C. D’Hont
Grosso modo kunnen we stellen dat de Urologie de medisch/chirurgische tak van de geneeskunde omvat verantwoordelijk voor de verzorging van alle mogelijke problemen m.b.t. het urinewegsysteem - zowel bij mannen als bij vrouwen - enerzijds en de mannelijke geslachtsorganen anderzijds.
De Uroloog volgt, behandelt en begeleidt patiënten van bij de geboorte tot aan het einde van hun leven.Van aangeboren afwijkingen, over esthetische correcties, via de steenbehandeling en het onder controle brengen van aantastingen van de zenuwen van dit urinewegsysteem tot fertiliteistproblemen bij de man, behandeling van kanker en de zorg voor de ouder wordende man met al zijn hormonale veranderingen.
De Urologie bevindt zich eigenlijk op een kruispunt tussen interne geneeskunde, heelkunde, minimaal invasieve onderzoeks- en behandelingstechnieken, oncologie ( kankergeneeskunde ) en endocrinologie ( hormoonhuishouding ) m.b.t. deze organen en systemen.
De Uroloog is dé specialist bij uitstek voor diagnose, behandeling en opvolging van alle problemen binnen dit aparte domein van de geneeskunst.
- nieren
- urineleiders ( ureters )
- blaas ( ook de motorische werking ervan )
- urinekanaal naar buiten toe ( plasbuis – urethra )
- prostaat
- penis
- teelballen en de inhoud van de balzak ( scrotum ), bijbal, zaadleiders en zaadblaasjes
We bekijken achtereenvolgens de anatomie, de mogelijke problemen en hun oplossingen, de opwerking en de uiteindelijke oude en nieuwe behandelingstechnieken.
Ieder mens heeft in principe beschikking over 2 nieren. Zij zijn gelegen achteraan in de buikholte maar buiten het buikvlies, onder het middenrif, beschermd door de onderste ribben. Zij hebben de vorm van een grote boon.
De nieren zorgen voor de zuivering van het bloed : een groot aantal afvalstoffen en overtollig vocht worden door de nieren uit het bloed gefilterd en via de urine verwijderd. Ook andere organen helpen bij de afvoer van andere afvalstoffen , nl. de lever, de huid, de darmen, de longen, … Samen zijn ze verantwoordelijk voor een goed afvalstoffen beheer in ons lichaam.
Een nier bestaat van buiten naar binnen toe uit een nierschors (cortex) waar het bloed wordt gefilterd, het kelkensysteem (calyces) waar de urine en de afvalstoffen worden vergaard en het nierbekken (pyelum) waar alles wordt verzameld en geleid naar het afvoersysteem van de ureters.
Sommige mensen worden geboren met slechts 1 nier, of met aaneengegroeide nieren (“hoefijzernier“), of met ontdubbelde nieren
(“ 3 of 4 nieren “), … zonder dat dit noodzakelijk ook een negatieve invloed moet hebben op dit goed afvalbeheer.Zij zijn een groep van “ normale variaties op eenzelfde thema “. Elke nier heeft bovendien een uitgebreide reserve zodat zij indien nodig de volledige functie van de andere nier mee kan overnemen.Men kan dus perfect normaal leven met slechts 1 nier.
Vanuit iedere nier vertrekt in principe 1 urineleider (ureter) , verantwoodelijk voor de afvoer van de urine en de afvalstoffen naar de blaas toe.
De ureter is eigenlijk een eenvoudige buis tussen nier en blaas, met spiertjes in de wand die door synchrone contracties zorgen voor een vlotte afvoer van urine en afvalstoffen (soms gruis) naar de blaas toe.
Ook hier zijn anatomische varianten zonder weerslag op de functie mogelijk (meerdere ureters voor 1 nier, gedeeltelijk ontdubbeld).
De blaas is eigenlijk een grote vergaarzak met een stevige spierwand die enerzijds zorgt voor een tijdelijke opslag van alle geproduceerde urine en anderzijds verantwoordelijk is voor een zorgvuldig door de hersenen en de wil gecontroleerde evacuatie van al dit afvalwater. Zij bevindt zich in het kleine bekken.
De blaas omvat de blaasspier (detrusor) die zich door ontspanning laat opvullen met urine (normaal tot +/- 500 cc maar soms ook veel meer indien nodig), het “ trigonum “ en de sluitspier (sfincter).
Het trigonum lijkt op een omgekeerd driehoekig vlak in de blaasbodem, gevormd door de uitmondingen van de urineleiders van de beide nieren links en rechts van de basis en de blaasuitgang naar de plasbuis toe op de top. Hierdoor ontstaat een soort trechter die ervoor zorgt dat de blaas zich volledig kan ledigen bij iedere plasbeurt.
Onderaan de blaas, aan de uitmonding naar de uerthra (plasbuis) bevindt zich de blaashals-sluitspier (interne sfincter). Die zorgt ervoor dat de blaas tijdens de vullingsfase niet lekt.
Het blaasmechanisme wordt gestuurd via de hersenen door zeer belangrijke zenuwbanen :
- tijdens de vullingsfase ontspant de blaasspier zich maximaal om zoveel mogelijk urine te kunnen vergaren, de sluitspier staat maximaal gespannen om ervoor te zorgen dat niets ongewild gaat lekken ( = incontinentie ) ;
- wanneer een bepaalde vullingsgraad is bereikt , gaan sensoren in de blaaswand een signaal geven via de zenuwen en het ruggemerg naar de hersenen toe om U erop attent te maken dat het tijd wordt een toilet op te zoeken ;
- de hersenen bewegen U ertoe met bekwame spoed een plasgelegenheid op te zoeken en zetten de blaas op “ hold “ : U beslist zelf waar en wanneer U plast.Stelt U dit nog wat uit, dan zal de blaasspier verder ontspannen om het volume te verhogen ;
- pas wanneer U zelf beslist de blaas te ledigen, zullen de hersenen het signaal terug naar beneden geven met dubbele opdracht : ontspan de sluitspier en span de blaasspier om zo snel en adequaat mogelijk de blaas volledig te ledigen.
- Na volledige lediging gaat de blaas opnieuw in “ vulling” – mode met ontspannen van de blaasspier en spannen van de sluitspier, en alles herbegint van vooraf aan …
… tenminste in normale omstandigheden : bij afwijkingen op dit mechanisme : wend U via de huisarts tot de uroloog.
Bij babies en jonge kinderen is dit systeem uiteraard nog niet volledig ontwikkeld : zij plassen via een reflex of kortsluiting in het ruggenmerg : maximale vullingsgraad signaal naar de hersenen maar dit wordt kortgesloten in het ruggenmerg en leidt onmiddellijk tot het in gang zetten van het plasmechanisme met ontspanning van de sluitspier en samentrekking van de blaasspier. Pas rond de leeftijd van 5 jaar leren ze dit mechanisme volledig te beheersen al zullen 50 % nog wel nachtelijke ongelukjes hebben zonder dat dit aanleiding tot ongerustheid dient te geven.
Deze “ leiding “ vertrekt vanaf de uitgang van de blaas (blaashals) en eindigt bij het meisje of de vrouw t.h.v. de vulva tussen de clitoris (kittelaar) en de vagina (schede), bij de jongen en de man op de top van de eikel (glans) van de penis. Zij zorgt voor een vlotte afvloei van de urine naar buiten toe. Bij de jongen en de man gaat zij ook door de prostaat en heeft ze een bijkomende opdracht, nl. het geleiden van het zaad (sperma) naar buiten toe bij de zaadlozing (ejaculatie) : zie verder.
Iedere andere uitmonding is abnormaal, maar leidt niet noodzakelijk tot functionele problemen. Men spreekt dan van epispadias ( te hoog uitmonden ) of hypospadias ( te laag uitmonden ).Een chirurgische correctie door de uroloog kan noodzakelijk zijn.
Alleen jongens en mannen hebben een prostaat.
De prostaat is een kastanjevormige klier die zich rond de plasbuis onder de blaasbodem bevindt. Boven en onder de prostaat bevinden zich respectievelijk de interne ( binnenste ) en de externe ( buitenste ) sluitspier.Samen zorgen ze voor de continentie.
De prostaat is opgebouwd uit klierbuisjes ( het klierweefsel of adenoom ) in het centrum, rond de plasbuis en een kapsel aan de buitenkant.Hij groeit in 2 fasen : een eerste geringe groei rond de puberteit en een tweede groeifase vanaf +/- 40 jaar die kan leiden tot de klassieke prostatismeklachten en soms ook tot prostaatkanker ( zie verder ).
De functie van de prostaat is het produceren van het zaadvocht, nodig voor het in leven blijven van de zaadcellen tot na de zaadlozing.90 % van het ejaculaat ( vocht bij zaadlozing ) bestaat uit prostaatvocht.
