Je bungelt tussen hemel en aarde als een rijpe vrucht, maar je valt nog niet van de tak.
Euphémie Bij elke windvlaag verlies ik een paar honderd haren.
Roscoe Je hebt een mooie, dichte bos haar.
Euphémie Hoon je mij in mijn toestand?
Roscoe Zoals jij de mensen hoonde die offerden aan de goede keizer en hun kostbare levens ermee redden.
Euphémie Ik heb er spijt van, Roscoe, ik ben echt geen haar beter dan zij.
Roscoe Ik kom je sterken, nu je dit moet ondergaan.
Euphémie Waar, eigenlijk?
Roscoe Ik ben blij dat je die vraag stelt.
Euphémie Je wilt niet antwoorden?
Roscoe Is het een vraag die je zelf kunt beantwoorden?
Euphémie Als ik het wist dan vroeg ik het niet!
Roscoe Ben je hier uit eigen verkiezing?
Euphémie Als ik het van te voren had geweten dan was ik hier niet.
Roscoe Waar was je dan?
Euphémie Bij het heilige haardvuur in het huis van mijn lieve ouders.
Roscoe Waar was je hart?
Euphémie Bij onze, nee, niet bij de keizer, bij de Here Jezus Christus.
Roscoe Oké, niks aan de handa.
Euphémie Maar ik had een missie, ik ging Rome redden van de ondergang, zoals het een republikein betaamt, door zich op te offeren en zich te geven voor het vaderland.
Sosthenius Hier haak ik even af.
Euphémie Jullie, van de Hemelse Heerscharen, zijn allemaal elkaars gelijke.
Roscoe Ja, natuurlijk, nou, dat is niet helemaal juist.
Euphémie Jullie zijn op je aangewezen plaats.
Roscoe Het is niet onze aard wat anders te willen.
Euphémie Zoals ik een betere Romeinse ben dan de plebejers, zo behoor ik voorop te gaan en de weg te wijzen van het ware geloof, dat is mijn aard.
Roscoe Het is toch geen wonder, lieve Euphémie, dat je dit de proconsul niet duidelijk kon maken.
Euphémie Niemand accepteert mijn offer, dus ik wil ervan ontslagen zijn.
Roscoe Het offer is je geloof, en daardoor ben je verloren voor deze wereld.
Euphémie Maar ik wil niet, en ik durf niet.
Roscoe goed zo, Euphémie, want wie het martelaarschap zoekt, versmaadt de Schepping waarin de Heer der Heerscharen mens is geworden.
Euphémie Dat is ook zo, ja, dat is ook zo, en ook Hij heeft er toen met zoveel woorden om gevraagd de beker van het lijden aan Hem voorbij te laten gaan, ook Hij voelde Zich op het laatst alleen, en verlaten.
Roscoe Ken uw klassieken, dus, houd moed mijn ellendige Romeinse edelvrouwe.
Euphémie Ik heb honger, Roscoe, heb je nog wat van dat brood, en mij dorst, ik heb heel erge dorst.
Roscoe De voorraad is onuitputtelijk, hier, een hapje voor Onze Lieve Heer, en nog een hapje voor onze goede keizer, dat smaakt, hè, en nog een hapje voor pappa en mamma.
Euphémie Dank je, Roscoe, een glaasje water graag.
Roscoe Zo, laat het je goed smaken, laat het eens lekker rond spoelen in je mond en denk aan dit moment elke keer als je een slok water neemt.
Euphémie Ik weet het nu, van het hemelse Athene waar Christus is Romein; dat is slechts een beeldspraak, een vergelijking die de Romeinen vleit, maar daar waar Hij is zijn wij gelijk, en Hij laat niemand achter, Hij neemt ons allemaal mee.
11e scène
Priscus, Appelius, Euphémie, Roscoe, Leo, Weer, Kroko
Appelius Het is toch geweldig wat deze ophanging doet voor haar figuurtje, moet je kijken hoe de leest strak gespannen staat en hoe aanminnig haar benen in het luchtledige trappelen.
