Forpus Dwergpapegaaien

De Forpus dwergpapegaaien.

 

 

Indeling.

 

We onderscheiden 7 soorten Forpussen ( ook wel Sperlingpapegaaien genoemd ), te weten:

 

Forpus cyanapygius, met twee ondersoorten, de pallidus en de insularis. In Nederland staan zij bekend als de Mexicaanse dwergpapegaai.

Forpus passerinus , met 4 ondersoorten, de viridissimus, de cyanophanes, de cyanochlorus en de deliciosus. In Nederland bekend als de Groenstuit dwergpapegaai.

Forpus sclateri , met 1 ondersoort, de eidos. In Nederland zijn deze vogels niet aanwezig,

Forpus conspicillatus, met 2  ondersoorten, de metae en de caucae. In Nederland bekend als de Oogring dwergpapegaai.

Forpus xanthopterygius, met 5 ondersoorten, de flavissimus, de olallae, de crasiristris, de spengeli en de flavescens. In Nederland bekend als de Blauwvleugel dwergpapegaai en de flavissimus als de Cerea dwergpapegaai.

Forpus coelestis,  heeft geen ondersoorten. In Nederland bekend als de Grijsrug dwergpape­gaai .

Forpus xanthops; eveneens geen ondersoorten. In Nederland bekend als de Geelmasker of Geelwang.­muspapegaai.

 

Herkenning.

 

De meeste problemen geeft het herkennen van de diverse soorten.

Het verschil tussen mannen en poppen is heel duidelijk, uitgezonderd de groenstuit hebben zij

meer of minder blauw in de vleugels en op de stuit.

Dit in aanmerking genomen valt de verzuohting van vele bezoekers, 'ze lijken allemaal op elkaar', wel mee. Bij het determineren gaan we uit van de mannen. De poppen, en zeker die van de ondersoorten zijn heel wat moeilijker te determineren. Wij zullen de soorten stuk voor stuk langs gaan.

 

De Oogring dwergpapegaai.

 

Deze vogel heeft een lengte van 12 cm.

In vergelijking met de andere soorten is er geen probleem, zij zijn de enige soort met een oogring. Ook de pop heeft een oogring, zij het dat deze smaller is en niet blauw maar emeraldgroen.

Zij hebben een hoornkleurige snavel.

De mannen van de ondersoorten hebben in plaats van een oogring een klein streepje achter het oog.

Het zijn bijzonder vertrouwelijke vogels, die snel tam zijn, goed broeden en goede ouders zijn.

Een klein minpuntje) is dat de mannen dikwijls erg agressief tegen hun poppen zijn als zij een legsel groot gebracht hebben. Zij willen hun poppen met alle geweld weer in het broedblok hebben, dit resulteert dan in een afgebeten nagel of teen.

In het bijzonder kan gezegd worden dat het bijzonder plezierige vogels zijn om te houden.

 

De Mexicaanse dwergpapegaai.

 

 

Deze vogel heeft een lengte van 13 cm. De nominaatvorm heeft een turquoise blauwe stuit en vleugels. De enige die hierop lijkt is de xanthop­terygius spengeli, die ook een lichtblauwe stuit en vleugels heeft, maar kleiner is en meer geel­achtig groen.

In Nederland kennen we de ondersoort in sularis) die duidelijk verschilt van de nominaatvorm. Hij

is namelijk veel kleiner en heeft donkerblauw in de stuit en vleugels.

Bij de nominaatvorm en de ondersoorten is de snavel grijs.

 

De Mexicaanse dwergpapegaai  is een uiterst zeldzame vogel. Sinds 1980 heeft geen import meer plaats gevonden en dat zal waarschijnlijk wel zo blijven.

Het zijn vrij rustige vogels, die niet snel in paniek raken. Schrikken zij echter dan vliegen zij ook als gekken door de kooi.

De hier bekende ondersoort insularis broed wat makkelijker, maar ook hier kan het enige jaren duren voor zij beginnen. Zij broeden ook wat later in het jaar, in de maanden juli-augustus.

 

 

 

De Groenstuit dwergpapegaai.

 

De lengte van deze vogel bedraagt 11 cm. De ondersoort viridissimus is iets groter en forser. Dit valt goed op als je de ondersoorten bij elkaar ziet. Alle soorten hebben een hoornkleurige snavel.

Deze soort is eenvoudig te herkennen aan de, zoals de naam aangeeft, groene stuit.

Er kan wel eens een blauwe waas in zitten, maar deze is meestal erg onregelmatig. Het is erg moeilijk om de verschillende ondersoorten uit elkaar te houden, ook al omdat er al jaren, behalve uit Guyana, geen importen meer hebben plaats gevonden. In het begin van de jaren 80 waren deze vogels vrij zeldzaam en men was al blij als men een paartje van deze vogels kon kopen, laat. staan op de minimale verschillen te letten. Het zijn en blijven vrij schuwe en angstige vogels, die ook zowel import als eigen kweek dikwijls onaangenaam schuw blijven. Dit heeft overigens op het broeden geen invloed, dat gaat over het algemeen vrij goed met grote legsels.