Achter de prostaat liggen nog 2 zaadblaasjes. Zij dienen voor de opslag van zaadcellen ( spermatozoïden ) die via de zaadleiders continu vanuit hun productiecentrum in de teelballen worden aangevoerd, en het prostaatvocht nodig voor de overleving van deze zaadcellen. Bij een gewilde ( bij sexuele betrekkingen of masturbatie ) of spontane ( natte droom bij overvulling ) zaadlozing ( ejaculatie ) zullen deze zaadblaasjes enkele malen krachtig samentrekken en zo een hoeveelheid zaadvocht via 2 kleine leidingetjes die aan het uiteinde van de prostaat in de plasbuis uitmonden naar buiten persen. De prostaat zorgt ervoor dat op hetzelfde moment de uitgang van de blaas extra wordt afgesloten zodat er geen urineverlies kan optreden en anderzijds het sperma niet naar de blaas kan gestuwd worden maar wel naar het andere uiteinde van de plasbuis op de top van de penis. Wanneer dit afsluitmechanisme niet goed werkt krijgt men een “ retrograde “ of acherwaartse ejaculatie waarbij het sperma naar de blaas gaat.
Uiteraard hebben ook enkel jongens en mannen een penis.Hij bevindt zich onderaan de buik aan de buitenkant rond de plasbuis en heeft naast de plasfunctie ook een belangrijke rol in de sexualitiet en de voortplanting.
Penissen bestaan in alle maten en de gekste verhalen doen de ronde. De definitieve groei gebeurt met de puberteit. Gemiddeld is de penis tussen de 4 en 10 cm lang in rusttoestand ( gemeten vanaf de pubis / buikwand ). Bij obese personen of bij angst of koude kan hij zich terugtrekken in de vet op de pubis en lijkt dan kleiner. Bij erectie varieert de lengte tussen 15 en 20 cm ( naargelang het ras en uitzonderingen niet meegerekend ).
Laat U evenwel niet misleiden : de lengte heeft niets vandoen met de functionaliteit !
De penis is vanaf de prostaat opgebouwd uit de plasbuis ( onderaan, uitmondend op de top van de eikel ) die omgeven is door een elastisch sponsachtige structuur ( “ corpus spongeosum “ ) en 2 zwellichamen ( bovenaan ) of “ corpora cavernosa “. Zij zijn verantwoordlijk voor de erectie.
De huid van de penis maakt vooraan een dubbele omslag om zo de voorhuid te vormen die de eikel bedekt en er onderaan mee verbonden is door een weefselbandje ( het frenulum ). De voorhuid wordt in verschillende kulturen om hygiënische redenen verwijderd ( circumcisie of besnijdenis ). Op de rand van de eikel bevinden zich kleine kliertjes die een soort glijmiddel (smegma ) produceren.Dit glijmiddel zorgt voor een goede mobiliteit tussen voorhuid en eikel. Bij onvoldoende hygiëne kunnen zij voor ontsteking en vernauwing van de voorhuid zorgen ( fimosis ) zodat deze bij erectie niet meer over de eikel kan schuiven : ook hier is een circumcisie nodig.
De zwellichamen vormen de zij- en bovenkant van de penis.Zij bestaan uit een soort sponsachtig weefsel binnen een elastische cylinder. Bij sexuele opwinding vullen zij zich met bloed en vormen zo een stevige gespannen uitzetting van de penis = de erectie. Dit is nodig om bij sexuele betrekkingen de top van de penis diep in de vagina ( schede ) van de vrouw te kunnen brengen zodat het zaad bij de ejaculatie netjes aan de ingang van de baarmoeder kan worden afgeleverd voor de verdere bevruchting. Na de zaadlozing – die gepaard gaat met een gelukzalig gevoel ( orgasme ) - stroomt het bloed weer uit de zwellichamen in de normale bloedstroom en gaat de erectie vanzelf over.
De uroloog kan helpen bij onvoldoende erectie ( “ sexuele dysfunctie “ of potensiestoornissen ) , maar ook bij een te lang aanhoudende erectie ( > 3 – 4 uur = “ priapisme “ ) dient zijn/haar hulp onverwijld te worden ingeroepen omdat anders gevaar bestaat dat het bloed gaat stollen in de zwellichamen !
Uiteraard kan buiten de geslachtsdaad in de enge zin van de voortplanting ook een spontane of opgewekte erectie bij masturbatie leiden tot sexueel genot of orgasme en zaadlozing, wat bijdraagt tot het leren omgaan met zijn lichaam en het ledigen van de zaadblaasjes. Dat men hiervan doof zou worden of andere kwalen oplopen behoort tot de ( vaak goedbedoelde ) verzinsels van de Victoriaanse geschiedenis. Ook gedurende de REM-slaap ( diepste slaapfase ) heeft iedere gezonde man naast de dromen ook een erectie. Dit gebeurt een 5-tal keer per nacht. Gedurende deze slaapfase kan ook een spontane zaadlozing optreden ( natte droom ). Ook dit zijn normale verschijnselen die vanaf de puberteit voorkomen.
Hier ligt de oorsprong van de vruchtbaarheid met het productiecentrum van de zaadcellen en het mannelijk hormoon ( Testosterone ). Een normale jongen of man heeft 2 testikels. Zij bevinden zich in de balzak ( scrotum ). Deze positie buiten het lichaam maakt ze kwetsbaarder, maar is absoluut noodzakelijk voor een goede spermaproductie, waarvoor een temperatuur van +/- 1 °C onder de normale lichaamstemperatuur vereist is. Om die reden moeten niet ingedaalde testes best voor de puberteit met een kleine ingreep tot in het scrotum worden gebracht ( zie verder ).
Normaal zullen de testikels bij jongetjes naar het einde van de zwangerschap spontaan indalen in het scrotum ( balzak ) en dienen ze bij de geboorte aanwezig te zijn.
Net als de andere organen die een rol spelen bij de vruchtbaarheid krijgen zij hun definitieve grootte tijdens de puberteit.
Hun functie bestaat erin enerzijds het mannelijk hormoon Testosterone aan te maken. Dit hormoon is een stof die via de bloedbaan wordt verspreid naar andere organen en daar via de stimulatie van ontvangers ( receptoren ) bepaalde reacties in gang gaat zetten. De testosterone is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de secundaire geslachtskenmerken van de man ( pubisbeharing, penis- en teelbal-ontwikkeling, groei van de prostaat, baardgroei, spierontwikkeling, … ) en is ook belangrijk voor de libido ( drang tot sexuele activiteit en opwinding ). Een kleine hoeveelheid testosterone wordt ook aangemaakt in de bijnieren ( liggen als een kapje bovenop de 2 nieren ).
De 2° - en misschien voor het voortbestaan van het mensenras belangrijkste – functie is de productie en de uitrijping van de zaadcellen ( spermatozoïden ). Deze worden aangemaakt in de kliercelletjes van de teelballen, en dan via een oneindig aantal fijne kanaaltjes verzameld in de bijbal ( = epididymis : een kluwen van samenvloeiende kanaaltjes naast de teelbal , voelbaar als een weker banaanvormig aanhangsel langs de testis ) waar ze uiteindelijk in 1 enkele zaadleider ( vas deferens ) uitmonden.
De zaadleider zal dan links en rechts, samen met de bloedvaten en zenuwen van en naar de resp. teelbal via de lies binnen in de onderbuik gaan uitmonden in de zaadblaasjes achter de prostaat ( zie hoger ).
Indien er zich problemen voordoen in de normale werking van boververmelde structuren en organen, dient U zich onverwijld via Uw huisarts tot de Uroloog te wenden om via gerichte onderzoeken tot een gepaste diagnose en behandeling te komen.
Wat volgt is een sumiere samenvatting van wat er zoal kan mislopen zonder de pretensie van volledig te zijn, maar die aan de hand van Uw specifieke vragen in de toekomst kan worden uitgebreid. We zullen ook oppervlakkig ingaan op de mogelijke onderzoeken en de verschillende actueel mogelijke behandelingsopties sumier bespreken. De definitieve keuze berust altijd in een informatief gesprek tussen Uzelf, uw huisarts en Uw Uroloog. Dit overzicht mag geenszins leiden tot zelfbehandeling zonder gespecialiseerde medische controle en opvolging.
Een midstream urineonderzoek ( een staal genomen van het miden van de straal ( U begint de plas in het toilet, na enkele cc plast U een staaltje in een potje en het einde van de straal laat U weer in het toilet lopen ) : geeft ons belangrijke informatie over aanwezigheid van bloed, infectie , kristallen, samenstelling van de urine, … ; een kweek laat ons toe de kiem op te sporen die verantwoordelijk is voor een infectie én haar gevoeligheid voor de antibiotica te testen.
