De volgenden oefeningen los je op met de stelling van Pythagoras.
Oefening 1:
Een boom is omgevallen door de bliksem.
Hoe hoog was de boom voor de blikseminslag ?
Oefening 2:
Asma is 160 cm lang.
De put is 180 cm diep en heeft een doorsnede van 70 cm.
Hoe ver is de bal van (de punt van het hoofd) van Asma verwijderd ?
Oefening 3:
Op welke hoogte zweeft de vlieger ?
Oefening 4:
Een reclameballon is met een kabel van 29 meter vastgemaakt aan een zijmuur van een gebouw, op hoogte van 3 meter.
Door de strakke wind is de ballon 20 meter opzij gewaaid.
Hoe hoog hangt de ballon boven de grond?
Oefening 5:
Een ladder met een lengte van 6,8 meter is zo tegen een zijmuur van een gebouw geplaatst, dat 30 cm van de ladder boven de zijmuur uitsteekt, terwijl haar voetpunten 1,6 meter van de muur verwijderd zijn.
Hoe hoog is de muur?
Oefening 6:
Een voetbalveld heeft als afmetingen 60 meter op 110 meter.
Wat is de grootste afstand die men in een rechte lijn kan afleggen?
Maak zelf een tekening en duid daar de rechthoekige driehoek op!
Oefening 7:
Bereken telkens een diagonaal van een vierkant waarvan de zijde een lengte heeft gelijk aan:
1 cm
2 cm
40 cm
8 m
Maak zelf een tekening en duid daar de rechthoekige driehoek op!
Oefening 8:
Een rechthoek heeft een diagonaal van 6cm en een zijde van 5 cm.
Bereken de omtrek en de oppervlakte van deze rechthoek.
(Geef het resultaat met wortelvormen en in kommagetal op 0,001 nauwkeurig.)
Maak zelf een tekening en duid daar de rechthoekige driehoek op!
Oefeningen 9:
Twee rechte bomen zijn respectievelijk 20 m en 28 m hoog. Hun voeten staan 15 m van elkaar. Welke afstand legt een vogeltje af dat van de ene top in een rechte lijn naar de andere top vliegt.
Maak zelf een tekening en duid daar de rechthoekige driehoek op!
Oefening 10:
Een acrobaat wil voor een evenwichtsstunt een touw spannen tussen twee torens die 27 m
en 38 m hoog zijn en die 60 m van elkaar verwijderd staan. Hoe lang moet het touw minstens zijn?
Maak zelf een tekening en duid daar de rechthoekige driehoek op!
Oefening 11:
In een bouwkraan is een kabel gelegd van punt A over punt B, C, D naar punt E.
Bereken de lengte van de kabel als je weet dat men in punten A en E telkens 5 cm kabel moet voorzien om de aanhechting mogelijk te maken.
Maak zelf een tekening en duid daar de rechthoekige driehoek op!