Brief door Ouderkracht voor 't kind aan Van Rijn en de Tweede Kamer, Kamerbrief AO jeugdhulp 30 juni 2016

Post date: 30-jun-2016

Op zaterdagochtend 25 juni 2016 verzond Desiree van Doremalen, namens Ouderkracht voor ‘t kind, de onderstaande brief met input voor het AO-Jeugd van donderdag 30 juni 2016, aan de leden van de vaste Kamer Commissie van VWS.

Desiree van Doremalen is tevens bovenregionaal vertegenwoordiger van het Ouderplatform Zuid-Holland Zuid en vaste vervanger van onze initiatiefneemster Anke-Elze de Jong-Rietstap.

Aan de leden van de Vaste Kamercommissie Jeugd,

Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Den Haag, 24 juni 2016

Betreft: Input namens de ouderorganisaties voor het algemeen overleg jeugd 30 juni 2016

Geachte heer Van Rijn, geachte commissieleden jeugd,

De decentralisatie van de jeugdhulp heeft anderhalf jaar geleden plaatsgevonden. Sindsdien ligt de verantwoordelijkheid voor jeugdhulp bij de gemeenten. We zien dat steeds meer gemeenten van goede wil zijn en zich inzetten om de juiste hulp mogelijk te maken. We horen steeds meer positieve geluiden. We zoeken bij gemeenten naar “best practices”.

Het is wenselijk dat lokale tegenkracht goed georganiseerd wordt. Ouders en cliënten weten heel goed wat nodig is om jeugdhulp juist in te vullen. Het is waardevol om ouders en cliënten al aan de voorkant de mogelijkheid te bieden om mee te denken.

Wij zien knelpunten, waarvan enkele zeer ernstige vormen aannemen.

Veelal sluiten verordeningen niet aan bij het doel en de strekking van de Jeugdwet. Er zullen maatregelen genomen moeten worden wanneer een gemeente herhaaldelijk wetgeving ‘aan haar laars lapt’.

Het delen van privacygevoelige gegevens

Wij constateren dat gemeenten ingediende facturen weigeren te betalen indien cliënten gebruik maken van een privacyverklaring in de jeugd-ggz.

De gemeenten zijn alleen bereid facturen te betalen wanneer alle gegevens, dus ook een diagnose, bekend zijn. Dit is in strijd met de tijdelijke ministeriële regeling “facturering Jeugdwet”: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-24278.html. Het is belangrijk om inzicht te krijgen in de uitwisseling van deze gegevens en om vast te stellen dat alle medewerkers Jeugd bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) geregistreerd zijn. Worden deze gegevens wel versleuteld verzonden naar personen die bevoegd zijn deze gegevens in te zien?

Beslissingstermijn volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Gemeenten houden zich nog altijd niet aan de beslissingstermijn, volgens de Awb een redelijke termijn van 8 weken. Wij constateren dat er nog steeds gemeenten zijn waar het maanden duurt voor een besluit wordt genomen. Men zou zich moeten houden aan een termijn van maximaal 6 weken voor onderzoek, voorbereiding en gesprek en daarna 2 weken om een beslissing te nemen. De oorzaak van het overschrijden van de beslistermijn ligt bij de gemeentelijke verordeningen. Veel gemeenten hebben daarin opgenomen dat de beslistermijn op een aanvraag pas gaat lopen als het keukentafel gesprek heeft plaatsgevonden. Dit is een onjuiste interpretatie van de Awb, die stelt dat een aanvraag een aanvraag is zodra deze conform artikel 4.2 Awb bij het bestuursorgaan is ingediend.

Zodra men aan de voorwaarden voldoet en men gebruik maakt van een familiegroepsplan, danwel een door een specialist opgesteld zorgplan moet dat als uitgangspunt worden genomen.

Wij zagen diverse keren dat een door een specialist opgesteld zorgplan niet serieus genomen werd. In voorkomende gevallen stellen behandelaren vast dat een bepaalde vorm van therapie dringend

noodzakelijk is in verband met het risico op stagnatie in de ontwikkeling van de jeugdige. Toch constateren wij dat gemeenten ook in die gevallen een ‘zorgvuldig’ onderzoek starten om eerst na acht weken een beslissing te nemen. Ouderorganisaties maken zich grote zorgen over die gevallen, deskundigen hebben de noodzaak van de voorziening immers al bepaald. Bovendien behoeft een jeugdige met een beenbreuk toch ook geen 8 weken op zijn gips te wachten?

Bij de ouders van Ouderkracht voor ’t kind is zelfs een gemeente bekend waar 13 PGB-indicaties binnen één jaar aan een jeugdige zijn afgegeven omdat de vorderingen van het kind, met autisme, maandelijks dienden te worden geëvalueerd.

