In De Dominee en de Moslima schetst schrijver Jakob Schuiringa uit Elspeet een ingetogen maar indringend portret van een kleine reformatorische gemeenschap waar de komst van een moslima de verhoudingen op scherp zet. De roman is geen aanklacht en evenmin een bekeringsverhaal; eerder is het een poging om twee werelden naast elkaar te leggen zonder dat één daarvan wordt veroordeeld of geromantiseerd.
De hoofdpersoon, de oudere predikant Johannes Oudewater, leeft vanuit diepgewortelde overtuigingen. Zijn wereld komt op losse schroeven te staan wanneer hij wordt geconfronteerd met Yasmin, een vrouw met een islamitische achtergrond die als thuiszorgmedewerkster in zijn pastorie verschijnt. Schuiringa weet de predikant geloofwaardig neer te zetten: niet als karikatuur van strengheid, maar als iemand die zoekt naar trouw aan zijn overtuigingen in een tijd die hem ontglipt. Zijn pastorale bewogenheid, maar ook zijn angsten en aarzelingen, worden met herkenbare nuance beschreven.
Even zorgvuldig wordt Yasmin neergezet. Zij is geen stereotype nieuwkomer of vluchteling, maar een vrouw die getekend is door verlies en oorlog, en die desondanks een opmerkelijke mildheid en openheid toont. Schuiringa mijdt bewust clichés: de islam wordt niet gedemoniseerd, de kerk niet bespot. Het zijn mensen die centraal staan, niet systemen.
De kracht van de roman ligt vooral in de manier waarop misverstanden groeien en worden doorbroken, en hoe kleine gebaren onverwacht bruggen kunnen slaan. De taal is helder en precies, de observaties scherp zonder hard te worden. Mogelijk had de reformatorische lezer iets meer theologische verdieping verwacht, maar de roman pretendeert geen dogmatisch debat — het is in de eerste plaats een verhaal over menselijkheid.
De Dominee en de Moslima nodigt uit tot reflectie, juist voor lezers binnen de reformatorische gezindte. Het boek laat zien hoe een gemeenschap zowel open als gesloten kan zijn, en hoe geloof en gastvrijheid elkaar niet hoeven uit te sluiten, maar wel zorgvuldigheid vragen. Voor de niet-gelovige lezer is het tegelijk een zeldzame inkijk in een geloofsgemeenschap die vaak van buitenaf wordt beoordeeld maar zelden van binnenuit wordt beschreven — een wereld waarin overtuiging, geweten en kwetsbaarheid op een soms pijnlijke manier samenkomen. Een roman die zacht schuurt, maar respectvol blijft.