Dit handboek is de leidraad voor als grensoverschrijdend gedrag zich voordoet binnen de club en de clubregels duidelijk overschreden worden. Dit kan zijn seksuele intimidatie, discriminatie, pesten, geweld of wat voor vorm van grensoverschrijdend gedrag dan ook.
Ga voor pesten door naar Pestprotocol.
VCP en VP
De vertrouwenscontactpersoon (VCP) heeft een andere rol dan een eventuele vertrouwenspersoon (VP). De taak van de VCP is vooral een procedureel adviserende rol. De VP speelt juist een inhoudelijk adviserende rol. De VCP zal het door NOC*NSF ontwikkelde protocol, registratie- en rapportageformulier gebruikt. Wanneer de VCP de VCP training van NOC*NSF heeft gevolgd dan zijn deze formulieren in zijn/ haar bezit. Deze documenten zijn tevens te bestellen bij Vertrouwenspunt Sport: vertrouwenspuntsport@nocnsf.nl.
Welke stappen kun je als bestuurder nemen?
Optie A) Er wordt een klacht ingediend of een melding gedaan.
Wanneer een klacht/ melding ingediend gaat worden betekent het dat de melder aangeeft dat de ‘Gedragregels begeleiders in de sport’ zijn overtreden. Hierbij wordt geadviseerd de volgende stappen te nemen:
Meld het incident geanonimiseerd bij de VCP van de JBN. De VCP van de JBN helpt de situatie inschatten en helder te krijgen welke stappen genomen kunnen worden. Daarnaast kan er aandacht voor de zaak komen vanuit de media. Jouw sportbond kan ondersteunen bij het omgaan met de pers. Wat steeds parallel loopt in het hele traject is communicatie: Kies welke communicatie nodig is. Neem daarbij in overweging hoe breed bekend het incident is en hoeveel onrust het heeft opgeleverd. Bedenk wat er nodig is op welk moment: wie, hoe, wat, waarom en wanneer? Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld:
a. Betrokkenen een brief sturen
b. Een bijeenkomst organiseren.
Verwijs de melder door naar de VCP van Budo Ryu Kenshin als dit nog niet gebeurd is. De VCP is voor het slachtoffer aanspreekpunt en eerste opvang. Tevens adviseert de VCP over de te nemen stappen.
Bij vermoedens van strafbare feiten is het belangrijk zo snel mogelijk een informatief gesprek met de politie te voeren.
Zorg dat er 2 bestuurders/contactpersonen “eigenaar” worden van het probleem en de nodige acties uit gaan voeren. Bij voorkeur een man en een vrouw.
Spreek af dat alle communicatie via deze 2 contactpersonen loopt.
Zet het incident/onderwerp op de agenda van de bestuursvergadering en/of las direct een vergadering in. Er zijn ook voorbeelden bekend waarbij juist het tegenovergestelde wenselijk was. Niet het gehele bestuur werd geïnformeerd maar een zo klein mogelijke groep werd belast met de vertrouwelijke informatie. Pas later in het proces werd het bestuur geïnformeerd over de procedure en kwam de vertrouwelijke informatie niet in handen van het voltallige bestuur. Wanneer je twijfelt of je het voltallige bestuur moet informeren, of juist niet, kun je contact zoeken met de VCP van de JBN of Vertrouwenspunt Sport. Ook is het mogelijk dat de politie hiertoe opdracht geeft.
Houd als bestuur een logboek bij van alle gebeurtenissen.
Isoleer het probleem door een voorlopige zwijgplicht na een melding in acht te houden voor het bestuur, de melder en en eventuele anderen die op de hoogte zijn ten opzichte van derden. Een voorlopige zwijgplicht is nodig zodat er niet meer personen bij een zaak worden betrokken dan voor een zorgvuldige behandeling noodzakelijk is. Er moet worden voorkomen dat geruchten ontstaan en iemand al bij voorbaat als schuldig wordt bestempeld. De zwijgplicht is ook belangrijk om te zorgen dat een eventuele strafrechtelijke procedure niet wordt belemmerd.