Een 24-uurs urinecollectie geeft informatie over de zuiverende werking van de nier over 24 uur en laat ons toe om – geassocieerd aan een kleine bloedproef ) de globale nierfunctie te berekenen ( Ureum- en Kreatinine clearance = hh. zuivering van bloed per tijdseenheid ).
Een cytologisch onderzoek laat ons toe abnormale ( kanker)cellen op te sporen.
Een kultuur laat ons toe de kiem te identificeren die oorzaak is van een prostatitis ( prostaatontstekeing - zie verder ) of ontsteking van de teelbal ( orchitis ) of bijbal ( epididymitis ) + haar gevoeligheid voor antibiotica.
Een vers spermastaal door masturbatie in een steriel potje volstaat.
Een spermiogram is nodig om de vruchtbaarheid te controleren.De zaadcellen worden onder de microsoop bekeken, geteld, gecontroleerd op beweeglijkheid en afwijkingen in vorm. Het is belangrijk dat minstens 48 uur voor het onderzoek geen zaadlozing heeft plaatsgevonden ( i.v.m. de concentratie aan zaadcellen per ml ) en dat het staal voor onderzoek binnen het uur na de zaadlozing wordt onderzocht ( omdat de beweeg-lijkheid van de zaadcellen snel afneemt maar wel belanrijk is voor de vruchtbaarheid ) : dit staal moet dus best onmiddellijk voor onderzoek in het labo / ziekenhuis zelf worden geproduceerd, eveneens door masturbatie rechtstreeks in een steriel potje.
Is een onderzoek om de kracht van de straal bij het wateren te meten .
Dit laat ons toe een idee te krijgen van een obstructie in het urinekanaal die de uitvloei van de urine afremt : vergrote prostaat, vernauwing , …
U dient zich aan te bieden met een volle blaas en in een speciaal uitgerust toilet te plassen doorheen eeen trechtervormig recipiënt die de kracht van de straal meet en op papier uitprint.
Echografie gebeurt ( net als bij zwangerschap ) door via een echoprobe een ultrahoge ( niet hoorbare ) geluidsgolf door de huid in het lichaam te sturen, die dan door verschillende structuren verschillend wordt teruggekaatst en op die manier via een computer een beeld geeft van wat er zich onder de huid afspeelt.
Ultrason is een uitstekend en zeer betrouwbaar, snel, niet invasief en totaal ongevaarlijk onderzoeks-instrument in de handen van de ervaren uroloog en laat vaak een zekerheidsdiagnose toe binnen enkele minuten op de raadpleging zelf.
Het ultrasontoestel is voor de uroloog wat de stethoscoop en het EKG-toestel betekenen voor de cardioloog.
Blaas : echografie met volle blaas laat toe de blaaswand zelf te inspecteren, blaastumoren op te sporen, blaasstenen of steentjes in het onderste deel van een urineleider te vinden, …
Echografie na plassen ( vb. na een uroflowmetrie ) laat toe na te gaan of de blaas volledig werd leeggeplast dan wel of er een belangrijk redisu is ( achterblijven van urine na het plassen ) en dit volume te bepalen. Dit is belangrijk in de behandeling van prostaatklachten waar de patiënt er niet meer in slaagt de blaas volledig te ledigen.
Scrotum ( Balzak ) : hier laat een echografie ons toe allerlei afwijkingen te beoordelen als : grootte van de testes meten, consistensie en samenstelling van de teelballen, kystjes ( spermatocoele ) op de bijbal, teelbal- of bijbalontsteking, vochtcollectie rond teelbal ( hydrocoele ) , liesbreuk, teelbalkanker, spataders, torsie van de teelbal ( zie verder ) …
Nieren : echografie van de nieren gebeurt vanop de zijkant van de buik.
Zij leert ons alles over de grootte van de nieren, de dikte van de cortex, tumoren, stenen, uitzetting en stuwingstekens door een obstructie in de ureter ( steen, tumor, … ), kysten, …
Via echografie kan een afgesloten nier ook door de huid worden aangeprikt om ze tijdelijk te ontlasten, of als toegangsweg voor verdere onderzoeken ( nierpunctie – nefrostomie ), of om nierstenen via een kleine huidincisie te verwijderen ( PCNL = Percutane nefrolitholapaxie ), of een korte vernauwing aan de uitgang van de nier te herstellen.
Prostaat : een prostaat echografie gebeurt best via een rectale probe door een ervaren uroloog : een fijne buisvormige Ultrason-sonde wordt via de anus voorzichtig in de endeldarm geschoven, vanwaaruit wij een prima beeld van de prostaat kunnen maken. Dit onderzoek heet T.R.U.S.P. ( Trans Rectale Ultra Son van de Prostaat ) of TREP ( Trans Rectale Echografie van de Prostaat ). Het laat ons toe de prostaat te meten en zijn gewicht te schatten, zijn vorm te beoordelen, prostatitis en verkalkingen op te sporen, en vooral in een vroegtijdig stadium prostaat-kanker te vinden, goed op tijd om hem definitief te genezen ! Met dit doel wordt aangeraden aan mannen om vanaf de leeftijd van 45 – 50 jaar jaarlijks een volledig prostaatonderzoek te laten uitvoeren bij hun uroloog.
Doppler : via de echoprobes kan ook een Doppler-onderzoek gebeuren waarmee de bloeddoorstroming van de verschillende organen kan worden nagagaan. Dit kan belangrijk zijn om bloedvaatletsels op te sporen ( ver-nauwing van een nierarterie, … ), een torsie ( draaing ) van een teelbal te diagnosticeren waarvoor dringende heelkunde is aangewezen, een beginnende prostaatkanker te vinden ( verhoogde doorbloeding in een echografisch verdachte zone ), doorbloedingsstoornissen bij erectieproblemen in beeld te brengen , …
Bij dit pijnloze onderzoek zal de arts met de vinger via de aars de prostaat onderzoeken. Het laat ons toe abnormale zones te vinden die zouden kunnen wijzen op kanker, de hardheid van de prostaat te beoordelen en de eventuele gevoeligheid bij ontsteking. Het geeft ook een ruw idee over de afmetingen van de prostaat.
Talrijke afwijkingen kunnen zo uit een bloedanalyse worden afgelezen.
Specifiek voor de urologie wijzen we op Ureum en Kreatinine, die ons iets leren over de nierfunctie : ze worden door de nieren uit het bloed gefilterd, een te hoge waarde wijst dus op een falen van deze filterfunctie
Een andere belangrijke parameter – enkel voor mannen - is de PSA ( Prostaat Specifiek Antigen ) die ons helpt vroegtijdig prostaatkanker op te sporen. Een verhoogde PSA wijst evenwel niet automatisch op prostaatkanker, wel op een aandoening van de prostaat ( alles wat de prostaat irriteert kan een tijdelijke PSA-verhoging geven : prostatitis, ejaculatie, massage van de prostaat ( bv. op een fietszadel ) , maar ook een groot prostaatvolume en een hogere leeftijd kunnen verhoogde basiswaarden geven ) , evenmin als een “ normale “ PSA prostaatkanker volledig kan uitsluiten : het is de combinatie van onderzoeken ( p.p.a. + TRUSP + PSA ) en de evolutie van de PSA die ons toelaten momenteel 80-90 % van de prostaatkankers (vroeg)tijdig op te sporen bij de patiënten die zich systematisch preventief laten onderzoeken.
PSA wordt wel een belangrijke en betrouwbare parameter in de opvolging van een prostaatkanker in behandeling.
Andere bloedwaarden zijn van belang bij specifieke aandoeningen, vb. Alfa-foeto-proteïne en Beta-HCG bij sommige vormen van teelbalkanker,
Antistoffen bij geslachtsziekten of SOA ( Sexueel Overdraagbare Aandoeningen als Syfilis , Chlamydia, HIV, … ), …
Zijn van belang voor het opsporen van kiemen bij bepaalde urogenitale infecties en SOA. Ze worden genomen door met een wattenstaafje over het letsel of in de meatus ( plasbuisopening ) te wrijven, waarna dit in een kultuurbodem wordt geplaatst om zo op het labo de kiem te kunnen kweken en identificeren + haar gevoeligheid aan antibiotica te testen.
Cystoscopie is een kijkonderzoek waarbij de uroloog met een meestal dun en flexiebel instrument, al dan niet verbonden aan een camera en van buitenaf stuurbaar, via de plasbuis in het urinekanaal, de prostaatloge bij mannen en de blaas kan kijken. Dit laat toe diagnoses te stellen van vernauwingen en obstructie, maar vooral van blaastumoren en blaaspoliepen.
