Volgende procedures en metingen zijn uitgevoerd als bewijs van concept.
Uit de meting van een elektriciteitskabel van 15m lang met 3 aders van 0,7mm2, heb ik een grove schatting van 120 ohm als karakteristieke impedantie voor één paar geleiders.
De test op een ferrietkern met 30 windingen gemaakt van twee geleiders uit die kabel, gaf mij een impedantie van 128 ohm.
Dit komt dicht in de buurt van de waarde gemeten op de kabel.
Beide helften van de choke wikkelingen bestaan uit een identieke lengte en type draad en worden in tegengestelde zin gewikkeld.
Beide geleiders van één wikkeling worden strak langs elkaar gelegd.
Met dit type draad was het mogelijk om 13 windingen te leggen op één helft van de kern.
De uiteinden worden “getwist” voor iedere lijn, zodat de impedantie van ieder deel bewaard blijft tot op het soldeerpunt.
Hier zie je een paar voorbeelden, waarbij andere types van draad gebruikt zijn.
Het regelen van de potmeter gebeurt totdat je nagenoeg een puntje ziet op de Smith chart (groen driehoekje) en dit met een spant van 50Khz tot 40Mhz.
De meting geeft aan dat de impedantie 67 ohm is. (potentiometer op 67 ohm)
Echter, vermits wij met een 50 Ohm transmissie systeem werken, is de SWR ook gerelateerd aan deze 50 Ohm en dus 1.33(roze lijn)
Het belasten van deze common-mode choke met een 50 ohm dummy load, laat geen "dot" meer zien op de smith-chart maar een cirkelboog.
De SWR wordt beter.
Dit leidt tot een foutieve interpretatie!
Door de niet 50 ohm lijn impedantie van de common-mode choke, lijkt het alsof de foute belasting van de choke (50 ohm in plaats van 67 ohm) wordt "verbeterd".
Wanneer de common-mode choke een 50 ohm karakteristieke impedantie zou hebben en belast wordt met een 50 ohm resistieve belasting, heeft het aanpassen van de coax lengtes geen invloed op de impedantie en blijf je één punt zien in het midden (50 ohm) op de smith-chart.
Een gelijkaardige "foute meting" gebeurt steevast door radioamateurs bij metingen van hun antennesysteem, omdat men meet aan de zijde van "de zender” en niet aan de antenne zijde, waardoor impedantie transformaties gebeuren bij "een niet 50 ohm resistive antenne systemen" op een 50 ohm transmissielijn van willekeurige lengte (misaanpassing).
Het gevolg van een niet-50 ohm choke is dat deze een frequentie shift kan teweeg brengen in je antennesysteem, doordat hij zich niet meer zuiver resistief gaat gedragen.
De radioamateur past de antenne aan om tot een SWR 1: 1 te komen, wat fout is, en maakt hierdoor de antenne niet meer resonant op de gewenste frequentie.
De oorzaak van het probleem is niet de antenne, maar het ontbreken van een common-mode choke of de foute impedantie ervan.
Pas je de transmissielijn-lengte naar je antennesysteem aan en krijg je veranderende SWR waardes, ondanks dat de antenne niet van plaats nog van vorm is veranderd, dan heb je zeer waarschijnlijk te maken met een common-mode choke van een foutieve impedantie of een antennesysteem dat niet resistief is op de gemeten frequentie.
Deze test bewijst dat de willekeurige keuze van geleiders voor het maken van een common-mode choke geen goede keuze is.
Het is uiterst belangrijk om draden te kiezen die samen een transmissielijn van 100 ohm vormen, om als 50 ohm choke te kunnen dienen. (twee lijnen staan parallel)