Sporten moet voor iedereen leuk zijn.

We sporten op een veilige manier.

We zorgen dat sporten voor iedereen veilig is.

We zeggen “nee” tegen pesten.

Als we denken dat iets niet veilig is, zeggen we het (aan de trainer).

We respecteren onszelf, onze teamleden, onze tegenstanders, de scheidsrechters en het milieu.

We houden rekening met ons lichaam. We gaan zover mogelijk, maar we stoppen als het teveel wordt. We drinken als we dorst hebben.

We houden ons aan de regels. We strijden eerlijk, zonder vals te spelen.

We zijn trots als we winnen. En we zijn blij voor de andere deelnemers.

We luisteren naar de trainer en de scheidsrechters.

We houden het (sport)terrein en de kleedkamer proper.

We zijn een groep, een team.

We gaan voor elkaar door een vuur.

We werken samen om beter te worden.

We supporteren voor elkaar.

We doen altijd ons best.

We geven onszelf voor de volle 100%.

We tonen wat we kunnen.

We dagen onszelf uit. We proberen onszelf elke keer te verbeteren.

We gaan eerlijk de uitdaging aan.

Fouten maken is niet erg. We leren uit onze fouten.

We geven niet op.

We rusten niet op onze lauweren. Het kan altijd beter.