Uit: Filosofie en Praktijk, 37(4), 2016, p. 42-46.

Een moreel verantwoorde omgang met vluchtelingen:

enkele accenten en de rol van de ethiek

Jos Philips[1]

Kunnen we principes formuleren over de vraag hoe Nederland en de EU moreel gezien moeten omgaan met het toelaten van mensen op de vlucht – over wie, en hoeveel mensen, ze moeten toelaten? Ik zal verderop betogen, anders dan de andere auteurs in dit nummer, dat dit een belangrijke ethische vraag is. Daarnaast is er de vraag wat een adequate omgang met vluchtelingen meer structureel zou inhouden: wat voor soort wereldorde is hier geboden, en wat voor rol hebben Nederland en de EU in het tot stand brengen daarvan? Ik wil beide vragen kort verkennen.[2] Aan het slot ga ik kort in op de rol van de ethiek in de debatten over vluchtelingen.

Het toelaten van mensen die nu in nood verkeren

Wat betreft het ‘wie’ zal ik mij beperken tot vluchtelingen, in de zin van mensen wier mensenrechten op hun plaats van herkomst niet kunnen worden gewaarborgd. Volgens het Verdrag van Genève gaat het om mensen die lijden onder politieke vervolging.[3] Volgens de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de VN, gaat het ook om mensen die uitwijken vanwege een algemene toestand van geweld of wanorde.[4] Hoe zit het met armoede? Ook die is niet altijd zonder meer op de plaats van herkomst op te lossen. Maar dit essay gaat alleen over vluchtelingen in de UNHCR-zin.

Het internationale recht heeft als uitgangspunt dat mensen die vluchten voor politieke vervolging of een algemene toestand van geweld, allemaal een veilige plaats moeten vinden. Dit lijkt een juist uitgangspunt, en het is een kwestie van basale humaniteit dit uitgangspunt niet te snel te verlaten.[5] Daarover zijn Düwell, Huijer en Van Tongeren het eens. De vraag is of er redenen zijn die soms tegen deze reden van basale humaniteit zouden kunnen opwegen. Ik bekijk er twee.

Een eerste reden heeft betrekking op kosten (in een brede zin). Het is algemeen geaccepteerd dat een staat niet méér mensen hoeft toe te laten indien zijn inwoners er dan even slecht aan toe zouden raken als degenen die op de vlucht zijn. Veel auteurs zouden zelfs zeggen dat een staat (lang) zo ver niet hoeft te gaan: hij mag partijdig zijn voor zijn eigen burgers.[6] Dat is zelfs nodig, kan men verdedigen, wil hij kunnen functioneren als een handelingsbekwame actor (vgl. de bijdrage van Düwell). Maar tot hoever mag een staat partijdig zijn? Hij mag dat in ieder geval niet meer als er voor zijn eigen burgers geen grote kosten meer in het geding zijn in een brede zin, denk aan veiligheid, of het functioneren van de rechtsorde of de verzorgingsstaat. Want dan staat er niets wezenlijks meer tegenover de humanitaire reden, en moet die reden de doorslag geven. Te doen wat ze kunnen doen met kleine kosten is de minimumverantwoordelijkheid van Nederland en de EU.[7] Wat zulke kosten zijn, is niet puur subjectief: er kunnen argumenten over worden uitgewisseld.

Misschien is dit minimum te laag en mag een staat niet altijd grote kosten voor zijn burgers vermijden. Dat is in ieder geval plausibel als die staat en diens burgers het probleem mede hebben veroorzaakt waardoor mensen vluchten. Wie er mede voor gezorgd heeft dat een ander in nood verkeert, moet allicht veel méér helpen dan tot waar het weinig kost.[8]

Er is tweede soort redenen die soms misschien tegen de basale humanitaire reden kunnen opwegen: redenen van eerlijkheid. In principe, betogen vele auteurs, moet er bij de opvang van vluchtelingen tussen landen een eerlijke verdeling plaatsvinden, die onder andere rekening houdt met hun BNP en bevolkingsomvang.[9] In dit licht is het hoogstwaarschijnlijk oneerlijk om de opvang in zo’n grote mate als nu gebeurt over te laten aan landen in de regio, zoals Libanon of Turkije.[10] De EU en landen zoals Nederland zouden veel meer moeten doen. Wat als bepaalde andere landen hun eerlijk deel niet doen? Moeten Nederland en de EU dan nog meer doen? Dat lijkt, in ieder geval zolang de kosten voor hen klein zijn, inderdaad plausibel. Immers, ze geven dan in feite niets echt betekenisvols op door méér vluchtelingen op te nemen. Het alternatief is dat de last op de vluchtelingen neer komt, en dat is nog veel oneerlijker.[11]

Een moreel verdedigbare wereldorde

Op de langere termijn zouden we, zoals gezegd, een wereldorde moeten nastreven waarin alle vluchtelingen een veilige plaats vinden, en waar de verdeling van verantwoordelijkheden eerlijk is. Het toewerken naar zo’n wereldorde moet nu al beginnen. In die zin is dit geen lange termijn-kwestie, en vooral die actoren lijken hier plichten te hebben, waaronder de EU en Nederland, die veel kunnen doen en die mede-veroorzaakt hebben dat mensen moeten vluchten.[12]