Priscus Nou je het zegt, het martelen heeft een zekere esthetiek.
Appelius Het is er natuurlijk niet om begonnen.
Priscus Welnee, maar als je eenmaal bezig bent, kun je er toch iets in kwijt.
Appelius Het moet natuurlijk stichtelijk zijn.
Priscus En vermakelijk bovendien! Je ziet, hoe wij onze verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan.
Appelius Het is natuurlijk het mooist als we jonge vrouwen martelen, want daar is iedereen dol op.
Priscus Ik ben er bepaald niet vies van, en het geeft de verhoudingen zo zuiver weer.
Appelius Hoe lang hangt ze hier nou al?
Priscus Dat wordt, eens even kijken, een dag of zeven, ja, zeven dagen op de kop af.
Appelius Ze heeft al haar haar nog.
Priscus Meestal laten ze alles lopen en stinkt het hier als een beerput, een extra kwelling, heel doeltreffend want het ontmenselijkt, maar … wat ruik ik toch?
Appelius Als het niet zo lekker was zou je er de zoete strop van krijgen.
Priscus Het is waarlijk een heerlijke en verheffende reuk die mij als het ware geheel vervult.
Appelius Herinneringen aan mijn prille jeugd vullen mijn hart, mij dunkt, ik zie mijn moeder.
Priscus Het Elysée, dat zie ik, het Elysée waarover ik niet raak uitgepraat, maar waarover ik nooit iets zinnig kan zeggen.
Appelius Riekt het daar dan zo?
Priscus Ik weet het niet, maar de geur roept de gedachte op.
Appelius Het is ook geen herinnering, want mijn moeder rook gewoon naar een vrouw.
Priscus Ik ruik het Elysée ook niet, ik ben er alleen van vervult alsof ik er echt ben.
Appelius Dat is ook zo, als je erin bent dan ruik je het niet meer.
Priscus Maar we ruiken het wel, en staan dus als het ware aan de poort.
Appelius Ruiken jullie het ook, brave beestjes?
Leo Ik ruik niks.
Weer Mijn bovenlip, die ruik ik.
Kroko De lucht is vervuld van een ijl gerucht.
Priscus Het zijn maar wilde beesten, wat wil je?
Leo Gaan we persoonlijk worden?
Weer Wild, en beest, ik vind het best.
Kroko De smaak van bloed, het doet mij goed.
Priscus Euphémie, spreek, waar kunt die lucht vandaan?
Euphémie Men is wat men eet, meneer.
Priscus En jij eet rozenblaadjes?
Euphémie Die waaien me aan uit het Elysée.
Priscus Neem me niet in de maling.
Appelius Plet haar, meneer, tussen dem molenstenen gelijk een olijfje!
Priscus Heb je er genoeg van Euphémie, of moeten we ermee doorgaan?
Euphémie Niet mijn wil geschiede …
Appelius Hoe komt het dat jij er zo goed uitziet?
Euphémie Het is mijn engel die mij voedt.
Priscus Ga jij maar eens een dag of wat aan je haar hangen, dan ga je van alles om je heen zien.
Appelius Ik heb eens twee nachten doorgehaald en toen liepen de kabouters door het huis heen.
Euphémie Ik riep hem en hij kwam.
Priscus Waar is hij nu?
Euphémie Hij staat naast me en houdt mijn hand vast.
Priscus Is het een man of een vrouw?
Euphémie Het is een engel.
Priscus Spreekt hij tegen je, of zingt hij?
Euphémie Ja.
Priscus Wat, ja?
Appelius U stelt twee vragen tegelijk, meneer, dan ga je de mist in.
Priscus Oké, spreekt hij?
Euphémie Nee.
Priscus Wat, nee?
Euphémie Nu zwijgt hij.
Priscus Dus het is een man!