Ga na of er direct bestuurlijke maatregelen genomen moeten worden om de veiligheid binnen de sportvereniging te herstellen door contact op te nemen met de VCP van de JBN. Let hierbij op de hiervoor geldende procedure ten aanzien van hoor en wederhoor.
Wanneer de melder een klacht of melding heeft ingediend bij de JBN, zorg dan dat je contact houdt met de melder en andere betrokkenen tot het proces bij de JBN is afgerond.
Bedenk aan de hand van de uitkomst van de klacht of melding wat er nodig is om de veilige sportomgeving weer te herstellen. Dit kan bijvoorbeeld op het vlak van communicatie liggen, het aanstellen van een nieuw kaderlid zijn of het (verder) ontwikkelen van preventief beleid. Andere acties zijn ook denkbaar, afhankelijk van de context. Zorg tot slot, als alles achter de rug is en de veilige sportomgeving is hersteld, dat je het proces en de communicatie daarin met betrokkenen evalueert en leg dit vast in de notulen van de bestuursvergadering. Aangezien dit een terrein is waarop niet een pasklaar antwoord is en waarin het staat of valt met de betrokken personen en de invulling van hun rol, is het sterk aan te raden deze evaluatie niet over te slaan.
Optie B) Er wordt (nog) geen klacht ingediend of melding gedaan
Wanneer er (nog) geen klacht ingediend wordt of melding wordt gedaan, wordt het vertoonde gedrag als ongewenst ervaren maar twijfelt de melder of er een klacht/melding moet komen of is de melder er al uit dat er geen klacht/melding moet komen. De melder zal moeten besluiten welke stappen hij/zij zelf wil nemen. Daarin geldt: ‘Jouw gevoel heeft gelijk’ altijd als maatstaf. Verwijs de melder door naar de VCP van Budo Ryu Kenshin als dit nog niet gebeurd is. De VCP is voor het slachtoffer aanspreekpunt en eerste opvang. De VCP kan samen met de melder kijken welke stappen er mogelijk zijn en welke consequenties deze hebben. Een of meerdere van de volgende maatregelen zijn dan bijvoorbeeld mogelijk:
Direct persoonlijk aanspreken: ‘melder’ gaat in gesprek met ‘beschuldigde’ om aan te geven wat hij/zij als ongewenst heeft ervaren en vraagt hier rekening mee te houden.
Eventueel vindt dit gesprek plaats in het bijzijn van een onafhankelijk derde (niet de VCP). Wanneer je geen VCP binnen Budo Ryu Kenshin hebt dan attendeer je de melder op de VCP van de JBN.
Daarnaast kan het bestuur zelf handelen. Als de melder geen melding of klacht heeft ingediend zal het bestuur over de situatie horen via de rapportage van de VCP. Het bestuur kan dan de volgende stappen nemen vanuit bestuurlijke verantwoordelijkheid:
a. Bestuurslid gaat in gesprek met de ‘dader’ om aan te geven wat het ‘slachtoffer’ als ongewenst heeft ervaren en wijst op ‘Hun gevoel heeft altijd gelijk’. Zorg dat altijd een 3e persoon aansluit. Deze stap kan alleen gezet worden indien de melder hier toestemming voor geeft. Onder strikte voorwaarden kan het bestuur handelen zonder toestemming van de melder, zoals beschreven in het door NOC*NSF ontwikkelde protocol voor VCP’s. Je zou hier als communicatie ´Het aanspreken van de dader´ kunnen kiezen.
b. Ga aan de slag met preventief beleid op het gebied van ongewenst gedrag. Maatregelen instellen, dan wel maatregelen nieuw leven inblazen. Stel o.a. een VCP aan en omgangsregels op en ga hierover in gesprek met trainers/ coaches/ begeleiders. Door het breder aan te pakken hou je dingen die sudderen klein. Je zou hier als communicatie ´Een bijeenkomst organiseren´ kunnen kiezen.
