Een in principe jaarlijks toe te kennen staatsprijs voor de letterkunde, waarbij afwisselend verhalend proza, poëzie of essaykunst bekroond wordt. De prijs is in 1947 ingesteld door het toenmalige ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen die de prijs op advies van een jury uitreikt op het Muiderslot. Hij bestaat uit een geldprijs en een oorkonde.
jaar winnaar
1947 - Arthur van Schendel
1948 - A.M. Hammacher
1949 - Gerrit Achterberg
1950 - Simon Vestdijk
1951 - E.J. Dijksterhuis
1952 - J.C. Bloem
1953 - F. Bordewijk
1954 - L.J. Rogier
1955 - A. Roland Holst
1956 - Anna Blaman
1957 - P.C.A. Geyl
1958 - Pierre Kemp
1960 - Victor E. van Vriesland
1961 - H.W.J.M. Keuls
1962 - Theun de Vries
1963 - F. van der Meer
1964 - Leo Vroman
1966 - Anton van Duinkerken
1967 - Lucebert
1968 - Gerard Reve
1970 - Gerrit Kouwenaar
1971 - W.F. Hermans
1972 - Abel J. Herzberg
1973 - Hendrik de Vries
1974 - Simon Carmiggelt
1975 - Rudy Kousbroek
1976 - Remco Campert
1977 - Harry Mulisch
1978 - Cornelis Verhoeven
1979 - Ida Gerhardt
1980 - Willem Brakman
1981 - Karel van het Reve
1982 - M. Vasalis
1983 - Hella S. Haasse
1984 - Hugo Brandt Corstius
1988 - Rutger Kopland
1989 - Jan Wolkers
1990 - K. Fens
1991 - Elisabeth Eybers
1992 - Anton Koolhaas
1993 - Gerrit Komrij
1994 - J. Bernlef
1995 - A. Alberts
1996 - K. Schippers
1997 - Judith Herzberg
Schendel, Arthur François Emile van
(1874-1946) Nederlands romancier. Schreef in zeer verzorgd proza met grote verbeeldingskracht over het romantisch verlangen tot zwerven, voortvloeiend uit zijn eigen wensdromen. Schiep daarmee een droomwereld, vol weemoedige eenzaamheid, die het best tot uiting komt in 'Een zwerver verliefd' (1904) en 'Een zwerver verdwaald' (1907). Woonde sinds 1920 met zijn gezin in Italië ('Florentijnsche verhalen', 1929), begon met 'Het fregatschip Johanna Maria' (1930) een serie meer realistische romans over eenvoudige Hollandse lieden, o.a. 'De waterman' (1933), 'Een Hollandsch drama' (1935), 'De rijke man' (1936). Koos voor zijn laatste werken een wereld vol schijn, o.a. in 'De wereld een dansfeest' (1938) en 'Mijnheer Oberon en mevrouw' (1940). Prachtige verhalen bevat 'Herinneringen van een dommen jongen' (1934). Kreeg 1947 postuum P.C. Hooftprijs voor zijn 'Voorbijgaande schaduwen'.
Hammacher, Abraham Marie Wilhelmus Jacobus
(geb. 1897) Nederlands kunstcriticus en -historicus, o.a. werkzaam voor het Utrechts Dagblad en De Nieuwe Rotterdamsche Courant. Hammacher was van 1947-63 directeur van het Rijksmuseum Kröller-Müller te Otterlo en van 1958-68 hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Technische Hogeschool te Delft. Van zijn hand verscheen een groot aantal artikelen en boeken over beeldende kunst, o.a. - naast vele monografieën - 'Vorm en geest der Romaansche beeldhouwkunst' (1936), 'Amsterdamsche impressionisten en hun kring' (1941; 1947), 'Stromingen en persoonlijkheden; schets van een halve eeuw schilderkunst, 1900-1950' (1955), 'Beeldhouwkunst van deze eeuw' (1955) en 'Tradition and evolution of modern sculpture' (1969).
Achterberg, Gerrit
(1905-1962) Algemeen beschouwd als de belangrijkste dichter van de generatie die in de jaren dertig in Nederland bekendheid kreeg. Een unieke figuur vanwege zijn groot vers-technisch vermogen in de verbeelding van vrijwel steeds hetzelfde thema: het opheffen van de tegenstelling leven/dood in het gedicht. Mystiek beheerst zijn werk, dat door woord- en beeldgebruik vooruitloopt op de moderne poëzie.
Vestdijk, Simon
(1898-1971) Nederlands romanschrijver, essayist en dichter. Studeerde medicijnen (was enige tijd scheepsarts) en muziek, koos in 1932 definitief voor het schrijverschap. Ontwikkelde zich tot belangrijk en productief Nederlandse romancier en essayist, door A. Roland Holst getypeerd als man 'die sneller schrijft dan God kan lezen' (1950). Autobiografische elementen spelen grote rol in zijn oeuvre, met name in de achtdelige cyclus over Anton Wachter (zijn alter ego), die zijn oorsprong vindt in een lijvig manuscript 'Kind tussen vier vrouwen' (1932; uitgeg. 1972). Eerste vier delen beschrijven zijn jeugd in Harlingen (omgedoopt tot Lahringen): 'Terug tot Ida Damman' (1934), 'Sint Sebastiaan' (1939), 'Surrogaten voor Murk Tuinstra' (1948), 'De andere school' (1949), de latere zijn studententijd in Amsterdam: 'De beker van de min' (1957), 'De vrije vogel en zijn kooien' (1958), 'De rimpels van Esther Ornstein' (1959), 'De laatste kans' (1960). Half-autobiografisch zijn romans als 'Mijnheer Visser's hellevaart' (1936), 'De koperen tuin' (1950), 'De dokter en het lichte meisje' (1951), 'Het glinsterend pantser' (1956). Voornaam deel vormen voorts psychologische en historische romans. Tot de eerste categorie behoren o.m. 'Else Böhler, Duits dienstmeisje' (1935), 'Pastorale 43' (1948), 'De redding van Fré Bolderhey' (1948), 'Bevrijdingsfeest' (1949), 'Het genadeschot' (1964); tot de tweede ondermeer 'Het vijfde zegel' (1937), 'De nadagen van Pilatus' (1938), 'Rumeiland' (1940), 'Aktaion onder de sterren' (1941), 'Iersche nachten' (1946), 'De vuuraanbidders' (1947), 'De held van Temesa' (1962), 'Het proces van meester Eckhart' (1970). Ten slotte zijn er enige fantastische, soms naar science fiction neigende romans: 'De kellner en de levenden' (1949), 'Een moderne Antonius' (1960), 'Bericht uit het hiernamaals' (1964). Naast poëzie, o.a. 'Verzen' (1932), 'Gestelsche liederen' (1949) en novellen, o.a. 'De bruine vriend' (1935), 'Narcissus op vrijersvoeten' (1938), 'De erdwenen horlogemaker' (1939), ontstonden vele essays over uiteenlopende onderwerpen als 'Lier en lancet' (1939), 'De Poolsche ruiter' (1946), 'Astrologie en wetenschap' (1949), 'Kunst en droom' (1957) en studies over de symfonieën van Mahler (1960), Sibelius (1962) en Bruckner (1966). Tot zijn vele literaire onderscheidingen behoren de P.C. Hooftprijs (1950), de Constantijn Huygens-prijs (1955) en de Prijs der Nederlandse Letteren (1971), kort na zijn dood uitgereikt.
