De basisbeginselen om te leren voetballen

Een korte pass leren geven

Een korte pass wordt altijd over de grond gegeven, zodat je ploegmaat de bal gemakkelijker kan controleren.

De steunvoet is de voet waarmee je niet trapt. Plaats hem ter hoogte van de bal, op ongeveer 20 cm links ervan als je rechtsvoetig bent. Je steunvoet moet naar je 'doelwit' gericht zijn.

Het is ook belangrijk dat je je schouders naar dat doelwit richt.

Trap de bal met de binnenkant van de voet, het platte gedeelte zeg maar.

Dat doe je door je voet open te draaien en de bal te raken met het middelste deel van de binnenvoet.

Beweeg je steunbeen van achter naar voor en je trapbeen zijdelings. Op die manier sta je stabieler en beweeg je vloeiender.


Een lange pass leren geven

Met deze pass kan je de bal doorgeven aan een ploegmakker die verder van je af staat. Dit soort pass speel je door de lucht, dat maakt het voor je tegenstander lastiger om hem te onderscheppen.


Zet je steunvoet 20 cm links van de bal als je rechtsvoetig bent. Trap tegen het onderste deel van de bal, dat contact maakt met de grond, met het bovenste deel van de binnenkant van je voet. Houd op het moment dat je trapt je trapbeen gestrekt om de bal extra kracht te geven.


En we raden ook aan om de arm aan de tegenovergestelde kant van je trapvoet stijf te houden, zo blijf je in evenwicht.

Leren dribbelen

Dribbelen is belangrijk in het voetbal, zo kan je je verplaatsen zonder dat je de controle over de bal verliest. Bij een goede dribbel moet je de bal dicht bij je houden, zodat je gemakkelijk en regelmatig van snelheid en richting kunt veranderen. Zet kleine pasjes en leid de bal met je beste voet (die waarmee je het best trapt), gebruik alle kanten van je voet. Slalom tussen tegenstanders of duw de bal iets harder vooruit en loop met grote passen voorbij je tegenstander. 


Het geheim van een goede dribbel? Oefenen! Gebruik kegeltjes en allerhande trainingsmateriaal om een parcours af te bakenen waarbinnen jij jouw dribbels oefent. Oefen ook je "slechte" voet want de beste voetballers kunnen met beide voeten de bal drijven en manoeuvreren. 

Leren schieten op doel

De beste manier om een krachtige trap te geven is om de bal te raken met de wreef van je voet. Breng je lichaam naar voren en “hang” over de bal heen om hem krachtig en laag te houden.


Gebruik de binnenkant van je voet om meer precisie in je schot te steken. Ideaal voor een plaatsbal in de benedenhoek of zelfs erboven in de winkelhaak! Met de voorkant van de binnenkant van je voet kan je makkelijk effect op de bal steken om hem zo het doel “in te draaien”. Let op dat je lichaam niet te fel naar achter hangt of je schot belandt prompt de tribunes in.


Oefening baart kunst! Je kan maar op één manier je traptechniek ontwikkelen: oefenen en nogmaals oefenen! Sluit een training af met een reeks penalty's trappen of afstandsschoten.

Leren koppen

Naargelang de spelsituatie helpt deze techniek je om de bal weg te werken, naar een medespeler te passeren of een doelpunt te maken. Bij een kopbal raak je de bal het best met je voorhoofd.


Om de bal extra kracht te geven ga je door je benen en beweeg je de romp van achter naar voor terwijl je je buikspieren opspant. Aan het einde van die 'kantelbeweging' geef je ook nog eens een stevige slag met je nek. En dan is er de contactzone met het hoofd: je raakt de bal het best met de bovenkant van je voorhoofd. Die plek van je schedel zet zich mooi naar de vorm van de bal, en daar zitten ook de meeste beenderen (en voel je dus het minste pijn).


Om je zo precies mogelijk te plaatsen, zet je best een paar corrigerende passen. En als je kopt, sluit je ogen dan niet, maar houd ze open om beter te richten.