Pas in de 17e eeuw worden de meeste wambuizen door knopen gesloten. Het dragen van knopen was in de beginperiode dan ook voorbehouden aan de gegoede mensen. Dat metalen knopen werden gezien als een luxe object blijkt ook wel uit een oproep tijdens het concilie van Tarragona in 1282. Hierbij werd de clerus verboden om metalen knoppen te dragen. Vroege metalen knopen in afvalkuilen en beerputten kunnen dus een aanwijzing zijn voor de status van de bewoners. In de eerste helft 16e eeuw komen metalen knopen in de mode, in de tweede helft van de 16e eeuw gevolgd door de mode van de knopenreeks. Bij de man wordt een onafgebroken rij knopen op wambuis, mantel en broek aangebracht, bij vrouwen werd alleen het voorstuk van knopen voorzien. Werd in de 16e eeuw een kostuum nog voorzien van circa 20 knopen, in de 17e eeuw kon dit oplopen tot 200 knopen. Maar in de 19e eeuw verschijnt er nieuwe type knoop, die we vandaag de dag nog steeds tegen komen. Deze knopen worden gekenmerkt door vier gaatjes, waarmee de knoop met garen op de kleding bevestigd kan worden. Dit type knoop komen we in diverse materialen tegen.
Binnen de knoop is een vrij duidelijke chronologie zichtbaar. In 15e en begin 16e eeuw zie je meegegoten oog, die in de loop van de 16e eeuw ontwikkeld tot de kenmerkende Staafoog. Vanaf de 16e eeuw werden de meeste knopen in een keer, massief, gegoten. We zien de knoop nu ook steeds kleiner worden. Vanaf het eind van de 16e eeuw werden ze ook in nikkel geproduceerd. Kenmerkend voor de 17e eeuw is de draadoog, de knoop wordt nog steeds voornamelijk massief gegoten. Rond 1600 komt de “Portretknoop” in de mode, met meestal een vrouwenhoofd en soms een cherubijnenkopje. Vervolgens, vanaf ca.1620-30 onder invloed van de bloembollenrage, zien we in het hart van de knoop steeds vaker een bloem afgebeeld. Vanaf laatste kwart van de 17e eeuw werden de knopen, onder invloed van de mode, weer groter. Het aantal knopen op de kleding werd wel minder, maar dit werd gecompenseerd door het formaat. In de 18e eeuw worden de knopen niet langer meer volledig gegoten, maar ook gestanst. Typisch voor de 18e eeuw zijn dan ook de hole knopen die uit twee losse, delen bestaan. De gegoten dekplaat met draadoog en de bolle, uit gestanste, voorzijde, deze werden aan elkaar gesoldeerd. Kenmerkend hierbij is een klein gatje aan de achterzijde, deze was nodig voor ontluchting wanneer de twee helften aan elkaar werden gesoldeerd. Daarnaast komen er ook knopen voor die voor 2/3 uit metaal bestaan. De holte wordt hierbij opgevuld met een houten kern waaraan ook het draagoogje werd bevestigd.In de late 18e eeuw zien we vooral grote schotelvormig of platte knopen. In de 19e eeuw worden deze allemaal verdrongen door de (platte) knoop met vier gaatjes. Ondanks dat de knoop een alledaags gebruiksvoorwerp was, en binnen elk materiaal type de knopen zonder decoratie het meest voorkomend model was. Werden er ook veel voorzien van, meestal modegevoelige, decoraties. We kunnen dan ook een veelvoud aan decoratietypes herkennen.
Onder de knopen vallen ook nog de keelknoop, broeksknoop en manchetknoop. De keelknoop, ook wel hemdknoop, paarknopen of spinnetjes’ genoemd, was een populaire variant van de decoratieve knoop. Bestaande uit paren van twee knopen, die met een metalen ringetje met elkaar zijn verbonden. Hiermee werden, onder de keel, de boord van een hemd gesloten. Ze werden vanaf de 17de tot in de 19de eeuw uitsluitend door mannen, voornamelijk boeren en vissers, gedragen op zondagen. Het waren waardevolle, zilveren of gouden knopen, welke de drager aanzien gaven. Broeksknopen bestaat uit twee knopen die met elkaar zijn verbonden doormiddel van een stangetje, en werden in een geheel gegoten. Uit de bovenstaande typen hebben we tegenwoordig nog de manchetknoop. Welke wordt gebruikt om de mouwen van herenoverhemden met een dwarsstaafje vast te klemmen