Wij maken ons ook zorgen over de samenstelling van bezwaarcommissies. Tot dusverre troffen wij in geen enkele bezwaarcommissie een gedragsdeskundige of arts aan, terwijl dit in verband met de aard van de problematiek noodzakelijk is.

Wachtlijsten

Dit knelpunt is u welbekend. Het is schrijnend dat kinderen niet tijdig passende zorg ontvangen. Dit kan escalatie van de problematiek tot gevolg hebben en schade aanrichten aan kind en gezin.

Het uitblijven van passende zorg is in strijd met de jeugdhulpplicht en het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).

Nely Sieffers en Jacqueline Gomes van UW Ouderplatform en Desiree van Doremalen en

Anke-Elze de Jong-Rietstap van Ouderkracht voor ’t kind hebben overleg gevoerd met cliëntenorganisaties, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over doorzettingsmacht.

Ondanks de inspanningen van alle betrokken partijen is het niet helemaal gelukt iedereen op één lijn te krijgen. Ouderkracht voor ’t kind heeft nog steeds enorm veel moeite met doorzettingsmacht op die terreinen waar de wetgever evident is over de uitvoering.

Hoewel het college verantwoordelijk is kan het voor spoedeisende zaken belangrijk zijn dat er in elke gemeente iemand beschikbaar wordt gesteld die extra verantwoordelijkheden draagt om dusdanig te kunnen handelen opdat passende zorg zo spoedig mogelijk kan worden geregeld.

Wij zijn ons ervan bewust dat het uitblijven van passende zorg meerdere oorzaken heeft. Men moet en zal in belang van het kind handelen. In de Jeugdwet is geregeld dat gemeenten de juiste zorg in moeten kopen. De rechtbank in Rotterdam heeft daar onlangs een uitspraak over gedaan: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2016:4501.

Soms is het noodzakelijk om snel een beslissing af te dwingen en wordt de gang naar de rechter onvermijdelijk. Dit is mogelijk door middel van een bezwaar niet tijdig beslissen in combinatie met het treffen van een voorlopige voorziening. De daaruit voortkomende jurisprudentie zal gemeenten richting geven hun beleid hierop aan te passen.

Daarnaast zullen instellingen zichzelf moeten dwingen om open te communiceren en te onderzoeken wat zij kunnen doen om wachtlijsten en wachttijden zoveel mogelijk te voorkomen. Zodra een instelling geen ruimte heeft en er nog budget bij gemeenten beschikbaar is moet dit budget uitgegeven kunnen worden aan een andere instelling, die de benodigde zorg wel snel kan leveren. Het is mooi om te zien dat een aantal instellingen hier al mee aan de gang is gegaan.

Wachtlijsten kunnen ook ontstaan door de wijze waarop lokale overheden met budgetten omgaan. Een deel van de gemeenten hanteert instellingsbudgetten. Dit houdt in dat een gecontracteerde instelling tegen een vooraf vastgesteld bedrag zorg mag leveren. Zodra het budget wordt overschreden kan een instelling geen nieuwe patiënten toelaten. Er zijn op dit moment instellingen bekend die een wachtlijst van 40 weken hebben. Het veld heeft een “treeknorm” vastgesteld: 80 procent van de patiënten moet binnen drie weken geholpen worden en 100 procent binnen vier weken. In de gemeenten die instellingsbudgetten hanteren wordt de norm ruimschoots overschreden. Op die plaatsen kan het probleem van de wachtlijsten worden opgelost door gemeenten en instellingen te dwingen de treeknorm te halen.

Onafhankelijke cliëntondersteuning

Onafhankelijke cliëntondersteuning verdient onze aandacht. In de eerste plaats “de onafhankelijkheid”. Soms worden er afspraken gemaakt wanneer een ondersteuner wel of geen hulp mag bieden. Ook zijn ondersteuners vaak verbonden aan wijkteams waardoor in casusoverleg hun onafhankelijkheid onder druk komt te staan.

De “benodigde expertise” is een tweede punt van zorg. In de wet staat dat cliëntondersteuning levensbreed is en zich over alle domeinen uitstrekt, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Jeugdwet, de Participatiewet, de Zorgverzekeringswet en de Wet passend onderwijs. We zien dat cliëntondersteuners op bepaalde gebieden en voor bepaalde doelgroepen echt tekort schieten. Met name bij jeugdigen binnen de jeugd-ggz en de jongeren met jeugdzorgproblematiek. Cliënten worden verzocht zelf iemand mee naar de gesprekken te nemen. Jeugdigen of hun ouders moeten deze ondersteuning dan zelf bekostigen. Deze kosten dienen feitelijk voor rekening van de gemeente te komen omdat zij immers niet de juiste expertise hebben ingekocht. Een verwijzing door gemeenten om gebruik te kunnen maken van cliëntondersteuning is niet noodzakelijk, deze zou voor iedereen toegankelijk en laagdrempelig moeten zijn.

