03 Afdeling III: Stotteren verhelpen

Afdeling III: Stotteren verhelpen

Wat moet verholpen worden en wat niet?

Stotteren verhelpen

Handleiding voor de strategieën

Welke kinderen herstellen min of meer vanzelf?

Strategie 1: Helpen over stotteren heen te groeien

Voorbeeld

Procedure

Welke kinderen hebben zeker hulp nodig?

Strategie 2: Opwinding verminderen

Voorbeeld

Procedure

Kinderen tot ± 6 jaar

Kinderen boven de 6 á 7 jaar

Strategie 3: De druk vanuit het gezin verminderen

Voorbeeld

Procedure

Kinderen tot ± 6 jaar

Schoolgaande kinderen (groep 3 en hoger)

Afdeling III:

Stotteren verhelpen

Wat moet verholpen worden en wat niet?

Voordat we nagaan hoe stotteren kan worden verholpen als het eenmaal begonnen is, moeten we uitleggen hoe natuurlijke spraakonderbrekingen verschillen van haperingen die aandoen als stotteren. Het onderscheid is belangrijk omdat iedereen wel eens hapert en soms klinkt dat als stotteren. We willen wel voorkomen dat stotteren chronisch wordt, maar we gaan niet proberen alle natuurlijke spraakonderbrekingen te voorkomen.

Dat zou trouwens onmogelijk zijn, en als we erin zouden slagen zou het resultaat onnatuurlijk klinken. Volmaakt vloeiend spreken is misschien wenselijk voor een nieuwslezer op t.v. of radio, maar in een normaal gesprek klinkt dat ongewoon.

We zullen ons zelfs niet bezig houden met de ernst van spraakonderbrekingen, want natuurlijke spraakonderbrekingen kunnen ernstig zijn en toch niet als stotteren worden ervaren. Zelfs wanneer je ze echt als stotteren zou aanmerken, kan het zijn dat de spreker er zich niet van bewust is en dan is het dus ook geen probleem. In dit deel zullen we behandelen wat gedaan kan worden om betrekkelijk onschuldig stotteren te verminderen, dan wel te verhelpen. Dat is het stotteren dat waarschijnlijk meer een zorg is voor u dan voor uw kind. Afdeling IV zal worden gewijd aan het stotteren dat kan uitgroeien tot een ernstig probleem.

In het kort komt het hierop neer: kinderen van wie het praten hapert door oorzaken die zij zich bewust kunnen maken, in het bijzonder linguïstische oorzaken, groeien hoogst waarschijnlijk over hun stotteren heen. Ofschoon zij gemakkelijk kunnen begrijpen waarom hun spraak stokt als ze nog niet klaar zijn met het vormen van de zin, met woordkeus of uitspraak, gebeurt dat alles meestal automatisch. Als kinderen echter onder tijdsdruk staan, denken ze vaak niet meer aan die voor de hand liggende oorzaken van de hapering. Onder zulke omstandigheden vertonen ze dan wat wij logischerwijs linguïstisch stotteren zouden kunnen noemen. Dat is waarschijnlijk het soort stotteren waar ze grotendeels overheen groeien, gewoonlijk zelfs binnen een jaar. De reden daarvan is dat dit stotteren een kwestie is van taalrijping, die tegen de puberteit bijna is voltooid; dit is ook de periode waarin iemand meestal over het stotteren heen groeit, áls hij dat tenminste doet.

Een ander belangrijk kenmerk van kinderen die over hun stotteren heen groeien is dat zij zich in het algemeen zeker voelen van zichzelf. Kinderen die van praten houden, willen zich laten horen als ze iets te zeggen hebben. Zoals wij volwassenen een gesprek meestal automatisch starten met ‘uh’, ‘zeg’, ‘moet je horen’ en dergelijke stopwoorden die niets met het onderwerp te maken hebben, zo gebruiken kinderen ook soortgelijke middelen om de aandacht te trekken voor wat ze gaan zeggen. Dat kan elk willekeurig vocaal startsein zijn, inclusief uitingen die lijken op stotteren. Zoals u zich zult herinneren, was dat wat Alex deed.

Een ander soort stotteren waar kinderen meestal overheen groeien, is wat wel voorkomt als ze opgewonden of kwaad zijn, of als ze iets willen benadrukken, of snel gaan praten in een verhit gesprek. Zelfs voor de rustigste en vrolijkste kinderen heel natuurlijk. Toch kunnen dan willekeurige haperingen in het spreken gemakkelijk omslaan in gestotter. Bij het begin van de puberteit ontstaat echter behoefte aan meer volwassen gedrag. Het wordt dan tijd om de nonchalance en het doen-waar-je-zin-in-hebt van de kinderjaren achter zich te laten. In die periode wordt de spreeksnelheid ook minder hectisch, wat het stotteren gewoonlijk zal doen verminderen.

Kortom, kinderen die zelfvertrouwen hebben, zeker van zichzelf zijn en assertief, die niet uitsluitend bij bepaalde gelegenheden of tegenover bepaalde personen stotteren, die houden van praten en zonder aarzelen hun zegje zeggen, die met anderen wedijveren en die weinig aandacht schenken aan hun eventuele stotteren, groeien in het algemeen over hun stotteren heen.

Stotteren zelf is niet zo’n probleem. Als de betrokken persoon er zelf geen drukte over maakt, kan stotteren met een zekere frequentie en zelfs in ernstige mate voorkomen zonder dat het erg storend is. Als het alleen maar om stotteren gaat, zal het alleen maar wat vervelend zijn voor het kind, of voor de latere volwasene. Stotteren op zichzelf is beslist geen reden om het leven daarnaar in te richten.

