De Biblebelt-lezer die het boek ter hand neemt, vreest misschien een auteur die hun geloof wegzet of met de grond gelijkmaakt. Maar al lezend ontdekt hij eerder het tegenovergestelde: Schuiringa is geen buitenstaander die afrekent, maar een schrijver die tussen de puinhopen die hij toont juist iets van het geloof hervindt. Hoe pril en klein het ook wordt aangeraakt, de slotboodschap van het boek is opvallend christelijk van toon.
Dat maakt de worsteling van de oude, norse dominee — en de voorzichtige wederopstanding van zijn menselijkheid — des te ontroerender. Johannes Oudewater staat aan de rand van zijn leven, met één been in het graf, en toch kiest hij opnieuw voor het ‘smalle pad’. Dit keer het juiste: niet het pad dat hem ooit door zijn vader — zelf predikant — is voorgehouden, maar een andere, eerlijker en moeizamer weg. En opmerkelijk genoeg is het de moslima die hem de ogen opent: zij laat zien hoe hij jarenlang blind voor het “verkeerde” smalle pad koos en daarmee het ware, bevrijdende pad over het hoofd zag. Het is een zielsreddend inzicht op de drempel van de dood.
Oudewaters leven wordt gekenmerkt door een heimelijk zoeken naar God, gedreven door een allesbepalende angst níet door God gevonden te worden. In zijn ijver schakelt hij steeds een standje bij — en dwingt hij zijn gezin en gemeente met hem mee. Onderweg verliest hij langzaam maar zeker alles: de band met zijn kinderen, zijn vrouw, meerdere trouwe gemeenteleden. Gezinsscheuring, kerkscheuring, schoolstrijd: zijn orthodoxe rechtlijnigheid en hardnekkigheid maken meer kapot dan hem lief is.
Uiteindelijk blijft hij alleen achter, als een Bijbelse Job die meent dat zijn lijden het offer is dat God van hem vraagt. Maar wanneer zijn einde nadert, slaat de ontreddering toe. Zijn kinderen breken onverwacht bressen in zijn geloofsbastion, en de moslima houdt hem — zonder ophef, zonder oordeel — een spiegel voor. Zij helpt hem het kleine restje menselijkheid in zichzelf weer te herkennen en zijn zwakheden eindelijk onder ogen te zien. In die rol wordt zij, bijna ondanks zichzelf, zijn reddende engel.
Boeiend voor gelovigen én ongelovigen
Het hoofdthema van het boek — verbinding, luisteren en gezien worden — maakt duidelijk dat De Dominee en de Moslima niet uitsluitend een boek is voor de ‘getrainde gelovige lezer’. Wie weinig of niets met geloof heeft, treft vooral een verhaal over twee getraumatiseerde mensen die noodgedwongen leren leven met wat er in hun verleden is gebroken. Hun religieuze achtergrond bepaalt de kleur van hun pijn, maar niet de kern ervan. Schuld, verlies, schaamte en het moeizame gevecht om weer mens te durven zijn — het zijn universele thema’s die gelovigen en niet-gelovigen evenzeer herkennen. Voor insiders biedt de roman een eerlijke blik op de spanningen binnen een gesloten, reformatorische gemeenschap; voor buitenstaanders is het een zeldzame, empathische inkijk in een wereld waar geloof zowel houvast als hindernis kan zijn. Juist dat dubbelportret geeft de roman een brede reikwijdte.