Het onderzoek is in principe pijnloos, de urethra wordt lokaal verdoofd door een verdovende gel in te brengen die tevens dienst doet als glijmiddel voor het onderzoeksinsrument ( de cystoscoop ).
Via dit onderzoek kan ook een stent in de urineleider van de nier worden geplaatst of eruit verwijderd ( zie later ).
Dit eveneens pijnloze onderzoek is erop gericht de werking van de blaas en de sluitspieren gedurende de vulling en de blaaslediging te beoordelen.
Dit is belangrijk bij mensen met plasproblemen van vnl. neurologische oorsprong waardoor ze ofwel ongewild urine gaan verliezen of omgekeerd de blaas ( zonder obstructie ) niet kunnen ledigen.
Het onderzoek gebeurt via een zeer fijne sonde die in de blaas ( meten van de blaasdruk ) en in het rectum ( meten van de buikdruk ) wordt geschoven en een paar kleefelectrodes ( om de activiteit van de sluitspier te meten ). De drukken worden via een computer geregistreerd, zowel tijdens de vullingsfase als tijdens het plassen.
- RX Abdomen overzicht = een gewone foto van de buik zonder contrast : geeft een eerste snelle indruk over eventuele stenen in de nieren of de urinewegen of over afwijkingen in de contour van de nieren ( niertumor of kyste ) hoewel echografie hier meer duidelijkkheid zal geven. Alleen radio-opake stenen kunnen gezien worden, radiolucente urinezuurstenen laten de X-stralen gewoon doorgaan en blijven onzichtbaar op een Röntgen foto ( wel zichtbaar op echografie ).
- IVP = Intra Veneuze Pyelografie : is een Röntgenonderzoek van de nieren, de urineleiders en de blaas met contrast. Een contrastvloeistof wordt via de ader van een arm ingespoten en via de nieren uitgescheiden. Door met RX deze uitscheiding te fotograferen krijgen we een goed beeld van de binnenkant van het urinair systeem. Aangeboren afwijkingen als ontdubbelde nieren, vernauwing van de uitgang van de nier, nierstenen, niertumoren, enz. kunnen worden aangetoond of uitgesloten.Wanneer ook permictionele opnames ( tijdens het plassen ) worden gemaakt kan ook een eerste idee over de doorgangkelijkheid van de plasbuis worden verkregen.
- Cystografie = contrast onderzoek van de blaas, de contrastvloeistof wordt in de blaas gebracht via een fijne sonde door de plasbuis of via een fijne naald doorheen de buikwand. Dit onderzoek is o.m. nuttig bij beoordelen van zakking van de blaas ( met inspannings-incontinentie voor gevolg ) en om reflux ( het teruigvloeien van urine vanuit de blaas naar de nier ) te diagnosticeren.
- Retrograde urethrografie = een onderzoek waarbij een contrastvloeistof via de plasbuisopening naar de blaas toe wordt opgespoten. Dit geeft belangrijke informatie bij een eventuele vernauwing ( strictuur ) van de urethra ( plasbuis ).
- CATscan : van de buik geeft informatie over eventuele uitzaaiïngen van kanker in de klieren in de buik of andere organen, CAT nieren helpt bij de verfijning van de diagnose van sommige nierpathologieën ( vb. bij vermoeden van tumoren, … ), een Spiraal CAT laat ons toe a.h.w. virtueel in de uitscheidingsorganen te gaan rondkijken ( vb. bij uretertumoren, … ).
- Renogram met gescheiden clearance = een onderzoek waarbij een radioactieve stof wordt ingespoten die zich dan via de nieren laat uitscheiden en zo een prima idee geeft over de functie van elke nier afzonderlijk.
- DMSAscan en MAGscan = functionele onderzoeken om o.a. nierpathologieën of reflux op te sporen.
- Botscintigrafie = isotopenonderzoek om botuitzaaiïngen van ( vb. prostaat ) kanker op te sporen.
Met een zeer fijn instrument, verbonden aan een kleine camera, kan de uroloog via de plasbuis en de blaas in de urineleider opschuiven tot in de nier. Dit onderzoek gebeurt onder narcose omdat bij de minste beweging gevaar bestaat de urineleider te scheuren. Via het instrument kunnen biopsies ( weefselstukjes ) worden genomen van verdachte letsels, kunnen steentjes met een speciaal tangetje of sondetje worden verwijderd of vergruisd met een lithoclast ( een miniatuur drilboortje ). Dit is eveneens een “ kijk- onderzoek “ .
Gebeurt op dezelfde manier als een cystoscopie doch met een rigide kijkinstrument en onder narcose (algemeen of via een prik in de rug ).
Deze behandeling wordt toegepast om blaaspoliepen of blaastumoren te verwijderen onder geleide van een camera en via de plasbuis ( zonder insnede ).Op dezelfde manier kunnen ook blaasstenen worden verwijderd door ze via een kijkinstrument eerst in de blaas te vergruizen met een lithoclast.
Idem als TURBL, maar om de prostaat uit te hollen door het wegnemen van stukjes weefsel van binnenuit via een “ kijkoperatie “ doorheeen de plasbuis.
= Niersteenvergruizer : de patiënt wordt op een speciale onderzoekstafel gelegd, via RX-scopie of echoscopie wordt de nier- of uretersteen opgezocht en in de juiste focus van de schokgolf gebracht. Daarna wordt de steen vergruisd d.m.v. in het ESWL-toestel opgewekte schokgolven ( = electrische ontlading tussen 2 polen van een electrode opgewekt in een ellipsvormig kuipje met water, hierdoor ontstaat lokaal verdamping van wat water, en dit wekt dan weer een schokgolf op, net als wanneer iemand een steen in een vijver gooit ).De schokgolf wordt tot tegen de huid van de patiënt geleid doorheen een met water gevulde ballon. Verder wordt ze geleid door het water in de cellen van de weefsels van de patiënt en gefocussed op 1 punt. Wanneer de steen zich in dit focuspunt bevindt, wordt de schokgolf abrupt door de steen gestopt waardoor er een enorme krachtontlading op de steen plaatsgrijpt, zodat de steen wordt vergruisd.
Wanneer de steen zich niet in deze focus bevindt ( wanneer er dus naast de steen geschoten wordt ) zal de schokgolf voorbij de focus opnieuw uitdeinen zodat er geen krachtontlading gebeurt en er ook geen weefsel beschadigd wordt. Deze behandeling kan zo nodig herhaald worden en brengt geen schade toe aan de nier of andere organen. Het is de meest veilige en efficiënte behandeling voor nierstenen. Na de behandeling zal de steen herleid zijn tot gruis ter grootte van zandkorrels en worden uitgeplast. De behandeling gebeurt ambulant. Een narcose is meestal niet nodig.
HIFU is een nieuwe minimaal invasieve en genezende behandeling voor gelocaliseed prostaatcarcinoom. De behandeling gebeurt via een in de aars ingebrachte echo-antenne ( zoals bij TRUSP ) en onder een verdoving via een prik in de rug. Vanuit de anale antenne worden ultrasone golven met hoge intensiteit uitgestuurd en gefocused in 1 punt.
Van hieruit ontstaat dan een sigaarvormige hittegolf van enkele mm breed en tot 2.4cm lang, waarbinnen met een temperatuur van 95 °C de prostaattumorcellen worden vernietigd. Door zo onder echogeleiding het ene letsel naast het andere aan te brengen kan de hele prostaat in 1 enkele sessie worden behandeld. Bij beperkte tumoren is het mogelijk selectief te behandelen met het oog op behoud van de potensie. De rectumwand wordt beschermd door een koelsysteem dat constant een koelvloeistof in een ballon rond de rectale antenne laat circuleren. De methode lijkt even doeltreffend als de klassieke behandelingen, is minimaal invasief, de patiënt kan de dag na de behandeling naar huis, en mocht er na verlooop van jaren een nieuwe tumoractiviteit optreden in de prostaat, dan blijven alle behandelingsopties nog open, inclusief een nieuwe HIFU-behandeling. Momenteel wordt de HIFU-behandeling in Vlaanderen enkel toegepast in het A.Z. Middelheim in Antwerpen. Andere centra zullen zeker volgen. Voor info : chris.dhont@smd.be
Tot zover de meest gebruikte afkortingen voor onderzoeken en enkele behandelingsmogelijkheden in de urologie.
In het gedeelte over urologische aandoeningen zal verder worden ingegaan op de verschillende behandelingsopties.
Hier volgt een sumier overzicht – zonder de pretensie te hebben volledig te willen zijn – van frequent voorkomende problemen en mogelijke oplossingen. Het spreekt vanzelf dat een correcte diagnose enkel kan worden gesteld door Uw geneesheer, aangevuld door bijkomende specialistische onderzoeken bij Uw Uroloog, en dat dit ook geldt voor de keuze van de voor Uw specifiek probleem meest geschikte behandeling.