Maar een stotteraar worden is heel iets anders. Het enige wat het gemeen heeft met stotteren is dat, oppervlakkig gezien, het probleem lijkt te bestaan uit stotteren. In werkelijkheid is het het topje van de ijsberg. Het gaat om de functie die stotteren heeft, de verslavende voordelen ervan; die maken dat het zo moeilijk te genezen is.

In feite zijn er dan twee doelstellingen. De voor de hand liggende bestaat uit het minimaliseren en zoveel mogelijk uitschakelen van stotteren. Maar verreweg de belangrijkste doelstelling is: voorkomen dat - om wat voor reden dan ook - voordelen worden verkregen. Zodra die voordelen een belangrijk middel worden om assertief te zijn, is de persoon die voorheen stotterde een stotteraar geworden.

De strategieën die we zullen bespreken, zijn geen van alle nieuw. Ofschoon mijn collega’s en ik van alle strategieën gebruik hebben gemaakt, zijn ze in geen enkel opzicht ons uitsluitend eigendom. Er zijn in de wereld door vindingrijke therapeuten veel effectieve technieken ontwikkeld om stotteren te voorkomen en te behandelen. De strategieën die wij hier gaan bespreken, zijn steeds succesvol gebleken als ze op de juiste wijze worden toegepast. Het is altijd een raadsel geweest waarom sommige strategieën wel werken en andere niet. Dit boek is bedoeld om op die vraag een antwoord te geven.

Wat wèl nieuw is, is de leidraad voor het gebruik van deze strategieën zodat men er succes van kan verwachten. Wat werkt bij de ene soort oorzaken, is nog niet altijd effectief bij de andere.

Willen strategieën succesvol zijn, dan moeten ze worden afgestemd op de oorzaken van stotteren bij dat ene bepaalde kind.

Stotteren verhelpen

We zijn nu bij de kern van de zaak. Wat kunnen ouders doen en hoe kunnen ze het doen? Aangezien ik het hierna over uw kind zal hebben, zal ik me moeten bedienen van ‘hij’ of ‘zij’. Ik zal aannemen dat uw kind een jongen is, en dus ‘hij’ gebruiken - er zijn immers veel meer jongens die stotteren dan meisjes.

De traditionele klacht over behandelingen is merkwaardigerwijs dat er evenveel therapieën zijn als therapeuten. Dat is geen loze bewering. Dertig jaar geleden waren er alleen al in Californië meer dan honderd verschillende therapieën voor stotteren in gebruik. Ofschoon de technieken om stotteren te verhelpen talrijk zijn, zijn de doelen die bereikt moeten worden beperkt. Stotteren verhelpen vergt een nauwkeurig omschreven doel.

Handleiding voor de strategieën

De volgende handleiding is bedoeld om een voorlopige keuze te kunnen maken van de strategie die waarschijnlijk het beste werkt om het stotteren van uw kind te verhelpen. In Afdeling III worden drie strategieën behandeld. Bekijk eerst of deze toepasselijk lijken en kies dan de strategie die het best bij uw kind schijnt te passen. Als u twijfelt, begin dan met die met het laagste nummer. Die is het gemakkelijkst.

Strategie 1 is voor kinderen die een goede kans maken zonder veel hulp over hun stotteren heen te groeien. Ze dienen alle nu volgende kenmerken te hebben. Is dat niet het geval, dan is waarschijnlijk een andere strategie nodig.

Kinderen zullen waarschijnlijk over hun stotteren heen groeien als ze:

      • zelfvertrouwen hebben;

      • zich zeker van zichzelf voelen;

      • assertief Zijn;

      • vrijuit durven praten;

      • zich niet veel aantrekken van de gelegenheid waarbij of de persoon tegen wie zij stotteren;

      • met succes aandacht opeisen;

      • geen schuldgevoel hebben en zich geen zorgen maken als ze stotteren;

      • voornamelijk stotteren als ze opgewonden zijn, snel praten of iets belangrijks willen zeggen;

      • minder dan een jaar gestotterd hebben;

      • niet bij de ene persoon meer stotteren dan bij de andere;

      • snel kunnen spreken zonder te stotteren als ze in zichzelf praten.

Strategie 2 is voor kinderen die meer dan een jaar hebben gestotterd en voldoen aan de meeste eisen van Strategie 1. Zij hebben waarschijnlijk hulp nodig om eroverheen te komen. Strategie 2 is de aangewezen strategie als kinderen:

      • alleen stotteren als ze opgewonden zijn;

      • niet bij de ene persoon meer stotteren dan bij de andere.

Strategie 3 is voor dezelfde kinderen als Strategie 2 behalve dan dat ze niet alleen stotteren als ze opgewonden zijn, maar ook als er pressie van buiten komt, bijvoorbeeld als ze hun best doen zich in een gesprek te mengen.

Geen van deze drie strategieën is bedoeld om een kind te helpen een conflict te bestrijden. Als het kind bij de ene persoon meer stottert dan bij de andere is dat een zeker teken van conflict.

De strategie voor dat probleem staat in Afdeling IV. Zoals u zult zien, worden de omschrijvingen van de strategieën langer bij de hogere nummers. Dat komt doordat er bij kinderen die in conflict verkeren en het meeste risico lopen (Strategie 4 tot en met 6), meer komt kijken dan bij relatief zekere kinderen die met uw hulp waarschijnlijk van hun stotteren herstellen (Strategie 1 tot en met 3).

Welke kinderen herstellen min of meer vanzelf?

Strategie 1: Helpen over stotteren heen te groeien

Voorbeeld

Het stotteren van Jason was typisch voor kinderen die over hun stotteren heen groeien. Zijn moeder zei dat hij als een woelwater geboren was. Hij wilde ‘s avonds niet gaan slapen als hij niet in slaap gewiegd werd of mee uit rijden genomen was. Op een avond wiegde zijn moeder hem uit frustratie zo furieus dat de hele zijkant van de wieg eraf vloog. Er gebeurde altijd van alles met hem, waarmee maar gezegd wil zijn dat hij alles behalve een rustige baby was.