Dijksterhuis, Eduard Jan
(1892-1965) Nederlands wetenschapshistoricus, hoogleraar te Utrecht (vanaf 1953) en te Leiden (1955-1960). Bekend door publicaties over de geschiedenis van de exacte wetenschappen. Beroemdste werk: 'Mechanisering van het wereldbeeld' (1950), waarvoor hij de P.C. Hooftprijs voor letterkunde ontving; andere werken: 'Val en worp' (1924), 'De elementen van Euclides' (1929-1930), 'Simon Stevin' (1943).
Bloem, Jacobus Cornelis (Jacques)
(1887-1966) Nederlands dichter. Studeerde rechten, promoveerde in 1916, was tot 1946 voornamelijk werkzaam als griffier bij diverse kantongerechten. Centraal thema in Bloem's poëzie is het onvervuld verlangen. Soms ervaart hij dit als waardevol gegeven, soms leidt het tot neerslachtigheid. Uit laatste werk spreekt berusting. In 1953 ontving hij de P.C. Hooftprijs. Bundels onder andere 'Media vita' (1931), 'De nederlaag' (1937), 'Sintels' (1945), 'Quiet though sad' (1947), 'Avond' (1950), 'Afscheid' (1957).
Bordewijk, Ferdinand
(1884-1965) Nederlands schrijver en jurist. Debuteerde als Ton Ven met dichtbundel 'Paddestoelen', die evenmin als de 'Fantastische vertellingen' (3 dln., 1919-24) veel weerklank vond. Maakte naam met de romans 'Blokken' (1931), 'Bint' (1934) en 'Karakter' (1938), die - in de stijl der Nieuwe Zakelijkheid - door relatie of systeem veroorzaakte ontmenselijking op suggestieve, surrealistische wijze behandelen. Bordewijk's figuren verworden daardoor tot nachtmerrieachtige karikaturen. Deze typisch bordewijkiaanse sfeer verdwijnt in later werk. Ander proza o.a. 'Knorrende beesten' (1933), 'Rood paleis' (1936), 'Noorderlicht' (1948), 'De zigeuners' (1960).
Rogier, Ludovicus Jacobus
(1894-1974) Nederlands historicus, gespecialiseerd in de vaderlandse katholieke geschiedenis. Hoogleraar in Nijmegen (1947-64). Werk: 'Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de zestiende en zeventiende eeuw' (2 dln., 1945-47), 'Eenheid en scheiding' (1952). P.C. Hooftprijs (1952).
Roland Holst, Adriaan
(1888-1976) Nederlands dichter, wiens gehele oeuvre berust op de mythische verbeelding van de ideale situatie van de mens en diens botsing met de maatschappelijke werkelijkheid. Heimwee en verlangen naar een verloren gegane paradijselijke staat, vergelijkbaar met het mythische Elysium, worden beschreven met aan de natuur en aan de Keltische en Griekse sagen ontleende symbolen. Constantijn Huygens-prijs (1948), P.C. Hooftprijs (1955) en Prijs der Nederlandse Letteren (1959), waarbij het juryrapport hem als 'de prins van onze dichters' omschreef. Poëzie: 'Verzen' (1911), 'De belijdenis van de stilte' (1913), 'Voorbij de wegen' (1920), 'Een winter aan zee' (1937), 'Helena's inkeer' (1944), 'Tegen de wereld' (1947), 'In gevaar' (1958), 'Omtrent de grens' (1960), 'Geen zorg' (1964), 'Uitersten' (1967), 'Vuur in sneeuw' (1968). Proza: 'Deirdre en de zonen van Usnach' (1920), 'De afspraak' (1925), 'Het Elysisch verlangen' (1928), 'Tusschen vuur en maan' (1932), 'Uit zelfbehoud' (1938), 'Woest en moe' (1951), 'Bezielde dorpen' (1957), 'Kort' (1967; aforismen). Ook de tekst op het monument op de Dam te Amsterdam is van zijn hand. Roland Holst was een belangrijk vertegenwoordiger van het symbolisme in Nederland.
Blaman, Anna
(1905-1960) Nederlandse prozaïste, haar werk verscheen grotendeels na de Tweede Wereldoorlog en is, wat thematiek betreft, nauw verwant aan de romans van de Franse existentialisten. De schrijfster schetst de relaties tussen mensen in vriendschap en liefde; deze contacten, ontstaan uit angst voor eenzaamheid, worden gekenmerkt door een fundamentele ontoereikendheid. Haar boeken zijn in de Nederlandse literatuur baanbrekend geweest door hun onverhulde psychologische analyse van de erotiek. Anna Blaman, schuilnaam van Johanna Petronella Vrugt, werd geboren op 31 januari 1905 in Rotterdam, waar zij 13 juli 1960 overleed. Zij debuteerde in 1939 met de novelle 'Romance' in het jongerentijdschrift 'Werk'. 'Vrouw en vriend' (1941) was haar eerste roman. In 1943 werd clandestien de novelle 'Ontmoeting met Selma' gedrukt (herdrukt in 1969, tezamen met de novelle 'De kruisvaarder' (1950). Een tweede roman, 'Eenzaam avontuur' (1948), verwekte een schandaal en ontlokte heftige discussies over zedelijkheid en immoraliteit in de literatuur. Verder publiceerde zij de novellebundels 'Ram Horna' (1951) en 'Overdag en andere verhalen' (1957) en de roman 'Op leven en dood' (1954). In 1957 ontving zij de P.C. Hooftprijs voor haar gehele oeuvre. Haar laatste roman, 'De verliezers', bleef onvoltooid, maar werd in 1960 postuum uitgegeven met de brief waarin zij aan haar uitgever het verloop van de geschiedenis had geschetst. Haar voordrachten, losse artikelen en poëzie werden gebundeld onder de titel: 'Anna Blaman over zichzelf en anderen' (1963).
Geyl, Pieter Catharinus Arie
(1887-1966) Nederlands historicus. Geyl verwierf als een van de weinige Nederlandse historici uit de 20e eeuw internationale bekendheid, en wel met zijn publicaties over de theorie en de geschiedenis van de geschiedschrijving. Ondanks deze internationale faam heeft Geyl onmiskenbaar op het terrein van de vaderlandse geschiedschrijving zijn belangrijkste werk geleverd. Pieter Catharinus Arie Geyl werd in 1887 geboren. Van 1906 tot 1911 studeerde hij letteren in Leiden, specialiseerde zich in de vaderlandse geschiedenis en promoveerde in 1913. In 1914 werd hij correspondent voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant in Londen. In 1919 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de Nederlandse geschiedenis aan de universiteit van Londen. In de jaren dertig behoorde Geyl tot de stichters van het genootschap Eenheid door Democratie (1935), dat zich vooral tegen het opkomende fascisme keerde.
