Historie
De boerderij heeft een respectabele historie, zoals onderzoek door Jan Oonk van de historische vereniging Salehem leert.
Boerderij Reuterink (Smedekinc, Smeitink) in historische context
Al in 1341 duikt de boerderij op, dan nog onder de naam Smedekinc, als leen van de abdij te Werden. Een intrigerend gegeven. Deze abdij is kort voor zijn dood in 809 gesticht door de zendeling Liudger, toen deze bisschop was van Münster. Blijkbaar is de relatie tussen de abdij Werden en Zelhem dan ook geen toeval. Ook het feit dat deze abdij in die tijd naast het goed Smedekinc nog zes andere erven onder Zelhem had, duidt op een oude en hechte relatie.
Vanaf 1424 wordt het goed onder de naam Smedekinck genoemd wanneer het in leen wordt uitgegeven aan Derich van Linteloe door de hertog van Gelre (Register op de leenakten-boeken van het hertogdom Gelre) Blijkbaar heeft er tussen 1341 en 1424 een overdracht plaatsgevonden van de abdij Werden naar Gelre. De relatie met de familie Van Linteloe heeft lang bestaan, want in 1601 ontvangt Fredrica Margriet van Lintlo het erf in leen en in 1645 haar zoon Hendric van Coevorden. In 1648 wordt diens broer Goossen beleend en dat is meteen de laatste keer dat Smedekinck genoemd wordt in de leenaktenboeken. In het verpondingscohier uit hetzelfde jaar wordt jonker Rouwenoort al genoemd als eigenaar. Hij heeft het erf verpacht op de “derde gerve” wat wil zeggen dat hij één op de drie geoogste garven als pacht in onvangst mocht nemen. Volgens de opgave in het verpondingscohier omvat het Smedekinck dan 8 molder bouwland (3,6 ha) 3 “beestweydens” (circa 2,5 ha), wat heide en een stuk grond dat als “Vaerninck lant” wordt aangeduid. Al met al een erf van een behoorlijk kaliber voor die tijd. Dat het om een goed van respectabele ouderdom gaat blijkt uit allerlei aanvullende lasten (de “beswaeren”) die op het erf rusten en die vaak teruggaan tot zeer oude tijden. Zo moeten 5 schepel rogge (0,55 ha) worden afgedragen aan vrouw Heyendael, 1 schepel woltrogge en 1 hoen aan het Lantschap, 1 pond was en op twee na het beste van jonge lammeren aan jonker Schaep en nog 7 kannen honing Winckelman.
Uit de oudste kadasterkaarten van kort na 1820 valt af te leiden dat de naam dan is getransformeerd tot Smeitink. Uit de volkstelling van 1829 blijkt dat de boerderij dan wordt bewoond door de familie Oosterink. Na de Tweede wereldoorlog doet de familie Reuterink zijn intrede. Een compleet overzicht van de bewoners sinds begin 1800 (onderzocht door Gerhard Weenk) is te vinden in het archief van de oudheidkundige vereniging Salehem.
Bouwkundige plannen in historische context
In 1880 is de boerderij gekocht door de overgrootvader van Jan Reuterink. In 1911 is de voorgevel van de deel van de boerderij ingrijpend gewijizgd. In 1963 is de voorgevel van het woonhuis ingrijpend gewijizgd samen met het aanbrengen van een nieuwe verdiepingsvloer. De authentieke uitstraling van de voorgevel van het woonhuis en de indeling hiervan is hiermee verloren gegaan. De laatste naam van de boerderij was "Reuterink", daarvoor "Spijkers" en daarvoor "Smeitink" De boerderijnaam Smeitink is nog terug te vinden op oude kaarten.
Algemene indruk
De situatie van het erf met daaraan de gebouwen is fraai gelegen richting het open landschap. De gevel van de deel van de boerderij en de deel zelf ademen nog de authentieke sfeer uit. Er is echter veel achterstallig onderhoud wat tot gevolg heeft dat de constructie van de gebouwen verzwakt is, in de varkensschuur zelfs in ernstige mate. De oude schuur is bouwkundig gezien zeer slecht, maar is wel een gewenst beeldpalend gebouw op het erf en moet daarom behouden blijven. De werktuigenloods (bouwjaar 1980) en de ligboxenstal verkeren in redelijke tot goede bouwkundige staat.
[projectplan ZelhemsErfgoed - pdf]