Euphémie Het is een engel.
Priscus Ik beveel je hem aan ons te tonen.
Appelius Zo werkt het niet, meneer, laat mij ermee betijen.
Priscus Ik haat dat mokkel.
Appelius Euphémie, kun je misschien beschrijven hoe jouw engel er uit ziet?
Euphémie Hij is niet van mij.
Appelius Even zo goed, hoe ziet hij eruit?
Euphémie Als een engel.
Appelius Daarnet zei je dat het jouw engel was.
Euphémie Dat was een vergissing.
Appelius Vergis je je ook nu, misschien?
Euphémie Nee, ik vergis mij niet.
Appelius Hoe ziet een engel eruit?
Euphémie Welke engel.
Appelius De engel die jij ziet.
Euphémie Hij is niet onknap, beetje tenger gebouwd, hij geeft licht maar getemperd anders kon ik het niet verdragen en hij is zoetgevooisd.
Appelius Deze heerlijke geur, verspreidt hij die?
Euphémie Nee, dat zijn mijn uitwerpselen.
Appelius Dan eet jij dus uit zijn hand?
Euphémie Uit wiens handen, meneer, moet ik dan eten, aangezien de mijne op mijn rug zijn gebonden?
Appelius Spreekt de engel Latijn?
Euphémie Anders kon ik hem niet verstaan.
Appelius Wat zegt hij.
Euphémie Hij zegt niets.
Appelius Ik bedoel, toen hij sprak, wat zei hij?
Euphémie Het offer is mijn geloof.
Priscus Schei maar uit, dit is allemaal zinloos.
Appelius Ach, een mooi gerechtelijk verhoor met een uitgekookte verdachte is nu eenmaal mijn lust en mijn leven.
Priscus Het is duidelijk, de dame is schuldig aan het openbaar belijden van het verboden christelijk geloof en wordt overgeleverd aan de beul.
Appelius Christenen afmaken, ook al mijn lust en mijn leven.
Priscus Laat de molenstenen draaien en de schuldige vermalen tot pulp.
(De molenstenen vergaan tot gruis)
(Roscoe bindt Euphémie los)
Priscus Wat nou weer?
Appelius Materiaalpech, meneer.
Priscus Hoe komt zij los?
Appelius Iemand ontbond haar boeien.
Priscus Heeft een van jullie dat gezien?
Leo Die engel daar, die deed het.
Weer Ik dacht al: waarom maakt hij haar niet effe los, dat is toch veel gemakkelijker voor haar.
Kroko Wie zijn zonden eerlijk belijdt, smaakt van vreugde de vrijheid.
Leo Niet eerder.
Weer Niet later.
Kroko Ik slijt de nacht in eenzaam waken, als een musje op de stille daken.
Appelius Waar is die engel?
Leo Hier voor je neus, ben je blind?
Weer Zij zien hem niet.
Kroko Hier de lichtman, naast de dichtman.
Priscus Nemen jullie me in de maling, of hebben jullie teveel Christenen gegeten?
Leo Het is net als met oesters: één teveel en je wordt doodziek.
Weer Ze zijn graatmager en vel over been als wij ze krijgen voorgeschoteld, en zo taai als hondenleer.
Kroko Men is wat men eet door dit al te karig dieet.
Priscus Euphémie, die engel van jou is van de demonen, als alleen vrouwen en wilde beesten hem kunnen zien.
Wij, beschaafde mensen, hebben aan hem geen boodschap.
Je hebt iets heel verkeerds gegeten en je fantasie is met je aan de loop gegaan.
Mij hou je niet voor de gek, ook al ben je duizend keer een edele Romeinse.
De martelwerktuigen zijn tot stof vergaan, maar hier zijn een paar wilde beesten die jou in een oogwenk zullen hebben opgepeuzeld.
Het is altijd een genoegen ernaar te kijken.
Mag ik je voorstellen, dit zijn Leo, Weer en Kroko, de meest notoire Christen vreters van heel Rome.