Zijn ontwikkeling verliep echter op een unieke manier en was waarschijnlijk tekenend voor zijn vroegtijdige onafhankelijkheid. Hij ging niet kruipen op de gewone leeftijd. Vervolgens begon hij zonder een voorbereidende fase te lopen. Toen hij dat kon begon hij te kruipen. Achteruit! Belangrijker was dat zijn ouders bang waren dat hij doof was. De vader ging zelfs op pannen en potten slaan en met deuren smijten om te zien of Jason reageerde. Hij reageerde niet. Na meer dan zes maanden nauwelijks een geluid te hebben voortgebracht begon hij met lange gebrabbelde ‘gesprekken’ en begon hij te zingen terwijl hij zijn moeder met badwater bespatte. Vanaf dat ogenblik was hij vrijwel nooit stil, en zeker niet doof.

Toen hij drie jaar was, praatte hij onophoudelijk. Toen zijn zinnen langer werden en de grammatica dus meer gecompliceerd, begon zijn praten doorspekt te raken met aarzelingen, terwijl hij zocht hoe hij moest zeggen wat hij wilde zeggen. Toen hij ongeveer zes maanden in het peuterklasje zat, liet de onderwijzeres weten dat hij was gaan stotteren. Wat was er gebeurd? Jason en een ander jongetje die allebei de baas wilden spelen. hadden een geweldige ruzie gekregen. Bij zijn pogingen om de boventoon te voeren werden Jasons zinnen vaak onderbroken door klank- en woordherhalingen (zoals w-w-w-wel en ma-ma-ma-maar).

Toen de ouders van Jason daarop geattendeerd werden, realiseerden ze zich dat hij ook thuis herhalingen gebruikte, vooral als hij opgewonden of kwaad was. Als hij zich in een gesprek wilde mengen, veranderden die herhalingen soms in blokkeringen. Het klonk beslist alsof hij stotterde, hetgeen waarschijnlijk ook het geval was, maar het scheen hem niet te hinderen. Toen de ruzie over wie de baas was, opgelost scheen, nam het stotteren af; het kwam alleen weer kort boven water toen hij naar de kleuterschool ging. Op het ogenblik, nu hij volwassen is, herinnert Jason zich niets meer van dat stotteren.

Procedure

Stap 1 Stel vast of uw kind uitzonderingen vertoont op de twaalf voorwaarden voor spontaan herstel. Als dat het geval is, zal er misschien meer hulp nodig zijn. Start niettemin met Strategie 1. Als het lukt, spaart het u tijd en moeite.

Stap 2. Als uw kind zich afvraagt waarom zijn praten nu en dan hapert, vertel dan dat er geen reden is om bezorgd te zijn en dat iedereen op een gegeven moment wel een beetje stottert (wat waar is).

Stap 3. Troost u met de gedachte dat het geen ernstig probleem is, dat uw kind het waarschijnlijk niet als stotteren zal gaan zien als u dat niet doet, en dat hij er vermoedelijk overheen groeit. Er hoeft niets aan de hand te zijn; behandel hem dan ook niet alsof hij een probleem heeft. Hij heeft misschien geen probleem. U kunt hem echter een probleem aanpraten, bijvoorbeeld door te zeggen dat hij langzaam moet praten, zich moet ontspannen, meer tijd moet nemen of moet denken alvorens te praten. U hebt er ongetwijfeld de beste bedoelingen mee, maar om redenen die we later zullen behandelen, zijn dit zo ongeveer de meest negatieve dingen die u kunt zeggen.

Andere nuttige adviezen zijn:

      • Bekritiseer of corrigeer het praten van het kind niet.

      • Noem hem geen stotteraar.

      • Maak zijn zinnen niet af.

      • Onderbreek hem niet.

      • Kijk niet bezorgd als u iets hoort wat op stotteren lijkt. Het kan iets anders zijn. En uw bezorgdheid maakt uw kind onzeker

      • Vestig op geen enkele manier de aandacht op zijn praten.

      • Laat hem dus ook niet in gezelschap demonstreren ‘hoe goed hij het al kan’.

Stap 4. Stel vast of uw kind langzamer is dan de meeste andere kinderen in het leren praten. Als zijn spraakontwikkeling u zorgen baart, wend u dan tot een logopedist.

Stap 5. Controleer (eventueel samen met de logopedist) of het praten dat het kind als model dient (het praten van u en uw gezin) moeilijke woorden en lange, ingewikkelde zinnen bevat. Zo ja, gebruik dan kortere zinnen en eenvoudigere woorden in het gezelschap van uw kind.

Over het stotteren waarvoor Strategie 1 de juiste aanpak is, zal het kind waarschijnlijk heen groeien. Het enige probleem is dat opwinding of woede of iets dergelijks het kind bijna dwingt om aandacht te vragen. Bovendien is het kind als het opgewonden of kwaad is, volkomen in beslag genomen door het onderwerp en niet door de daarbij horende linguïstische processen. Linguïstische storingen treden op als kinderen proberen te praten, terwijl ze het woord dat ze willen zeggen nog niet paraat hebben. Ook al is de oorzaak gemakkelijk duidelijk te maken, toch denken kinderen meestal niet aan die oorzaak als ze opgewonden zijn, vooral kleuters niet. Ze kunnen dan over hun woorden struikelen op een manier die klinkt als stotteren en die ervaren kan worden als verlies van controle, maar het is niet waarschijnlijk dat het tot blijvende moeilijkheden leidt. Wanneer men echter een kind zodra het begint te stotteren een gesprek volledig laat beheersen, wordt een voordeelsituatie gecreëerd!

Welke kinderen hebben zeker hulp nodig?

