Naamvallen

4e naamval

Uitlegvideo: lidwoorden en ein-groep in de 4e naamval

Je leert het verschil tussen de 1e en de 4e naamval en per geslacht welke vormen de lidwoorden en het bezittelijk voornaamwoord in de 4e naamval aannemen. Je leert de hij/hem-regel om snel te bepalen of een zinsdeel in de 1e of in de 4e naamval staat.

SC: 2JYT2 | 15 items | hints

Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval (1e of 4e) te bepalen. Je vult telkens de juiste vorm van het lidwoord in.

SC: YJYU3 | 15 items | hints

Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval (1e of 4e) te bepalen. Je vult telkens de juiste vorm van het lidwoord of het bezittelijk voornaamwoord (ein-groep) in.

SC: 8JYVS | 15 items | hints

Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval (1e of 4e) te bepalen. Je vult telkens de juiste vorm van het lidwoord of het bezittelijk voornaamwoord (ein-groep) in.

SC: 4JYWV | 15 items | hints

Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval (1e of 4e) te bepalen. Je vult telkens de juiste vorm van het lidwoord of het bezittelijk voornaamwoord (ein-groep) in.

SC: HJYXF | 15 items | hints

Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval (1e of 4e) te bepalen. Je vult telkens de juiste vorm van het lidwoord of het bezittelijk voornaamwoord (ein-groep) in.

Uitlegvideo: het bijvoeglijk naamwoord in de 4e naamval

Je leert welke verbuigingen het bijvoeglijk naamwoord in de 1e en in de 4e naamval krijgt. Je leert hoe je de hij/hem-regel kunt toepassen om heel eenvoudig vast te stellen of een zinsdeel in de 1e of in de 4e naamval staat.

SC: 3JYYU | 15 items | hints

Je oefent alleen met de juiste vormen van het bijvoeglijk naamwoord in de 1e en de 4e naamval. Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om snel de juiste naamval te bepalen.

SC: SJYZ4 | 15 items | hints

Je oefent met de hij/hem-regel om de naamval (1e of 4e) te bepalen. Je vult telkens de juiste vormen van het lidwoord of bezittelijk voornaamwoord en het bijvoeglijk naamwoord in.

SC: WJY2X | 15 items | hints

Je oefent met de hij/hem-regel om de naamval (1e of 4e) te bepalen. Je vult telkens de juiste vormen van het lidwoord of bezittelijk voornaamwoord en het bijvoeglijk naamwoord in.

SC: EJY3E | 15 items | hints

Je oefent met de hij/hem-regel om de naamval (1e of 4e) te bepalen. Je vult telkens de juiste vormen van het lidwoord of bezittelijk voornaamwoord en het bijvoeglijk naamwoord in.

SC: 5JY4N | 15 items | hints

Je oefent met de hij/hem-regel om de naamval (1e of 4e) te bepalen. Je vult telkens de juiste vormen van het lidwoord of bezittelijk voornaamwoord en het bijvoeglijk naamwoord in.

Uitlegvideo: de der-groep in de 4e naamval

Je leert de woorden uit de der-groep kennen en welke vormen deze krijgen in de 1e en de 4e naamval. Het toepassen van de hij/hem-regel wordt herhaald.

SC: ZJY5R | 10 items | hints

Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval (1e of 4e) te vinden. Je vult telkens de juiste vormen van de woorden uit de der-groep en evt. het bijvoeglijk naamwoord in.

SC: 7JY6J | 10 items | hints

Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval (1e of 4e) te vinden. Je vult telkens de juiste vormen van de woorden uit de der-groep en evt. het bijvoeglijk naamwoord in.

Uitlegvideo: het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval

Je leert de vormen van het persoonlijk voornaamwoord in de 1e en de 4e naamval. Het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval te bepalen, wordt herhaald.

SC: QJY7Y | 10 items | hints

Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval (1e of 4e) te vinden. Je vult telkens het juiste persoonlijk voornaamwoord in.

SC: GJY87 | 10 items | hints

Je oefent met het toepassen van de hij/hem-regel om de juiste naamval (1e of 4e) te vinden. Je vult telkens het juiste persoonlijk voornaamwoord in.

Uitlegvideo: 1e en 4e naamval - het stappenplan

Je leert een stappenplan te gebruiken om de juiste naamval (1e of 4e) te bepalen en om de juiste vormen van de verschillende woordsoorten (lidwoord, bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord, der-groep en bijvoeglijk naamwoord te vinden.

SC: 6JY9G | 15 items | hints

Je oefent met de stof uit les 15 t/m 18. Je past telkens de hij/hem-regel toe en vult de juiste vormen van het lidwoord, het bezittelijk of het persoonlijk voornaamwoord, de der-groep en het bijvoeglijk naamwoord in.

SC: 7JZAD | 15 items | hints

Je oefent met de stof uit les 15 t/m 18. Je past telkens de hij/hem-regel toe en vult de juiste vormen van het lidwoord, het bezittelijk of het persoonlijk voornaamwoord, de der-groep en het bijvoeglijk naamwoord in.

SC: VJZBN | 15 items | hints

Je oefent met de stof uit les 15 t/m 18. Je past telkens de hij/hem-regel toe en vult de juiste vormen van het lidwoord, het bezittelijk of het persoonlijk voornaamwoord, de der-groep en het bijvoeglijk naamwoord in.

SC: 8JZCA | 15 items | hints

Je oefent met de stof uit les 15 t/m 18. Je past telkens de hij/hem-regel toe en vult de juiste vormen van het lidwoord, het bezittelijk of het persoonlijk voornaamwoord, de der-groep en het bijvoeglijk naamwoord in.

SC: FJZD2 | 15 items | hints

Je oefent met de stof uit les 15 t/m 18. Je past telkens de hij/hem-regel toe en vult de juiste vormen van het lidwoord, het bezittelijk of het persoonlijk voornaamwoord, de der-groep en het bijvoeglijk naamwoord in.