Jongens, Mahlzeit!
Hé, pst, Appelius, hoe is het met je hand?
Appelius Ik ben hem weer meester.
Priscus Hou je zwaard gereed.
Appelius Het zit roerig in de schede, meneer.
Leo Tjonge, wat een lekker stuk, moet je kijken, wat een kont ze heeft.
Weer En dan die lange armen en benen, met een zwoerd spek en spieren eraan, om af te kluiven.
Kroko Een spekje voor je bekje.
Euphémie Leo, kom eens hier.
Leo Mevrouw, hier ben ik.
Euphémie Waar kom jij vandaan, lekkere stoeipoes van me.
Leo Uit Judea, mevrouw. Ze hebben me gevangen en naar het circus in Calcedonië gebracht, en daar heb ik mijn sporen verdiend.
Euphémie Ik geloof het graag. En, wat deed je zoal?
Leo Nou, gewoon, gladiatoren een poot uitrukken, beren en tijgers opvreten, af en toe een stier, maar de laatste tijd jaag ik op mensen.
Euphémie Is daar nou wat aan?
Leo Nou, nee, daarom jaag ik een beetje halfhartig, ik geef ze het idee dat ze weg kunnen komen, en dan grijp ik ze, zijn ze lekker warm van het rennen, snapt u.
Euphémie En in Judea, wat deed je daar?
Leo Ha, mevrouw, we brulden de nacht aan stukken, we roofden het vee, we jakkerden de paarden af en in mijn vrije tijd verwekte ik de welpen, mijn oogappeltjes.
Euphémie Dat was leven, Leo.
Leo Ja, dat was leven.
Euphémie En wat heb je nu?
Leo Nou, ik heb te bikken, maar dat is ook echt alles.
Euphémie De Heer der Heerscharen gaf je dat leven, Leo, en de mensen hebben het je afgenomen.
Leo Ik ben ook niet zo dol op mensen, mevrouw.
Euphémie Bekeer je, Leo, want je bent een gelovig dier, je ziet de engelen en verkeert met de heiligen.
Weer Het is waar, ach, het is zo waar allemaal.
Ik kom van de Wolga vlakte, waar ik jaagde op het wild van bos en steppe.
Ik had hermelijnen vrouwen bij de vleet en overal liepen mijn jongens rond.
Met zijn allen verscheurden we de nacht met ons gehuil als de maan vol was.
En kijk nou eens naar me; ik ren achter weerloze mensen aan om andere mensen te vermaken.
Ben ik daarvoor een wolf?
Zeg nu zelf.
Euphémie Nee, beste Weer, dat weet je zelf ook wel.
Weer Straks kom ik een wilde beer tegen, regelrecht uit de woeste wouden van Germania, en die maakt korte metten met me, en wat zeg ik dan?
Euphémie Niet dat je als een wolf bent gestorven, lieve Weer.
Weer Dat is dus echt niks.
Kroko Ik beklaag mijzelf niet, zo is een krokodil, maar ik mis de Nijl en zijn wateren stil; ik stort bittere tranen, waarvan men zegt: die stort een krokodil en ze zijn niet echt.
Euphémie Wat deed jij in de Nijl, lieve Kroko?
Kroko In de Nijl deed ik niks, ik was er heilig; maar voor de Romeinse jager niet veilig. Ik werd gevangen met een strakke strik, maar van Rome's offerande niet bepaald dik.
Euphémie Jullie zijn lieve dieren, en eten uit mijn hand. Ik verzoek jullie vriendelijk mij een zetel te bereiden opgebouwd uit jullie staarten.
Leo Wat een enig idee.
Weer Ik vroeg me altijd al af waartoe dat ding diende dat daar uit mijn reet groeit.
Kroko Een ligbank van krokodillenleer, dat begeren elegante dames zeer.