Strategie 2: Opwinding verminderen

Naast de grote meerderheid van kinderen die een tijdje stotteren en er dan overheen groeien, is er een kleine groep die blijft stotteren en met Strategie 2 of 3 geholpen kan worden. Dat zijn de kinderen die zeker zijn van zichzelf en geen enkele van de drie kenmerken vertonen die iemand gemakkelijk tot een stotteraar maken: onzekerheid, problemen met assertiviteit in gesprekken, en stotteren om de aandacht te trekken. Als u één van deze twee ,strategieën gaat gebruiken, moet u zich van twee zaken bewust zijn.

De eerste is dat voortdurende haperingen veroorzaakt kunnen worden doordat de hersenen beperkingen opleggen aan de snelheid waarmee uw kind zonder stotteren kan spreken. Die beperkingen kunnen hun oorzaak hebben in erfelijke factoren of hersenletsel. Er is geen medische behandeling bekend die daarin verandering kan brengen; u zou dat dus moeten accepteren als vrij permanent.

De tweede overweging is dat iedereen bij opwinding automatisch sneller spreekt. U kunt die manier van reageren waarschijnlijk niet veranderen, ook al zou u het willen. Doen de twee genoemde condities zich tegelijk voor, dan zal het kind stotteren telkens wanneer hij de ‘snelheidslimiet’ overschrijdt. Het onaangename hiervan is dat die limiet ook aan het normale spreken van het kind beperkingen oplegt. Als dat het geval is, zult u Strategie 2 of 3 nodig hebben om hem te helpen met een lager tempo te leren spreken. Als het stotteren alleen maar gebeurt als het kind uit zijn bol gaat, merkt hij dat waarschijnlijk niet eens; het gebeurt automatisch midden in zijn opwinding.

U wilt natuurlijk geen problemen creëren waar er geen zijn. Als uw kind echter zelf laat merken verontrust te zijn als hij hapert, wees dan gewoon eerlijk; geef openlijk toe dat hij een probleem heeft, maar blaas het niet op. Probeer hem niet in bescherming te nemen door te doen alsof er niets aan de hand is, terwijl u uit zijn frustratie kunt opmaken dat hij het wel zo ervaart. Zwijgen zal het kind opvatten als een teken dat er iets ernstigs aan de hand is. Anderzijds, als hij zelf niet verontrust wordt door zijn haperingen, volg dan zijn voetspoor en toon ook geen tekenen van verontrusting. Dit klinkt gemakkelijker dan het in werkelijkheid is. Controleer uzelf daarom op gevoelens van angst, irritatie of ongeduld. De dag zal komen dat hij opgelucht zal zijn omdat hij de oorzaak van zijn stotteren begrijpt.

Voorbeeld

Diane begon te stotteren toen ze woorden begon te gebruiken, enkele maanden na haar tweede verjaardag. Niet alleen Diane’s moeder heeft gestotterd, ook haar vader, oudere broertje en jongere zusje doen het. Ofschoon erfelijkheid ongetwijfeld een hoofdrol speelt bij het stotteren in dit gezin, is Diane de enige die past in Strategie 2. Ze stottert alleen als ze opgewonden is.

Anders dan haar moeder, die honderduit praat, is Diane meer als haar vader, die een kalme en weloverwogen indruk maakt. Gelukkig voor haar geven zowel haar vader als haar broer haar een goed voorbeeld door langzaam en gemakkelijk te praten; ze moeten namelijk beiden opletten hoe snel ze praten om te zorgen dat het stotteren niet de overhand krijgt. Diane zit nu in de vijfde klas en weet wat er met haar praten gebeurt als ze opgewonden is. Ofschoon stotteren haar irriteert als het gebeurt, ervaart ze het als een signaal dat ze te vlug praat. Aangezien ze weet dat het ophoudt als ze langzamer praat, is het stotteren niet zo’n groot probleem voor haar.

Procedure

Stap 1. Stel vast of uw kind een aangeboren limiet heeft die bepaalt hoe snel hij kan spreken zonder te stotteren. Doe dat door te observeren of hij ooit stottert als hij hardop in zichzelf praat. Wanneer dat zo is, let er dan op hoe snel hij praat als het stotteren begint. Dat is dan waarschijnlijk ook de snelheid waarop hij in een gesprek gaat stotteren. Stap 1 is bedoeld als informatie voor uzelf. Maak er geen gebruik van om uw kind te vertellen dat het langzamer moet praten. De kans bestaat dat u daarmee normale spraakonderbrekingen omzet in een levensgroot probleem.

Als u geen limiet constateert die bepaalt hoe snel uw kind in zichzelf kan praten zonder te stotteren, kan een hogere strategie nodig zijn. Maar probeer toch eerst Strategie 2 voordat u daartoe overgaat. Het kan nooit kwaad en u kunt succes hebben. Lukt het niet dan merkt u dat gauw genoeg en kunt u overgaan naar de volgende strategie.

Kinderen tot 6 jaar

Een moeder van een vierjarige jongen vertelde me dat ze, om hem rustig praten te leren, het meeste succes had door samen een verhaaltje te verzinnen. Haar tactiek is een aanbeveling waard. Dit deden ze elke dag voor het middagdutje of ‘s avonds voor het naar bed gaan. Ze vertelde dat hij het best meewerkte als hij wist dat het uitstel betekende van het onvermijdelijke dutje. Ze begonnen altijd met: ‘Er was eens ...’ Soms verzonnen ze heel rustige verhalen (wat een laag spreektempo bevorderde), andere dagen probeerden ze of ze levendige verhalen konden verzinnen met vechtende superhelden, en toch hun snelheid laag konden houden. Bij die verhalen bleef hij vijf tot tien minuten geboeid. Als zij dit ritueel vergat, vroeg hij er altijd om; hij genoot er dus van.