Kemp, Petrus Johannes (Pierre)
(1886-1967) Nederlands dichter. Was tot 1913 plateelschilder, van 1916-44 ambtenaar. Schreef kleurrijke lyrisch-romantische poëzie vol zuidelijke zwier en levensblijheid. Meester van de kleine vorm. Bundels o.a. 'Stabielen en passanten' (1934), 'Pacific' (1946), 'Engelse verfdoos' (1956), 'Maastricht en ik' (1956), 'De incomplete luisteraar' (1961), 'Perzische suite' (1965). P.C. Hooftprijs (1958).
Vriesland, Victor Emanuel van
(1892-1974) Nederlands letterkundige. Was van 1931-38 kunstredacteur van de NRC te Rotterdam, van 1938-40 hoofdredacteur van 'De Groene Amsterdammer'. Daarna van 1945-69 voorzitter der Nederlandse PEN-club en van 1962-65 president der internationale PEN-club. Was een uitermate belezen man met grote werklust, die ook in bredere kring grote bekendheid genoot. Literaire verdiensten werden beloond met Constantijn Huygens-prijs (1958) en P.C. Hooftprijs (1960) en vele andere, ook buitenlandse onderscheidingen. Poëziebundels o.a. 'Voorwaardelijk uitzicht' (1929), 'Herhalingsoefeningen' (1935), 'Vooronderzoek' (1946), 'Tegengif' (1959), 'Ondoordacht' (1965), 'Bijbedoelingen' (1972). Publiceerde voorts aforismen, literaire essays en bloemlezingen, waaronder de klassieke 'Spiegel van de Nederlandse poëzie door alle eeuwen'.
Keuls, Henricus Wybrandus Jacobus Maria (Hans)
(1883-1968) Nederlands dichter. Advocaat te Amsterdam, van 1925-48 directeur Bureau voor Auteursrecht. Schreef in harmonieuze vormen lyrische poëzie met diep religieuze, soms weemoedige ondertoon. P.C. Hooftprijs 1961. Bundels: 'In den stroom' (1920), 'Om de stilte' (1924), 'De dansende lamp' (1935), 'Rondeelen en kwatrijnen' (1941), 'Doortocht' (1943), 'Regionen' (1953), 'Valscherm' (1958), 'Achterwaarts' (1962).
Vries, Theunis Uilke (Theun) de
(geb. 1907) Nederlands schrijver. Koos in 1935 voor het communisme, was actief in het verzet, hetgeen tot internering in Amersfoort leidde. Schreef hierover in 'Doodskoppen en kaalkoppen' (1967). Brak na Russische inval in Tsjecho-Slowakije (1968) met het communisme, maar bleef overtuigd marxist. Publiceerde meeslepend, verhalend proza, waarvoor hij de P.C. Hooftprijs van 1962 kreeg toegekend. Tot zijn veelzijdige oeuvre, waaronder veel streekliteratuur, behoren o.a. 'Rembrandt' (1931), 'Wiardatrilogie' (1936-38), 'Eros in hinderlaag' (1945; verhalen), 'Sla de wolven, herder' (1946), 'Een spook waart door Europa' (1948), 'Het meisje met het rode haar' (1956; verfilmd 1981), 'Meesters en vrienden' (1962; memoires), 'Moergrobben' (1965), 'Spinoza' (1972), 'De menseneter' (1976), 'De vogels om het erf' (1978), 'De dood kwam met muziek' (1979), 'De blinde Venus' (1980), 'Materie en matrijs' (1980; essays), 'Ketters' (1982), 'Baron' (1987), 'Het hoofd van Haydn' (1988), 'Rivierlandschap in de winter' (1989), 'De première' (1990), 'Sint-Petersburg' (1992).
Meer, Frits van der
(1904-1994) Nederlands kunsthistoricus. Van der Meer werd in 1928 tot priester gewijd en promoveerde in 1934 te Rome aan het Instituut voor de archeologie van het christendom. Vanaf 1939 doceerde hij aan de Universiteit van Nijmegen, sinds 1955 als hoogleraar schoonheidsleer en kunstgeschiedenis, christelijke archeologie en iconografie. Zijn naar stijl en inhoud zeer verzorgde publicaties, die zowel van eigen visie als grote eruditie getuigen, bewegen zich vooral op het terrein van de vroegchristelijke en middeleeuwse kunst en cultuur. Tot de bekendste behoren: 'Augustinus de zielzorger' (1947), 'Christus' oudste gewaad' (1949) en 'Keerpunt der Middeleeuwen' (1950). In 1964 werd hem voor zijn gehele oeuvre de P.C. Hooftprijs toegekend.
Vroman, Leo
(geb. 1915) Nederlands dichter en schrijver. Studeerde biologie te Utrecht, ging in 1940 naar Nederlands-Indië, waar hij afstudeerde. Na gevangenschap tijdens Japanse bezetting op weg naar Nederland in VS blijven steken. Bouwde hier een wetenschappelijke carrière op. Werk, vaak voorzien van eigen illustraties, richt zich vol humor en gevoeligheid direct tot de lezer door het gebruik van een aan associaties rijke conversatietoon. De 'ik', zijn gezin, vooral zijn vrouw Tineke, zijn belangrijke elementen in zijn oeuvre, dat zich met alle aspecten van het leven bezighoudt. Proza o.a. 'Tineke' (1948), 'De adem van Mars' (1956), 'Snippers van Leo Vroman' (1958), 'Het carnarium' (1973; roman), 'Brieven uit Brooklyn' (1975); poëzie o.a. 'Gedichten' (1946), 'Poems in English' (1953), 'Uit slaapwandelen' (1957), 'Fabels van Leo Vroman' (1962), 'Manke vliegen' (1963), 'God en godin' (1967), 'Just one more world' (1976), 'Huis en tuin' (1979; fabels), 'Het verdoemde carillon' (1981), 'Verzamelde gedichten' (1985), 'Fractaal' (1986), 'Ongebundelde gedichten 1937-1941' (1989), 'Neembaar' (1991; bloemlezing), 'De godganselijke nacht' (1993). Vroman kreeg de P.C. Hooftprijs van 1964 toegekend. Voor zijn bundel 'Psalmen en andere gedichten' kreeg hij in 1996 de VSB Poëzieprijs.
Duinkerken, Anton van
(eig. Wilhelmus Johannes Maria Antonius Asselbergs; 1903-1968) Nederlands dichter en essayist. Studeerde aanvankelijk voor priester, koos daarna voor Nederlands en ging in de journalistiek. Redactielid van verscheidene literaire tijdschriften, o.a. van 'De Gids' en 'Dietsche Warande en Belfort'. Tijdens WO II door de Duitsers gegijzeld (Sint Michielsgestel). In 1940 bijzonder hoogleraar (Vondelstudie) te Leiden, in 1948 professor kunstgeschiedenis te Maastricht en in 1952 te Nijmegen hoogleraar Nederlandse en algemene literatuur. Van Duinkerken heeft zich altijd zeer ingezet voor de rooms katholieke culturele emancipatie, zij het vanuit een humanistisch standpunt. In zijn poëzie beschrijft hij op ongecompliceerde wijze de eenvoudige vreugden en teleurstellingen, in zijn essays toont hij zich een scherp diagnosticus. Werk o.a. de dichtbundels 'Onder Gods ogen' (1927), 'Lyrisch labyrinth' (1930), 'Hart van Brabant' (1936), 'Waaiend pluis' (1943), 'Tobias met den engel' (1946) en de essaybundels 'Achter de vuurlijn' (1931), 'De mensen hebben hun gebreken' (1935), 'Legende van den tijd' (1941), 'Mensen en meningen' (1952). In 1960 kreeg Van Duinkerken de Constantijn Huygens-prijs.