( De dieren bouwen een troon voor Euphémie waarop zij troont in heerlijkheid, en zij eten uit haar hand)
Priscus Dit is toch zeker niet te geloven! Ze bekeert de wilde beesten, die mensenbloed hebben gesmaakt, en ze is aanstonds meesteres over heel Rome.
Appelius Zullen we haar aanbidden?
Priscus Wij aanbidden de keizer!
Appelius Zal ik toeslaan?
Priscus Maak haar af!
(Appelius doodt Euphémie met zijn zwaard)
Appelius Ja! Het is gelukt, hoera! Ik ben het nog niet verleerd.
Priscus Goed werk, Appelius, dit is echt een pak van mijn hart.
Leo Wat flik jij nou?
Weer Vuile, laffe coyote, daar zul je voor boeten.
Kroko Ik sper reeds mijn kaken vaneen, om hem te grijpen bij zijn been.
Priscus Vlucht, Appelius, vlucht.
Leo Te laat, vader, ik heb je beet.
Weer We zullen eindelijk weten hoe het Romeins recht smaakt.
Kroko Antecedenten en arresten zullen ons vetmesten.
(Leo, Weer en Kroko vreten Appelius met huid en haar op)
12e scène
Priscus
Priscus Ternauwernood ben ik aan die woestelingen ontkomen.
Alles keert zich tegen het gezag als het om die idioten van een Christenen gaat.
De beul zelf wordt afkerig van zijn werk en vervalt tot zinneloze wreedheid.
Het beste deel van de natie bloedt dood op het schavot.
En waar is die lieve Euphémie, die zo heerlijk kon redeneren en ons zo vakkundig het bloed onder de nagels vandaan haalde?
Zwijgt zij dan voor eeuwig?
Als zijn naar het Elysée is, dan wil ik er ook heen.
Ik heb heimwee, heimwee …
13e scène
Euphémie, de engel genaamd Roscoe
Euphémie Roscoe, is het nu eindelijk gebeurd?
Roscoe Het zwaard, dat zo prinsheerlijk prijkt in je hart, is de stomme getuige.
Euphémie Het zwaard? Ik ben gevallen door het zwaard?
Roscoe Het is de weg der martelaren, rechtskundig volgens precedent vastgelegd door de apostel Paulus himself.
Euphémie Ik dank hem, ik dank hem. Het was evengoed pijnlijk.
Roscoe Er is overigens goed nieuws.
Euphémie Uit de hemel, ja, dat is vast goed nieuws.
Roscoe Nee, gewoon van de Romeinse overheid, die heeft in haar oneindige goedheid en diepe bezorgdheid omtrent het welzijn van haar trouwe onderdanen de vervolging van de Christenen opgeschort.
Euphémie Hoe dat zo opeens?
Roscoe Het komt en het gaat, als de golven aan zee. Het raakt over zijn hoogtepunt heen en valt er één slachtoffer teveel en opeens vraagt men zich af: waar zijn we mee bezig?
Euphémie Ik zeg de keizer dank.
Roscoe God zal het hem lonen.
Euphémie Was ik dan de laatste?
Roscoe Zo ongeveer.
Euphémie Ik heb er te lang over gedaan.
Roscoe Voor een hoogverheven dochter van Rome is het nog knap snel gegaan, naar mijn bescheiden mening.
Euphémie Ik heb de mensen leren kennen en zo heb ik de hele weg afgelegd.
Roscoe Ik neem je mee, lieve Euphémie, want je bent aangenomen, je offer is van hogerhand aanvaard.
Euphémie Ik zal daarginds bidden voor Rome.
Roscoe Dat doen we allemaal.
Euphémie Zorg jij voor de dieren, alsjeblieft.
Roscoe Heel even, een moment maar, heb jij de natuur die in angst en beven leeft, verlost en vrijgemaakt, totdat de ene mafketel met dat maffe zwaard van hem je overhoop stak, en toen was er weer geen houden aan.
Euphémie Er blijft wat te doen.