Kinderen boven de 6 á 7 jaar

Oudere kinderen kunnen leren dat ze bij te snel praten gaan stotteren. Zodra ze ontdekken dat het stotteren veroorzaakt wordt door iets wat ze zelf doen en in de hand hebben, is het meest alarmerende aspect van het probleem al verdwenen, ook al gaan ze door met stotteren. blijft het stotteren aanhouden, ga dan over op Strategie 3.

Strategie 3: De druk vanuit het gezin verminderen

Ofschoon Strategie 3 eigenlijk ontworpen is voor gevallen waarin een aangeboren limiet grenzen stelt aan de snelheid van spreken, is zij eveneens toepasselijk wanneer linguïstische onzekerheid de oorzaak van spraakonderbrekingen is. Als naast de voorwaarden voor Strategie 2 ook de volgende twee voorwaarden voor uw kind gelden, gebruik dan Strategie 3.

Stottert niet alleen bij opwinding maar ook in een normaal gesprek.

De ernst van het stotteren is afhankelijk van de snelheid van spreken, niet van de persoon met wie het kind spreekt.

Voorbeeld

Diane heeft een oudere broer, Ted, die net als Diane stottert door genetische oorzaken. Het verschil is dat Ted niet alleen stottert als hij opgewonden is of ruzie maakt, maar ook als hij zich in een gesprek wil mengen of wil praten met zijn moeder. De rode draad door al deze situaties is dat hij dan altijd sneller gaat praten. Als het spreektempo van de moeder heel hoog ligt, vindt het kind het moeilijk zelf zo langzaam te blijven praten dat zijn genetische beperking hem niet hindert. Bij gesprekken in het gezin te moeten racen om mee te kunnen doen is niet goed voor hem. Hij beklaagt er zich over dat dit extra vervelend is omdat als Diane gaat praten, iedereen zijn mond houdt om te luisteren. Als hij wil praten luistert niemand; zo ziet hij het tenminste.

Ted staat vlak voor zijn puberteit, een kritische leeftijd waarop de pressie en meningen van leeftijdgenoten zwaarder gaan tellen. Terwijl zijn stotteren vroeger alleen maar iets vervelends was dat hem niet zoveel leek te deren, is het nu een probleem aan het worden dat hij probeert te verbergen. Dat is het gevaar: hoe meer hij het probeert te vermijden, des te meer vreest hij het. Hoewel hij al therapie heeft gehad, begint hij het nu pas serieus te nemen. Als hij er maar van overtuigd raakt dat zijn stotteren veroorzaakt wordt door te snel praten, heeft hij een kans dat hij het beperkt kan houden tot het niveau van ‘iets vervelends’.

Dat zal natuurlijk niet makkelijk zijn, zeker niet wanneer je als tiener moet meedoen aan het opgewonden en emotionele gekwebbel van die leeftijdsgroep. De beste manier om er met zo min mogelijk kleerscheuren doorheen te komen is: zelf inzien dat hij door langzamer te praten haperingen kan vermijden. Als hij zich dat realiseert, kan hij snel praten en stotteren zonder zich machteloos te voelen: hij weet dan dat het stotteren tijdelijk is, en dat het verdwijnt zodra hij langzamer gaat praten.

Procedure

Kinderen tot 6 jaar

Stap 1. Lees de volgende strategie zorgvuldig door en besluit dan als ouders in gezamenlijk overleg of u inderdaad het veranderen van de levensstijl van uw gezin aankunt. Omdat u dit boek aan het lezen bent, neem ik aan dat u erop uit bent te voorkomen dat het stotteren van uw kind een levenslang probleem wordt. Voor u is het niet de vraag of u bereid bent te helpen, u wilt het. Maar vergis u niet. Het zal veel krachtsinspanning vergen om u aan deze strategie te houden. Niet dat van u gevraagd wordt iets te doen wat u niet kunt. Wat moeilijk zal zijn is het veranderen van een aantal kleine dingen die u doet. De uiteindelijke voordelen kunnen opwegen tegen de uitdaging. Doet u niets, dan zal het stotteren waarvoor Strategie 3 is ontworpen, waarschijnlijk blijvend zijn. Dat komt doordat de oorzaak van de haperingen aangeboren is en het leven lang zal blijven bestaan; er is geen manier bekend om daarin verandering te brengen. Aan de andere kant, als u in staat bent tot de veranderingen die in de volgende stappen worden beschreven, kan het stotteren waarschijnlijk tot een hanteerbaar niveau worden teruggebracht, en misschien helemaal worden opgelost.

Stap 2. Roep het gezin bij elkaar en probeer het erover eens te worden dat iedereen minder jachtig, meer ontspannen gaat leven. Presenteer dit niet als een bijeenkomst om uw stotterende kind te helpen. Het is essentieel dat uw kind voelt dat hij, zonder extra voorrechten, gewoon een van de gezinsleden is die bijeenkomen voor een gezinsbesluit. Mogelijke argumenten om aan te sturen op een ontspannen stijl van leven zijn er volop. Enkele suggesties:

Minder stress voor een betere gezondheid.

Betere verhoudingen binnen het gezin.

Beter voor de spijsvertering.

Meer genieten van het leven.

Ik ga ervan uit dat u als ouders het belang van deze preventiestrategie onderschrijft; de gezinsbijeenkomst is bedoeld om de medewerking van de andere gezinsleden te verkrijgen, ook al doen ze het niet graag. Als iemand vraagt of dit gedaan wordt om uw stotterende kind te helpen, kunt u in alle eerlijkheid antwoorden:, ‘Het zal voor hem precies even goed zijn als voor ons allemaal.’

Stap 3. Beschrijf de manier waarop u deze meer rustige stijl van leven wilt bereiken als een Ontspanningsspel. Kies om te beginnen een periode van vijftien tot dertig minuten waarin de gezinsleden ontspannen bij elkaar zijn, liefst tijdens of na het avondeten. Leg vervolgens de spelregels uit om te leren rustig aan te doen:

Iedereen moet in de ontspanningsperiode alles langzaam doen. Langzaam en rustig praten, lopen, bewegen, eten, kauwen, slikken, enzovoort.