Lucebert
(eig. Lubertus Jacobus Swaanswijk; 1924-1994) Nederlands dichter en beeldend kunstenaar. Lucebert kreeg aanvankelijk vooral als dichter bekendheid. Hij wordt beschouwd als de meest invloedrijke van de Experimentelen of Vijftigers. Eind jaren '40 sloot hij zich aan bij de Cobra-beweging. In zijn poëzie, en later in zijn schilderwerk, gelden de principes van het antidogmatische, het 'primitieve', van naïviteit, spontaniteit en atonaliteit. Meermalen werd zijn werk bekroond, o.a. met de Constantijn Huygensprijs (1965), de P.C. Hooftprijs (1967) en de Grote Prijs der Nederlandse Letteren (1983). In 1965 en 1974 verschenen zijn verzamelde gedichten. Vanaf 1960 trad hij voornamelijk als schilder en graficus op de voorgrond, met werk gekenmerkt door felle kleuren, zwaar omrande vlakken en vervormde figuren met opvallende tanden. Later werd het coloriet verfijnder. Dchtbundels zijn o.a. 'Triangel der jungle' (1951), 'Apocrief' (1952), 'Van de afgrond en de luchtmens' (1953), 'Alfabee' (1944), 'Amulet' (1957), 'Val voor vliegengod' (1959), 'Gedichten 1948-63' (1965), 'Oogsten in de dwaaltuin' (1981), 'Het hart van de zoeker' (1987), 'Van de rusteloze woelgeest' (1993), 'Van de maltentige losbol' (1994).
Reve, Gerard
(eig. Gerard Kornelis van het Reve; geb. 1923) Nederlands schrijver, broer van Karel van het Reve. Behoort zowel door zijn werk, als door zijn controversiële uitspraken en onconventionele gedrag tot de opmerkelijkste hedendaagse Nederlandse auteurs. Debuteerde met de sterk autobiografische roman 'De avonden' (1947), gepubliceerd onder het pseudoniem Simon van het Reve en bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs. In dit sombere, realistische boek probeert de hoofdpersoon Frits Egters te ontsnappen aan eenzaamheid en verveling. Het geeft uiting aan gevoelens die bij veel jongeren vlak na WO II overheersten: negativisme, walging, radeloosheid. Sterke aandacht trokken de briefromans 'Op weg naar het einde' (1963) en 'Nader tot u' (1966), waarin Reve schreef over zijn homofilie en zijn religieuze gevoelens (hij trad in 1966 toe tot de r.-k. Kerk). Aangeklaagd wegens godslastering omdat hij God vergeleek met een ezel, werd hij in 1968 door de Hoge Raad vrijgesproken. Later werk kenmerkt zich door archasch taalgebruik en een mengeling van seksuele verlangens en mystiek-religieuze gevoelens, getemperd door humor en ironie. Hiertoe behoren o.a. 'De taal der liefde' (1972), 'Lieve jongens' (1973), 'Het lieve leven' (1974), 'Ik had hem lief' (1975), 'Een circusjongen' (1975), 'Oud en eenzaam' (1978), 'Brieven aan Wimie' (1980), 'De vierde man' (1981), 'Brieven aan Simon C.' (1981), 'Wolf' (1983), 'De stille vriend' (1984), 'Brieven aan Ludo P.' (1986), 'Bezorgde ouders' (1988), 'Het boek van violet en dood' (1996). Reve kreeg de P.C. Hooftprijs van 1968 toegekend.
Kouwenaar, Gerrit
(geb. 1923) Nederlands dichter. Behoorde tot de Cobra-beweging en de Experimentelen en stelde in 1955 de bloemlezing 'Vijf 5-tigers' samen. Zoekt in zijn poëzie naar wegen om de ontoereikende dichterlijke uitdrukkingsmogelijkheden van de taal te ondervangen. Kreeg de P.C. Hooftprijs van 1970 toegekend en in 1989 de Prijs der Nederlandse Letteren. Bundels o.a. 'Goede morgen, haan' (1949), 'Hand o.a.' (1956), 'Gebruik van woorden' (1958), 'Zonder kleuren' (1962), 'Autopsie, autonoom' (1965), '100 gedichten' (1969), 'Data/decors' (1971), 'Volledig volmaakte oneetbare perzik' (1978), 'Gedichten 1948-1978' (1982), 'Al met aarde' (1986), 'Het ogenblik: terwijl' (1987), 'Een geur van verbrande veren' (1991) en 'De tijd staat open' (1996; bekroond met de VSB-poëzieprijs).
Hermans, Willem Frederik
(1921-1995) Nederlands schrijver. Hermans, die van 1958 tot 1973 lector fysische geografie in Groningen was, behoorde tot de belangrijkste naoorlogse Nederlandse schrijvers. In zijn werk, dat dikwijls in de Tweede Wereldoorlog is gesitueerd, treden de thema's van de menselijke eenzaamheid en de absurditeit van het bestaan op de voorgrond. Hij beschrijft een wereld waarin geen mens te vertrouwen is, hetgeen leidt tot een doelloos bestaan waarin onzekerheid en achterdocht overheersen. Ook zijn vaak venijnige polemieken, zoals in Mandarijnen op zwavelzuur (1964), trokken de aandacht. Tot zijn bekendste romans behoren De tranen der acacia's (1949), De donkere kamer van Damocles (1958), Nooit meer slapen (1966), Onder professoren (1975) en Uit talloos veel miljoenen (1981). Postuum verscheen in 1995 nog Ruisend gruis. Nadat hij in 1971 de P.C. Hooftprijs had geweigerd, aanvaardde hij in 1977 de Grote Prijs der Nederlandse Letteren.
Herzberg, Abel Jacob
(1893-1989) Nederlands schrijver van Russisch-joodse afkomst. Studeerde rechten te Amsterdam en vestigde zich daar als advocaat. Was van 1934-39 voorzitter van Nederlandse Zionistenbond. Werd tijdens WO II geïnterneerd (1943), daarna gedeporteerd naar Bergen-Belsen (1944), waar hij door de Russen bevrijd werd. Keerde in 1945 in Nederland terug en publiceerde over deze periode opstellen ('Amor Fati', 1946) en een dagboek ('Tweestromenland', 1950). Schreef voorts 'Kroniek der jodenvervolging' (1950) en versloeg voor de Volkskrant het proces tegen Eichmann en publiceerde hierover 'Het proces-Eichmann' (1961) en 'Eichmann in Jeruzalem' (1962). Tot zijn belangrijkste toneelstukken behoren 'Herodes' (1955) en 'Sauls dood' (1958). Schreef verder o.a. 'Om een lepel soep' (1972), 'Drie rode rozen' (1975), 'Brieven aan mijn grootvader' (1984), 'Mirjam' (1985) en 'Aartsvaders. Het verhaal van Jacob en Jozef' (1986). Herzbergs oeuvre werd vele malen bekroond, o.a. met de Constantijn-Huygensprijs (1964) en de P.C. Hooftprijs (1972). Biografie: 'Een wijze ging voorbij' (Arie Kuiper, 1997). Vader van Judith Herzberg.