De mannen willen nog weleens agressief zijn tegen hun zoons als zij uitgevlogen zijn.

 

De Grijsrug dwergpapegaai.

 

Deze vogels hebben een lengte van 12,5 cm. Ook deze soort geeft bij vergelijking met de andere soorten weinig problemen. De vogels zijn herkenbaar aan de grijze rug en de blauwe streepjes boven acht8r het oog, dit komt bij geen van de andere soorten voor. Deze vogels hebben een hoornkleurige snavel. In Nederland komen alleen hier gekweekte vogels voor, import is al jaren niet meer voorhanden. In Duitsland wordt af en toe wat import aangeboden. Het zijn vertrouwelijke vogels die snel tam worden.

Tegenover andere vogels zijn zij vrij agressief en schrikken niet terug om veel grotere vogels aan te pakken. Weken tot maanden geen problemen en dan plotseling doden zij mede-kooi-bewoners en eten ze op (met uitzondering van de kop en vleugels). Over het algemeen zijn het prettige broedvogels, die twee tot drie nesten per jaar groot brengen met dikwijls veel jongen.

 

De Geelmasker dwergpapegaai.

 

Dit soort is 14,5 cm. groot. Ook hij is niet te verwarren met de andere soorten door zijn gele kop en masker en zijn karakteristieke snavel. De snavel is hoornkleurig met een donkerbruine vlek op de bovensnavel. Tot voor een jaar of acht kwam er nog wel eens wat import. Dit waren echter zwakke vogels, die meestal de ontberingen niet overleefden. De vraag werd nu en dan gesteld of deze import wel verantwoord was gezien het grote aantal dode vogels.

Ook hier praten we over prettige en tamme vogels waar je, op een enkele uitzondering nagelaten, veel plezier aan beleeft. De ervaring is dat bij verplaatsing gauw darmstoornissen optreden die vaak fataal kunnen zijn.

Het broeden is zeer wisselvallig, er wordt redelijk mee gekweekt maar de vraag overtreft nog vele malen het aanbod. Ook deze vogels zijn goede ouders) waarbij zelden iets fout gaat.

 

De Blauwvleugel dwergpapegaai.

 

Dit soort is 12 cm. groot. De ondersoort flavissimus, die in redelijke aantallen in ons land aanwezig is, is wel de mooiste met zijn citroengele gezicht.

Van de flavescens zijn maar een paar stellen in Nederland aanwezig, zij vallen op door een afwijkende kleur groen (appelgroen).

De nominaat is het meeste bij de kwekers aan te treffen.

De flavisimus is een vogel met een mooi citroengeel gezicht, maar er zijn in Nederland erg veel kruisingen aanwezig zodat het aankopen van deze vogels uitkijken vereist. Veel vogels hebben een te fletse kleur geel en ook is de kleur niet uitgebreid genoeg. Sinds er met deze vogels gekweekt wordt worden er veel meer poppen dan mannen geboren. Zij gaan toch grif van de hand zodat aangenomen kan worden dat er een andere ondersoort van de Blauwvleugel tegen gezet wordt. Over het algemeen zijn de Blauwvleugels onaangename schuwe vogels, die ook na jaren zowel import als eigen kweek erg schuw blijven. Dit mondt onder andere uit in een wild door de kooi vliegen bij bijvoorbeeld het voederen.

Het zijn ondanks hun schuwheid toch betrouwbare broedvogels, die vrij gemakkelijk broeden en hun jongen keurig grootbrengen.

 

De huisvesting.

 

Dit komt er niet zo op aan. Hiermee bedoel ik dan de maten van de kooi of volière. Er zijn prima resultaten in kooien van 60 x 60 cm. en zelfs van 30 x 40 cm. of in volières van 4 tot 5 meter.

In al te grote volières voelen zij zich toch wat verloren.

Met koloniebroed is weinig ervaring. In de Amerikaanse Forpusclub heeft een liefhebber wel in kolonieverband gebroed. Hij hield verschillende koppels Blauwvleugels in een volière van ongeveer 3,5 meter. Dit ging heel goed, en het opmerkelijke was dat zij een groepsgedrag ten toon spreiden. Wanneer er echte of vermeende vijanden werden gesignaleerd gingen zij hier als groep op af.

 

Voeding.

 

Een mengsel van zaden voor grote parkieten met af en toe wat trosgierst. Daarnaast elke twee dagen eivoer, vermengd met universeelvoer, gekiemd zaad (katjang idoe, haver, zonnepitten en boekweit). Wanneer er jongen zijn krijgen zij dit elke dag en worden er nog rozebottels, zeewier, verse onkruidzaden, lijsterbessen, diverse koolsoorten, stukjes appel, maiskolf en wortel door heen gemengd.

Zitten de vogels apart in de broedkooi eten zij hiervan erg weinig. Zodra zij met meerdere vogels bij elkaar zitten wordt duidelijk de consumptie aan bovengenoemde zaken verhoogd. Ook hier geldt dus, zien eten, doet eten.

Daarnaast dienen vanzelfsprekend grit, kiezel, eischalen en sepia ter beschikking te staan.

 J.T.M. Gielen.  (†)