De aantrekkingskracht tussen de moleculen is groot
De moleculen zitten dicht op elkaar en op een vaste plaats.
De moleculen trillen op hun plaats.
De aantrekkingskracht tussen de moleculen is groot, maar minder groot dan bij een vaste stof.
De moleculen wisselen voortdurend van plaats.
De moleculen kunnen langs elkaar bewegen.
De aantrekkingskracht tussen de moleculen is klein
De moleculen zitten ver uit elkaar
De moleculen bewegen zich snel en vrij in de ruimte.
voorbeeld met water
vast: ijs
vloeibaar: water
gas: waterdamp
(sublimeren wordt ook wel vervluchtigen genoemd)