Vries, Hendrik de
(1896-1989) Nederlands dichter, schilder en tekenaar. Vanaf zijn debuut in 1918 schreef De Vries een eigenzinnige poëzie in een traditionele epische vorm. Het is moeilijk te doorgronden poëzie, waarin vrees voor de dood en ondergangsvisioenen verstrengeld zijn in een complex van psychologische en parapsychologische symbolen. In 'Toovertuin' (1946) en ook in zijn andere werk speelt de droom een grote rol. Hij hoorde bij de opvallende generatie Twintigers van Nijhoff, Marsman, Vestdijk en Slauerhoff, maar ging toch zijn eigen weg. In 1962 kreeg hij de Constantijn Huygens-prijs en de P.C. Hooftprijs 1973 voor zijn 'Goyescos' (1971), geïnspireerd op het werk van de Spaanse schilder Goya. De Vries had een sterke binding met Spanje, die zich o.a. uitte in door hem bewerkte Spaanse volksliederen en de vertaling van honderden gedichten. Bundels o.a. 'De nacht' (1920), 'Vlamrood' (1920), 'Lofzangen' (1923), 'Silenen' (1928), 'Stormfakkels' (1932), 'Nergal' (1937), 'Groninger symfonie' (1958), 'Impulsen' (1978).
Carmiggelt, Simon Johannes
(1913-87) Nederlands schrijver, bekend geworden door zijn dagelijkse cursiefje onder het pseudoniem Kronkel in het dagblad Het Parool. Vrijwel jaarlijks selecteerde hij uit deze grote productie een bundel. Carmiggelt beperkte zich tot het korte verhaal, dat bij hem gekenmerkt werd door een wat melancholieke humor. Simon Carmiggelt werd op 7 oktober 1913 in Den Haag geboren. Zijn eerste cursiefjes verschenen in 1936 in Vooruit, de Haagse editie van Het Volk, onder de rubriek 'Kleinigheden' (in 1940 gebundeld in 'Vijftig dwaasheden'). Aanvankelijk deed hij voor verscheidene kranten ook ander journalistiek werk. Uiteraard anoniem leverde hij enkele bijdragen aan het in de Tweede Wereldoorlog opgerichte illegale blad Het Parool, waarvan hij in 1945 redacteur werd. In 1946 startte hij in deze krant zijn cursiefjes onder het pseudoniem Kronkel. De vaste driekwart kolom kreeg spoedig als 'Kronkel' grote bekendheid. Sindsdien stelde hij bijna jaarlijks uit deze Kronkels een bloemlezing samen; 'Honderd dwaasheden' (1946) luidde deze lange reeks in; 'Allemaal onzin' (1948) bracht het tot meer dan tien herdrukken.
Kousbroek, Herman Rudolf (Rudy)
(geb. 1929) Nederlands essayist, gehuwd met de schrijfster Ethel Portnoy. Kousbroek studeerde wis- en natuurkunde te Amsterdam, daarna oosterse talen te Parijs. In 1950 was hij medeoprichter van het maandblad 'Braak'. In zijn essays, die o.a. verschenen in NRC Handelsblad en Vrij Nederland, zet hij zich met name af tegen het culturele klimaat in Nederland. Ook refereert hij vaak aan zijn geboorteland Indonesië. Daarnaast schreef hij enkele dichtbundels: 'Tien variaties op het bestiale' (1951) en 'Begrafenis van een keerkring' (1953). Voor zijn essays kreeg hij de P.C. Hooftprijs van 1975 toegekend. Hij publiceerde o.a. 'Anathema's' (6 dln., 1968-88), 'De aaibaarheidsfactor' (1969), 'Het avondrood der magiërs' (1970), 'Een kuil om snikkend in te vallen' (1971), 'Ethologie en cultuurfilosofie' (1973; Huizingalezing), 'De waanzin aan de macht' (1979), 'Het rijk van Jabeer' (1985), 'De archeologie van de auto' (1989), 'Einsteins poppenhuis' (1990), 'Het Oostindisch kampsyndroom' (1992), 'Terug naar Negri Pan Erkoms' (1995) en 'Hoger honing' (1997).
Campert, Remco Wouter
(geb. 1929) Nederlands dichter en schrijver, zoon van Jan Campert. Behoorde als dichter tot de Vijftigers of Experimentelen en was een der oprichters van het tijdschrift 'Braak'. Zijn in spreektaal geschreven werk kenmerkt zich door een laconieke toon, waarachter een diepe melancholie schuilgaat. Zijn oeuvre omvat poëzie: 'Vogels vliegen toch' (1951), 'Berchtesgaden' (1953), 'Bij hoog en bij laag' (1959), 'Hoera, hoera' (1965), 'Betere tijden' (1970), 'Theater' (1979), 'Amsterdamse dagen' (1984), 'Collega's' (1986), 'Een neger uit Mozambique' (1988; bloemlezing), 'Ode aan mijn jas' (1997), en proza: 'Alle dagen feest' (1955), 'De jongen met het mes' (1958), 'Het leven is vurrukkulluk' (1961), 'Het gangstermeisje' (1965), 'Tjeempie' (1968), 'Op reis' (1974), 'Na de Troonrede' (1980), 'Wie doet de Koningin' (1984), 'Tot zoens' (verhalen, 1986), 'Somberman's actie' (1985; boekenweekgeschenk), 'Eetlezen' (verhalen), 'De zomer van de zwarte jurkjes' (verhalen, 1996). In 1976 ontving Campert de P.C. Hooftprijs voor zijn poëzie.
Mulisch, Harry Kurt Victor
(geb. 1927) Nederlands schrijver uit de naoorlogse periode met een groot, zeer veelzijdig oeuvre. Zijn werk getuigt van een vituoze taalbeheersing en een opmerkelijke fantasie. Aanvankelijk schreef Mulisch voornamelijk verhalen en romans, naderhand legde hij zich ook toe op essayistische en beschouwende werken. Harry Kurt Viktor Mulisch, op 29 juli 1927 in Haarlem geboren, was vooral in de jaren 1955-1965 een van de bekendste Nederlandse schrijvers. Men bewondert zijn beheersing van de taal en zijn opmerkelijke fantasie. In 1952 debuteerde Mulisch met de roman 'Archibald Strohalm', waarmee hij de Reina Prinsen Geerlings-prijs won. Kort daarop verschenen de verhalenbundel 'Chantage op het leven' (1953), gevolgd door 'Het mirakel' (1955) en de 'De versierde mens' (1957), eveneens verhalen, en de romans 'De diamant' (1954), 'Het zwarte licht' (1956) en 'Het stenen bruidsbed' (1959). Een van de meest gelezen werken is 'De aanslag' (1981; verfilmd in 1986), een roman over een groepje verzetsstrijders die tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog een aanslag plegen op een politie-inspecteur. Verder schreef hij o.a. de novellen 'De elementen' (1988) en 'Het beeld en de klok' (1989), de poëziebundel 'Egyptisch' (1983) en het ambitieuze filosofische werk 'De compositie van de wereld' (1980). Mullisch kreeg de Constatijn Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs van 1977 toegekend. In 1993 ontving hij voor 'De ontdekking van de hemel' de Multatuliprijs, en in 1995 de Prijs der Nederlandse Letteren voor zijn gehele oeuvre.