Meer informatie:
Kijk op de website van de JBN of van NOC*NSF voor meer informatie over beleidsinstrumenten ter preventie en repressie van Seksuele Intimidatie en ander Grensoverschrijdend Gedrag in de sport.
Het NOC*NSF Vertrouwenspunt Sport is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 08.00 tot 22.00 uur en op zaterdag van 12.00 tot 16.00 uur. Op zondag is er geen bereikbaarheid. Het nummer is 0900 - 202 55 90 (€ 0,10 per minuut). Een mail sturen kan ook: vertrouwenspuntsport@nocnsf.nl. Men kan hier terecht kan voor een eerste opvang, vragen en advies aangaande grensoverschrijdend Gedrag in de sport. Het Vertrouwenspunt verwijst voor verder advies en ondersteuning bij incidenten door naar de NOC*NSF poule van VP´s. Deze VP´s geven regionale ondersteuning en advies bij incidenten, aan zowel slachtoffers, beschuldigden als sportorganisaties.
De sportbonden hebben een traject ontwikkeld die trainers/coaches/begeleiders helpt in de bewustwording rondom Seksuele Intimidatie en ander Grensoverschrijdend Gedrag. Door de module te doorlopen leer je hoe je Grensoverschrijdend Gedrag herkent, hoe je iemand kunt aanspreken en wat je kunt ondernemen als het mis is. De module is ook heel geschikt voor bijvoorbeeld bestuurders of ouders of ieder die hier kennis van op wil doen. Kijk op Centrum veilige sport Nederland.
Achtergrondinformatie
Pesten heeft een aantal duidelijke kenmerken:
Pesten gebeurt opzettelijk
Pesten is bedoeld om schade toe te brengen (fysiek, materieel of mentaal)
Bij pesten is er altijd sprake van ongelijke machtsverhoudingen (fysiek of verbaal sterkere personen kiezen minder weerbare personen als slachtoffer)
Pesten gebeurt systematisch
Pesten houdt niet vanzelf op, maar wordt eerder erger als er niet wordt ingegrepen.
Pesten is van alle tijden en komt in alle groepen en culturen voor. Het is dus een typisch menselijke ondeugd die altijd verborgen aanwezig is en steeds weer de kop kan opsteken .
Kinderen die pesten lijken vaak sterke kinderen in een groep. Het zijn kinderen die problemen hebben in de thuissituatie, die voortdurend de strijd om de macht in de groep voeren, omdat zij zich verloren voelen in de groep. Door te pesten proberen zij indruk te maken op de groep, door een ander naar beneden te halen vijzelen zij hun eigenwaarde op.
Kinderen die gepest worden zijn meestal onzeker, voorzichtig en hebben vaak een negatief zelfbeeld. Ze hebben soms moeite met sociale vaardigheden en zijn vaak geïsoleerd. Hoewel de gepeste fysiek vaak zwakker is dan de pester, hebben kenmerken als gewicht, kleding of het dragen van een bril over het algemeen minder invloed dan wordt gedacht. Gepeste kinderen hebben wel moeite om zichzelf te verdedigen. Ze voelen zich machteloos tegenover de pester. Gepeste kinderen voelen zich vaak erg eenzaam.
Daarnaast is er een groep kinderen die geen actieve rol speelt in het geheel, maar die wel bepalend is voor het voortduren van het pestgedrag. Pestende kinderen kunnen zich gesterkt voelen door de zwijgende instemming van derden.