Düwell benadrukt in zijn bijdrage terecht hoe belangrijk het is dat er (statelijke of andere) actoren (blijven) bestaan met voldoende handelingsvermogen om vluchtelingen te beschermen. Hij vreest dat in de huidige crises die tot vluchtelingenstromen leiden, ook het (voort)bestaan van dergelijke actoren ondermijnd kan raken. Dit lijkt inderdaad een belangrijk punt van zorg, dat veel vragen voor vervolgonderzoek oproept.[13]

Rol van de ethiek

Wat, tenslotte, is de rol van de ethiek in de discussies over vluchtelingen? Van Tongeren richt zich op het analyseren van discoursen, Huijer beoogt motivaties en drijfveren te verhelderen, Düwell wil de structurele en institutionele voorwaarden voor een rechtvaardige wereld verduidelijken. Ik heb niets tegen deze benaderingen. Echter, al deze auteurs lijken de vraag hoe de EU en Nederland op dit moment met mensen op de vlucht moeten omgaan – onder andere wie en hoeveel mensen ze moeten opnemen – minstens minder belangrijk te vinden, of zelfs helemaal geen ethische vraag. Dat zie ik anders. Het hoort mijn inziens bij de taak van ethici om te proberen om goed beargumenteerde uitspraken te doen over wat landen (en politici, beleidsmakers enz.) moeten doen, moreel gezien. Anders doet waarschijnlijk niemand dat. Immers, politici, juristen en economen zijn lang niet altijd (primair) geïnteresseerd in morele vragen en goed beargumenteerde antwoorden daarop.

Natuurlijk zal het soms moeilijk zijn om tot antwoorden te komen. Ethici moeten dan laten zien waarom dat zo is. Dat is beter dan de vragen te ontwijken, of met heel abstracte antwoorden te komen. Want de kans is groot dat politici en beleidsmakers die naast zich neer leggen en overgaan tot de orde van de dag.

Om tot concretere antwoorden te komen, hebben ethici vaak ook inzichten uit andere disciplines nodig, zoals de sociale wetenschappen. Ethici zijn daar leken en zullen soms fouten maken. Maar meer concrete antwoorden en voorstellen zijn informatiever en leveren sneller discussie op. Als ethici fouten maken, zullen ze daar in het debat zeker op gewezen worden.


Literatuur

Carens, J., The Ethics of Immigration, Oxford: Oxford University Press, 2013.

Gibney, M., The Ethics and Politics of Asylum: Liberal Democracy and the

Response to Refugees, Cambridge: Cambridge University Press, 2004.

Gibney, M., “Refugees and Justice between States,” European Journal of Political Theory, 14 (2015), 448-463.

Hohl, S. & D. Roser, “Stepping in for the Polluters? Climate Justice under Partial Compliance,” Analyse und Kritik, 2011, 477-500.

Jacobi, S., S. Mulkens, J. Philips (red.), N. Rietdijk, D. Timmer, Morele verantwoordelijkheden tegenover vluchtelingen Ethische Annotatie, Utrecht: Ethiek Instituut, 2016. http://www.uu.nl/onderzoek/ethiek-instituut/onderzoek/reeks-ethische-annotaties

Miller, D. “Distributing Responsibilities,” in: A. Kuper (ed.), Global Responsibilities: Who Must Deliver on Human Rights?, New York/London: Routledge, 2005, 95-116.

Miller, D., National Responsibility and Global Justice, Oxford: Oxford University Press, 2007.

UNHCR, Resettlement Handbook (Revised Edition), Genève: UNHCR, 2011.


[1] Veel van onderstaande gedachten zijn nader uitgewerkt in een Ethische Annotatie van het Ethiek Instituut van de Universiteit Utrecht die eerder dit jaar onder mijn redactie verscheen (Jacobi et al., 2016), zie: http://www.uu.nl/onderzoek/ethiek-instituut/onderzoek/reeks-ethische-annotaties.

[2] Ik zal het dus hebben over landen en samenwerkingsverbanden van landen en niet over individuen.

[3] Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen, Art. 1(A)(2).

[4] UNHCR 2011, p 19.

[5] Vgl. Carens 2013, p 195.

[6] Zie Gibney 2004 en Carens 2013.

[7] Voor een nadere uitwerking, zie Jacobi et al. 2016. Het toelaten van vluchtelingen heeft overigens vaak ook grote voordelen. Er zijn veel win-win situaties.

[8] Vgl. Carens 2013, p 195.

[9] Vgl. Gibney 2015.

[10] Hoewel het soms wel degelijk de verantwoordelijkheid van de EU en Nederland lijkt om juist opvang in de regio te faciliteren, is zo’n opvang in veel gevallen behalve oneerlijk ook anderszins moreel problematisch: Jacobi et al. 2016, p 8.

[11] Voor een soortgelijke redenering (maar dan m.b.t. klimaatverandering), zie Hohl en Roser 2011.

[12] Vgl. bijv. Miller 2005.

[13] O.a.: Wat houdt het betreffende handelingsvermogen precies in? Wanneer wordt het ondermijnd of is de kans groot dat dat gebeurt? Wanneer zorgt de opkomst van populistische bewegingen daar bijvoorbeeld voor? Wat is dan de moreel geboden of beste strategie om die ondermijning af te wenden? Welke rol moeten de EU en Nederland daarin spelen? Met het uitwerken van dergelijke vragen (waarbij meerdere wetenschappelijke disciplines betrokken zouden zijn) kan ik hier niet eens beginnen.