Verhoeven, Cornelis Wilhelmus Maria
(geb. 1928) Nederlands filosoof en schrijver, hoogleraar in de antieke wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. Verhoeven is vooral bekend als cultuurfilosofisch essayist en van zijn bijdragen aan dag- en weekbladen. Verhoevens belangrijkste thema was aanvankelijk de symboliek (o.a. Symboliek van de voet, proefschrift, 1956). In zijn latere werk nemen beschouwingen over taal een grote plaats in. Publikaties: Het grote gebeuren (1966), De schaduw van een haar (1979), De omweg van het woord (1981), Het medium van de waarheid (1988) en Een velijnen blad (1989). In 1978 ontving Verhoeven de P.C. Hooftprijs.
Gerhardt, Ida Gardina Margaretha
(1905-1997) Nederlands dichteres. Ida Gerhardt studeerde klassieke letteren en promoveerde in 1942 op een gedeeltelijke vertaling van Lucretius' De rerum natura. In 1940 debuteerde ze met de dichtbundel Kosmos, waarna er nog zestien zouden volgen, in 1993 gebundeld in Verzamelde gedichten. Zij begon als dichteres over de Hollandse natuur, maar ging later over op meer existentiële poëzie. Uit haar gedichten, die zeer zorgvuldig zijn opgebouwd en verwoord, komt het beeld naar voren van de teruggetrokken dichter als profeet, die ogenschijnlijk triviale gebeurtenissen weet te duiden. Haar werk is meermalen bekroond, o.a. in 1979 met de P.C. Hooftprijs. In 1968 kreeg zij de Martinus Nijhoffprijs toegekend voor haar vertalingen, nog voordat haar veelgeprezen vertaling van alle 150 psalmen was verschenen (1972; samen met haar levensgezellin Marie van der Zeyde).
Brakman, Willem Pieter Jacobus
(geb. 1922) Nederlands arts en schrijver wiens oeuvre getuigt van een diep psychologisch inzicht. De hoofdpersonen zijn introverte figuren, geobsedeerd door de dood en het verval der dingen, alsmede door de erotiek. Werk o.a. 'Een winterreis' (1961), 'Die ene mens' (1962), 'Debielen en demonen' (1969), 'Kind in de buurt' (1972), 'Het zwart uit de mond van Madame Bovary' (1974), 'De blauwzilveren koning' (1977), 'Zes subtiele verhalen' (1978), 'Vijf manieren om een oude dame te wekken' (1979), 'Een weekend in Oostende' (1982), 'De bekentenis van de heer K.' (1985), 'Het doodgezwegen park' (1986), 'Heer op kamer' (1988), 'De vadermoorders' (1989), 'Pop op de bank. Een autobiografie' (1989), 'Van de in hogere kringen verliefde' (1990), 'Inferno' (1991), 'Een heiligverklaring' (1991), 'Een vreemde stam heeft mij geroofd' (1992), 'Vincent' (1993), 'Late vereffening' (1994), 'Een goede zaak' (1994), 'Een voortreffelijke ridder' (1995), 'Het interieur' (1996), 'Het groen van Delvaux' (1996) en 'De gelukzaligen' (1997). Brakman kreeg de P.C. Hooftprijs 1980 toegekend.
Reve, Karel van het
(geb. 1921) Nederlands filoloog en schrijver, broer van Gerard Kornelis van het Reve. Hij studeerde Slavische talen aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdan, was van 1948-57 bibliothecaris van het Rusland Instituut hiervan en promoveerde in 1954. Sedert 1957 is hij hoogleraar in de Slavische letteren aan de universiteit van Leiden. In 1967 verbleef hij te Moskou als correspondent voor Het Parool. Van het Reve is een strijdbare figuur die onomwonden voor zijn mening uitkomt. Hij is een overtuigd tegenstander van de communistische doctrine en iedere vorm van dictatuur, systemen die hij met veel ironie en scherpe humor beschreven heeft. Hij is een voortreffelijk vertaler van klassieke en eigentijdse Russische literatuur en onderhoudt op het laatstgenoemde gebied nauwe betrekkingen met de Alexander Herzen Stichting. Naast de romans 'Een nacht op de kale berg' (1961) en 'Twee minuten stilte' (1962; een humoristische universitaire detectiveroman) publiceerde hij vooral beschouwingen en studies over de Russische maatschappij en literatuur, die gebundeld werden in 'Rusland voor beginners' (1963), 'Siberisch dagboek' (1966), 'Het geloof der kameraden' (1969), 'Marius wil niet in Joegoslavië wonen' (1970) en 'Met twee potten pindakaas naar Moskou' (1970). Ca. veertig onder het pseudoniem Henk Broekhuis in NRC Handelsblad verschenen essays werden gebundeld tot 'Uren met Henk Broekhuis' (1978). Ander werk o.a. 'Rusland hoe het was' (1976), 'Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes' (1979), 'Afscheid van Leiden' (1984), 'Geschiedenis van de Russische literatuur' (1985), 'De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen' (1987). Veel reacties lokte zijn Johan Huizinga-lezing 'Literatuurwetenschap: het raadsel der onleesbaarheid' (1978) uit. Van het Reve kreeg de P.C. Hooftprijs van 1981 toegekend.
Vasalis, Margaretha
(eig. Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans; geb. 1909) Nederlands dichteres en psychiater. Schreef voor boekenweekgeschenk 1940 'Drie novellen' de novelle 'Onweer'. In de dichtbundel 'Parken en woestijnen' (1940) verwoordde zij op zeer eigen wijze haar reacties op de realiteit. Hierna volgden de bundels 'De vogel Phoenix' (1947) en 'Vergezichten en gezichten' (1954). Vasalis ontving de Constantijn-Huygensprijs 1974 en de P.C. Hooftprijs 1982.
Haasse, Hélène Serafia (Hella) van Lelyveldt-
(geb. 1918) Nederlands schrijfster, geboren in Batavia. Nederlands schrijfster, studeerde Scandinavische letteren, bezocht de toneelschool en speelde van 1943-47 in het cabaret van Wim Sonneveld, voor wie ze talloze teksten en liedjes schreef. Debuteerde met de dichtbundel 'Stroomversnelling' (1945) en werd bekend met de novelle 'Oeroeg' (1948; boekenweekgeschenk), waarin ze haar jeugdherinneringen verwerkte. Haar werk getuigt van grote eruditie en heeft dikwijls een historische achtergrond. Romans o.a. 'Het woud der verwachting' (1949), 'De verborgen bron' (1950), 'De scharlaken stad' (1952), 'Cider voor arme mensen' (1960), 'De meermin' (1962), 'Huurders en onderhuurders' (1971), 'De wegen der verbeelding' (1983), 'Berichten van het blauwe huis' (1986), 'Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern' (1989) en 'Zwanen schieten' (1997); toneel o.a. 'Een draad in het donker' (1963) en 'Geen bacchanalen' (1971); essays o.a. 'Dat weet ik zelf nog niet' (1959), 'Leestekens' (1965), 'Tweemaal Vestdijk' (1970) en 'Het licht der schitterige dagen. Het leven van P.C. Hooft' (1981). Hella Haasse kreeg de Constantijn Huygens-prijs van 1981, de P.C. Hooftprijs van 1983 en de Annie Romeinprijs van 1995 toegekend. Haar roman 'Heren van de thee' was in 1993 het Boek van het jaar.