Hieronder volgen enkele veel voorkomende pesterijen die pesters met hun slachtoffers uithalen:
Volstrekt doodzwijgen
Isoleren
Psychisch en/of fysiek mishandelen
Slaan of schoppen
Voortdurend zogenaamd leuke opmerkingen maken over een budoka
Bezittingen afpakken of stukmaken
Jennen
Het slachtoffer voortdurend de schuld van iets geven
Opmerkingen maken over kleding of uiterlijk
E-mails of sms-berichten met een bedreigende of beledigende inhoud versturen
Aanpakken van pesten
Een sportclub kan helpen om pesten tegen te gaan. Het bestuur kan daarbij een belangrijke rol spelen. Om pesten te kunnen aanpakken hebben we onze Clubregels. Deze regels staan op onze website en hangt op het prikbord in de hal van de gymzaal. Leraren kunnen het pesten vroegtijdig signaleren door steeds bedacht te zijn op één van de genoemde signalen. Natuurlijk kunnen er ook andere signalen zijn die niet in dit lijstje opgenomen zijn. Wees hierop bedacht.
Volg bij pesten de volgende stappen:
Vaststellen of de gepeste heeft geprobeerd het eerst samen met de pester op te lossen.
Op het moment dat de gepeste er niet uitkomt actief ingrijpen door de leraar.
De judoleraar brengt de partijen bij elkaar voor een verhelderingsgesprek en probeert samen met hen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Contact zoeken met de ouders van de partijen nadat de kinderen hierover ingelicht zijn. Eventueel een gesprek voeren met de hele groep. Als leraar kun je het onderwerp pesten aan de orde brengen door met de hele groep te bespreken wat de oorzaken en de gevolgen zijn voor de slachtoffers, daders, meelopers en zwijgende middengroep. Besproken kan met elkaar worden of ze zich realiseren welk verdriet zij veroorzaken met hun gedrag en/of houding. Vervolgens kan aan de groep suggesties gevraagd worden hoe de situatie verbeterd kan worden voor de gepeste budoka. Bij herhaling van pesterijen/ruzies tussen dezelfde kinderen/jongeren zullen sancties richting pester volgen.
Bij herhaaldelijke ruzie/pestgedrag neemt de leraar duidelijk stelling en houdt een bestraffend gesprek met het pester. De fase van bestraffen treden in werking (zie Sancties). Ook wordt de naam van de ruziemaker/pester vastgelegd in een verslag. Bij iedere melding omschrijft de leraar ‘de toedracht’. De leraar en ouders proberen in goed overleg samen te werken aan een voor iedereen bevredigende oplossing.
Begeleiding aan de pester, de gepeste en de groep
De judoleraar biedt altijd hulp aan de gepeste en begeleidt de pester, indien nodig in overleg met de ouders en/of externe deskundigen.
Begeleiding van de gepeste:
Medeleven tonen, het probleem serieus nemen, luisteren en nagaan hoe en door wie er wordt gepest. Nagaan hoe de gepeste zelf reageert, wat doet hij/zij voor tijdens en na het pesten (huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil uitlokken).
De gepeste in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren.
Zoeken en oefenen van een andere reactie, bijvoorbeeld je niet afzonderen.
Het gepeste kind in laten zien waarom een kind pest.
Nagaan welke oplossing de gepeste zelf wil.
Met het kind bespreken welke vaardigheden hij/zij daarvoor moet leren.
Sterke kanten van de gepeste benadrukken.
Belonen (schouderklopje) als het kind zich anders/beter opstelt
Praten met de ouders van het gepeste kind en de ouders van de pester(s)
Het gepeste kind niet ‘over beschermen’, bijvoorbeeld het kind naar de training brengen of ‘ik zal het de pesters wel eens gaan vertellen’. Hiermee plaats je het gepeste kind juist in een uitzonderingspositie waardoor het pesten zelfs nog toe kan nemen.
