Muntgewichten

Wegen van geld

Vroeger werd de waarde (nominale waarde) van een munt bepaald door het gewicht (intrinsieke waarde) van deze munt.In de 15e eeuw waren er veel verschilden munteenheden in omloop. Deze munten hadden vroeger voortdurende te leiden onder waardevermindering. Die het gevolg was van de natuurlijk slijtage, en of door het bewust verwijderen van (edel) metaal, het zogenaamde snoeien. Munten moesten daarom regelmatig gewogen en gekeurd worden. Onder de bodemvondsten komen we dan ook voorwerpen tegen, die gebruikt werden bij dit wegen, zoals sluit- en muntgewichtjes, en soms onderdelen van muntballansen.

Maar eerst heel kort iets over de ontwikkeling van het laatmiddeleeuws muntgeld in Nederland. In de 14e maar vooral 15e eeuw zijn er binnen Europa een groot aantal heersers, met evenveel muntsystemen ontstaan. De een na de andere munthervorming wordt doorgevoerd, hierdoor werd het muntstelsel er niet duidelijker op. In de vijftiende eeuw besloot Philips de Goede dan ook, om in de Nederlandse gewesten, de rekeneenheid van de gulden voortaan de grondslag van het muntwezen moest vormen. Pas onder het bewind van Karel V (1500-1558) kwam er meer eenheid in de productie van munten. Karel V introduceerde in 1521 de naar hem vernoemde gouden Carolusgulden, die is onderverdeeld in 20 stuivers elk van 16 penningen, een indeling die bijna 300 jaar ongewijzigd bleef. in 1582 volgde er een zilveren Carolusgulden, die de eenheidsmunt voor de Nederlanden vormde. Hiermee is de Carolusgulden de eerste Nederlandse eenheidsmunt die ook in een groot deel van Europa circuleert. In 1815 ontstond het  ‘Verenigd Koninkrijk der Nederlanden’. waarna op 18 september 1816 de eerste Nederlandsche Muntwet werd aangenomen, waarmee de onderverdeling van de gulden in 100 cent werd vastgelegd. Hiermee werd het decimale muntstelsel in Nederland ingevoerd. De gulden bleef bestaan binnen onze landsgrenzen tot en met 2001 toen de laatste gulden ooit werd geproduceerd, waarna de gulden door de euro werd opgevolgd.