8. fragment met kreeft, in de kloostertuin
De Moderne Devotie is een spirituele hervormingsbeweging die eind 14e eeuw opkwam in de katholieke kerk. De geestelijke leiders van de toenmalige kerk leefden niet in de geest van het geloof en er waren veel misstanden. In de Sallandse IJsselvallei ontstond een tegenbeweging die wilde leven naar het voorbeeld van Jezus en de geloften van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid. Er ontstonden christelijke leefgemeenschappen waar geestelijken en leken met elkaar samen woonden. Belangrijke vertegenwoordigers van de Moderne Devotie zijn: Geert Groote, Florens Radewijns, Dirc van Herxen en Thomas à Kempis.
In 1387 werd het moederklooster in Windesheim ingewijd. Uiteindelijk sloten zich meer dan 100 kloosters uit Nederland, Duitsland en België aan bij het Kapittel van Windesheim. Nu is er weinig van het klooster meer terug te vinden. De huidige kerk zou ooit de brouwerij van het klooster zijn geweest. De keldergewelven van het oude ziekenhuis [nu pastorie] en de aangrenzende boerderij [nu Hof van Windesheim] zijn in de late middeleeuwen gebouwd. Evenals de kelders van enige oude boerderijen aan de Veldweg. Het lijkt of alle stenen en restanten van het ooit zo vermaarde klooster zijn weggevoerd en gebruikt zijn om huizen op te bouwen of te worden verwerkt tot puin om wegen te versterken. Enige grafstenen zijn in Windesheim blijven liggen waarschijnlijk te zwaar om te vervoeren. De kloostertuin ligt nagenoeg op dezelfde plaats waar vroeger het ziekenhuis van het klooster stond.
Bij de inwijding in 1387 door de suffragaan van de bisschop van Utrecht werd ook een algemeen kerkhof ingewijd. In Windesheim werd in de 15e eeuw op 5 plaatsen begraven. De meest verdienstelijke Windesheimers zoals Johan Vos van Heusden en Willem Vornken werden bijgezet in het koor van de kerk. De minder verdienstelijke geestelijken werden in de trans om het koor begraven. De eigenlijke broeders bestelde men ter aarde in de trans buiten de kloosterkerk. Hier mochten ook geestelijken van buiten Windesheim worden begraven. Het algemeen kerkhof lag aan de westkant van de toren van de kerk . Daar werden de mensen begraven die als wens hadden in Windesheim te worden begraven. De beroemde rector Johan Cele van de Zwolse parochieschool is hier begraven. Dan was er nog een laatste rustplaats voor de lekenbroeders die tussen de eetzaal, keuken en het hoofdgebouw lag.
Wat weten wij van de grafstenen in Windesheim:
1643
De familie Wolfsen die veel bestuurlijke functies in Zwolle en Steenwijk uitoefende, hield een handgeschreven kopie bij van de stadsrechten van Zwolle en de mutaties. In dit boekwerk was ook plaats voor andere aantekeningen die Pro Memoria werden genoemd. Zo beschrijft Hendrik van Wolfsen hoe hij met zijn oom Frans van Wilssem op 5 juni 1643 naar Windesheim ging. Beide heren waren op zoek naar de grafsteen van hun vermaarde oom Hendrik van Wilssem. Tussen de ruïnes vonden ze een witte grafsteen [marmer?] waarop staat dat onder de zerk de beenderen van de beide broers Jacob en Henric van Wilssem liggen, respectievelijk gestorven in 1406 en 1414. Hun voorvader Henric van Wilssem was een aanzienlijk en vermogend man. In de randen van de grafsteen staan zijn functies, zo was hij drost van Salland, burgemeester van Kampen en procurator van het klooster Windesheim. Van hem is bekend dat hij leiding gaf aan de bouwactiviteiten van het klooster. Al zijn aardse bezittingen waaronder vele landerijen had hij aan het klooster geschonken. Hendrik van Wolfsen verluchtigde zijn aantekening met een schets van de grafsteen (zie afb. 1 grafzerk van de gebroeders Jacob en Henric van Wilssem). Oom en neef hebben ook nog gezocht naar de blauwe grafsteen van Herbert van Wilssem die ambassadeur was van de koning van Denemarken en hier ook begraven is . Enigszins teleurgesteld constateren ze dat de steen niet te vinden is hoewel de vader van Hendrik, Rijkman van Wolfsen en zijn oudoom Timon van Wilssem het graf eens gezien hebben. In 1901 brengt de 'vrijwillig' archivaris F.A. Hoefer een bezoek aan Windesheim en schrijft daarover in de krant. Hij kent het verhaal van de steen uit 1643 en weet zelfs nog een fragment van de wit marmeren steen te vinden. Het is een hoek waarop de evangelist Johannes is afgebeeld die door een adelaar wordt gesymboliseerd. De rest van de steen is onvindbaar.
