De gemeente Amsterdam stelde in 1947 een speciale essayprijs in die vanaf 1972 onder de naam Busken Huet-prijs tweejaarlijks wordt uitgereikt. Sinds 1982 bestaat de driejaarlijkse Staatsprijs voor kritiek en essay. Onder literaire kritiek wordt de journalistieke of essayistische bespreking in kranten, tijdschriften en boeken van de kenmerken en kwaliteiten van literaire werken begrepen. Een literair criticus (recensent) moet allereerst een rechtvaardiging geven voor de gronden waarop hij een werk goed of slecht vindt, maar een wetenschappelijke uiteenzetting wordt van hem niet verwacht. In het Franse en Engelse taalgebruik is dat anders. Critique littéraire en literary criticism omvat ook literatuurtheorie. Het verschil is gradueel. Het hangt ervan af voor wie men schrijft. In het eerste geval richt de criticus zich tot een breder publiek dan in het tweede. De moderne literatuurkritiek ontstond pas in de 18e eeuw, met name door de spectatoriale geschriften. In de 19e eeuw stond de historische, biografische benadering centraal, vooral in het werk (o.a. Nouveaux lundis) van de Fransman Sainte-Beuve (1804-1869), die invloed had op o.a. Busken Huet (1826-1886). In Contre Sainte-Beuve zette Marcel Proust (1871-1922) zich af tegen de biografische literatuurkritiek. Een kunstwerk is volgens hem de uitdrukking van een dieper gelegen ik, dat geheel los staat van de persoon in de alledaagse werkelijkheid. In de 20e eeuw staat de tekst centraal van explication de texte (tekstverklaring) en explication littérale (letterlijke betekenis) naar explication littéraire (de diepere zin).
jaar winnaar
1947 - Fokke Sierksma voor Poëzie als ernst
1949 - W.F. Hermans voor Fenomenologie van de pin-up girl
1954 - G.H.M. van Huet voor Lezen en laten lezen (eerste en tweede bundel)
1954 - S. Vestdijk voor Essays in duodecimo
1955 - J.C. Brandt Corstius voor De nieuwe beweging
1955 - R. Jacobsen voor Kaleidoscoop
1956 - Evert Straat voor Levend verleden, Antonia Machado
1956 - Jan Engelman voor Twee maal Apollo
1957 - Paul Rodenko voor Tussen de regels
1959 - Jeanne van Schaik-Willing voor Na afloop
1959 - Rob Nieuwenhuys voor De zaak Lebak na honderd jaar
1961 - H.A. Gomperts voor De schok der herkenning
1961 - Piet Calis voor Napoleon van het Leidseplein
1963 - J. Kamerbeek jr. voor Creatieve wedijver
1965 - H.A. Gomperts voor De geheime tuin
1965 - Henk Romijn Meijer voor Bij de dood van Willem Carlos Williams
1967 - H. Drion voor Het conservatieve hart
1969 - Rudy Kousbroek voor Revolutie in een industrie-staat
1971 - T.A. van Dijk voor Taal, tekst, teken
Busken Huet-prijs:
1973 - Sybren Polet voor Literatuur als werkelijkheid, maar welke?
1975 - J.Goudsblom voor Balans van de sociologie
1977 - Kees Verheul voor Verlaat debuut en andere opstellen
1979 - Gerrit Komrij voor Papieren tijgers
1981 - Jacques Hamelink voor In een lege kamer een garendraadje
1983 - Abram de Swaan voor De mens is de mens een zorg
1985 - Hugo Brandt Corstius voor Rekenen op taal
1987 - Andreas Burnier voor Essays 1968-1985
1989 - Jacq Firmin Vogelaar voor Terugschrijven
1990 - Angenies Brandenburg voor Annie Romein-Verschoor 1895-1978
1991 - Jan Wolkers voor Tarzan in Arles
1992 - Sem Dresden voor Vervolging, vernietiging, literatuur
1993 - Piet Meeuse voor De jacht op Proteus
1994 - Benno Barnard voor Het gat in de wereld
1995 - Willem Jan Otten voor De letterpiloot
1996 - Gerrit Krol voor De mechanica van het liegen
1997 - Elsbeth Etty voor Liefde is heel het leven niet. Henriëtte Roland Holst 1869-1952
1998 - Oek de Jong voor Een man die in de toekomst springt
1999 - H.L. Wesseling voor Lopende Zaken
2000 - Charlotte Mutsaers voor Zeepijn
2001 - Cyrille Offermans voor De ontdekking van de wereld
2002 - Léon Hanssen voor Sterven als een polemist