De start

Morele dienstverlening in de zorg- en welzijnssector bestaat al meer dan vijftig jaar. Het startte met een aantal bepalingen die werden opgenomen in het KB van 12/01/1970.

Het koninklijk besluit van 12 januari 1970:

«Aan de bedienaren van de erediensten en de lekenraadgevers die door de patiëntengevraagd worden, zal ongehinderd toegang worden verleend tot de inrichting: zij moeten ervoor de uitoefening van hun opdracht de geschikte sfeer en faciliteiten vinden. Volledige vrijheid van levensbeschouwing, godsdienst en politieke overtuiging dient aan iedereen gewaarborgd».

Stichting voor Morele Lekebijstand

In 1970 werd dan ook De ‘Stichting voor Morele Lekebijstand’ opgericht. De eerste voorzitter was Robert Dille. Toch zou het nog tot 1973 duren vooraleer moreel consulenten effectief aan de slag konden. De ministeriële omzendbrief van 3/11/1971, die de praktische uitvoeringsmodaliteiten regelde, werd immers kort na verschijnen ingetrokken wegens protest van de Caritas Catholica ziekenhuizen. 

De nieuwe omzendbrief van Minister de Saeger (5/4/1973) zorgde voor een blijvende regelgeving:

Deze richtlijnen zijn nog steeds van toepassing en bevestigd in de ministeriële omzendbrief van de ministers De Galan en Colla (13 maart 1997).

De pioniersfase: gedragen door vrijwilligers

Toen de Stichting voor Morele Bijstand werd opgericht, was binnen de kringen van de georganiseerde vrijzinnigheid de ervaring op vlak van morele bijstand (of zoals men in Nederland zegt, geestelijke zorg) uiterst beperkt. Enkel in het gevangeniswezen was in korte tijd een beperkte knowhow opgebouwd. Specifieke opleidingen bestonden niet, goede wil en engagement waren daarentegen in deze pioniersfase wel ruimschoots aanwezig! De taak waarvoor men stond was gigantisch: op korte tijd uit het niets in elk ziekenhuis in België een moreel consulent aanstellen.

De raad van bestuur vergaderde in een beurtrol bij mekaar thuis, sommigen hadden enige ervaring op hulpverleningsvlak (maatschappelijk werk, verpleging, …), maar ook mensen uit het onderwijs droegen hun steentje bij. Op de werkplek gaven overtuigde vrijzinnigen het beste van zichzelf. Niet iedereen was even beslagen, maar in elke provincie waren er wel enkelen die er in slaagden via zelfstudie en toenemende werkervaring een grote deskundigheid op te bouwen. Zij waren de wegbereiders van de latere langzame professionalisering van de Stichting.

De gedeeltelijke professionalisering

Doorheen de jaren kende de Stichting een gedeeltelijke professionalisering. Bijna simultaan deden zich een aantal processen voor. Begin jaren tachtig begon de Unie Vrijzinnige Verenigingen met de uitbouw over gans Vlaanderen van een netwerk van Centra voor Morele Dienstverlening. De moreel consulenten verbonden aan deze Centra, waren voltijdse beroepskrachten, allen met een hogere opleiding.

Gaandeweg werd een aantal van hen opgenomen in de raad van bestuur. De centra fungeerden ook als coördinatiepunten voor de Stichting. Werving, selectie, training en begeleiding van nieuwe consulenten verlopen via dit netwerk. Vanaf 1996 werd tevens werd gemaakt van een jaarlijkse vierdaagse basisopleiding voor vrijwillige consulenten van de SMB. Begin jaren tachtig ook begon de Vrije Universiteit Brussel met een opleiding voor consulenten, daarin enkele jaren later gevolgd door de Rijksuniversiteit Gent. Rond dezelfde periode leidden onderhandelingen met de besturen van diverse Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn ook tot de eerste aanstellingen van professionele moreel consulenten voor ziekenhuizen en rusthuizen. Gaandeweg werd hun statuut verbeterd en het aantal aanstellingen verhoogd. Ook de relatief nieuwe verzelfstandigde ziekenhuizen gaan meer en meer over tot de aanstelling van professionele consulenten. Anno 2023 heeft de SMB 18 beroepskrachten onder haar vleugels en sinds 2001 kan de SMB ook beschikken over een voltijdse stafmedewerker.

Enkele recente evoluties

Volksgezondheid en Sociale Zaken zijn in België nog steeds federale materie. Vandaar ook dat de SMB over de taalgrenzen heen als (nationale) Stichting voor heel België werd opgericht. In de loop der jaren ontwikkelde zich echter een Franstalige en Nederlandstalige vleugel. Dit leidde in de loop van de jaren 90 tot twee afzonderlijke vzw’s (in Vlaanderen de Stuurgroep voor Morele Bijstand vzw.), die hun bevoegdheid ontleenden via een protocol met de moederorganisatie. Gaandeweg raakte hierdoor de werking van de eigenlijke Stichting uitgehold. Omdat het risico bestond dat de Stichting voor Morele Bijstand niet meer zou voldoen aan de nieuwe wettelijke voorschriften voor vzw’s en stichtingen, werd gevraagd aan de minister van Volksgezondheid de bevoegdheid van zendende instantie van de Stichting over te dragen aan de Centrale Vrijzinnige Raad (C.V.R., samengesteld uit de Unie Vrijzinnige Verenigingen en de Centre d’Action Laïque).

De CVR delegeerde op haar beurt via een protocol deze bevoegdheid opnieuw aan de twee reeds bestaande vzw’s. In Vlaanderen is dit de Stuurgroep voor Morele Bijstand (SMB). De Stichting voor Morele Bijstand werd ontbonden, haar werking evenwel wordt onverdroten verder gezet.

Ik wil praten

In 2017 besloot het Bestuur van SMB om de roepnaam 'Ik wil praten' te gebruiken voor de dienstverlening in de ziekenhuizen en woonzorgcentra. De huidige voorzitter van SMB is dhr. Stefan Damen.