(uit de inleiding)
Bob noemde zichzelf soms een Oost-Vlaamse West-Vlaming met Brabantse wortels. Maar hij zou best een wereldburger kunnen genoemd worden. Als iemand daar nog aan twijfelde, dan zullen de teksten in Kosmopolitisme die twijfel wellicht wegnemen.
Alleen, in de rust van zijn werkkamer, maar ook met zijn trouwe vrienden- kring, een echte Portugese tertúlia - de laatste jaren waren ze maar met zijn tweeën meer - filosofeerde hij over vele aspecten van het mens-zijn. Onder de discussieonderwerpen was er een vast weerkerend thema: de godsdienst. Als overtuigd agnost trad hij trouwens voortdurend in gesprek met gelovigen en niet gelovigen, met Christenen, Moslims en Joden. Hij wilde als het om levenshouding ging nooit iemand overtuigen van gelijk of ongelijk, maar hij maakte er wel een persoonlijke zoektocht van om te proberen te begrijpen hoe anderen op een andere wijze betekenis gaven aan wat hem ook betekenisvol leek. Die zoektocht nam hem ook dikwijls mee naar zijn kinder- en jeugdjaren. De wereld van Bob en Die gedanken sind frei getuigen hiervan.
Voor Bob was cultuur een breed begrip: elke bewuste handeling van iemand is op zich een culturele uiting. Dit standpunt leidde hem bij zijn jarenlange medewerking aan de Oostendse Cultuurraad, die hij samen met zijn trouwe vriendenkring als Kulturele Raad Oostende oprichtte en waar hij dag in dag uit een democratisch beheersmodel behartigde. Zijn vele gesprekken met vele woord- muziek- en beeldkunstenaars waar hij persoonlijk contact mee had, getuigen dikwijls van een wederzijdse bewondering. Hij was bijzonder geïnteresseerd en blij, telkens als hij weet kreeg van een nieuwe tentoonstelling of van een nieuw concert van jonge of minder jonge kunstenaars. In kultuur, cultuur, Kultuur en Cultuur in Oostende en in Ontmoetingen met de muze probeerden we deze aspecten in beeld te brengen.
Bob’s humanistische kijk op de menselijke verwezenlijkingen bepaalde zijn kijk op onderwijs en leerprocessen, zowel beroepshalve als in zijn vrije tijd. Sinds het begin van de jaren zestig, bouwde hij mee aan een socio- -constructief pedagogisch model dat zich baseerde op het werk van onder meer Célestin Freinet, Fernand Oury en Paulo Freire. Hij getuigde hiervan in vele artikels, alsook in vele spreekbeurten, werkateliers en gesprekken in organisaties zoals AKO-WERP, de Freinetstichting, later -beweging Vlaanderen, het Bob Claessens Centrum en het Masereelfonds, de Volkshogeschool en de vereniging Vandaag en Morgen, later CEBERO. Het boek Leren is geen dwangarbeid is er een generatie-overschrijdende getuigenis van. Het hoofdstuk Arbeider in de pedagogie evoceert dit collectief bouwproces.
We eindigen de rijke verzameling getuigenissen met Tempus fugit. Onder deze titel vonden we in één van de vele folders van Bob de titels van teksten door hem gesuggereerd voor een dossier, in thema's georganiseerd.
We namen de suggesties hier dus over met een iets andere organisatie, in een poging Bob’s verschillende interessevelden als leidraad te gebruiken. Alles samen, probeerden we de vele bijdragen en korte getuigenissen van vrienden en kennissen die hiervoor op onze uitnodiging ingingen, logisch te verweven in het geheel. In deze zin is dit boek geen klassiek liber amicorum, maar eerder een compositie in zes bewegingen met coda, waarbij elke beweging variaties brengt op het gegeven thema.
Tenslotte nog twee opmerkingen. Bob schreef sinds lang over alles wat hem bezighield. Hij getuigde in artikels voor het blad PIM, van het instituut waar hij voor werkte, voor het maandblad Vrede en het weekblad Tijdingen. Maar er zijn ook tientallen en tientallen niet gepubliceerde teksten. Hij tekende alles steevast met de initialen R.P.. Dat is de reden waarom alle teksten van Bob, opgenomen in deze bundel op deze wijze werden geïdentificeerd. Bob vroeg steeds om gestaakte en lopende gesprekken terug op te ne- men en verder te zetten. Gesprekken over de mensen en de wereld die ons bezighouden zoals ze hem ook bezighielden.
Dank je om ons hieraan te herinneren, Bob.
Dus... zin in een babbel?