Naast het dagelijkse vrij lezen hebben we ook estafette lezen op het programma staan.
Wat heb je nodig?
Estafette werkboek
Leesboek
Een potlood
Algemeen voor ouders
Lezen doen we op twee verschillende niveaus. De reguliere lessen en Estafette loper.
De kinderen van Estafette loper doen alleen de introductie van het onderstaande programma en maken een bladzijde per keer in hun werkboek. Je kunt nu geen boeken lezen uit de bibliotheek, dus kijk thuis of je een boek kunt vinden of bij de online boeken in de map lezen.
De reguliere Estafette lessen staan hieronder uitgelegd. Deze kinderen volgen alle stappen van het programma.
Het lezen doen we naar aanleiding van de methode: voor-koor-zelf lezen.
Voorlezen (voor)
In de eerste fase leest u de tekst voor. Het voorlezen gebeurt correct, in het juiste tempo én met de goede intonatie. Het kind luistert actief naar het voorlezen. Veel kinderen vinden het fijn om met een bijwijzer of leesvenster te werken. Door de koppeling tussen ‘horen en zien’ krijgen kinderen meer grip op een tekst.
Koorlezen (koor)
De volgende stap is koorlezen. Het stukje tekst dat de eerste keer is voorgelezen, lees je nu samen met uw kind hardop. U leest in een hoog tempo dat uw kind als het ware meetrekt. Met koorlezen worden spreken, zien en horen aan elkaar gekoppeld. Koorlezen zorgt ervoor dat het kind teksten in een steeds hoger tempo kunnen lezen.
Zelf lezen (zelf/doorlezen)
Tijdens de laatste fase van voor-koor-zelf leest het kind hardop voor zichzelf. U leest mee met uw kind en geeft hem/haar feedback op de gelezen tekst.
Hieronder vind u een filmpje waarin het voor-koor-zelf lezen nogmaals is te zien.
Nakijken
In de leeslessen ligt de nadruk op het lezen. U kunt daarom samen met uw kind de opdrachten nakijken.
Les 6
Wat heb je nodig?
Estafette werkboek pagina 12+13
Estafette leesboek pagina 21-23
Potlood
Kleurpotloden
Maakwerk
Je maakt opdracht 1 tot en met 6
Opdracht 1: Welk woord past in de zin?
Opdracht 2: Wat past bij het plaatje van de tafel?
Opdracht 3: Maak de woorden af door -be, -ge en -ver te gebruiken.
Opdracht 4: Lees de tekst goed. Let op de vraagtekens en uitroeptekens.
Opdracht 5: Lees de woorden drie keer goed en vlot.
Opdracht 6: Lees de pagina's uit het leesboek
Les 7
Wat heb je nodig?
Estafette werkboek pagina 14+15
Estafette leesboek pagina 24+25
Potlood
Kleurpotloden
Maakwerk
Je maakt opdracht 1 tot en met 9
Opdracht 1/2/3/4: Lees de tekst, lees de woordrijtjes, kleur de roze woorden in de tekst en lees nogmaals de tekst en de woorden.
Opdracht 5: Schrijf op welk woord je nog moeilijk vindt.
Opdracht 6: Lees de woordrijen. Schrijf het juiste woord in de zin.
Opdracht 7: Welk woord past bij het plaatje?
Opdracht 8: Wat kan? Kruis aan.
Opdracht 9: Lees bladzijde 24 en 25 uit het leesboek.
Doel: We oefenen met het vlot doorlezen.
Nodig:
Estafette werkboek les 5 blz 10 en 11
Estafette leesboek Mijn beste vriend blz 19 t/m 20
Potlood
Kleurpotloden
Uitleg:
Opdracht 1; Lees de tekst.
Opdracht 2; Lees de rijtjes 3 keer snel.
Opdracht 3; Zoek de gekleurde woorden van de rijtjes in de tekst van opdracht 1 en kleur ze.
Opdracht 4; Lees de tekst en de woorden nog 1 keer snel.
Opdracht 5; Lees de rijtjes 3 keer snel.
Opdracht 6; Lees de zinnen. Maak een plaatje ervan in je hoofd. Als dat kan is de zin goed. Er zijn 2 zinnen die kloppen.
Opdracht 7; Zet het losse woordje op de juiste plek in de zin. Lees daarna de zinnen goed en snel met het woordje erbij.
Opdracht 8; Kleur de 6 woorden in de tafel.
Opdracht 9; Lees bladzijde 19 e 20.
Maakwerk:
Maak de opdrachten en neem je werk mee naar school
Doel: We oefenen met het lezen van leestekens
Nodig:
Estafette werkboek les 4 blz 8 en 9
Estafette leesboek Mijn beste vriend blz 16 t/m 18
Potlood
Kleurpotloden
Uitleg:
Opdracht 1; Welk woord hoort in de zin. Zet daar een rondje om. Lees daarna de goede zin hardop voor.
Opdracht 2; Welke zinnen zijn goed. Het zijn er 5.
Opdracht 3; Welke 2 woorden horen bij het eerste woord. Ze lijken erop.
Opdracht 4; Lees de zinnen in de stukjes. Lees daarna hardop de zinnen vlot voor.
Opdracht 5; Lees eerst het verhaaltje. Zet een rode streep onder de tekst wat Olle zegt en een blauwe streep wat de jongen zegt.
Lees daarna met een maatje bv je moeder of je broer het verhaaltje. De een is Olle de ander is de jongen.
Opdracht 6; Lees blz 16 t/m 18.
Maakwerk:
Maak de opdrachten en neem je werk mee naar school