Kies voor elke periode een onderwerp waar het hele gezin zich druk over maakt, zodat iedereen er zo verhit mogelijk over zal praten. De opdracht is nu om in langzaam tempo verhit te praten.

Iedereen die iets doet in strijd met de regel van het langzaam handelen, krijgt een boete en moet bijvoorbeeld een fiche betalen. Als iedereen begint met hetzelfde aantal fiches, kan het spel meerdere periodes duren totdat iemand al zijn fiches kwijt is. Wie op dat moment het grootste aantal fiches over heeft, is winnaar. Begin dan een nieuw spel.

Als iemand zich in het gesprek mengt, krijgt hij daarvoor een fiche.

Wie een ander in de rede valt, krijgt een boete van twee fiches.

Iedereen heeft recht een boete te eisen, maar als dat ten onrechte gebeurt, kan daar ook een boete voor staan. Bij verschil van mening beslissen de andere leden.

Iedereen die buiten het ontspanningsspel een ander zegt langzaam aan te doen, krijgt een boete van twee fiches. Het doel van deze regel is iedereen ervan te weerhouden uw stotterende kind te zeggen dat hij langzaam aan moet doen. De hoofdregel speciaal voor u als ouder - luidt: ZEG EEN STOTTEREND KIND NOOIT DAT HIJ LANGZAAM AAN MOET DOEN. De hele bedoeling van dit spel is het scheppen van voorwaarden voor rustig praten, waarbij uw kind dezelfde kansen heeft als de anderen. Binnen het spel kan hij net als ieder ander voor overhaasting beboet worden. Maar hij heeft ook evenveel recht de anderen te beboeten. Hij heeft dus geen uitzonderingspositie; iedereen zit in hetzelfde schuitje. Het doel is voorwaarden te creëren waarin uw kind automatisch, zonder nadenken, langzaam aan zal gaan doen. HET KIND MAG ONDER GEEN VOORWAARDEN MEER DAN DE ANDEREN TOT TEMPOVERMINDERING WORDEN AANGEZET.

Stap 4. Probeer het spel zo plezierig te maken dat uw stotterende kind evenals de rest van het gezin er met verlangen naar uitkijkt. Als u die belangstelling kunt blijven wekken, kunt u elk tempo aanhouden waarbij het spel nog boeiend blijft. Zakt de belangstelling af, dan is het criterium voor de volgende stap dat uw kind in de ontspanningsperiode een zo rustig tempo kan volhouden dat hij weinig boetes krijgt en weinig stottert.

Stap 5. Wanneer uw gezin zover gekomen is dat bijvoorbeeld het avondmaal ontspannen wordt doorgebracht, kunt u het spel ook gaan spelen bij een andere gelegenheid. Begin daar niet aan voordat de tempovermindering een automatisme geworden is. Doet u het eerder, dan zijn er al gauw twee of drie gelegenheden waarbij moet worden nagedacht over de tempovermindering. Dat kan zo lastig zijn dat het gezin er meer gespannen dan ontspannen van raakt. Overtuig u er dus van, alvorens iets nieuws te ondernemen, dat uw gezin de opgelegde taak zonder moeite kan volbrengen. Als het inderdaad zover is, kies dan als uitbreiding van het spel een tweede gelegenheid van ongeveer dertig minuten, zodat u dan elke dag twee keer speelt.

Stap 6. Misschien moet u aan dit dagelijkse programma nog één of twee gelegenheden toevoegen, alvorens de volgende stap te nemen. Deze bestaat dan in een uitbreiding van het spel tot een hele dag, mogelijk in het weekend. Is dat gelukt, maak er dan twee dagen van. Neem telkens meer dagen totdat u het een hele week kunt volhouden. Neem daarna een spelpauze van een week. Houd dat programma aan, één week op, één week af, totdat het langzame tempo van de spelweek doorwerkt in de andere week.

Stap 7. Maak bovendien gebruik van de volgende aanbevelingen in alle contacten met uw kind:

Naast langzaam en rustig praten is het gewenst vaak te pauzeren.

Praat met uw kind als u met hem alleen bent, er is dan geen afleiding en geen rivaliteit..

Geef uw kind de tijd om een vraag te beantwoorden voor u weer een nieuwe vraag stelt.

Stap 8. Wanneer u na een maand constateert, dat u ondanks alle pogingen, er niet in geslaagd bent een tempo te bereiken dat langzaam genoeg is om het stotteren van uw kind te verminderen, kunt u een logopedist te hulp roepen die u kan leren het gezinstempo rustiger te maken. Bij jonge kinderen is directe therapie niet zo effectief als het voorbeeld dat ze thuis van de ouders krijgen. Als u dus hulp zoekt voor een jong kind, zal dat bestaan uit hulp om zelf het goede voorbeeld te kunnen geven.

We moeten aannemen dat kinderen die passen in Strategie 3, zich zeker voelen van zichzelf. Dat betekent dat het belangrijkste probleem binnen het gezin gelegen is. Dit probleem, waar overigens iets aan gedaan kan worden, bestaat uit het effect van het gezin op het gebruikelijke spreektempo van het kind.

Voorzover ik weet is niet bekend waardoor het gebruikelijke spreektempo bepaald wordt. Sommige hersenstoornissen kunnen versnellend of vertragend werken, maar of er erfelijke factoren in het spel zijn of niet, is een open vraag. Mijn observaties geven mij het sterke vermoeden dat het spreektempo van kinderen een weerspiegeling is van het spreektempo dat in het gezin de overhand heeft, om wat voor reden dan ook. Omdat het tempo fluctueert met de situatie, kan het veranderd worden. Het staat niet onwrikbaar vast. Als de ouders hun tempo vertragen, is er een goede kans dat de kinderen hun voorbeeld volgen. Omdat met dat idee veel gewonnen kan worden, gaan wij in onze preventiestrategie daarvan uit.