- Tumoren kunnen ontstaan in de nierschors of in het nierbekken of de urineleiders. In de schors ( cortex ) spreekt men meestal over “ Grawitz- “
tumor of adenocarcinoom, in het uitscheidingssysteem over “ overgangs-epitheelcacrinoom “ of poliepen . Ook bij kinderen bestaat een typische niertumor : de “ Wilmstumor “. De diagnose wordt meestal gesteld door het vinden van bloed in de urine + echografie +/- IVP +/- CATscan van de nieren en het abdomen. Soms is een Ureterorenoscopie nodig. De behandeling bestaat meestal uit het wegnemen van de aangetaste nier, al dan niet met de urineleider. De overgebleven goede nier zal de functie van de weggenomen nier snel overnemen ( zie hoger ). Bij unieke nier of bij kleine tumoren zal gepoogd worden de nier te sparen, wat wel een wat groter risico op recidief ( nieuwe tumor ) inhoudt. De prognose ( = vooruitzichten ) is meestal gunstig zolang deze tumoren zich binnen het nierkapsel bevinden. In andere gevallen zal aansluitend chemotherapie of bestraling worden voorgesteld.
- Stenen : of nefrolithiasis : ontstaan in de nierkelken en kunnen daar soms zeer lang groeien zonder voor echte problemen te zorgen. De oorzaak ligt in een stofwisselingsstoornis in de nier zelf waardoor sommige afvalstoffen, die door de nier worden uitgescheiden, niet in oplossing blijven in de urine maar kleine kristallen gaan vormen. Deze kunnen dan weer gaan samenkoeken tot een almaar groter wordende steen. Zolang de steen in de nier blijft zijn er doorgaans weinig problemen. Soms kunnen stenen zo groot worden dat zij het hele binnensysteem van de nier opvullen en zo geleidelijk de werking van de nier stilleggen ( koraalstenen ). Meestal echter komen ze vroeg of laat los en dalen ze af via de urineleider naar de blaas toe. Wanneer zij in dit nauwe kanaal blijven steken en de vlotte afvloei van urine gaan beletten kan een echte “ nier-krisis “ of “ nierkoliek “ ontstaan : een zeer hevige pijn in de lenden met uitstraling naar de blaas toe die in geen enkele houding beter gaat en leidt tot de typische “ bewegingsdrang “ : wie éénmaal een nierkrisis heeft meegemaakt vergeet dat nooit meer !
De diagnose wordt meestal gesteld door de typische klachten van een nierkoliek, het vinden van wat bloed in de urine, een RX-abdomen, een Echografie ( stuwing op de nier, aanwezigheid van steentjes ), eventueel aangevuld met een IVP. De behandeling is voor kleine steentjes meestal medicatie en goed drinken ( steentjes kleiner dan 5 mm kunnen spontaan worden uitgeplast – al geldt ook hier de regel dat uitzonderingen de regel bevestigen ! ). In het andere geval is de eerste keuze de minst invasieve behandelingsoptie, n.l. E.S.W.L. of niersteenvergruizer ( zie hoger ). Wanneer een steen vast zit in de urineleider of onbereikbaar is voor ESWL is de tweede optie het vergruizen of verwijderen ter plaatse d.m.v. ureterorenoscopie. Onder zicht met een zeer fijn instrument in de urineleider, kunnen de steentjes worden gegrepen met een speciaal tangetje of netje en zo nodig worden verkleind met een minuscule “ drilboor “ ( de Lithoclast ). Zelden kunnen nierstenen niet worden vergruisd met ESWL en is een percutane verwijdering ( via een kleine kijkoperatie met 1 kleine insnede in de huid onder de nier = PCNL ) noodzakelijk. Echte operaties voor nier- of ureterstenen zijn noch slechts uiterst zelden aangewezen. Nierstenen kunnen wel terugkomen, daarom is veel drinken van een water arm aan mineralen een absolute must ! Soms kunnen bijkomende dieetmaat-regelen aangewezen zijn. Alleen urinezuurstenen kunnen terug oplossen door de urine minder zuur te maken, o.m. door het gebruik van Vichy water.
- Junctiestenose : is een vernauwing aan de uitgang van de nier waardoor de urine niet vlot afloopt naar de ureter. Meestal is het een aangeboren afwijking. Dit kan een doffe pijn geven in de flank en soms wat boed in de urine. De diagnose wordt gesteld door Echografie, verfijnd met IVP + Lasix, en de functionele weerslag wordt geëvalueerd d.m.v. een Renogram met gescheiden klaring. De nier is gestuwd, de urine loopt niet vlot af en de nierfuctie kan hieronder lijden. Regelmatig wordt de diagnose reeds voor of onmiddellijk na de geboorte gesteld. De behandeling bestaat meestal uit een operatie waarbij het vernauwde deel wordt verwijderd en de urineleider opnieuw op het nierbekken wordt aangesloten. Bij kleine stenoses kan dit soms via een endoscopische of via een kijkoperatie gebeuren ( URS / PC PUJ-plastie ). Wanneer er geen functionele weerslag is ( vb. licht samendrukken van de ureter door een overkruisend bloedvat ) is niet altijd een operatief hestel nodig.
- Infecties : kunnen aanleiding geven tot pyelonefritis of nierbekken ontsteking, wat vaak gepaard gaat met hoge koorts. De diagnose wordt gesteld door urineonderzoek, de behandeling bestaat uit gerichte antibiotica.
- Functionele problemen van de nieren leiden tot het slecht functioneren van de filterfunctie. Zij behoren tot het domein van de nefrologie en geven soms aanleiding tot nierdialyse en/of transplantatie. Ook een te hoge bloeddruk kan aan een nierprobleem te wijten zijn. Het probleem kan liggen bij een te lage aanvoer van te filteren bloed bij een vernauwing van de nierslagader ( aderverkalking ), een probleem in de nierschors ( glomerulonefritis, … ), kysten, …
- Nierkysten : kleine goedaardige kystjes kunnen zonder problemen worden gevonden bij anders perfect normaal functionerende nieren, en behoeven dan ook geen behandeling. De diagnose wordt meestal gesteld door Echografie. Polykystische nieren daarentegen zijn meestal aangeboren en kunnen leiden tot het volledig verdringen van het functionele nierweerfsel zodat dialyse en transplantatie aangewezen zijn. In de bloedonderzoeken vinden we verslechterende “ nierfilterwaarden “ ( Ureum en Kreatinine ). De diagnose is Echografisch.
- Reflux = het terugvloeien van urine vanuit de blaas naar de nieren toe. Dit is een aangeboen afwijking door een wat oppervlakige inplanting van de urineleiders in de blaasspier waardoor deze niet worden dichtgedrukt naarmate de spanning in de blaas stijgt. Terugvloei van urine kan leiden tot opstijgende infectie tot in de nieren en soms tot nierbeschadiging leiden. De diagnose wordt gesteld d.m.v. een cystografie. Matig reflux behoeft meestal geen behandeling, maar verdwijnt spontaan tijdens het opgroeien. Ernstige reflux met nierbeschadiging kan aanleiding geven tot de noodzaak om de ureter(s) heelkundig te reïmplanteren in de blaas.
- Blaasontsteking of cystitis : is een infectie in de urinewegen, leidt tot frequent plassen, zeker bij jongens of mannen gepaard gaande met een branderig gevoel. Komt gemakkelijker voor bij meisjes en vrouwen doordat de korte plasbuis slechts weinig weerstand biedt aan huidkiemen om binnen te dringen. Een korte antibioticabehandeling en veel drinken volstaat hier meestal. Wanneer de ontsteking meermaals voorkomt is toch een urologisch nazicht aangeraden om een onderliggende oorzaak uit te sluiten. Komt vaker voor wanneer het meisje of de jonge vrouw begint met geslachtsgemeenschap ( vroeger sprak men van de “ honeymoon – of witte broodsweken cystitis “ , maar deze beeldspraak lijkt nu minder gepast ). Bij jongens en mannen is een blaasontsteking veel minder frequent ( cfr. de gemiddelde afstand tussen de buitenwereld en de blaas )
maar wel gevaarlijker omdat de kiemen zich in de prostaat kunnen nestelen en zorgen voor een chronische prostatitis ( zie verder ). Een blaasontsteking bij een jongen dient dan ook vanaf de eerste episode volledig te worden nagekeken en goed verzorgd met langere en zwaardere antibioticakuren om een goede zuivering van de prostaat toe te laten. Anders komt de infectie sneller en heviger terug, soms met kiemen ongevoelig voor klassieke antibiotica ( resistensie ) en kan ze ook opstijgen naar de teelballen toe.