Brandt Corstius, Hugo
(geb. 1935) Nederlands wiskundige en schrijver. Blinkt uit in essayistisch, satirisch proza, dat hij onder een groot aantal pseudoniemen publiceert (o.a. Battus, Raoul Chapkis, Jan Eter, Piet Grijs, Stoker). Kreeg in 1984 de P.C. Hooftprijs toegekend, maar het kabinet weigerde de prijs uit te reiken omdat Brandt Corstius 'het kwetsen tot instrument heeft gemaakt'. Schreef o.a.: 'De reizen van pater Key' (1966), 'Ik sta op mijn hoofd' (1966), 'Zes dagen van onbedachtzaamheid kan maken dat men een eeuwigheid schreit' (1966), 'Grijsboek' (1970), 'Zinnig tuig' (1971), 'Blijf met je fikken van de luizepoten af' (1972), 'Piet Grijs is gek' (1975), 'A is een letter' (1975), 'De encyclopedie' (1978), 'Opperlandse taal- en letterkunde' (1981).
Kopland, Rutger
(eig. Rutger Hendrik van den Hoofdakker; geb. 1934) Nederlands psychiater en dichter. In zijn van grote technische vaardigheid getuigende verzen is een grote hang naar het verleden bespeurbaar, een verlangen waarvan de dichter zelf aantoont dat het onmogelijk te realiseren is. Tot zijn dichtbundels behoren 'Onder het vee' (1966), 'Het orgeltje van Yesterday' (1968), 'Alles op de fiets' (1970), 'Wie wat vindt heeft slecht gezocht' (1972) en 'Een lege plek om te blijven' (1975). 'Het bolwerk van de beterweters' (1970) is een essaybundel waarin Kopland zich onder eigen naam kritisch uitlaat over de verhouding arts-patiënt en 'Een pil voor Doornroosje' (1975) bevat essays over de psychiatrie in al haar verschijningsvormen. Kopland kreeg voor zijn poëzie de P.C. Hooftprijs van 1988 toegekend. Latere dichtbundels zijn o.a. 'Al die mooie beloften' (1978), 'Dit uitzicht' (1982), 'Voor het verdwijnt en daarna' (1985), 'Herinneringen aan het onbekende' (1988), 'Dankzij de dingen' (1989), 'Geduldig gereedschap' (1993) en 'Tot het ons loslaat' (1997; VSB-poëzieprijs 1998).
Wolkers, Jan Hendrik
(geb. 1925) Nederlands beeldend kunstenaar en schrijver. Bezocht Leidse schilderacademie, volgde daarna opleiding tot beeldhouwer, o.a. te Parijs, waar hij verhalen begon te schrijven, gebundeld in zijn debuut 'Serpentina's petticoat' (1961). In 1962 verscheen zijn eerste roman, 'Kort Amerikaans' (verfilmd 1979), na twee verdere verhalenbundels, 'Gesponnen suiker' (1963), 'De hond met de blauwe tong' (1964) en de romans 'Een roos van vlees' (1963), 'Terug naar Oegstgeest' (1965) was zijn naam voorgoed gevestigd. Dit vroege werk heeft een sterk autobiografische inslag, een afrekenen met zijn jeugd onder een autoritaire vader in een streng gereformeerd milieu. Opmerkelijk hierin zijn ook de in details beschreven wreedheden en seksuele handelingen. In later werk blijft de eenzaamheid als centraal thema staan, om in zijn meest recente romans plaats te maken voor een zekere modieusheid. Ander werk o.a. 'Turks fruit' (1969; verfilmd 1973), 'De walgvogel' (1974), 'De kus' (1977), 'De doodshoofdvlinder' (1979), 'De perzik van onsterfelijkheid' (1980), 'Brandende liefde' (1981), 'Gifsla' (1983), 'De onverbiddelijke tijd' (1984), '22 sprookjes, verhalen en fabels' (1985), 'Tarzan in Arles' (1991). In 1989 kreeg hij de P.C. Hooftprijs toegekend, die hij echter weigerde te aanvaarden. In zijn beeldhouwwerk staat zijn geheel eigen, authentieke thematiek centraal. Maakte o.a. het Auschwitzmonument in Amsterdam.
Fens, Cornelis Waltherus Antonius (Kees)
(geb. 1929) Nederlands letterkundige, van 1962-66 redacteur van het tijdschrift 'Merlyn'. Als literair criticus verbonden aan diverse dagbladen. Zijn beschouwingen en kritieken werden gebundeld in o.a. 'De eigenzinnigheid van de literatuur' (1964), 'De gevestigde chaos' (1966), 'Loodlijnen' (1967), 'Tussentijds' (1972), 'De eenzame schaatser' (1978), 'Waarom ik niet tennis (en ook niet hockey)' (sportcolumns; 1980), 'De onsterfelijke lezers' (1984) en 'Een gedicht verveelt zich niet' (1988). Ontving in 1990 de P.C. Hooftprijs.
Eybers, Elisabeth Françoise
(geb. 1915) Zuid-Afrikaans dichteres, studeerde letteren te Witwatersrand en was tot haar huwelijk in 1937 redactrice bij enkele tijdschriften. Haar eerste bundels, 'Belydenis in die skemering' (1936) en 'Die stil avontuur' (1939), bevatten zeer persoonlijke stemmingspoëzie uit de periode kort voor haar huwelijk tot na de geboorte van haar eerste kind, waarmee zij brak met de onpersoonlijke poëzie van de voorafgaande generatie. Ook in haar later dichtwerk staat de vrouw centraal. Latere bundels zijn o.m. 'Die vrou en andere verse' (1945), 'Die ander dors' (1946), 'Tussensang' (1950), 'Die helder halfjaar' (1951), 'Neerslag' (1958), 'Balans' (1963), 'Kruis of munt' (1973), 'Einder' (1977), 'Gedigte 1936-1958' (1978), 'Bestand' (1982), 'Rymdwang' (1987), 'Noodluik' (1989), 'Tydverdryf/Pastime' (1996) en 'Verbruikersverse' (1997). In 1961 vestigde Eybers zich te Amsterdam. In 1974 werd haar oeuvre bekroond met de Herman Gorterprijs, in 1978 ontving zij de Constantijn Huygens-prijs en in 1991 de P.C. Hooftprijs.
Koolhaas, Anton
(1912-1992) Nederlands schrijver. Koolhaas werd vooral bekend door de volstrekt eigen wijze waarop hij het conventionele dierenverhaal vernieuwde. Met groot inlevingsvermogen beschreef hij het gedrag van dieren, die menselijke trekken hebben. Bundels dierenverhalen van hem zijn o.a. 'Poging tot instinct' (1956), 'Er zit geen spek in de val' (1957) en 'Gekke witte' (1958). Vanaf zijn eerste roman, 'Een pak slaag' (1963), ging hij zich meer op het menselijk personage richten. Ook schreef hij een aantal filmscenario's, zoals voor 'Bij de beesten af' (1972) van Bert Haanstra, en enkele toneelstukken, waaronder 'Niet doen, Sneeuwwitje' (1966). Tot zijn bekendste romans behoren 'Vanwege een tere huid' (1974) en 'Een aanzienlijke vertraging' (1981). Zijn werk is o.a. bekroond met de Constantijn Huygens-prijs (1989) en de P.C. Hooftprijs (1992).