Een genetische factor, of hersenbeschadiging, die iemand een aanleg voor stotteren meegeeft, heeft een vertragend effect op de snelheid waarmee syllaben worden gevormd. Als het spreektempo sneller gaat dan de vorming van syllaben, treedt een ongewilde hapering op. Als de tijdsdruk alleen door opwinding. wordt opgevoerd, zal het daaruit voortvloeiende stotteren slechts duren zolang de opwinding de spreeksnelheid opjaagt. Een kind kan daarmee leren leven.

Als daarentegen het gebruikelijke spreektempo in het gezin te snel is voor de automatische syllaben vorming van het kind, is het oneindig veel moeilijker daarmee te leven. In dat geval staat zijn gewone spreken steeds onder de druk van dreigende ontsporing. Zelfs de meest gezonde, meest zelfverzekerde kinderen zullen daar slecht op reageren. Ze lopen ernstig gevaar dat het stotteren hun leven lang een probleem blijft. Hun enige redding is zelf een automatisch spreektempo aan te leren dat langzaam genoeg is om geen stotteren uit te lokken, uitgezonderd misschien bij opwinding.

Preventie zou al moeilijk genoeg zijn als het kind er zelf voor kon zorgen. Maar dat is praktisch onmogelijk. De neiging van het gezin om het kind aan te sporen langzamer te praten zal ervaren worden als een machtsstrijd van het ergste soort. Zelfs als het oprecht voor zijn bestwil gedaan wordt, zal het wrok veroorzaken en de spreeksnelheid niet verminderen. ‘Doe wat ik zeg en niet wat ik doe’ is een vermaning die te allen tijde vermeden moet worden.

De belangrijkste reden waarom kinderen niet op eigen kracht hun tempo kunnen verlagen, is omdat zij het spreektempo van het gezin navolgen. Als kinderen met een genetische aanleg tot stotteren dit voornamelijk doen bij de leden van het eigen gezin, is dat een duidelijk teken dat de spreeksnelheid van het gezin te hoog is. Te snel voor het ene kind is natuurlijk niet per se te snel voor het andere. Wat ’te snel’ is, ligt niet vast, maar wordt bepaald door het tempo waarbij uw kind gaat stotteren.

Het ontstaan van stotteren voorkomen vergt een stottervrij spreektempo dat automatisch wordt aangehouden. Als kinderen moeten nadenken over langzaam praten, in plaats van over wat ze willen zeggen, zullen ze vroeg of laat besluiten dat ze dan maar beter kunnen stotteren. Overdenk maar eens bij uzelf hoe moeilijk het is om langzaam te praten als er om u heen een flitsende conversatie gevoerd wordt. Als iedereen langzamer gaat praten, kunt u het ook. Die reactie is automatisch.

De kans dat een kind een automatisch stottervrij tempo aanleert is veel groter beneden de schoolleeftijd dan bij kinderen die al naar school gaan. Voor de eerstgenoemde groep staat het gezin model. Het is veel gemakkelijker het gedrag van een gezin te veranderen dan de druk die van klasgenootjes uitgaat.

Intussen blijft het voor het gezin een enorm zware last. Het spreektempo is geen geïsoleerde, los staande aangelegenheid. Je hele levensstijl wordt erin weerspiegeld: hoe snel je beweegt, hoe snel je loopt, hoe vlug je je dagelijkse bezigheden verricht, hoe strak je je tijd indeelt, hoe je jezelf overbelast, hoe tolerant je bent en hoe prikkelbaar. De lijst kan eindeloos worden uitgebreid. Het is praktisch onmogelijk één ding voorgoed te veranderen zonder ook al het andere te veranderen.

De vraag ‘Hoe zullen we het doen?’ is daarom overbodig, zolang we niet op de meer fundamentele vragen ‘Hoe graag willen we het? en ‘Kunnen we het aan?’ een antwoord gegeven hebben. U moet ronduit gezegd beslissen of het u waard is de levensstijl van uw gezin te veranderen om te voorkomen dat uw kind blijft stotteren. Hoe overtuigder uw ja is, des te harder zult u uw best doen en des te hoger is de prijs die u zult betalen. Maar de beloning is de moeite waard.

Schoolgaande kinderen (groep 3 en hoger)

Als uw kind al op schoolleeftijd is, zijn de hiervoor gegeven suggesties even zo toepasselijk en belangrijk, maar om effectief te zijn zullen ze waarschijnlijk moeten worden aangevuld. Als het kind al verschillende jaren stottert, zal hij vloeiendheidstechnieken moeten aanleren waardoor hij bevrijd wordt van de door stotteren veroorzaakte onderbrekingen. Wanneer hij al zo lang gestotterd heeft dat het in bepaalde situaties een automatisme geworden is, bestaat het gevaar dat hij niet meer weet hoe het is om dan niet te stotteren. Er zal een logopedist nodig zijn die ervaring heeft met kinderen die stotteren, om hem te helpen hier mee om te gaan. Een onderdeel van de vloeiendheidstraining is een gemakkelijk, langzaam, ontspannen spreektempo.

Een waarschuwing. Vloeiend leren spreken vergt geconcentreerde aandacht, wil het rustig spreken ooit een automatisme worden. De kans dat een kind rustig spreken volhoudt tot het een automatisme wordt, is praktisch nihil als hij elke dag na school thuiskomt in een gezin met snelle sprekers. Als een laag spreektempo geen automatisme wordt, zullen de technieken die nodig zijn om vloeiend te blijven spreken spoedig in de vergeethoek raken. Stotteren wordt dan het minste van twee kwaden. Wanneer een aangeboren aanleg tot stotteren de oorzaak ‘s van het haperen, is de waarschijnlijkheid dat iemand uiteindelijk ooit snel zal kunnen spreken gering. Een gezin van rustige sprekers is daarom van wezenlijke betekenis als het erom gaat een heel leven van stotteren te voorkomen.