- Functionele problemen aan de blaas kunnen leiden tot ofwel onvolledige lediging, ofwel ongewild urineverlies of abnormaal dikwijls plassen. De diagnose wordt gesteld en verfijnd door Urodynamische testen. De behandeling is meestal medicamenteus, soms kan een operatie hier een oplossing brengen ( vb. bij obstrcutie of bij stressincontinentie ).
- Incontinentie : we onderscheiden 3 vormen van incontinentie :
- Urge-incontinentie = plots optredende dringende behoefte om te plassen, gepaard gaande met urineverlies alvorens men op het toilet geraakt. Medicatie geeft hier vaak de juiste oplossing.
- Overloop incontinentie = wanneer door een obstructie van het urinekanaal ( vb. door een vergroting van de prostaat , maar soms ook door een slecht ontspannen van de sluitspier ) of een falen van de blaasspier, de blaas zich niet meer kan ledigen, maar bij overmatige vulling ( vaak meer dan 1 liter ) a.h.w. gaat “ overlopen “ en toch een kleine hoeveelheid urine ongewild en ongecontroleerd laat ontsnappen. Bij obstructie dient deze te worden opgeheven ( vb. prostaatoperatie ), de andere oorzaken dienen met geneesmiddelen te worden behandeld, soms door zelfsondage.
- Stressincontinentie : wanneer bij druk de sluitspier de urine niet meer kan tegenhouden ( vb. plots rechtopkomen, niezen, springen, joggen, lachen, hoesten, inspanning, … ). Komt bij mannen soms voor na een prostaatoperatie ( meestal voor kanker ), of bij vrouwen naar de menopauze toe of na herhaalde bevallingen door verzwakking van de bekkenbodemspieren. Oefenen en stimuleren van de bekkenbodem-spieren kan hier een oplossing brengen ( kine, Magnetische stoel behandeling, … ) , een versteviging van deze steun door het vaginaal inbrengen van een steunbandje ( TVT-operatie ) of d.m.v. een blaasophangende operatie vormen hier de beste behandeling met langdurig succes. Vnl. voor mannen is er ook nog de mogelijkheid van het implanteren van een kunstmatige sfincter ( een kleine manchette rond het urinekanaal die via een klein pompje in de balzak – of in een schaamlip bij een vrouw - kan worden opgeblazen of afgelaten ).
Voor de diagnose zijn Urodynamische testen, Uroflowmetrie en Echografie aangewezen.
- Bedwateren ( enuresis nocturna ) = het ongecontroleerd verliezen van urine gedurende de nacht. Dit komt voor bij kinderen tot adolescenten en is meestal te wijten aan nog onvolgroeid zijn van het mictiemechanisme, al dan niet gepaard aan nachtelijke blaacontracties. Vaak ligt een oorzaak in een slechte regulatie van het antidiuretisch hormoon dat er moet voor zorgen dat ‘s nachts minder urine wordt geproduceerd. Indien geen onderliggende oorzaak moet worden behandeld kan dit probleem spontaan verdwijnen of gunstig reageren op tijdelijke medicatie en begeleiding ( plaswekker, … ). Let wel dat op 5 jarige leeftijd slechts 50 % van de kinderen dag en nacht droog zijn ! Het heeft dan ook weinig zin te vroeg met deze ( hormonale ) medicatie te starten.
- Tumoren : meestal gaat het om “ overgangsepitheelcarcinoom “
- Oppervlakkige tumoren = blaaspoliepen : zijn oppervlakkig groeiende tumoren of poliepen die NIET in de spierlaag van de blaas groeien. De diagnose wordt gesteld door het vinden van wat bloed in de urine, echografie en vnl. d.m.v. een ( flexiebele ) cystoscopie ( een soort kijkonderzoek in de blaas, pijnloos ). De behandeling bestaat uit een endoscopische resectie of TURBL ( zie hoger ) = een kleine kijkoperatie via het urinekanaal. Blaaspoliepen hebben de neiging om terug te keren. Daarom is een zorgvuldige opvolging noodzakelijk met een controle cystoscopie om de 3 – 4 maanden het eertse jaar, 6 maanden de volgende jaren, en i.g.v. recidief een nieuwe TURBl. Blaasinstillaties met verschillenden chemische produkten kunnen het terugkomen van poliepen tegengaan.
- Invasieve tumoren = blaastumoren die in de spierlaag van de blaas groeien. Hier bestaat groot gevaar voor uitzaaiïngen via de bloedbaan, dit is een echte blaaskanker ! De diagnose wordt op dezelfde manier gesteld al bij blaaspoliepen, bij echografie is ingroei in de blaasspier te zien. CATscan kan de diagnose verfijnen en klieren rond de blaas opsporen. Bij TURBl. blijkt de tumor tot in de blaasspier te groeien. Hier is qua behandeling een ( soms gedeeltelijke, maar meestal volledige ) wegname van de blaas noodzakelijk vôôr de tumor uitzaait naar andere organen. Soms is radiotherapie ( bestraling ) en/of chemotherapie aangewezen om de tumor onder controle te krijgen. Bij wegname wordt een nieuwe blaas gemaakt met darmweefsel die ofwel via de natuurlijke urethra uitmondt ofwel via een stoma aan de huid.
- Blaasstenen : ook in de blaas kunnen stenen zich vormen, soms van meerdere cm diameter. Zij kunnen aanleiding geven tot het plost onderbreken van de urinestraal. De diagnose wordt gesteld bij echografie of bij RX-abdomen, de behandeling bestaat uit een endoscopische of operatieve verwijdering. Meestal is obstrcutie door de prostaat de oorzaak en dient ook deze behandeld.
- Aangeboren afwijkingen als hypospadias ( te laag uitmonden van de plasbuis op de penis of in de vagina ), epispadias ( idem maar te hoog ) , … worden meestal bij de geboorte gezien en door de kinderuroloog heelkundig gecorrigeerd. Komt in beide geslachten voor.
- Fimosis = te nauwe voorhuid zodat deze in rust en/of in erectie niet over de eikel kan worden geschoven. Kan aangeboren zijn of ontstaan na een banale ontsteking of schimmelinfectie of bij een kleine kwetsuur. De behandeling bestaat uit een volledige, gedeeltelijke of plastische circumcisie ( besnijdenis ), waarbij de voorhuid volledig ( zoals bij Moslims, Amerikanen, Joden en vele andere godsdiensten ) , of gedeeltelijk wordt weggenomen of in sommige gevallen enkel wordt verwijd. De ingreep kan op elke leeftijd gebeuren.
- Kanker : komt gelukkig eerder zelden voor en leidt tot gedeeltelijke of volldige amputatie van de penis of urethra.
- Kromstand bij erectie : kan aangeboren zijn of op elke leeftijd voorkomen, vaak na een kleine kwetsuur van de zwellichamen in erectie of door een bindweefselziekte waarbij een deel van de zwellichamen zijn elasticiteit verliest ( “ La Peyronie “ ). Een heelkundige correctie kan gebeuren wanneer de kromstand minstens 1 jaar stabiel is gebleven en niet meer is toegenomen en hinder geeft voor normaal geslachtsverkeer.
- Infecties : het kan gaan om banale infecties in de urethra, doch vaak handelt het om SOA ( Sexueel Overdraagbare Aandoeningen ) waartegen het gebruik van een condoom een hoge mate van bescherming kan bieden. We beperken ons tot een kort overzicht. Voor de diagnose maakt men meestal een uitstrijkje met een speciale wisser voor kultuur, de behandeling bestaat uit antibiotica, behalve voor de genitale wratjes ( condylomata – van virale oorsporng ) die best met electrocoagulatie of laser worden verwijderd. De partner dient zich ook te laten onderzoeken en zo nodig te worden behandeld.
- Condylomata : platte wratjes op de geslachtsdelen of rond de aars, van virale oorsprong. Electrocoagulatie of laserbehandeling.
- Schimmel ( candida – balanitis ) : schilferige rode vlekken / wit verlies bij de vrouw. Schimmeldodende cremes en oplossingen
- Syfilis : SOA – begint met een zweervormig letsel dat spontaan verdwijnt, later ontstaat een secundaire syfilis die huidletsels geeft, nog later ( indien onbehandeld ) een tertiaire syfilis met hersenletsels.
De diagnose wordt gesteld door onderzoek van een uitstrijkje en door bloedtesten. De behandeling is efficiënt met antibiotca.
- Gonorree = druiper = SOA – etterig verlies uit de plasbuis, branderig gevoel bij plassen en zaadlozing, kan aanleiding geven tot stricturen in de plasbuis. Diagnose door wisser, goede respons op behandeling met antibiotica.