Komrij, Gerrit Jan
(geb. 1944) Nederlands dichter, vertaler en essayist. Komrij debuteerde in 1968 met 'Maagdenburgse bollen en andere gedichten', waarin een grimmige humor en virtuoze rijmtechniek opvielen. Uit zijn redactionele werk voor het tijdschrift 'Maatstaf' blijkt een romantische inslag. Zeer bekwaam vertaler. Haalde zich vanwege de selectie de woede van de Vijftigers of Experimentelen op de hals met de bloemlezing 'De Nederlandse poëzie van de 19e en 20e eeuw in 1000 en enige gedichten' (1978). Werk o.a. 'Ik heb goddank twee goede longen' (1971), 'Tutti-frutti' (1972), 'Daar is het gat van de deur' (1974), 'Horen, zien en zwijgen' (1977), 'Dood aan de grutters' (1978), 'Papieren tijgers' (1978), 'De os op de klokketoren' (1982; gedichten), 'Het chemisch huwelijk' (1982; toneel), 'De gelukkige schizo' (1985), 'Lof der simpelheid' (1988), 'Humeuren en temperamenten: een encyclopedie van het gevoel' (1989), 'Over de bergen' (1990), 'Met het bloed dat drukinkt heet' (1991), 'Dubbelster' (1993). In 1993 ontving hij voor zijn beschouwend proza de P.C. Hooftprijs. In 1996 verscheen de bundel 'Een zakenlunch in Sintra en andere Portugese verhalen', over Komrijs ervaringen in Portugal, waar hij woont en werkt. In 1998 verscheen 'In liefde bloeyende', een verzameling van ruim 100 beschouwingen over Nederlandse poëzie sinds de twaalfde eeuw.
Bernlef, J.
(eig. Hendrik Jan Marsman; geb. 1937) Nederlands schrijver, was van 1958-71 een der redacteuren van 'Barbarber'. Zowel zijn poëzie, als zijn proza is in eenvoudige bewoordingen gesteld, overeenkomstig de ideeën van 'Barbarber'. Poëzie o.a. 'Kokkels' (1960), 'Ben even weg' (1965), 'Grensgeval' (1972), 'Zwijgende man' (1976), 'De kunst van het verliezen (1980), 'Winterwegen' (1983), 'Verschrijvingen' (1985), 'Wolftoon' (1986), 'Gedichten 1970-1980' (1988), 'Geestgronden' (1988) en 'Vreemde wil' (1994); proza o.a. 'Stukjes en beetjes' (1965), 'Sneeuw' (1973), 'Meeuwen' (1975), 'De man in het midden' (1976), 'Hersenschimmen' (1984), 'Publiek geheim' (1987; bekroond met de AKO-prijs), 'Vallende ster' (1989), 'De witte stad' (1992) 'Eclips' (1993) en 'Verloren zoon' (1997). Zijn verhalenbundel 'Cellojaren' (1995) geeft de staalkaart van zijn thematiek weer, die zich concentreert op de processen van herinneren en vergeten en de sporen die ze nalaten in de taal. Bernlef kreeg de Constantijn Huygensprijs 1984 toegekend en werd in 1994 onderscheiden met de P.C. Hooftprijs voor zijn poëzie.
Alberts, Albert
(1911-1995) Nederlands schrijver. Alberts studeerde indologie en was enkele jaren als bestuursambtenaar werkzaam in Nederlands-Indië, waar hij tijdens WO II door de Japanners werd geïnterneerd. In 1952 debuteerde hij met de verhalenbundel De eilanden. Bekend werd hij pas met de roman De vergaderzaal (1974). Hierna volgden o.a. De honden jagen niet meer (1979), Het zand voor de kust van Aveiro (1982), De Utrechtse herinneringen (1983) en De vrouw met de parasol (1991). Zijn thematiek is die van de geïsoleerde mens die zich zonder veel illusies staande probeert te houden. Zijn stijl is uiterst sober, ieder overbodig detail ontbreekt. Hierdoor krijgen zijn verhalen iets abstracts en onwezenlijks. De ware emotionaliteit ligt diep verscholen onder de nuchtere bovenlaag. Ook schreef hij een aantal historische studies. In 1975 kreeg hij de Constantijn Huygensprijs en in 1995 de P.C. Hooftprijs.
Schippers, K.
(eig. Gerard Stigter; geb. 1936) Nederlands schrijver en dichter, medeoprichter en redacteur van het tijdschrift Barbarber. Speelt met de werkelijkheid en gebruikt de taal als middel om tot een soort vervreemdingseffect te komen. Poëzie o.a. 'De waarheid als De koe' (1963), 'Verplaatste tafels' (1969), 'Sonatines door het open raam' (1972); proza o.a. 'Een cheque voor de tandarts' (1967; met J. Bernlef), 'Holland Dada' (1974), 'Bewijsmateriaal' (1978), 'Eerste indrukken' (1979), 'Beweegredenen' (1982), 'Een liefde in 1947' (1985), 'De berg en de steenfabriek' (1986), 'Museo sentimental' (1989; over beeldende kunst), 'Eb' (1992), 'Vluchtig eigendom' (1993), 'De vermiste kindertekening' (1995; essays) en de roman 'Poeder en wind' (1996). Voor zijn beschouwend proza werd hem in 1996 de P.C. Hooftprijs toegekend.
Herzberg, Judith Frieda Lina
(geb. 1934) Nederlands schrijfster, dochter van Abel Herzberg. Herzberg debuteerde in 1963 met de dichtbundel 'Zeepost'. Haar verrassende, heldere dichtwerk is het resultaat van een liefdevolle, zeer intense beschouwing van het alledaagse leven. Poëzie o.a. 'Zeepost' (1963), 'Beemdgras' (1968), 'Vliegen' (1970), 'Strijklicht' (1971), '27 liefdesliedjes' (1973). Dezelfde intelligente eenvoud karakteriseert ook haar toneelstukken, televisiespelen en filmscenario's waarmee ze sinds begin jaren tachtig uitblinkt. Haar persoonlijke kijk op de wereld is grappig en verwarrend. In 1980 kreeg zij de Jan Campertprijs voor toneel en in 1989 de Nederlands/Vlaamse Toneelschrijfprijs. Heel bijzonder en knap gestructureerd waren haar scenario voor 'Charlotte' (naar het omstreeks 1940 getekende levensverhaal van Charlotte Salomon) en haar toneelstuk 'Leedvermaak', beide verfilmd door Frans Weisz (1981, 1989). In 1992 verscheen haar dichtbundel 'Zoals'. Judith Herzberg ontving in 1994 de Constantijn Huygens-prijs voor haar gehele oeuvre en in 1997 de P.C. Hooftprijs voor haar poëzie.