1901
Hoefer zegt overal waar je je in Windesheim begeeft op straat of in de weiden, vind je overblijfselen van het klooster. Op straat vind je blauwe stenen. Als je ze omkeert dan zie je een afbeelding van 'Eva met den appel'. Vlak bij de deel van boerderij van van Tongeren ligt een grote steen. Als je die omdraait dan zie je op het brokstuk een ridder die in volle wapenrusting is afgebeeld. De gevouwen handen laten zien ‘dat hij zich aan God beveelt’ Ook vertellen de bewoners hem verhalen over onderaardse gangen en de wijnkelder bij school die door spelende kinderen op zoek naar een knikker wordt ontdekt.
1867
Rond 1867 bracht Willem Moll, hoogleraar theologie, een bezoek aan Windesheim waar hij in contact kwam met de Windesheimse dominee Stork die hem attendeerde op een bijzondere stoepsteen bij de landbouwer van Tongeren die in het Hof van Windesheim woonde. Het bleek om een fragment van een gedecoreerde grafsteen te gaan. Willem Moll was hoogleraar in de theologie, groot kenner van middeleeuwse literatuur en verzamelaar van Middelnederlandse handschriften van Moderne Devoten. De tekst op de steen draagt de tekst: ‘Vene rabiles Duo Viri D.U.S. Theodoricus d’Herxen’ dat Moll vertaalde als ‘Hier liggen de beide achtenswaardige mannen...’. totdat hij zich realiseerde dat hij de grafsteen had ontdekt van de vermaarde Dirc van Herxen, een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Moderne Devotie. Dirc was begraven in het midden van de kerk in een dubbelgraf tezamen met Gerard Scadde van Calcar die evenals Dirc rector van het Zwolse fraterhuis was geweest. In de steen ziet men in eenvoudige lijnen de omtrek van een priester, met een kelk in de handen vóór zijn borst, en onder een spitsboog (zie afb. 2). Tot 1487 was het de gewoonte om de Zwolse fraters te begraven in Windesheim. In dat jaar was er een grote overstroming van de IJssel. Men maakte van de nood een deugd en de gestorven broer van Dirc, Hendrik van Herxen werd in Zwolle begraven. Dat gebruik hield men in stand. Moll, bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen spreekt met van Tongeren een vergoeding af en na enige correspondentie maakt men met de kerkvoogden de afspraak dat de steen wordt bewaard in de consistoriekamer van de kerk. Bij de ingrijpende restauratie van de kerk in 1986 komt de steen buiten te liggen. In 2005 wordt de steen onder meer door inzet van dominee de Jonge in de kerk tentoongesteld.
Er was nog een andere steen die de aandacht van Willem Moll trok en die hij de moeite waard vond om te bewaren, een rijk gedecoreerde steen versierd met familiewapens en een doodshoofd. Tezamen met de steen van Dirc van Herxen is deze steen meer dan een eeuw in de consistoriekamer ingemetseld. Dit fragment heeft volgens de heraldiek kenner Bloys van Treslong Prins enige fraaie Renaissance kenmerken. Ook herkende hij linksonder in de steen het familiewapen van het geslacht van Amstel.