Informatievoorziening en toegang

Wij vinden het noodzakelijk dat er duidelijke en gebruiksvriendelijke informatievoorzieningen voor inwoners beschikbaar komen. Een website waarop alle vormen van jeugdhulp worden beschreven. Vanaf de aanvraagprocedure tot en met het hulpaanbod. Er behoort ook informatie te worden verstrekt over de te nemen stappen indien men het niet eens is met een beslissing of bij het uitblijven van een besluit.

Ook de namen van de gecontracteerde aanbieders, de ingekochte vormen van hulp en de beschikbare werkzaamheden alsmede een werkende link naar een actuele website moeten worden opgenomen.

In de toegang moet voldoende expertise aanwezig zijn om een goede triage uit te kunnen voeren zodat jeugdprofessionals de juiste weg kunnen wijzen naar de hulp die het kind en het gezin nodig hebben.

De keuzevrijheid voor de zorgvormen ZIN en PGB

Er zijn gemeenten die zorgvragers geen keuzevrijheid bieden en menen dat alleen zorg in natura (ZIN) mogelijk is. Andere gemeenten geven slechts bij hoge uitzondering een persoonsgebonden budget (pgb) af. Dit staat haaks op de afspraak dat de keuze voor pgb of ZIN bij de zorgvrager ligt, mits deze of zijn of haar vertegenwoordiger voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een pgb. Ook zijn er gemeenten die weigeren om een pgb te verstrekken wanneer de zorg door naasten, sociaal netwerk, wordt verleend, terwijl de budgethouder ook hier keuzevrijheid in heeft. Een gemeente kan er wel voor kiezen om zorg uit het eigen netwerk tegen een afwijkend, lager, informeel tarief in te kopen, danwel uit te betalen.

Daarnaast wordt in een aantal gemeenten voor ingekochte pgb-zorg binnen het eigen netwerk een drempel voor bovengebruikelijke zorg opgeworpen met als consequentie dat de benodigde zorg verminderd wordt met 10 tot 14 uur per week. Bij een indicatie voor 20 uur begeleiding per week betekent dit dat er slechts 6 uren worden uitbetaald. Inmiddels heeft de rechtbank te Overijssel hierover een besluit genomen: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2016:1380. De staatssecretaris stelde dit al in de kamerbrief met nummer 879175-144873-J van 7 december 2015.

Het baart ons zorgen dat gemeenten niet altijd gevolg aan deze brief hebben gegeven.

In Almere zijn ons zaken bekend, waar de bezwaarcommissie deze kamerbrief alsmede voornoemde uitspraak terzijde schuift.

De mogelijkheid van directe doorverwijzing door de huisarts

Het blijkt in een aantal gemeenten toch niet mogelijk dat een huisarts direct doorverwijst naar door de gemeente ingekochte specialistische hulp, zodat deze samen met het gezin naar de juiste vorm van hulp kan zoeken, de bekende tweetrapsraket. In een aantal gemeenten dient een huisarts eerst naar een wijkteam door te verwijzen, waarna laatstgenoemde bepaalt of de specialistische hulp wel noodzakelijk is. Feitelijk volgt hieruit dat HBO-opgeleide professionals, zonder medische achtergrond, de huisartsen controleren. Wij verwachten dat gemeenten hierop aangesproken worden. De Jeugdwet regelt immers dat huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten mogen doorverwijzen naar alle vormen van jeugdhulp.

18+ en jeugdhulp

Voor deze groep zien we graag de mogelijkheid van verlengde jeugdhulp zodra dit in het belang van de jongvolwassene is en beter aansluit op zijn of haar zorgvraag. We horen nog veel te vaak dat jongeren, met een duidelijke hulpvraag, na hun 18e jaar aan hun lot worden overgelaten.

De ouderorganisaties hopen dat gemeenten spoedig de bestuurlijke en organisatorische randvoorwaarden creëren voor de inhoudelijke transformatie van de jeugdhulp, de bovengenoemde knelpunten aanpakken zodat we steeds meer positieve geluiden gaan horen en inzien dat de verbinding van zorg met onderwijs een noodzakelijk voorwaarde is om passende hulp aan kinderen en jongeren te kunnen bieden.

Laten we er samen voor zorgen dat kinderen tijdig de zorg krijgen die nodig is.

Hoogachtend,

Desiree van Doremalen en

Anke-Elze de Jong-Rietstap, namens

Ouderkracht voor ’t kind