- Chlamydia = infectie op de top van de penis of de meatus. Diagnose door speciale wisser en bloedantistoffen, goede respons op antibiotica.
- HIV : SOA, geeft geen lokale klachten, wordt wel via geslachtsgemeenschap overgebracht.
- Urethrastrictuur = een vernauwing in de plasbuis : geeft een zwakkere straal met meer persen en soms onvolledige blaaslediging. Kan infecties in de hand werken. Kan door een infectie zijn veroorzaakt of na een sondage of een trauma ontstaan. De diagnose wordt gesteld a.d.h. van een uroflowmetrie en een retrograde urethrografie. De behandeling bestaat uit een endoscopische incisie in de nauwe ring ( Hertel bij de vrouw, Sachse of Moermann bij de man ).
- Potensiestoornissen = Erectiele Dysfunctie ( EDF ) = het niet of onvoldoende verstijven van de penis bij erectiepoging. Vele onderliggende oorzaken kunnen EDF in de hand werken : diabetes, neurologische aandoeningen, letsels aan de bloedvaten van de penis of in de buik, bepaalde geneesmiddelen, ouderdom, hormonale stoornissen, … maar ook gewoon faalangst ( de onbewuste angst om niet tot een volledige erectie te komen kan al voldoende zijn om problemen op te wekken ). De diagnose is er dan ook op gericht eerst deze onderliggende oorzaken uit te sluiten en zo nodig te behandelen. Bloedonderzoeken, echogrfaie, Doppleronderzoek, kunstmatige erectietest door het inspuiten van een bloedvatverbredend middel in het zwellichaam, … kunnen hierbij helpen. Als behandeling zijn er gelukkig de laatste jaren meerdere nieuwe geneesmiddelen op de markt die meestal uitstekende resulaten geven ( pillen, injecties, … ) . Ook andere hulpmiddelen zijn verkrijgbaar ( erectiepomp, … ) en wanneer niets helpt is er nog de mogelijkheid van het implanteren van een penisprothese ( al dan niet opblaasbare kunststof cylinders die in de zwellichamen worden ingebracht ). Praat erover met Uw Uroloog.
- Niet ingedaalde testes = cryptorchidie : de teelballen worden tijdens de foetale evolutie gevormd t.h.v. de nieren. Naar het einde van de zwangerschap dienen ze in te dalen in de balzak ( scrotum ) : zie hoger.
Niet ingedaalde testes moeten naar beneden worden gebracht met medicatie of een kleine operatie ( orchidopexie ), omdat ze zich niet verder ontwikkelen indien ze zich niet in het scrotum bevinden en bovendien een hoger risico op het ontwikkelen van teelbalkanker inhouden. Dit gebeurt best voor de schoolleeftijd om een goede verdere ontwikkeling niet af te remmen.
- Torsio Tetsis = draaien van een teelbal rond zijn as : dit is een echte urologische urgentie !! Wanneer de teelbal rond zijn as draait, dan wordt de bloeddorstroming - die volledig via de verbinding met de lies verloopt – afgesnoerd en komt de teelbal dus eigenlijk in akute “ ademnood “. Dit resulteert in een plotse hevige pijn in de teelbal en de lies, die aanhoudt, de teelbal is opgetrokken, wordt vaster en is zeer pijnlijk bij aanraking.
Een torsie kan spontaan ontstaan, door een stoot in de balzak, bij masturbatie, … en komt voor bij kinderen , adolescenten en jonge volwassenen. Het vermoeden van de diagnose wordt klinisch gesteld en kan worden verfijnd met echografie en Doppleronderzoek. Bij de minste twijfel is een DRINGENDE heelkundige ingreep noodzakelijk zeker binnen de 6 uur na het ontstaan van de klachten, anders is de teelbal onherroepelijk verloren ! Tijdens de ingreeep wordt de teelbal terug gedraaid, wanneer de doorbloeding weer herneemt kan de teelbal worden gered. Meestal wordt dan ook de andere teelbal met een kleine hechting gefixeerd om problemen te voorkomen.
- Ontsteking van de bijbal ( epididymitis ) of de teelbal ( orchitis ) geeft een meer geleidelijk opkomende en verergerende pijn aan de bijbal of de teelbal. Kan gepaard gaan met pijnlijk plassen of een branderig gevoel bij een zaadlozing. De diagnose wordt klinisch gesteld en verfijnd met echografie en Doppler. Een spermakultuur kan de oorzakelijke kiem identificeren en haar gevoeligheid voor antibiotica. De behandeling bestaat uit een gerichte antibioticakuur.
- Tumor ( teelbalkanker ) : begint met een verharding in de teelbal zelf, meestal gemakkelijk te voelen door zelfonderzoek : onderzoek regelmatig de beide teelballen door ze met zachte druk te rollen tussen duim en wijsvinger en te vergelijken met de andere kant. Een pijnloze verharding kan op een beginnende tumor wijzen. De diagnose wordt verder verfijnd met echografie en in sommige gevallen met bloedonderzoek ( tumor-markers ). De behandeling bestaat uit het wegnemen van de aangetaste teelbal via de lies. Een testisprothese kan tijdens dezelfde ingreep worden ingebracht maar heeft uiteraard enkel een esthetische functie. Meestal is de tumor beperkt tot binnen het testiskapsel en is patiënt genezen met de wegname van de teelbal. Voor sommige types van tumoren volgt nog een bestraling van de klieren in de buik. Ook wanneer de tumor al is uitgezaaid, reageert hij meestal goed op chemotherapie. Recidieven blijven altijd mogelijk, een levenslange urologische opvolging is een absolute must.
- Kyste = spermatocoele : een kystje op een van de talloze kanaaltjes in de bijbal, bevat zaadcellen. De diagnose wordt klinisch gesteld en verfijnd met echografie, de behandeling is een kleine heelkundige verwijdering indien de kyste te groot wordt of hinderlijk is.
- Hydrocoele = “ waterbreuk” = een ophoping van vocht binnen de vliezen rond de teelbal. Bij zuigelingen wijst een hydrocoele meestal op een niet volledig sluiten van een kanaaltje tussen de buikholte en het scrotum na het indalen van de teelbal en gaat het gepaard met een kleine liesbreuk. Bij oudere kinderen en volwassenen is het meestal een reactie na een ontsteking of een trauma. De diagnose is klinisch en met echografie. Een heelkundige correctie is de enig goede behandeling. Punctie van het vocht moet worden vermeden omdat dit gevaar van infectie meebrengt en het vocht zich nadien toch weer opstapelt.
- Varcicocoele = spatader aan de ( meestal linker ) teelbal. De oorzaak ligt in een falen van kleine klepjes in de ader van de teelbal die het bloed terug naar boven naar de grote nierader moet voeren. Daardoor gaat het bloed te lang rond de teelbal blijven staan en terug naar de teelbal stromen wanneer de druk in de buik wordt opgedreven. Door onvoldoende doorstroming gaat de temperatuur in de teelbal wat naar omhoog, wat dan weer de spermaproductie negatief kan beïnvloeden. Als klachten noteren we soms een zwaartegevoel vnl. bij lang rechtstaan. De diagnose wordt klinisch gesteld : men voelt een massa “ wormpjes “ boven de teelbal die opzet wannneer je op de rug van de hand blaast en zo de druk in de buik verhoogt ( terugstromen van bloed vanuit de nierader naar de teelbal toe ) en kan door echografie en Doppler worden verfijnd. De behandeling kan voor kleine varicocoeles – die enkel behandeling vergen i.g.v. mogelijke fertiliteitsproblemen – gebeuren door deze adertjes onder radioscopie dicht te spuiten ( negatief hierbij is de relatief belangrijke stralenbelasting en de frequentere recidieven ) en anders door een kleine heelkundige ingreep met één minieme incisie ( +/- 1 cm als bij een kijkoperatie ) in de lies en afbinden van deze spataders. Andere kleinere adertjes hebben de terugvoer van het bloed al lang overgenomen, door het afbinden van de spataders voorkomt men terugvloei en stilstand van bloed rond te teelbal.
- Prostaatontsteking = Prostatitis : is een vervelende ontsteking aan de prostaat die gepaard gaat met een branderig gevoel tussen de benen, soms branderig gevoel bij plassen, frequenter plassen, branderig gevoel bij een zaadlozing. De diagnose is klinisch en echografisch, een onderliggende pathologie dient door de uroloog te worden uitgesloten. Bij vermoeden is het van cruciaal belang de oorzakelijke kiem op te sporen door een kultuur in te zetten van een spermastaal ( door masturbatie rechtstreeks in een steriel potje ) , voordat met een behandeling ( antibioticumkuur ) wordt gestart. Het antibioticum moet gebeurlijk worden aangepast aan de gevoeligheid van de kiem, moet een goede penetratie in de prostaat vertonen en voldoende lang in voldoende hoge dosis worden gegeven ( minstens 3 weken ) omdat anders het risico bestaat op resistente kiemen die tot een chronische prostatitis kunnen leiden. Soms wordt geen kiem gevonden en gaat het om een vervelende – maar ongevaarlijke – “ pros-tatodynie “ die met plantenmedicatie kan worden betsreden.