Dit was aanleiding voor mij om in het internet tijdperk dat zoekwerk zoveel makkelijker maakt, verder te gaan zoeken. Het onderste wapenschild is van het geslacht van Amstel (zie afb. 3 Grafsteen familie van den Rutenberg). Rond 1260 verandert Gijsbrecht van Amstel zijn naam in Gijsbrecht van IJsselstein en past zijn familiewapen aan door het toevoegen van een dwarsbalk dat ook het wapen van het stadje IJsselstein wordt (zie afb. 4 familiewapen van IJsselstein). Van het bovenste schild is een deel te zien. Het bestaat uit vier kwartieren waarvan het eerste en vierde, drie zuilen heeft die ook in het wapen van de familie van Zuilen voorkomen. Het tweede en derde kwartier heeft drie dwarsbalken. Dit is het wapen van de familie van Vianen (zie afb. 5 familiewapen van Vianen) die gelieerd was met de familie van Zuilen.
Verder zoekend kom je bij de familie van den Rutenberg uit die in Hoog Zuthem op nog geen kilometer afstand van Windesheim woonde. Egbert/Hako van den Rutenberg was een zoon van Aloff van den Rutenberg en Willem(pje) van Vianen van Beverweerde. Egbert/Hako trouwt met Elisabeth van Amstel van Mynden. Familie van den Rutenberg was een aanzienlijke familie met veel bezittingen en landerijen in deze omgeving. Om meer aanzien te krijgen trouwde de Rutenbergs met invloedrijke families uit Holland en Utrecht. Het was gebruikelijk om op grafstenen door het tonen van wapenschilden van voorouders de familieverhoudingen te illustreren. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor het voorkomen van deze wapenschilden op de grafsteen (zie afb. 3 grafsteen van den Rutenberg). Als dat zo is dan is er geen geestelijk begraven maar een lid van de adellijke familie van den Rutenberg. Dit fragment van de grafzerk ligt voor de glazen ingang van de kerk in het gazon ingegraven.
1986
In 1987 bij de 600 jarige herdenking van het klooster Windesheim dat op grootse wijze werd gevierd, was er geld uitgetrokken voor archeologisch onderzoek naar de plaats waar ooit het klooster heeft gestaan. Onder leiding van de stadsarcheologen Ruud van Beek en Hemmy Clevis maakt men proefsleuven op het Kampie en in het land ten noorden van de kerk. Men vindt resten van een oude boerderij uit de vroege Bronstijd, het oudste brilletje van Nederland maar geen klooster. In de pers wordt er wat lacherig over gedaan. Al snel mengen zich allerlei deskundigen in de discussie die op sommige momenten op harde en onaangename toon wordt gevoerd met ‘waar is ons klooster gebleven’. De heersende opinie is dat het klooster ten zuiden van de Dorpsstraat heeft gelegen.
In deze tijd vindt Leendert Kops Hagendoorn de beheerder van de dierenweide in zijn weide een nieuwe grote grafsteen (zie afb. 6 steen in de dierenweide). Later wordt de steen naar Zwolle gebracht en opgeslagen op de begraafplaats Kranenburg. Weer jaren later krijgt Jan Lamberts er lucht van dat deze grafsteen in Amsterdam ligt en op het punt staat om te worden vernietigd. Jan stapt in zijn auto met aanhangwagen, rijdt naar Amsterdam en weet de honderden kilo’s wegende grafplaat in zijn eentje te laden en naar Windesheim mee te nemen. Daar staat hij jarenlang tegen de oude schuur aan de Pastorieweg.
In 2020 krijgt de steen (zie afb. 7) een nieuwe bestemming en wordt onderdeel van de pas aangelegde kloostertuin. De uitgebeitelde tekst is Nederlands met als afbeeldingen enige wapenschilden, een naakte man met gespreide benen die een wapen vasthoudt en een mannenhoofd met lange haren . De steen heeft veel te lijden gehad, is incompleet en erg versleten. Een aantal losse fragmenten liggen in de kloostertuin waarvan een afbeelding op een kreeft lijkt of is het iets anders (zie afb. 8)? Ga eens kijken in de kloostertuin en als je tekst kunt ontcijferen of een tipje van de sluier kunt oplichten over de wapenschilden/afbeeldingen, laat het mij, René van der Have weten.
Bron: Pro memoria: de aantekeningen van Hendrik Wolfsen (1615-1684) / S. Zwiers in: Overijsselse Historische Bijdragen, 1999 p. 43-45 .