Begeleiding van de pester:
Uit onderzoek blijkt dat pesters fysiek en verbaal vaak sterker zijn dan hun leeftijdsgenoten. Ze zien hun slachtoffers als waardeloos, zijn agressief, hebben een gebrek aan zelfbeheersing en een positieve houding ten aanzien van geweld. Verder blijkt dat pesters erg impopulair zijn bij andere kinderen en, hoewel dat soms niet zo lijkt, ze gebruiken verschillen als vals excuus om anderen het leven zuur te maken (andere kleur haar, andere kleding, beter of slechter presteren etc.). In wezen hebben ze zondebokken nodig, waarop zij hun frustraties af kunnen reageren. Ze hebben doorgaans geen idee van wat ze aanrichten en hebben daardoor weinig schuldgevoelens. Het is ijdele hoop om van hen te verwachten dat zij vanzelf wel met het pesten ophouden.
De hulp aan de pester kan bestaan uit de volgende punten:
Praten: zoeken naar de reden van het ruzie maken/pesten (baas willen zijn, jaloezie, verveling, buitengesloten voelen, zelf gepest zijn, bang zijn om zelf mikpunt te worden als niet een ander de zondebok is, zich groot voor willen doen ten opzichte van anderen).
Laten inzien wat het effect van zijn/haar gedrag is, voordat excuses aangeboden wordt.
In laten zien welke sterke (leuke) kanten de gepeste heeft.
Pesten is verboden in en om de judoclub: we houden ons aan deze regels. Het kind straffen als het wel pest en belonen (schouderklopje) als kind zich aan de regels houdt.
Kind leren niet meteen kwaad te reageren, leren beheersen, bijvoorbeeld de ‘stop-eerst-nadenken-houding’ of een andere manier van gedrag aanleren.
Contact tussen ouders en leraar: elkaar informeren en overleggen.
Inleven in de gepeste: wat is de oorzaak van het pesten?
Overleggen met het kind welke vaardigheden eigen moeten worden gemaakt.
Afspraken maken met de pester over gedragsveranderingen.
De naleving van deze afspraken komen aan het einde van iedere week (voor een periode) in een kort gesprek aan de orde.
De pester helpen zich aan regels en afspraken te houden.
Als het pesten blijft voortduren, kan externe hulp worden ingeschakeld: sociale vaardigheidstraining, eerstelijns psychologenpraktijk.
De groep betrekken bij de oplossingen van het pestprobleem: met de judoka’s uit de groep praten over pesten en over hun rol daarbij.
Met de judoka’s uit de groep overleggen over mogelijke oplossingen en over wat ze zelf kunnen bijdragen aan die oplossingen. Dit vastleggen in regels en een plan.
Samen met de judoka’s uit de groep werken aan oplossingen, waarbij ze zelf een actieve rol spelen.
Sancties
De volgende maatregelen zijn geschikt, indien het pesten zich voor blijft doen. De straf is opgebouwd uit 4 stappen. Deze is afhankelijk van hoe lang de pester door blijft gaan met zijn/haar pestgedrag en geen verbetering vertoont in gedrag.
Eerste harde sancties voor de pester, zoals:
a. Door gesprek: bewustwording voor wat hij/zij met het gepeste kind uithaalt. Afspraken maken met over gedragsveranderingen.
b. Blijven tot alle teamgenoten naar huis vertrokken zijn.
c. Een schriftelijke opdracht, zoals een stelopdracht over de toedracht en zijn/haar rol in het pestprobleem.
d. De naleving van deze afspraken komen aan het einde van iedere week (voor een periode) in een kort gesprek aan de orde.
e. Één training niet aanwezig zijn.
De ouders nadrukkelijker bij de oplossing betrekken. De club heeft een dossier bijgehouden van de acties die hebben plaatsgevonden. Dit dossier is uitgangspunt voor het gesprek. In overleg de pester in een andere groep plaatsen.
Bij aanhoudend pestgedrag de pester schorsen.
In extreme gevallen moet de pester geroyeerd worden. Dit zijn natuurlijk noodmaatregelen. Er moet alles aan gedaan worden om dit te voorkomen!