- Prostaatvergroting = BPH : Benigne Prostaat Hypertrofie : naarmate de man ouder wordt zal de prostaat groeien. De snelheid van de groei en de uiteindelijke afmetingen zijn verschillend van persoon tot persoon en niet bepalend voor de noodzaak tot behandeling. Doordat de prostaat rond het urinekanaal ligt kan hij dit bij vergroting gaan dichtdrukken, waardoor plasproblemen ( prostatismeklachten ) ontstaan : frequenter plassen, ‘s nachts moeten plassen, onvolledige blaaslediging, persen en/of wachten voor het plassen op gang komt, zwakkere en langer durende straal, soms verlies en extreem een volledige blokkage met volle blaas.
De diagnose wordt gesteld door klinisch onderzoek ( p.p.a. of rectaal touché : zie hoger ), Uroflowmetrie ( meten van de kracht van de straal ), echografie van de blaas ( vechtersblaas, onvolledige blaaslediging na het plassen ) en Transrectale echografie van de prostaat ( TRUSP : zie hoger ). Voor de behandeling van prostatismeklachten beschikt de uroloog over een heel scala aan geneesmiddelen gaande van producten op basis van planten, over alfablockers tot meer hormonaal actieve producten. Pas wanneer de patiënt er ondanks medicatie niet in slaagt de blaas volledig te ledigen en/of de klachten blijven voortduren, is een heelkundig ingrijpen noodzakelijk. Dit kan meestal langs de plasbuis ( TURP : zie hoger ), bij zeer grote prostaten kan een prostatectomie langs een buikincisie nodig zijn. Alleen het obstructieve klierweefsel ( adenoom ) wordt weggenomen, het kapsel blijft om een normale mictie toe te laten.
Een prostaatoperatie beïnvloedt normaal gezien de potensie niet, wel treedt nadien een retrograde ejaculatie ( zaadlozing naar de blaas toe ) op omdat het afsluiten van de blaashals bij ejaculatie niet meer werkt. De potensie en het orgasme blijven als voor de operatie. De continentie wordt hier evenmin negatief door beïnvloed. Normaal is de patiënt na zo een operatie voor vele jaren ( > 10 ) klachtenvrij. Wel dienen de jaarlijkse controles op prostaatkanker verder te worden nageleefd, want die ontstaat meestal in het prostaatkapsel.
- Prostaatkanker ( PCA )
Adenocarcinoom van de prostaat is de n° 1 kanker bij Westerse mannen : 1 op 9 - 10 mannen krijgt ermee te maken. De risicoleeftijd begint omstreeks 50 jaar. Er is een familiale voorbeschikheid, zodat de WHO aanraadt aan mannen om zich vanaf 50 jaar – vanaf 45 jaar indien prostaatkanker in de familie voorkomt – jaarlijks preventief te laten onderzoeken. Deze Urologische onderzoeken bestaan best uit een bloedonderzoek met PSA-bepaling, een rectaal touché, een uroflowmetrie met goed gevulde blaas en een echografie van de blaas en een TRUSProstaat bij Uw Uroloog. Dit laat ons toe niet alleen PCA vroegtijdig op te sporen, doch ook andere prostaataandoeningen als BPH tijdig te diagnosticeren en indien nodig gepast te behandelen.
Zolang de prostaatkanker zich binnen het prostaatkapsel bevindt kan hij volledig genezen worden. Eens metastasen optreden kan de PCA evenwel nog voor vele jaren met medicatie worden behandeld zodat hij de levenskwaliteit van de patiënt allerminst beïnvloedt.
Eens de diagnose wordt vermoed a.d.h.v. bovenstaande screeningonderzoeken, dient een echogeleide prostaatbiopsie uitsluitsel te geven over de aanwezighied en de localisatie van de tumor. Dit gebeurt ambulant op de raadpleging bij de Uroloog op dezelfde manier als een TRUSP ( transrectale echografie van de prostaat ), alleen zal de Uroloog met een zeer fijne naald doorheen de rectale echoprobe 6 - 8 fijne biopsiecylindertjes afnemen ( pijnloos ) die dan in het labo worden onderzocht. PIN ( prostatic intra-epithelial neoplasie )-letsels zijn voorlopers van PCA en dienen van nabij te worden gevolgd. 30 % evolueert naar PCA.
Wanneer de diagnose van PCA is bevestigd, zullen bijkomende “ staging-onderzoeken “ ( Botscintigrafie en CATscan ) eventuele metastasen uitsluiten. De verdere behandeling zal hiervan afhangen.
Blijkt de tumor nog binnen het kapsel van de prostaat te zitten, dan spreekt men van een gelocaliseerd carcinoom en is genezing met een lokale therapie mogelijk. Klassiek zal men bij jongere actieve mannen opteren voor een Radicale Prostatectomie ( operatie waarbij de volledige prostaat + zijn kapsel worden verwijderd ) , bij oudere mannen, of wanneer zware heelkunde tegenaangewezen is kan men voor een Radiotherapie ( bestraling ) kiezen. Recent werden nieuwe minder invasieve behandelingsopties verder uitgewerkt. Het gaat om inwendige bestraling ( Brachytherapie ) waarbij een 100 – 200 radioactieve zaadjes door de huid van het perineum in de prostaat worden gebracht, bevriezing
( Cryotherapie ) waarbij het prostaatweefsel wordt doodgevroren d.m.v. vriesprobes die ook door de huid van het perineum in de prostaat worden gebracht, en tenslotte de nieuwste en minst invasieve HIFU-behandeling
( High Intensity Focused Ultrasound ) waarbij het prostaattumorweefsel wordt vernietigd door hitte opgewekt door ultrasone golven vanuit een antenne in het rectum ( zoals bij TRUSP ). Het voordeel van de laatste 2 ontwikkelingen is dat de behandeling selectief kan worden toegespitst op de aangetaste zone en de rest van de prostaat ongemoeid kan worden gelaten zodat de kansen om de erectie te behouden veel reëler zijn dan bij de andere toepassingen, en bovenal dat de behandeling kan worden herhaald mocht de tumor na een aantal jaren toch terug opduiken – wat met de andere opties niet mogelijk is. Cryo en HIFU kunnen ook nog worden toegepast wanneer de tumor na één van de andere behandelingen zou terugkomen. Meer info op www.cryoforum.org of bij chris.dhont@smd.be .
Wanneer de prostaattumor buiten het prostaatkapsel is gegroeid en uitzaaiingen in de klieren en/of het skelet heeft veroorzaakt, dient een meer algemene therapie te worden ingesteld. Hormonale behandeling heeft het meeste succes omdat PCA-cellen in beginsel gevoed worden door het mannenlijk hormoon Testosterone. De blokkage van de opname ervan met “ anti-androgenen “ of het stoppen van de productie met “ LHRH-analogen “ of door heelkundig wegnemen van het actieve testisweefsel, of een combinatie van beide ( = MAB = Maximale Androgeen Blokkage ) zal de tumor voor vele jaren stilleggen. Wanneer hij dan terug actief wordt kan chemotherapie in een aantal gevallen nog voor een tijdelijke controle zorgen en zullen palliatieve maatregelen inspelen op de specifieke klachten van de patiënt om zijn levenskwaliteit te ondersteunen. Gezien PCA doorgaans en onder therapie zeer langzaam evolueert ( zeker naarmate de man ouder is op het moment van de eerste tekenen in het bloed en de diagnose ) , zullen slechts weinig patiënten echt aan de ziekte overlijden. Zij zullen een uitgezaaide tumor wel voor de rest van hun leven meedragen en met medicatie onder controle houden. De levensduur ( onder behandeling ) wordt er vaak niet door beïnvloed, de levenskwaliteit blijft meestal zeer lang behouden. Oudere mannen ( > 80 jaar ) kunnen vaak conservatief worden gevolgd, pas wanneer de tumor echt actief wordt ( plotse PSA-stijging ) kan een zo weinig invasief mogelijke behandeling worden overwogen.
Voor al deze problemen en verdere vragen kan U zich het best wenden tot Uw geneesheer en Uw uroloog. Zij zijn best uitgerust en getraind om zo snel mogelijk een correcte diagnose te stellen en samen met U de juiste behandelingsstrategie uit te stippelen.
Veel voorkomende vragen kunnen eventueel later op deze website verder worden behandeld.
C. D’Hont