04 Afdeling IV. Stotteraar worden voorkomen

‘Als ik eenmaal begin met praten kan ik niet ophouden. Ik houd van woorden. Het zijn de machtigste en mooiste dingen die ik ken.’ Dit werd gezegd door iemand die ernstig stotterde.

Blijkbaar was stotteren een effectiever middel om zich assertief te voelen en wraaklust te bevredigen dan het toebrengen van flinke elektrische schokken.

Het allervreemdste was de plotselinge transformatie van John. Daarvóór was hij iemand die verschrikkelijk stotterde en de zachtaardigste man die je je kon voorstellen. Daarna was hij iemand die vloeiend sprak en ongeremd agressief was. Hoe kon zo’n uiterst onwaarschijnlijke verandering optreden? Wat kon er gebeurd zijn? Niemand wist het, John zelf nog het minst van allen.

Al deze raadselachtige constateringen lijken neer te komen op drie dingen:

Machtsfantasieën waarbij spreken het middel is om die macht uit te oefenen,

stotteren als methode om een machtig zelfbeeld in stand te houden,

en stotteren als een effectieve methode om de boventoon te voeren zonder openlijk assertief, of zelfs agressief te zijn.

Fantasieën en stotteren treden alleen op als een spreker zich geïntimideerd voelt en daar kwaad over is.

Als stotteraars niet het hoogste woord hoefden te hebben, zouden ze waarschijnlijk wel wachten tot ze weer gemakkelijk konden praten. Maar als ze dat zouden doen, zou hun privé-methode van assertief-zijn, n.l. stotteren, onbruikbaar worden.

Hoe assertiever stotteraars zich voelen, hoe harder ze doorduwen als ze geblokkeerd zijn.

Iemand kan de controle over zijn spraak verliezen en gaan stotteren zonder gevoel van spanning in keel, mond of borst; die spanning kan dus geen reden voor stotteren zijn. Waarschijnlijk is eerder het omgekeerde het geval.

Het opkomen van spanning in het keelgebied voorafgaand aan stotteren zou kunnen dienen om de spraakmusculatuur als het ware te bevriezen; dit is te vergelijken met het opeenklemmen van de kaken bij woede, om te voorkomen dat men met woorden te ver gaat.

Het voorkómen van stotteren, voordat het zelfs maar begonnen is, komt neer op het aanmoedigen van openlijk assertief gedrag,te beginnen in de wieg.

Kinderen hoeven niet te kunnen praten om assertief te zijn. Maar zij moeten zich wel veilig en zeker voelen.

Stotteren kan voorkomen worden voordat het zich aandient.

Het is beslist niet zo dat kinderen die verlegen zijn of uit een familie komen waarin stotteren voorkomt, waarschijnlijk zullen gaan stotteren. De meesten doen dat niet. Maar wel is het risico voor die kinderen groter.

De vrijheid om van zich af te praten in de overtuiging dat men evenveel recht daartoe heeft als ieder ander.

De oorzaak van het gevoel te falen is, dat ze op de een of andere onbekende manier diep in hun binnenste weten dat ze zich laten intimideren en niet openlijk assertief durven zijn.

Als iemand van zijn recht op assertief-zijn niet (meer) overtuigd is, is er een vruchtbare bodem geschapen waarin de kiem van het stotteren wortel kan schieten. Voeg er een autoriteitsconflict aan toe en het wortelstelsel breidt zich uit.

Als onze ideeën juist zijn, is verslaving er de oorzaak van dat iemand een stotteraar wordt.

Om te voorkomen dat mensen dit zelfconcept ontwikkelen, moeten we bij kinderen de mogelijkheid verslaafd te raken in de kiem smoren.

Het zaad van stotteren wordt op zo’n jeugdige leeftijd gezaaid dat kinderen nog niet in staat zijn te herkennen wat hun overkomt, laat staan erover na te denken.

Kinderen ervaren iets, zij reageren daarop, zij kunnen weinig of niets doen om te voorkomen dat ze gevoelig worden gemaakt voor de verslavende bijwerking van het stotteren.

Wat kinderen gevoelig maakt voor stotteren is onzekerheid, vooral als die samengaat met verlegenheid.

Kinderen worden geboren met temperamenten die variëren van verlegen tot agressief, maar ze zijn niet voorbeschikt om onzeker te worden. Dit laatste is een product van de manier van opvoeden.

Hij probeerde zijn moeder te vertellen hoe gekwetst en kwaad hij was. Elke poging haar dat duidelijk te maken ontkrachtte zij. Zij gaf hem alleen maar loze woorden waar hij niet in geloven kon.

Uit onderzoek is gebleken dat het aangewezen middel om kinderen zekerheid te geven is: van de geboorte af tegemoet te komen aan hun behoeften.

In de vroegste kinderjaren bent u, als ouders, de wereld van uw kind. U hoeft niets anders te doen dan te reageren als uw baby wil dat u reageert.

Zelfs al doen ouders alles wat goed is voor hun kind - hem oppakken, kussen, knuffelen enzovoort - maar zien ze daarbij zijn eigen vragen om aandacht over het hoofd, dan zal het kind, hoe onbeperkt de liefde op deze manier ook gegeven wordt, daarvan niet leren dat hij genegenheid kan krijgen wanneer bij die nodig heeft.

De basis voor zekerheid is dat het kind voelt dat hij in zijn wereld meetelt en invloed heeft.

04 Afdeling IV. Stotteraar worden voorkomen